o
VOOR SMTk BS OHMffl.
SUMS- ES AHVERTESTIEBLAD
CL0TH1LDE.
86e Jaargang.
Zaterdag 16 September 1911-
No. 74.
Informatie’s.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Feuilleton.
19).
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek 10,40 per 8 maanden,
franco per postf0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
•En met wie ge ook hebt gesproken.»
•Mevrouw Sauveterre vroeg Hugo verwonderd.
•Juistdie heer is de oude Gémenos, haar vader.
Wat de jonge dame betreft, die hij bij zich heeft
•Omtrent haar kan ik u inlichting geven,viel Hugo
in, daar de bedoelde dame op dat oogenblik toevallig
omkeek, »zij is niemand anders dan Adèle Rissler,
waarvan ik daar straks gesproken heb.«
•Dan is Gétnenos blijkbaar de aanbidder met ernstige
bedoelingen, die zoo jaloersch is als een Turk. Nu,
zoo’n domme streek had ik van hem toch niet verwacht,
dat moet ik zeggen.»
•Ja, die kleine Adèle verstaat de kunst wel van goud
vinken te vangen.»
•Nu, een goudvink is hij volstrekt niet, veel eerder
is hij een oude geslepen knaap, daarby een stjjfhoofd
en een driftig opvliegend mensch.*
•Dat doet mij leed om zijn dochter.*
•Zijn schoonzoon moogt ge ook wel beklagen, want
hij moet zich zeer zeker van den ouden man veel laten
welgevallen doch daarvoor heeft hij uitzicht, dat zijn
vrouw vijf of zes millioen erft. Dat zal misschien
niet lang uitblijven, want Gémenos is reeds vier-en-
zestig jaar oud en heeft veel aanleg voor een beroerte.»
•Hoe kent ge Gétnenos zoo nauwkeurig?»
•Sedert vijfjaar voer ik zijn processen; ik ben zijn rechts
kundige raadsman. Sedert ik voor hem een bijzonder in
gewikkeld proces gewonnen heb, schenkt hij mjj een
onbeperkt vertrouwen en wijdt me in al zijn aange
legenheden in. Maar dat hij verliefd is daar heeft
hij nog met geen enkel woord van gerept. Ik zou het
wel aardig vinden als ik dien ouden knaap eens in
zgn rol van verliefd minnaar kon gadeslaan. Willen
wij eens bij hem aan dat tafeltje gaan
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 600
regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
karakterloos genoeg te zijn om lang, zeer lang
bij de tekortkomingen stil te staan, die zelfs
door een sterk vergrootglas te beschouwen
en het goede zoo even ter loops te noemen.
Hij was gemeen en laag genoeg om enkel uit
wraakzucht of uit wangunst een schoone toe
komst van iemand, die naar vooruitgang streeft,
naar verbetering zijner positie, die zoekt naar en
werkt en strijdt voor het geluk zijner kinde
ren, geheel weg te nemen.
We vragen wederom: gaat het zoo niet
zeer dikwijls? O, er zijn er zoo velen, die de dupe
worden van informatie’s, verstrekt door lieden
die hun vijandig gezind zijn.
Er is iemand die dingt naar zekere betrek
king, waarvoor hij echter de noodige capaci
teiten niet heeft. Hij gaat van de meening uit:
met het ambt komt de kennis, iets, dat wel
dikwijls waar is, doch op verre na niet altijd.
Zonder er zich in het minst over te schamen,
meldt hij zich als sollicitant aan, legt hij de
noodige bescheiden over en noemt hij den heer
N„ een boezemvriend van hem, bij wien infor
matie’s zijn te bekomen. Het duurt niet lang
of men wendt zich tot mijnheer N. met het
verzoek wel zoo goed te willen zijn eens te
berichten of de sollicitant N.’s vriend ge
schikt is, enz.
Nu zal N. eens toonen, hoe een goed vriend
hij is! Hij antwoordt op het ingekomen
schrijven en maakt van zijn vriend een persoon,
die zijn evenknie in dit aardsche tranendal
niet heeft. Levensgedrag als van een hei
lige, werklust, bekwaamheid, toewijding enz.
enz. als van niemand anders ter wereld. Er
wordt een getuigenis in zee gezonden, zwart
op wit! zoo schoon, zoo prachtig, dat de sol
licitant, als hij er kennis van neemt, blozend
moet uitroepen: »wat ben ik mooi gemaakt!*
en dat de schrijver blozend moet zeggen: »wat
ben ik een leugenaar!* De sollicitant wordt,
dank zij N.’s informatie’s, benoemd. En het
gevolg? Ieder kan wel op zijn vingers nareke
nen, dat de uitkomst van benoemers en benoemde
hoogst ongelukkig is, alles door de schuld van
den man, die vermeent dat ware vriendschap
onder meer ook getoond kan worden door
iemand mooier voor te stellen dan hij is.
