VOOR SIER ES OISTREEES.
SIEEWS- ES 1IIVERTESTIEBUI)
Wat-moet Jantje worden
CL0TH1LDE.
B6e Jaargang.
Woensdag 13 September 1811.
Van den Hak op den Tak.
Uitgever: B, FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
NO. 73u
Feuilleton.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 8 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
vergunning
»Ik heb
zoo
PÖ,
18).
»Hjj heeft ’m om«, zevt men van iemand, die te veel
gebruikt heeft.
’m om, ik ben de eenige, die ’m om heeft«,
verklaarde op een vergadering van de Maatschap-
van Nijverheid te Haarlem de heer Nolthenius van
zich zelf. Dat een fatsoenlijk man zoo iets van zich
zelf getuigt, in een vergadering van ordentelijke, fat
soenlijke menschen, al is het dan ook aan een feest
maaltijd, is zeker wel iets bijzonders. Maar laat ik u
dadelijk zeggen, dat de spreker met die uitdrukking
volstrekt niet te kennen wilde geven, dat hij den
Prins had gezien of gesproken. Hij bedoelde er iets
geheel onschuldigs mee, ik zal u zeggen wat. De
vergadering stond in het teeken van de winkelweek.
De vlaggen bleven er aan herinneren, de rijtuigen
voerden er des Vrijdags langs, de wandeling des Za
terdags had haar ten doel en ten slotte gaf zij den heer
Nothenius, aan den feestmaaltijd, aanleiding tot een hu-
moristischen toost met uitstalling van eenige echt
Nederlandsche artikelen welke hij van de wandeling
had meegebracht. Daarbij wees hij op zijn Neder-
achter de waarheid te komen, zelfs als hij verstokt
blijft. Toevallig ken ik den vader van mevrouw Sau-
vetene en ben ik tamelijk vertrouwd met hare familie
verhoudingen. Dit zal het uitgangspunt voor mijn
verdere nasporingen zijn.*
»Ik zie niet in, wat het u helpen zal.»
»Nu, laten wij eens aannemen, dat de naamlooze op
mevrouw Sauveterre verliefd is geweest vóór haar
huwelijken dat zij toen zijnliefde beantwoordde.Stel
u verder voor, dat haar vader niets wilde weten van
dien vrijer, zooals meer voorkomt, en dat de jonkman
toen naar Amerika is gegaan en zij gedwongen of be
praat is om met Sauveterre te trouwen. Als dat zoo
gebeurd is, begrijp ik volkomen waarom John Nameless
zijn naam geheim houdt. Hij doet dit dan om haar niet
in ongelegenheid te brengen, want werd zijn'verhouding
tot haar bekend, dan kon men licht op de gedachte
komen, dat hij Bolton vermoord en zijn geld gestolen
had om te kunnen vluchten met zijn geliefde, die hei
melijk met hem in betrekking was gebleven.*
»Men zou dat kunnen denken, maar zoo denkt gij er
toch niet over
»Als het werkelijk zoo was, zou het ’t best zijn hem
over te laten aan zijn lot, dat hij dan wel verdiend
zou hebben. Ik stel echter belang in hem, omdat ik
geloof, dat hij onschuldig is, maar om dit te kunnen
bewijzen, moet ik zijn vertrouwen winnen en daartoe
zal ik van den naam van mevrouw Sauveterre gebruik
maken. Morgen vroeg ga ik den gevangene in de
Conciergerie bezoeken en zal dan spoedig weten of mijn
vermoeden juist was of niet. Doch nu genoeg hiervan.
Laten wij over vroolijker zaken spreken, boven alles
reken ik daartoe op een goed middagmaal, want ik heb
grooten honger. Maar laten wij niet hier in de club
eten. Hoe zoudt ge het vinden, als we naar het café
des Ambassadeurs in de Champs Elysées reden, daar
eens smakelijk gingen eten en vervolgens onder een
glas wijn naar de muziek luisterden, die daar eiken
avond op het terras speelt
»Een goed plan 1 daar stem ik mee in. Doch eerst
zou ik gaarne nog even in mijn woning gaan zien, of
er brieven voor mij gekomen zijn. Als ge het goed
vindt dien kleinen omweg met mij te maken, konden
wij bij elkaar blijven.*
»Het is mij goed,* zei de advocaat, «dan krijg ik bij
deze gelegenheid ook uw woning eens te zien. Ikben
daar nog nooit geweest, ofschoon wij met elkaar reeds
jaren lang bevriend zijn. Vooruit dan, voordat weer
een ander persoon ons met zijn nieuwsgierige vragen
komt lastig vallen.*
HOOFDSTUK VII.
