VOOR SNEEK E$ OMSTREKEN.
51HJW8- ES IDWTmiBLAD
De Trekhondenwet.
ff
I
CLOT KILDE.
Zaterdag 26 Augustus 1911.
66e Jaargang.
No. 68a
■■■■■■■■I
Uitgever: B FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Feuilleton.
Gedeputeerde Staten
de honden aange-
I
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek 10,40 per 8 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
13;.
hondenkar wordt een nummer
aan den houder wordt koste-
Burgemeester en
inschrijving door,
enz. niet meer
zworenen hadden hunne plaatsen reeds weder inge
nomen.
De president richtte nu de gebruikelijke vraag tot
de gezworenen waarop hun voorzitter de voorgeschreven
woorden uitsprak en aldus eindigde »Ja, de aange
klaagde is schuldig!*
Men hoorde eenige onderdrukte uitroepen vanenke
len uit het publiek, toen luisterden allen weer met
gespannen aandacht. De voorzitter der gezworenen
voegde echter niets meer aan het slot toe, men had
den veroordeelde alzoo geen verzachtende omstandig
heden toegekend. Thans moest alleen nog door het
gerechtshof de straf worden uitgesproken en die kon
in dit geval alleen de doodstraf zijn.
Op bevel van den president werd de beschuldigde
weder binnengeleid. Met vaste houding, het hoofd op
geheven, trad hij binnen, terwijl hij zijn verdediger
toelachte, die bleeker was dan hij. De president las
de toepasselijke wetsartikelen voor, waarvan artikel
312 de doodstraf vaststelde. John Nameless hoorde
rustig toe, zonder dat een spier in zijn gelaat ver
trok.
De president eindigde met de woorden »Ge hebt
drie dagen tijd om in verzet te komen.*
Onmiddelijk antwoordde de beklaagde met vaste stem:
•Daar zal ik geen gebruik van maken.*
•Leidt den veroordeelde weg,« klonk nu het bevel.
Hij behoefde echter niet weggevoerd te worden, doch
gingmetdezelfde zelfbewuste houding, die hij gedurende
de geheele zitting getoond had, nadat hij nog een laat
stee blik met mevrouw Sauveterre gewisseld had. De
zaal was nu spoedig ledig. Uit de gesprekken van het
vertrekkende publiek kon men opmaken, dat de meesten
niet verwacht hadden, dat in dit geval de wet in hare
volle strengheid zou worden toegepast.
Wordt vervolgd.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
•Welzeker, twijfel je daar nog aan P«
•Ik ben zelfs vast overtuigd, dat hij onschuldig
is, en ik reken er op, dat hij vrijgesproken zal
worden.*
•Je gelooft dus aan zijn incognito, waaraan hij uit
achting voor zijn familie vasthoudt Je gelooft dat
het waar is, dat hij een samenkomst met een dame had
op den avond van den moord, en dat hij zijn alibi
niet wil aantoonen, om den goeden naam van die dame
te bewaren? Och, kom tante, zooiets leest men alleen
in romans.*
•Zoudt gij dan in zulk een geval u niet voor eene
dame opofferen*, vroeg mejuffrouw Chabot.
•Als ik die dame beminde, ja, zonder beraad.*
•Nu dan moet ge toegeven, dat het met dezen ge-
heimzinnigen beschuldigde ook het geval kan zijn.
Overigens ben ik het niet met mevrouw de barones eens:
ik geloof met u, dat hij den moord werkelijk begaan
heeft.*
Tegen haar wil moest Clothilde dit gesprek aanhooren;
haar aandacht was echter bjjzonder gevallen op de om
standigheid, dat de heer de Carolles. dien zij nog im
mer niet herkende, een zeer vertrouwd vriend van den
advocaat Berquin scheen te zijn. Veel zou het haar
waard geweest zijn, ook zoo goed met dien beroemden
rechtsgeleerde bekend te zijn, aan wien de beschuldigde
misschien de geheele waarheid bekend had.
Intusschen had de heer de Carolles afscheid genomen
van de dames, en onmiddellijk daarna klonk een schel,
ten teeken, dat de gezworenen met hunne beraad
slaging gereed waren en in de zaal zouden terug-
keeren.