Al weder de vraag: gaat het zoo niet zeer
dikwijls Er zijn veel kruiwagens. Dat is
altijd zoo geweest en dat zal wel zoo blijven;
maar dat het rad dier kruiwagens gesmeerd
wordt met ophef, met leugen, met bluf
dat is ergerlijk.
•Als hij zoo jaloersch is, vrees ik, dat hij eindelijk
argwaan krijgt als hij ziet, dat ik zoo goed met Adèle
bekend ben, en ik zou haar niet gaarne in ongelegen
heid brengen.»
•Dat zal ook niet gebeuren,* zei Berquin, ^roolijk
lachend als een student, die een dolle streek heeft Ver
zonnen. »Ik zal u onder een gewonen burgerlijken naam
voorstellen die kleine slimme jonge dame zal ons dan
wel begrijpen en zich houden, of ze u voor de eerste
maal in haar leven ziet.*
Zij betaalden en liepen langzaam tusschen de tafels
door, alsof zij pas binnen getreden waren.
Toen zij langs het bewuste tafeltje gingen, riep Gé-
menos, zoodra hij den advocaat bemerkte »Hé Berquin,
loop toch niet zoo trotsch voorbij Daarbij stond de
oude dikkert op en drukte den advocaat, die zich zeer
verrast aanstelde, hartelijk de hand. Voor hem stond
een flesch champagne in een ijskoeler, zeker was dit
niet de eerste flesch, dat was duidelijk aan het roode
gelaat van den ouden heer te zien, maar hij was in
een zeer goeden luim.
•Wilt ge bij ons plaats nemen vroeg hij opgeruimd.
•Of zij t ga bang voor een knappe jonge dame
•O neen, integendeel,» verzekerde de advocaat, «maar
ik heb nog een bekende bij mij
•Voor hem is ook nog plaats genoeg aan onze tafel!
Kom, gaat zitten
Terwijl Berquin met Hugo de Carolles naderbij trad,
zei Gétnenos »Lief kind, ik heb het genoegen je den
heer Berquin, onzen voortreffelijken advocaat, voor te
stellen mejuffrouw Adèle Rissler, dramatische kun
stenares.»
De beide heeren groetten zeer beleefd, vervolgens
stelde Berquin zijn metgezel voor als den heer Martin
VERGADERING van de Kamer
van Koophandel en Fabrieken te
Sneek, op Dinsdag, 12 Sept. 1911.
Aanwezig de heeren: P. Reinouts van Haga, voor
zitter, S. Henstra, W. Nieveen, E. Priester, S. van der
Meulen Szn. en J. Lindeman, secretaris.
Afwezig met kennisgeving de heer H. Brennink-
meijer, zonder kennisgeving de heer R. Gorter.
Na opening, lezing en goedkeuring der notulen geeft
de secretaris lecture van de volgende uitgegane stukken:
a Verzoek aan den Raad an Administratie der H.
S. M., dat af doende wordt voorzien in het wisselen
van geld bij het nemen van perronkaarten.
b Schrijven aan den Raad der gemeente Sneek,
inhoudende verzoek de nieuwe straten namen te geven
en bordjes met namen te willen aanbrengen.
c Adres aan de Tweede Kamer der Staten Gene
raal, waarin adhaesie wordt betuigd met het adres
van de Kamer van Koophandel te Haarlem, inzake de
tariefwet.
d— h Mededeelingen van de in het vorig nummer
vermelde adhaesiebetuiging aan de Kamer van Koop
handel te Haarlem, den Voorzitter van de Kamer van
Koophandel te Amsterdam, de N. V. Bakkerij De Rui
ter te Zaandam, de Nederlandsche Papiergroothande-
laren en de Kamer van Koophandel te Enschede.
i Adres aan den Raad der gemeente Sneek, waarin
verhooging van ’t gemeentelijk subsidie wordt aange
vraagd.
In de drie door ons genoemde voorbeelden
was bij het geven van informatie’s leugen in
het spel en daarom zijn dergelijke aanvragen
om inlichtingen ten zeerste af te keuren.
Het kan echter ook voorkomen, dat, al wordt
er aan de waarheid niets te kort gedaan, in
formatie’s bij particulieren toch niet zuiver,
niet doeltreffend zijn. En dat is een gevolg
van verschil van meening, verschil van oordeel,
verschil van inzicht. De een kan soms een
geheel anderen blik in iets slaan en in ver
band hiermede geheel anders oordeelen dan de
ander.