Mijnheer De Carolles woonde op de eerste verdieping
van het huis no. 14 in de Berrijstraat, in een der voor
naamste en duurste wijken van Parijs. De inrichting
der vertrekken gaf clan ook wel blijk, dat de bewoner
geen liefhebber van sparen was. Hugo de Carolles was
«eer zeker geen goed financier ten gevolge daarvan
had hij reeds gedurende zijn diensttijd als officier het
van zijn ouders geërfde vermogen grootendeels verteerd.
Na den veldtocht was toen juist te rechter tijd een
kinderlooze oom van hem gestorven, wiens nalatenschap
hem zijn pensioen er bij gerekend in staat stelde
om fatsoenlijk te leven. Zjjn geldelijke omstandigheden
in aanmerking genomen, was deze woning stellig te
kostbaar voor hem, doch Hugo was aan deze woning
gewend geworden en zou dié hoogst ongaarne verlaten
hebben.
Zijn werkkamer, waar hij zijn vriend binnen leidde,
maakte bij het schijnsel der lichten, die hij op den
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
»Zelfs de slimste misdadigers begaan soms domhe
den, die hen ten laatste in de handen der justitie bren
gen.*
»Dat komt wel voor, ofschoon niet zoo dikwijls als
men gelooft. Natuurlijk mogen wij Sanquinet niet uit
het oog verliezen het zal mij wel gelukken nadere
inlichtingen omtrent hem te verkregen. Het schijnt
mij echter veel gewichtiger toe, dat ik van u vernam,
dat mevrouw Sauveterre zooveel belangstelling voor
mijn cliënt toont.*
»Met uw verlof, mijn waarde,* zei De Carolles, »ik
heb er zelfs niet aan gedacht u dit te zeggei
»Niet rechtstreeks, dat is zoo,* antwoordde de advo
caat, «maar ik heb het begrepen uit hetgeen gij gezegd
hebt. De houding der dame gedurende de zitting
sluit voor mij allen twijfel uit. Alleen haar man schijnt
niets bemerkt te hebben. Doch wees gerust, gij hebt
het in u gestelde vertrouwen niet te schande gemaakt.
Bij mijn eerstvolgend bezoek aan mijn cliënt, zal ik
hem rechtstreeks vra^
dan wel hoe hij zich houdt en daaruit maak ik mijne
gevolgtrekkingen.*
«Aangenomen, dat hij toegeeft haar vroeger gekend
te hebben, dan schijnt het me toch van weinig betee-
kenis voor het proces.*
*0 neen, dat zou ik als een zeer gewichtige beken
tenis beschouwen, mijn waarde.*
»Daar begrijp ik niets van. Ge wilt daarmee toch
niet te kennen geven, dat zij hem bij de misdaad be
hulpzaam geweest kan zijn
»Wel zeker niet, maar dan zou ik waarschijnlijk ook
vernemen, wie hij is. Heb ik hem eenmaal zoo ver,
dan is er ook kans, dat. hij me een openhartige beken
tenis doet. Weet ik stellig, dat hij met haar in betrek
king staat of gestaan heeft, dan gelukt het me misschien
Als Tantje nog heel klein is, vertelt de heer van
Raephorst in de «Javabode*, dan is hij met de
beantwoording dier vraag gauw in het reine.
Naar gelang van de omgeving waarin hij ver
keert, bewegen zijn idealen zich in de richting
van koetsier, conducteur van de tram, machi
nist en net als papa. Maar als Jantje ouder
wordt, en als eerste désillusie van het leven
zijn jeugdidealen heeft prijs gegeven, dan weet
Jantje het niet meer of nog niet. Ook Jantje’s
ouders hebben het, vóór Jantje nog met tol of
vlieger speelt, samen heel druk over Jantje’s
toekomst, want hoewel mama er tegenover haar
vriendinnen liever maar over zwijgt, omdat deze
in den grond soms een weinigjaloersch zijn, in
haar ziel is zij overtuigd, dat Jantje een bijzonder
kind is en papa geeft dat vrouwlief zonder be
denken toe, min of meer zelfbewust citeerend:
Bon sang ne peut mentir. En evenmin als
we het Jantje kwalijk nemen dat hij koetsier
of conducteur wil worden, evenmin misgunnen
we den gelukkigen ouders het onschuldige en
tevens zoo reine genoegen, allerlei luchtkastee-
len te bouwen voor hun jongen spruit. Inte
gendeel laten zij zich voor hun jongen een
toekomstbeeld droomen, zoo schitterend als hun
rijke fantasie dat kan; er zal een tijd komen,
dat ook hun roes voorbij is, dat ook zij nuch
terder oordeelen, dan toen zij met hun klei
nen vent op den grond speelden; en als die
tijd aanbreekt, laten zij dan zorgen met de voe
ten op den vasten grond te blijven en bij een
warm hart tevens een koel hoofd te houden,
want de beroepskeus en daarover wilde ik
het heden hebben is een zeer ernstige zaak;
voor Jantje zelf in de eerste plaats, maar niet
minder voor de ouders.
