VOOR 8MM ES MSTREffi. SIEEW8- ES AIIVERTE8TIEBLA» CLOTHILDE. 66e Jaargang. Zaterdag 2 September 1911. No. 70u Van kind-zijn. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek. Feuilleton. van •App. Crt.« 15). we ’t niet te ons zelf ligt vaak hebben Hebben we Die kilheid en iets als en zakelijk Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 8 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. geen deugd ware. tot onwaarheid. En natuur en waarheid is één. Beide beteekenen ’t zich geven zooals men is. Zonder omwindsels zichzelf openleg gen in elk woord, elke daad. Geen halfheid willen, maar steeds vierkant durven zeggen dat ben ik. Misschien dat er zoo nog iets terugkwam in van z’n geheele wezen. En laat elk opvoeden slechts een lei den en besnoeien, nooit uitroeien zijn. Een zorgvuldig opkweeken van die twee schoonste loten uit den jongen stam blijdschap en waarheid. Dan zal de opvoeding een leering meteen zijn voor den leider. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. wat meer zelf zijn. Niet alsof beleefdheid en inschikkelijkheid Maar ze mag nooit leiden En natuur en beteekenen ’t zich Vader, ik heb ’n gat in m’n laars. Heeft u even geld om ’t te laten maken... Het water loopt er in als door een zeef. Mijn zoon, je moet zuinig leeren zijn, in dit geval kan ’t werkelijk weer zuiniger dan je wilde. Maak een tweede gat in je laars, en ’t water loopt er weer even gauw uit als ’t er in stroomde. de procureur-generaal er op aandringen, dat een voor beeld gesteld worde dat weet ik zeer zeker.» •Maar als de onschuld van den veroordeelde nog op het laatste oogenblik aan het licht kwam »0p zich zelf helpt hem dat ook nog niets, want het vonnis is overeenkomstig de wet geveld. Volgens de wet is er slechts ééne mogelijkheid over om het vonnis te vernietigen. Indien werkelijk een andere persoon de moordenaar bleek te zijn, zou hij voor het gerecht gebracht en veroordeeld moeten worden. Dan zijn de twee vonnissen over dezelfde misdaad met elkaar in strijd, en zonder verderen omhaal wordt het eerste vonnis krachteloos. Zoo iets is wel meer ge beurd, ofschoon zelden, in dit geval zal het echter zeker niet gebeuren. De man, dien men vandaag veroordeeld heeft, is de moordenaar van Bolton!» Een straal van hoop schitterde in Clothilde’s oogen; haar man had de eenige mogelijkheid om Henri te redden aangeduid: de ware moordenaar moest gevonden worden. Sauveterre trachtte nogmaals zijn vrouw over te halen om met hem mee te gaan; doch toen zij weder bedankte, ging hij alleen uit om een genoeglijken avond te hebben, dien hij volgens zijne meening van daag dan ook wel verdiend had. HOOFDSTUK VI. HOOFDSTUK V. (Vervolg). »Ja, dat dacht ik wel I Maar hoe denk je daar over, zouden wij samen eens een beetje frissche lucht gaan scheppen Zullen wij een wandeling langs de Champs Elysées doen en dan in een hotel gaan eten •Neen, dank je,antwoordde Clothilde, »ik heb vreese- Ijjke hoofdpijn. Ik zie ook voortdurend dien ongeluk kige voor mijn oogen, zooals hij daar in zjjn cel zit, vastgeketend als een wild dier.« •Vastgeketend P Welneen, volstrekt niet. Zulke menschen worden zeer goed behandeld. Maar jelui, vrouwen, beziet alle dingen van den sentimenteelen kant. Je hebt medelijden met dien misdadiger, omdat hij zeer goed de kunst verstaat comedie te spelen. Je houdt dien zeer gewonen schurk voor een ridderlijken romanheld •Ik denk alleen aan de vraag, of hij schuldig is.