Alles samen genomen komen we tot de
slotsom, dat er, omdat er zooveel kaf onder
het koren schuilt, weinig waarde te hechten
is aan informatie’s die op goed geluk af zoo
hier en daar ingewonnen worden en spreken
we als onze bescheiden meening uit, dat per
soonlijk onderzoek, moge dat ook soms zeer
kostbaar zijn, verre te verkiezen is boven in
formatie’s, waarover we in dit artikel spraken.
Van »inlichtingen«, die helaas! zoo dikwijls ui
tingen zijn van haat en nijd, van eigenbelang,
van verkeerde vriendschap, hangt soms zooveel
af èn voor de personen èn voor zaken.
»H. C.<
Het komt niet zelden voor, dat men om
personen of zaken te leeren kennen, bij an
deren, van wie men vermoedt, dat zij voldoen
de op de hoogte kunnen zijn, gaat informeeren.
Wil men volkomen zuiver- ingelicht worden,
dan vervoegt men zich aan een degelijk in
formatie bureau, dat op gestelde vragen aan
gaande personen of zaken geen antwoord geeft,
dan na eerst rijp onderzocht te hebben en
daardoor overtuigd te zijn van waarheid, niets
dan waarheid te geven.
Honderden malen echter richt men zich tot
particulieren, van wien men wel weet, dat zij
den persoon, naar wien, of de zaak waarnaar
gevraagd wordt, kennen, doch van wie men in
de verste verte niet weet, in welke betrekking
zij tot beide staan. En van die betrekking
hangt ten opzichte van het oordeel, dat op
verzoek uitgesproken wordt, ontzaglijk veel af.
Zonder juist te kort fe doen aan de waarheid,
kan ingenomenheid met iemand of iets veel
schoons geven en kan men afkeer daarentegen
met donkere kleuren gaan schilderen. Met
het oog op deze waarheid, alsmede op het
feit dat er bij het verstrekken van gevraagde
informatie’s door sommige karakterloozen wel
eens iets beweerd wordt in strijd met waar
heid en recht, achten we het informeeren bij
particulieren, die hem al of niet van nabij kent,
hoogst bedenkelijk. Omdat er soms verbazend
veel kan afhangen van inlichtingen, eerstens
voor den persoon of de zaak in kwestie, twee-
dens voor den vrager en derdens voor den
gevraagde, is het niet van eenig nut ontbloot,
zoo we eens stilstaan bij het informeeren naar
personen en zaken bij particulieren. We gaan
uit van eenige gevallen, die werkelijk in het
leven voorkomen.
Iemand heeft een ondergeschikte, die hem
niet voldoet, hij zou daarom wel gaarne wil
len, dat hij verlost was van den persoon, die
hem dag in dag uit reden tot ontevredenheid,
soms tot ergernis geeft. Hem zoo maar aan
den dijk zetten, door hem kort en goed zijn
congé te geven, dat gaat niet. De beste weg
is er sterk op aan te dringen, dat er naar
een andere betrekking gezocht worde. De
ondergeschikte meldt zich hier en daar aan,
klopt dikwijls aan eens dooven mans deur,
doch komt eindelijk toch in aanmerking. Er
wordt geïnformeerd bij den tegenwoordigen
patroon en deze, alleen slechts om den wensch
vervuld te zien: »och, was ik toch van hem
af!« liegt de fraaiste getuigenissen. Hij weet
niets dan goeds van zijn ondergeschikte te
vertellen, treedt in détails over die zaken,
welke hem juist ergernis baren, en maakt van
den solliciteerende een mensch, zoo knap, zoo
volmaakt als er geen tweede in de geheele
wereld te vinden is. Als de vrager naar in
lichtingen zoo onverstandig is om zich geheel te
houden aan de verstrekte informatie’s, dan
neemt hij den persoon in kwestie aan, waarvan
het gevolg is, dat de eerste patroon verlost
is van den ongeschikten dienaar, dat de twee
de opgescheept is met iemand, die niet geheel
berekend is voor zijn taak, en eindelijk, dat
de ondergeschikte in grooter moeielijkheden
komt dan voorheen. Op hem zal het zeer ze
ker terugwerken als er ontdekt wordt, dat er
bij ’t geven van gevraagde informatie’s mis
leiding in het spel kwam. We vragen: gaat
het zoo niet zeer dikwijls? Om hierop een
antwoord te vinden, zie men maar eens rond.
Misschien geeft eigen ervaring het antwoord
wel, dat zeer zeker bevestigend zal zijn.