Kunnen kinderen een beroep kiezen? Kun
nen zij inderdaad kiezen Hoe langer we over
deze eenvoudige vraag nadenken, hoe meer
bezwaren zich onwillekeurig voor ons opdoen.
Om te kiezen, moet men kunnen vergelijken
en om te vergelijken moet men kennen. En
kennis om te oordeelen bezit het kind in
slechts zeer geringe mate. In dat opzicht staat
het gelijk aan den volwassene, die een keuze
moet doen uit twee menu’s, waarop de kok
een reeks voor hem volkomen onbekende
gerechten met allerlei vreemde namen ge
plaatst heeft. Een misgreep in een gerecht
is geen doodwond, een misgreep in de be
roepskeus kan de meest verderfelijke gevolgen
hebben.
Neen, kinderen weten niet, wat ze willen;
dat is een oude waarheid en de ouders zul
len verstandig doen, met die waarheid reke
ning te houden en zich niet al te zeer te
laten verleiden door bevliegingen van hun
kroost.
In het algemeen zullen de ouders voorloo-
pig moeten uitmaken, voor welk ambt of be
roep hun kind het meest in aanmerking komt.
Natuurlijk mogen zij zich bij die keuze niet
uitsluitend, zelfs niet in de voornaamste plaats,
laten leiden door overwegingen van materiee-
len aard. Gen onaangenamer geval dan een
kind of jongmensch te ontmoeten, dat weet en
er trotsch op is, opgeleid te worden voor f 1000
’s maands.
Wie bij zijn kinderen het ideëele dat in elke,
ook de nederigste, betrekking te vinden is,
niet ‘op den voorgrond plaatst, mag zich later
niet beklagen, als die kinderen koude, cynische
egoisten worden. Waar wèl op gelet moet
worden, is de aanleg van het kind voor een
bepaald vak. Wie zwak in wiskunde is, moet
niet opgeleid worden voor ingenieur; wie de
taal niet behoorlijk beheerscht, wordt nooit een
goed advocaat, wie droomerig het leven door
gaat en niets merkt van hetgeen er om hem
heen gebeurt, deugt niet voor zakenman. Maar
ook hier is groote voorzichtigheid aan te be
velen, en verstandig is het de beroepskeus niet te
vroeg te bepalen. Het tijdperk van de puber
teit, dat de jongen rijpt tot man en het meisje
tot vrouw, doorwoelt het geheele organisme
en, vóór dit tijdperk afgesloten is, kan er met
zekerheid niets voorspeld worden omtrent den
aanleg van den jeugdigen mensch. Ouders
en leeraren weten maar al te zeer, hoe menig
veelbelovend talent na dit tijdperk verliep in
een doodgewoon verstand en hoe menige suf
fer, «waarvan niets terecht zou komen*, zich
later tot een genie ontwikkelde. Bekend is
het voorbeeld van een nu reeds jaren overle
den Leidsch professor, die een wereldberoem-
den naam verwierf op het gebied van bijbel-
critiek en die tot zijn zeventiende jaar op het
gymnasium doorging als niet recht snik. Een
tegenhanger van dit geval vormt Rijklof van
Goens, de bekende »kraaier« uit den Patri-
HOOFDSTUK VI.
Vervolg).
»Heeft niemand dien John Nameless herkend Ook
bij de terechtzitting niet vroeg Sanquinet verder.
»Neen, ge moet hem eens gaan zien, misschien
hebt ge hem in Amerika ergens ontmoet
»Dat zou niet onmogelijk zjjn. Ik zal eens gaan
kijken op het Koquette-plein, als hij ter dood gebracht
wordt. Dat zal immers wel gebeuren, nietwaar
«Hoogst waarschijnlijk wel, als ten minste niet kan be
wezen worden, dat niet hij, doch een ander den moord
gepleegd heeft.*
»Dat is moeilijk te gelooven. Maar-nu weet
ik, wat ik weten wilde. Ik dank u zeer en vraag wel
verschooning voor de moeite, die ik u heb veroorzaakt.
Goeden avond, heeren, en veel genoegen.*
Sanquinet ging heen en onmiddelljjk daarna fluisterde
Hugo de Carolles zijn vriend toe «Zou deze huivering
wekkende man de persoon niet kunnen zjjn, die den
moord gepleegd heeft
«Aanvankelijk kwam ik ook op die gedachte,* ant
woordde Berquin, «maar nu geloof ik het niet meer.