« •Hoe kan je daaraan twijfelen Berquin zelf is er van overtuigd, wat hij ook zeggen moge, en alleen om deze reden was zijn pleitrede vandaag zoo mat. Het is wel waar, dat ik hem de taak ook geweldig moeilijk had gemaaktik heb dien laag bezorgd. Maar ik had Sauveterre bemerkte niet, dat hij zijn vrouw meer en meer van zich vervreemde, hoe meer hij op zijn Hugo de Carolles had met zijn vriend Berquin af gesproken, dat ze elkaar na afloop der terechtzitting zouden ontmoeten in de club, waarvan ze beiden lid waren. Deze club was gevestigd in een der fraaiste huizen van de Operastraat. Men was daar op verre na niet zoo aristocratisch en kieskeurig als in de Joc key- of de Unionclub, maar behield het midden tus- schen de voorname clubs en de in Parijs talrijke »cer- succes roemde. Eerst had zij afkeer van hem gevoeld, nu vond zij hem zelfs belachelijk. Zij had hem wel willen toeroepen »De man, dien je hebt laten veroordeelen, is onschuldig en als hij ter dood gebracht wordt, dan ben jij de moordenaar Clothilde hield zich echter goed en had zelfs nog den moed zich te laten mededeelen, wat er nu met den veroordeelde gebeurde en welke vooruitzichten op redding hem nog overbleven. Zij vraagde, waar John Nameless nu gevangen zat en waar hij zou blijven tot aan de uitvoering van het vonnis. Sauveterre deelde haar mede, dat de veroordeelde zoo hij binnen drie dagen niet in hooger beroep kwam onmiddellijk naar de gevangenis La Roquette werd overgebracht en die slechts zou verlaten om het scha vot te beklimmen. Hij wilde haar ook nog een be schrijving geven van het »toilet« van een ter dood ver oordeelde die naar de guillotine wordt gevoerd, maar zij viel hem in de rede met den uitroep «Genoeg zwijg toch het is afschuwelijk De staatsprocureur gevoelde zich zeer gevleid door den diepen indruk, dien zijne schildering op zijn vrouw maakte, maar tóch hield hij op'. •Is er niets meer aan het vonnis te veranderen vroeg zij weder. •Hij heeft het recht om in hooger beroep te gaan,« antwoordde de staatsprocureur schouderophalend. »Ik zou er op durven wedden, dat hij toch nog besluit van dit recht gebruik te maken, ofschoon hij bij de zitting bluffend zei, dat nij dit niet zou doen, alleen om zijn rol van romanheld tot het einde getrouw te blijven. Binnen vier of vijf weken wordt dat beroep verworpen, want er kan geen enkel gezond bezwaar tegen bet vonnis ingebracht worden, en ten slotte kan hij nog gratie vragen, maar dat zal ook niet helpen. In een begeleidend schrijven aan den minister van Justitie zal ons van ’t aantrekkelijke van onze kindsheid. Misschien dat een blijde natuurlijkheid ons nog iets teruggaf van ’t geluk, ’t onvergetelijk ge luk onzer kinderjaren. •Indien ge niet zelf wordt als de kinderkens.» Welnu we hebben ze dichtbij ons. Laten we meer op hen letten ze hebben ons veel te leeren. In onze zonderlinge wijsheid verbeelden we ons dat ’t juist andersom is. Dat zij van ons moeten leeren. Beide is waar. Maar ’t eerste niet ’t minst. Wie de zonnige kinderglimlach leert overnemen en zijn leven lang trouw weet te bewaren, die heeft een innerlijke schat, die hem en zijn omgeving opweegt tegen alle uitwendige bezit, waarvoor ’t geluk niet te koop is. En wie ’t tweede wil toepassen en zijn kin deren van zijn eigen duur verworven wijsheid wil meedeelen, hij houde toch goed in 't oog dat hij een teer werk doet. ’t Is zoo moeilijk zich te geven geheel in den gedachten- en gevoelskring van een, die zoover van ons afstaat in behoeften en belan gen. ’t Is zoo heel moeilijk te weten wat een kinderziel beroert en beweegt, wat zijn kleine vreugden en droefheden zijn. Maar één ding staat vast, en dat is steeds in 't oog te houden nooit mag de kinder leeftijd slechts voorbereidend zijn voor 't latere leven. Elk levenstijdperk, elk jaar, elke dag ons leven is zelfdoel; geen van alle zijn slechts doorgangstijden naar wat later komt. Zoo laat dan elk kind waarlijk kind zijn. Volop genieten van zijn blijde, onbezorgde jeugd spelen en dartelen, zingen en lachen in een geheele overgave cles«, waar iedereen wordt toegelaten en die eigenlijk niets anders dan speelholen