Zij hadden niet veel tijd noodig gehad. Was dit een
goed of een slecht voorteeken Onder het publiek
waren de meeningen hierover verdeeld, doch men had
geen tjjd om daar veel over te praten, want de ge-
1
•Nu, als het alleen geweest was om je oude tante
te believen, zou je gedienstige ijver wel zoo groot niet
geweest zijn,* zeide de barones d’Audevon, een vijftig
jarige dame met vriendelijk gelaat.
Mijnheer de Carolles kwam tegen deze onderstelling
op, maar hij deed dat op zulk een wijze, dat mejuffrouw
Eugenie Chabot, een echte Parijsche, ’t gepast oordeelde
te blozen en haar lief gezichtje achter haar waaier te
verbergen haar galanten vereerder beloonde zij door
hem over den rand van den waaier heen een gloeien-
den blik toe te werpen.
Toch vergiste zij zich, als zij dacht, dat het den
neer de Carolles alleen om haar te doen was. Hij had
Clothilde dadelijk herkend als de dame die destijds
in de Champs Elysées medewandelde met de schoone
onbekende, van wie hij geen enkel spoor meer had
kunnen ontdekken. Toen hij mevrouw Sauveterre naast
zijne tante zag zitten, hoopte hij dat de dames wellicht
een gesprek met elkaar zouden aanknoopen, en hij daar
door gedurende de pauze gelegenheid zou krijgen om
aan haar voorgesteld te worden. Dan zou hij trachten
haar uit te hooren omtrent zijn onbekende schoone.
Hugo de Carolles werd in deze verwachting teleur
gesteld, maar nu was hij nog te meer besloten om met
Clothilde in kennis te komen, hetzij later, hetzij bij
het verlaten der zaal of vóór het gerechtsgebouw.
•Nu, wat zeg je van dien John Nameless vroeg me
vrouw d’Audevon hem.
•De man verstaat heel goed de kunst om de belang
stelling tot zich te trekken, in het bijzonder van de
dames. Als hij werd vrijgelaten, ontving hij zeker hon
derden brieven met een liefdesverklaring er in, daar zou
ik op durven wedden. Ik zou zelf ook wel eens een
moordje willen wagen, om te zien, of ik ook zooveel
geluk bij het schoone geslacht zou hebben.*
•Geloof je dan, dat hij schuldig is
HOOFDSTUK V.
Vervolg).
Alles was vlugger van de hand gegaan dan men
verwacht had en niet ten onrechte maakte men daaruit
op, dat de gezworenen ook wel spoedig met hun oor
deel gereed zouden zijn.
Op dat oogenblik trad een heer, in toga als advocaat
gekleed, op de beide dames toe, die aan de rechterzijde
van Clothilde zaten. Mevrouw Sauveterre meende
hem reeds vroeger gezien te hebben, maar kon zich
niet herinneren op welke plaats dit geweest was. Beide
dames barstten in lachen uit, toen de heer een deftige
buiging voor haar maakte, niet zonder ook een blik op
Clothilde te werpen.
•Wat een aardig maskerade-pak riep mejuffrouw
Chabot vroolijk uit. «Waarom hebt ge die toga aan
getrokken, die u zoo slecht kleedt, mijnheer de Ca-
rolles
•Mijn vriend Berquin heeft ze mij geleend,* ant
woordde de voormalige officier, »om mij de zaal te kun
nen binnensmokkelen dat zou anders bijna niet mo-
gelijk geweest zijn.*
•Des te meer dankbaarheid zijn wij u verschuldigd
voor de twee entréekaarten, die ge ondanks alles voor
ons hebt weten machtig te worden.*
•Dat is het werk van mjjn vriend Berquin. Men moet
altijd goede betrekkingen hebben, dat is de hoofdzaak
en dan wat doet men niet om dames te be
lieven antwoordde hij met komischen ernst.
van een hondenkar
bestaat en de
enz. voldoen
eischten.
Voor elke
aangewezen en
loos een nummerbewijs afgegeven.
De zegelkosten van zoodanig bewijs, door den
houder verschuldigd, bedragen 75 cents.
De houder moet het nummer goed leesbaar
op de kar aanbrengen; ook moet op de kar dui
delijk staan de naam van den houder en de
gemeente waar hij woont.
H et nummerbewijs moet altijd in het bezit
zijn van dengene, die de kar leidt. Deze is
verplicht dit nummerbewijs op aanvrage on
middellijk te laten zien aan de politie.