Een ander dingt naar eene betrekking, die
voor hem veel waarde kan hebben. Meer in
komen per jaar, eene betere woonplaats, prach
tige gelegenheid om zijn kinderen onderwijs
te laten geven, een trapje of wat hooger op
den maatschappelijken ladder in één woord:
een kolossale verbetering. Zijn kans staat
mooi. Uit meer dan honderden liefhebbers is
een achttal gekozen, waarvan er een benoemd
zal worden. Tot die acht behoort de persoon,
dien wij beschrijven. Er zal door hen, die de
betrekking te geven hebben, geïnformeerd
worden naar de acht. Alles staat nog zeer
ten gunste van hem, over wien we spreken,
het is bijna zeker, dat hij benoemd zal wor
den; doch op een gevraagde inlichting
komt een antwoord, dat beslist ten gevolge
moet hebben: hem niet\ Was er dan iets dat
bij den sollicitant niet in den haak was? Och,
ieder heeft zijn gebreken en tekortkomingen,
het is nu de kwestie slechts, of bij het ge
ven van inlichtingen het oog uitsluitend ge
vestigd wordt op die leemten, dan wel of
er meer gelet wordt op de goede hoedanig
heden.
De zaak was deze: men had zich om in
lichtingen vervoegd bij iemand die den solli
citant niet a.leen niet genegen was, maar hem
zelfs een kwaad hart toedroeg en hij toonde
HOOFDSTUK VIL
(Vervolg).
De afstand tusschen de Berryslraat en de Champs
Elysées is niet groot, en weldra betraden dus de vrien
den het electrisch verlichte terras van het café des
Ambassadeurs, waar een uitmuntend muziekkorps
speelde.
Het publiek, waaronder veel vreemdelingen, was
reeds ia grooten getale aanwezig, doch Berquin bemerk
te nog een ledig tafeltje, waaraan de vrienden plaats
namen onmiddellijk raadpleegden zij de spijskaarten
en bestelden een en ander aan den oberkellner.
Nadat zij hun eetlust bevredigd hadden, keken zij
eens rond of ze ook bekenden zagen, doch te vergeefs.
Plotseling riep Berquin echter »Ei, kijk me dien ouden
zondaar eens aan
»Wien bedoelt ge eigenlijk?» vroeg DeCarollesnieuws
gierig. De advocaat wees naar een tafeltje onder aan
het terras, waar een dikke reeds bejaarde heer en
en een jonge dame zaten met den rug naar hen toe
gekeerd.
•Bedoelt ge dien dikkert met zijn breeden rug
•Ja, juist,* antwoordde Berquin. »Het is de vader
van een zeer mooie dame, die ge vandaag gezien hebt.«
»Ik heb verscheidene mooie dames gezien.»
Guerre, zoon van een ambtgenoot uit de provincie, die
naar Parijs was gekomen om na afloop zjjner theore
tische studiën de practijk te leeren kennen en aan wien
hij daarom een plaats op zijn kantoor- had ingeruimd.
•Dan maak ik u mijn compliment, mijnheer Martin
Guerre,sprak Gémenos. »Een betere plaatsing hadt
ge nergens kunnen vinden. Ik heet u welkom in
onze hoofdstad. Doch neemt plaats, heeren, en laten
wij eens gezellig praten. Kellner, nog een flesch en
twee glazen
Adèle Rissler was eerst een beetje bedremmeld,
toen mijnheer De Carolles zoo onverwacht voor haar
stond en haar verbazing steeg ten top, toen hij aan
haar werd voorgesteld onder den naam Martin Guerre.
Spoedig echter begreep zij de bedoeling van dit incog
nito en herkreeg zij haar gewone kalmte. Weldra zat
het geheele gezelschap in een druk gesprek, dat door
Adèle’s vroolijke gezegden voortdurend levendig bleef.
Hugo had daarbij een goede gelegenheid om den ouden
Gémenos gade te slaan de man maakte door zijn plomp
brutaal gelaat met kleine listige oogen een zeer on-
aangenamen indruk op hem. Zijn dochter geleek niet
op hem, maar nu begreep De Carolles, hoe zij er toe
was overgegaan een huwelijk zonder liefde te sluiten
om aan de heerschappij van zulk een vader te ontko
men.
Berquin ledigde zijn glas op Adèle’s welzijn en lachte
en schertste schijnbaar zonder eenige nevengedachte.
Intusschen overlegde hij echter, op welke wijze bij
uit deze ontmoeting met mevrouw Sauvetene’s vader
voordeel kon trekken en iets vernemen omtrent John
Nameless want hij was overtuigd, dat hij hiervoor
juist aan het rechte adres was. Eindelijk besloot hij
recht op zijn doel af te gaan. Wordt vervolgd.
ram courant.
1