zijn. Er werd ook wpl gespeeld in de club, waarvan de heer De Carolles lid was, soms wel zeer hoog; maar over de toelating werd voor ieder geval afzonderlijk beslist door een comité, dat streng waakte, dat geen lid werd aan genomen dan wanneer hij een achtbaren en onbevlek- ten naam had. De leden waren meest lijke bon-vivants, beursman nen, kunstenaars, letterkundigen, advocaten en ambte naren der verschillende gouvernements-kantoren, en de club werd eiken avond druk bezocht. Toen Hugo de Carolles na zyn ontmoeting met mevrouw Sauveterre daar aankwam, was het inlusschen bjjna zes uur gewor den. Verscheiden bekenden, die wisten dat hij de zitting der gezworenen had bijgewoond, overstelpten hem met nieuwsgierige vragen, zoodat hij nauwelijks wist, wien hij eerst zou beantwoorden. Hjj stopte de ooren dicht, wachtte tot men wat bedaard was, en zei toen »Heeren, onze vriend Berquin is een tweede Demosthenes, de dames waren allen zeer bekoorlijk en John Nameless heeft een belangwekkenden karakterkop, dien de gezworenen hem helaas door hunne uitspraak zullen doen verliezen. Is dit voldoende?» •Voorloopig wel. Maar gelooft ge dan, dat men dien man zonder naam werkelijk ter dood zal brengen?» •Als de veroordeelde nog besluit om in hooger beroep te gaan, zal dit van het hof van cassatie af hangen, en voor genade, in laatste instantie van den president der republiek. Maar ik vrees, dat de naam- looze niet veel uitzicht meer heeft». •Vreest ge dat? Houdt ge hem dan voor onschul dig?» •Dat kan ik zoo maar niet zeggen in weinig woor den», antwoordde De Carolles ongeduldig. Wordt vervolgd. Toen we nog kinderen waren I Toen, ja toen! Toen de lucht nog blauw was en de weide groen, de zon lachte en de leeuwerik zong toen zorg nog niet stond in ons woordenboek en voor levensernst nog levensblijheid gold toen we nog sprongen en dartelden en vochten en speelden dat was een heerlijke tijd. De onvergetelijke tijd van ons leven waarin een kleinigheid ons blij maakte, elke gebeurtenis ons een ontroering was. Toen een knikker een voorwerp van hevigen strijd was, een gebroken pop reden tot veel tranen. Toen we alles wilden en mochten en konden, geen fatsoen of zoo ons belette te zijn wat we waren en wilden zijn, jonge, warme groei- seltjes in de koesterende zon. Gulden tijd van geluk en veel warmte. Tijd van waarheid in voelen en spreken. O, we meenden het als we iemand bij onze vrienden telden, en onze vijandschap was kort, maar echt. We waren brutaal oprecht we durfden. Tegenover ons vergiste iemand zich niet hij loog. We maakten niet beleefd op de ver gissing opmerkzaam, maar zeiden onze meening door een oorvijg. Wie oprecht was of laf, was ons een gruwel. Verklikken werd bestraft met uitstooting uit den kring, bewijs van vrees met openlijke spot of minachting. Alles wat we deden was natuurlijk en van zelf. Ook alle ongehoorzaamheid, alle katte- kwaad bleef ver van geniepigheid. En als ’t dat niet deed, was ’t alleen daarom reeds ver oordeeld. Wie denkt niet graag aan zijn jeugd terug wat oud gelaat trekt geen rimpels van ge noegen, als herinneringen opkomen en verha len rondgaan over »toen we nog jong waren». Geen wonder voor de meesten onzer is de kindertijd wèl voorbij. En met Paulus zeggen zij: «toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind, maar nu ik een man geworden ben, heb ik afgelegd wat eens kinds was». Ja, wij zijn mannen en vrouwen geworden en hebben tenietgedaan wat eens kinds was. of haar, die dat werkelijk voelt, en leegte bespeurt in zijn leven, onvoldaanheid naast alle succes welslagen, die zal wel de wegen vinden die leiden naar ’t oude bezit. En hoe meer hij ze zoekt, des te meer zal hij vinden; geluk. ’t Leven is zoo heel kort. En de zon schijnt maar ééns, en de wereld lacht maar éénmaal