De honden, die gebruikt worden, moeten
gezond zijn en in staat te trekken. Daarom is
het verboden kreupele, schurftige, gewonde,
zichtbaar drachtige of zoogende honden te
gebruiken.
Ze moeten volwassen zijn en de schouder
hoogte moet ten minste 50 centimeter bedra
gen. Na 1 September 1914 moet de schou
derhoogte van honden, gespannen voor de kar,
ten minste 60 centimeter bedragen.
Indien de kar stilstaat of in rust is, mag
het gewicht van de kar niet op den hond
drukken. Daarom moeten er aan de kar steun-
seis zijn, die zorgen dat de stilstaande kar
niet op den hond drukt. Dan moet er een
drinkbak voor den hond aan de kar zijn.
Het tuig moet bestaan uit een borstriem
van zacht leer, ten minste 4 centimeter breed.
Deze moet zoo lang zijn, dat zij strekt tot ach
ter de voorpooten; zij moet met strengen vast
gemaakt worden aan een spoorstok, die on
der de hondenkar vastgemaakt is tusschen de
twee uiteinden van de boomen. Verder moet
het tuig bestaan uit een draagriem, ten minste
6 centimeter breed, en uit een buikriem van
ten minste 4 centimeter breed.
Voldoen kar, tuig of honden niet aan het
hierboven genoemde, dan weigeren Burge
meester en Wethouders de inschrijving.
Ook wordt de inschrijving geweigerd, wan
neer de houder binnen één jaar 2 maal bij een
vonnis, waar tegen niet meer opgekomen kan
worden, veroordeeld is voor dierenmishande
ling of omdat hij dieren te zware lasten deed
dragen of trekken, of het vervoer door dieren
op noodeloos pijnlijke wijze heeft doen geschie
den, of omdat hij de bepalingen van deze
nieuwe wet overtreden heeft en er nog geen
twee jaar verloopen zijn sinds het oogenblik,
waarop men tegen het laatste vonnis niets
meer kon doen.
Weigeren Burgemeester en Wethouders de
inschrijving, dan doen zij mededeeling hiervan
aan hem, die verzocht als houder van een
hondenkar ingeschreven te worden.
Wil hij zich bij die weigering niet neerleg
gen, dan kan hij zich tot Gedeputeerde Staten
wenden. Binnen dertig dagen nadat hem is me
degedeeld dat hij niet als houder van een hon
denkar is ingeschreven, moet hij dan een ver
zoek op zegel van 55 '/g indienen bij Gedep.
Staten. In dit verzoekschrift moet hij uiteen
zetten, waarom hij het besluit van Burgemees-
Nu met 1 September a.s. de Trekhonden
wet in werking treedt, is het misschien niet
ondienstig daaraan nog eens eenige regels te
wijden, want menig trekhondenhouder zal er
nog moeilijkheden mee ondervinden.
Door de wet wordt onderscheid gemaakt
tusschen houder van een hondenkar en ge
leider van een hondenkar.
Voorschriften in acht te nemen door den
houder van een hondenkar:
Wil iemand een hondenkar gaan houden,
dan moet hij zorgen:
1. dat hij als houder
wordt ingeschreven;
2. dat de kar en de honden en het tuig,
die hij gebruiken wil, zijn, zooals de wet dat
eischt; en
3. dat ook degene, dien hij met de kar
uitzendt, aan de voorschriften van de wet vol
doet.
Men mag geen hondenkar houden en ge
bruiken of doen gebruiken zonder ingeschreven
te zijn.
Die inschrijving geschiedt door Burgemees
ter en Wethouders, die de inschrijving kunnen
weigeren of doorhalen, zoo men eenmaal inge
schreven is.
Wil men als houder van een hondenkar in
geschreven worden, dan wende men zich tot
de secretarie van de gemeente waar men woont
en verzoekt aldaar ingeschreven te worden.
Burgemeester en Wethouders schrijven dan
in, zoo hun blijkt, dat daartegen geen bezwaar
hondenkar, het tuig, de honden
aan de hierna te noemen ver-
ter en Wethouders onjuist acht.
Tegen de beslissing van
is niets meer te doen.
Wanneer de inschrijving eenmaal gedaan is,
dan kan die later doorgehaald worden. Daarmee
vervalt het recht om een hondenkar te hou
den. Burgemeester en Wethouders halen
eene inschrijving door, wanneer kar, hond,
tuig enz. niet meer zijn, zooals ze wezen
moeten, of ook wanneer de houder van de
hondenkar binnen één jaar 2 maal veroordeeld
is om dezelfde redenen, die hierboven bij de
weigering reeds genoemd zijn.