Als dit werkelijk het geval was, zou hij ons zeker
niet zelf verteld hebben, dat hij Bolton kendedaar
van had niemand iets vermoed. Dan zou hij dit feit
met de grootste zorgvuldigheid geheim gehouden heb
ben.*
aan mijn client, zal ik
igen of hij die dame kent. Ik zie
houdt en daaruit maak ik mijne
otten-tijd, die op zestien-jarigen leeftijd summa
cum laude gepromoveerd, na zijn twee-en-
twintigste jaar niets meer kon presteeren:
geestelijk op!
Na de puberteitsjaren, kan men de normaal
aangelegde en goed onderwezen jeugd vrijwel
tot drie hoofdgroepen brengen
mathematici, litteratoren en zakenmenschen:
en dan wordt het tijd zich ernstig af te vra
gen, in welke richting de jonge man verder
moet gaan. Het is wel zeer te bejammeren,
dat ons onderwijs-stelsël maar zeer weinig re
kening met dit feit houdt. Wat zou er veel
gewonnen zijn, indien er slechts een soort
middelbare school was, die na een zekere
klasse (bijv, op de hoogte van de 3e klasse H.
B. S.) zich in drie takken splitste: klassiek
onderwijs, mathematisch onderwijs en handels
onderwijs, zoodat een jongen de gewenschte
richting kon kiezen, zonder van school te ver
anderen.
Is eenmaal de tijd van kiezen gekomen, dan
moet er ook een keuze gedaan worden, al was
het alleen maar om het verderfelijke: ik-weet-
niet-wat-ik-wil te bestrijden. Een jongen van
16 a 17 jaar moet weten op welk doel hij
aansturen moet.
Heeft hij reeds een voorkeur en blijkt het,
dat deze overeenkomt met zijn aard en aanleg,
des te beter; zoo niet, dat verstandige ouders
hem dan in die keuze helpen. In vele gevallen
zal de zoon de betrekking van zijn vader kie
zen, en als deze werkkring hem een goed en
verzekerd bestaan belooft, doet hij verstandig
te worden net als papa, vooral wanneer het
een beroep betreft, waarbij liefde, toewijding
en geschiktheid tot op zekere hoogte erfelijk
zijn. Men denke aan de kooplieden, predikan
ten erf fabrikantengeslachten! Kiest een knaap
den werkkring zijns vaders uit vrijen wil, dan
geniet hij het voorrecht uit de ouderlijke
woning als het ware een geestelijk uitzet mede
te krijgen, dat hem tot teerkost kan, strekken
op den moeilijken weg van de leerjaren.
Voor één zaak moet met ernst gewaarschuwd
worden, n.l. tegen het opdringen van hooger
onderwijs aan kinderen, die er totaal onge
schikt voor zijn. Vele ouders achten zich diep
ongelukkig, wanneer zij vernemen, dat hun
zoon niet geschikt is voor de studie. En tóch
is een degelijk vakman ten slotte ook fi
nancieel beter af dan een mislukt of half
bakken geleerde. Dat zien de ouders ook wel
in, doch het valt moeilijk eenmaal opgevatte
illusies prijs te geven. Vandaar al die totaal
ongeschikte personen in betrekkingen, welke
alleen door ontwikkelde mannen, door persoon
lijkheden naar behooren vervuld zouden kun
nen worden. Wilde men wat bescheidener
zijn in zijn beroepskeus, dan zou men in zoo
genaamd toongevende kringen niet zooveel on
beduidende en belachelijke leeghoofden aan
treffen en dan zou men in handel en bedrijf
niet zoo hebben te worstelen, om geschikt
personeel te bekomen
Wat zal Jantje worden? Moeilijk probleem
voor Jan, moeilijk ook voor zijn ouders. Laten
we hopen, dat de laatsten naast de materieele
voordeelen van het beroep, welke niemand kan
ontberen, ook Jan’s oogen zullen vestigen op
het ideale, waaraan eveneens ook iedereen in
den rusteloozen sleur van het beroepsleven be
hoefte heeft. En als dan Jantje, goed onder
wezen en vooral goed opgevoed, in zijn vader
steeds een man ziet met hooge plichtsbetrach
ting, dan mag men verwachten, dat Jan, als
ook voor hem de strijd om het bestaan aan
vangt, dien strijd zal strijden met groote toe
wijding en blijden zin. Wat er dan ten
slotte van Jantje worden zal? Wie zal het
zeggen?
Dat moeten we afwachten.
COURANT.
m.«
I