voor ons in al haar schoonheid. En de tijd komt, dat vogelenlied en windgeruisch en boo- mengezang voor ons verstomd zijn. Laten we toch zien wat we er van maken. Voor zoover we tenminste zelf iets kunnen veranderen aan eigen levensbestemming. En niet geheel ons behoeven te buigen onder den eisch van omstandigheden en omgeving. Levenswijsheid is in theorie toch zoo heel eenvoudig. Wat zorgeloosheid en wat natuur ’t is alles. We moesten eens wat minder zorgen kunnen hebben over ons zelf en ons eigen belang, wat minder zaken in ’t hoofd, wat ruimer beweeg- kringen, waf grootere belangen. Ja, ik voel met pijn, dat er zooveel zijn, die dit niet kunnen. Die niet anders kunnen hebben dan de eene zorg zich en de hunnen in ’t leven te houden. Maar ook velen onder ons behoeven dat toch niet. En diegenen be doel ik. Ze zijn vaak zoo heel klein, onze zorgen. Ja, in onze verbeelding bestaande vaak al leen. En toch vergallen ze ons geluk en ver bitteren ons dagelijksch leven, ’t Zou een goed besluit zijn, wanneer we ons voornamen al onze zorgen te zien in ’t licht van de eeuwigheid en al onze vreugden in 't licht van het oogenblik, dat ze vullen. Rij elke zorg te denken aan den tijd, die ook deze weer verwijderen zal, bij elke vreugd alleen ons te verblijden zonder te denken aan wat was of zijn zal. En dan ’t tweede, wat natuur. Wat minder aangeleerde strijkages en In onze onbezorgde, blije kindergezichten zijn rimpels gekomen sprekend van zorgen en denken onze oogen lachen niet meer zoo vertrouwend de wereld in voor kinderspel en jongensvreugd hebben we nu zaken in hoofd en hart en de bloemen verloren hun zachten glans ’t water is minder frisch en de lucht niet meer zoo vroolijk en wij zijn volgepropt met cijfers en begrippen. De wereld heeft ons veel geleerd en ontno men ze heeft ons geleerd dat men ’t met een beetje buigen en plooien verder brengt dan met te groote openhartigheid en eerlijkheid. Ze heeft ons ingeprent met heiligen schroom wetten van fatsoen en mode. En tegen wien we als jongens een kernachtig »je liegt» spra ken, we voegen hem nu toe: «vergeef me dat ik uw meening niet deelen kan» of »de bedoeling van den geachten spreker is welis waar niet onjuist, maar En ze heeft ons ontnomen zoo wat ons ’t best was, onze na tuurlijkheid. Door haar zijn we niet van kind tot mensch gemaakt. Tot geschikte en bruik bare leden van de maatschappij, tot beleerde en hoffelijke en inschikkelijke gezelschapsmen- schen helaas, maar al te vaak ten koste van onze persoonlijkheid. Ze heeft ons meer ontnomen. Onze levens blijheid. En dat deed ze vaak, op een maar al te wreede wijze. De strijd om ’t bestaan is geen gemakkelijke leercursus. En wie steeds tobben moet om in z’n onderhoud te voorzien, verteert zijn onbezorgde blijdschap wel. Zou ’t voor goed zijn? Zouden we voor altijd moeten missen wat onze kindertijd maakte tot die heel heerlijke, waarop we zoo graag terugzien, die ons zoo dikwijls nog toelacht als een verloren paradijs? Laten gauw gelooven. Want ook bij de schuld zoo vaak mee. Zoo we niet meer kind willen zijn. gedacht, dat de bezigheden van onzen lateren leeftijd zooveel gewichtiger waren dan die uit onzen kindertijd. En hebben we ons wellicht trotsch gevoeld op onze meerdere wijsheid en ons beter begrip. Meenende, dat ’t zoo hoorde, dat we een hoofd vol cijfers en oordeelen en een hart zonder warme voelingen hadden. Zou ’t ooit te laat zijn om in te zien, dat er toch iets aan ons hapert, wanneer we mis sen de warme, spontane bewegingen, die we kenden in onze jeugd. Neen, niet voor hem goeden Berquin een neder- het toch voor moeielijker gehouden hem er onder te krijgen.» meer van zich vervreemde, hoe meer hij op zjjn NEEKER COURANT. i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1911 | | pagina 1