Zijn er twee jaar verloopen, nadat tegen de
laatste veroordeeling niet meer opgekomen
kan worden, dan kunnen die veroordeelingen
geen reden meer zijn om de inschrijving door
te halen, of eene nieuwe inschrijving te wei
geren.
Ook van eene doorhaling kan men bij Ge
deputeerde Staten in beroep komen, op dezelfde
wijze als van eene weigering. Is een inschrij
ving onherroepelijk doorgehaald, dan is het
nummerbewijs niet langer geldig.
Is de inschrijving eenmaal doorgehaald en
dus het recht om een hondenkar te houden,
vervallen, dan kan weer aangevraagd worden,
om opnieuw ingeschreven te mogen worden
als hondenkarhouder.
Zulk een nieuwe inschrijving wordt echter
eerst toegestaan 30 dagen, nadat de vorige
inschrijving was doorgehaald
De geleider moet op verschillende dingen
letten:
1 op de wijze, waarop
spannen moeten worden;
2 op de lading van de hondenkar;
3 op de snelheid van het loepen der honden;
4 op het nummerbewijs.
Komt hij een van de voorschriften, hierop
betrekking hebbende, niet na, dan is hij strafbaar.
Loopt er meer dan één hond voor de kar,
dan moeten de honden naast elkander gespan
nen zijn.
Voor de kar mogen ten hoogste 3 honden
gespannen worden.
Onder de kar ten hoogste twee. De hon
den, die onder de kar loopen, moeten rechtop
onder de kar kunnen staan, te rekenen naar de
schouderhoogte. Meer dan 2 personen mogen
niet op de kar zitten.
De lading, met de personen, die op de kar
zitten, meegerekend, moet in evenwicht zijn;
zij mag niet op de eene plaats zwaarder druk
ken dan op de andere plaats. Het voorttrekken
van wagen en lading mag de honden geen
bovenmatige inspanning kosten.
De geleider mag met de kar niet harder
rijden dan een paard in draf.
Op verlangen van de politie moet hij de
kar onmiddellijk doen stilstaan.
Hij moet het nummerbewijs altijd bij zich
hebben en onmiddellijk aan de politie laten
zien, zoo zulks gevraagd wordt. De maré-
chaussée’s en de ambtenaren van den Rijks-
en Provincialen Waterstaat staan in deze gelijk
met de politie.
Straffen voor den houder en den geleider:
Wordt het bovenstaande niet nagekomen,
dan kan de houder of geleider voor den straf
rechter komen en gestraft worden of met
hechtenis van ten hoogste 8 dagen, of met
geldboete van ten hoogste f 50.
De bepalingen omtrent hondenkarren, die tot
dusverre bestonden, vervallen alle 1 Septem
ber 1911. De inschrijvingen als hondenkar
houder, die krachtens die bepalingen gedaan
zijn, zijn dan niet meer van kracht.
Wel zijn van 1 September 1911 af nog
geldig de voorschriften over het uitwijken, het
stilstaan, het voor de honden gaan loopen bij
het tegenkomen van andere trekdieren enz.,
die in verschillende Provinciale en Gemeente
verordeningen voorkomen.
- o—
1 en die doorhaling
onherroepelijk is geworden. Al hetgeen bij de
inschrijving opgemerkt is, is ook bij de nieuwe
inschrijving van toepassing.
De houder moet zorgen, dat hij niet iemand
de hondenkar doet begeleiden, die jonger is
dan 14 jaar.
Is hij, die een hondenkar wil gebruiken, een
maal als houder ingeschreven, dan moet hij
zorg dragen, dat zijn honden, zijn kar, het tuig
enz. aan de bovengenoemde eischen blijven
beantwoorden; ieder, die een hondenkar gebruikt
of doet gebruiken in strijd met de genoemde
voorschriften, is stratbaar, onverschillig of hij
als houder is ingeschreven of niet. Is men
ingeschreven als houder, doch gebruikt men
bijv, kreupele of schurftige honden dan is men
strafbaar en staat tevens bloot aan doorhaling
van de inschrijving, dus aan verlies van het
recht om een hondenkar te mogen houden.
Voorschriften, die een geleider van een
hondenkar moet in acht nemen.
--