ft
SHOTS- ES AliraiTESTlEBLID
10011 SUH ES MSTMiV
Ons tehuis.
CLOTHILDE.
No. 76.
Zaterdag 23 September 1911.
86e Jaargang.'””
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Feuilleton.
niet altijd dwingen. Het
21).
Wordt vervolgd.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek 10,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
toestanden,
en straten, met de eigen atmosfeer,
streek en bijna iedere plaats heeft,
nu waar en de menschen
Nu, groet de kleine vriendelijk van
Ons thuis gevoelen wil immers zeggen
aangenaam, rustig, op
in een
waarmee
zien
staan.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
HOOFDSTUK VIII.
(Vervolg).
De werktjjd was voorbij, de meisjes pakten hare
handwerken in en na eene beleefde buiging verlieten
zij het locaal om over de binnenplaats naar huis te
gaan.
Victoire de Vrains had nog twee meisjes, die nog
pas Kort op school waren, bij zich gehouden om haar
eenige aanwijzingen te geven, en toen zij daarmee af-
afgewerkte kleedingstukken brachten.
lijke gelaatstrekken. Elk
■werk mee en werd door
bemoedigend toegespr
»Wel, hoe gaat h<
vais?« vroeg zij aan de laatste vronw, wier werk
pas Kort op school waren, bij zich gehouden om haar
eenige aanwijzingen te geven, en toen zij daarmee af
gedaan had, wendde zij zich tot eenige vrouwen, die
Die vrouwen
waren armoedig gekleed en hadden bleeke, kommer-
Zllx van haar kreeg bij het ver
diende geld voor het afgeleverde werk weer nieuw
■werk mee en werd door Victoire op liefdevolle wijze
bemoedigend toegesproken.
»Wel, hoe gaat het met uw kleine, juffrouw Ger
vais?* vroeg zij aan de laatste vrouw, wier werk
een dozijn gezoomde zakdoeken zij in ontvangst
nam.
»Veel beter, mejuffrouw,* antwoordde de vrouw met
een gelukkigen glimlach, »de dokter geeft hoop. Oh,
als u eens gezien had, hoe het haar smaakte, wat u ons
heeft gebracht. Hoe zullen wjj u danken voor zooveel
goedheid.*
>Ge moet mij volstrekt niet danken. Het was niet
van mjj, ik heb het van mevrouw Larive gekregen om
het aan uw kleine te geven.*
»Dat weet ik wel, mejuffrouw, maar als u er niet voor
zorgde en bedelde, zouden wij in onze ellende om
komen. De hemel zal u loonen voor hetgeen ge aan
ons doet.*
»Kijk, juffrouw Gervais, hier is uw geld,* viel Victoi
re in om verdere dankbetuigingen te voorkomen, »en
als ge binnen drie dagen terug komt, hoop ik weer werk
voor u te hebben. Nu, groet de kleine vriendelijk van
mij en als ik kan, kom ik van avond eens naar haar
kjjken*
Victoire was aan het venster getreden en oogde de
heengaande vrouw na, toen zij Clothilde de binnen
plaats zag opkomen. Met beide handen moest zij zich
vastgrijpen om niet ineen te zinken, want uit de ge
laatstrekken van haar vriendin las zij, dat deze een
Jobstijding bracht. Beiden barstten in tranen los, toen
mevrouw Sauveterre was binnengetreden en het duurde
een geiuime poos eer deze laatste zeggen kon »Ik
behoef je niet meer te zeggen, dat ik in den ongeluk
kige je broer Henri herkend heb. Hij is ter dood ver
oordeeld.*
Met een wanhoopskreet zonk Victoire aan de borst
van haar vriendin, die haar rustig liet uitschreien, ter
wijl zjj ook haar eigen tranen den vrijen loop liet.
Eindelijk richtte Victoire zich weder op en zeide
met bevende lippen >Zoo is.het onheil dan gekomen,
dat ik zag naderen. Hij heeft zich laten veroordeelen
onder een valschen naam hij heeft niet gezegd ik
ben Henri de Vrains, de zoon van den overste de Vrains,
die in een reeks van veldslagen zijn bloed heeft ge
stort voor het vaderland Ik ben de laatste van een
geslacht, welks eer nooit bevlekt werd hoe kunt ge
het wagen mjj te beschuldigen van de afschuwelijkste,
de laaghartigste en de gemeenste van alle misdaden
Maar in plaats van met trotsch opgeheven hoofd zoo
te spreken en zich tegen eene smadelijke verdenking
te verweren, heeft hij gezwegen. Dat is voor mij een
bewijs, dat hjj zich schuldig gevoelt
»0h, dat geloof ik niet - ik zweer je, dat hij on
schuldig is,« antwoordde mevrouw Sauveterre met
warmte. »Ik heb de geheele terechtzitting bijgewoond
en alles gehoord de schijn is helaas tegen hem, maar
er is geen enkel bewijs geleverd. En als hij zijn naam
verzwegen heeft, dan heeft hij dat gedaan om een
persoon, die dien naam even goed draagt als hij dat
heeft hij om u gedaan, Victoire.*
»0m mjj Ik zou aan ieder, die het hooren wil,
vertellen, dat ik zijn zuster ben, als ik wist, dat hjj
onschuldig is ik zou hem in de gevangenis gaan op
zoeken, en als hij sterven moest, zou ik pas aan den
voet van het schavot hem verlaten.*
»Uit medelijden met mij heeft hij ook een deel van
zijn verdediging ongebruikt gelaten. Hjj heeft niets
gezegd van den brief, dien hij mij geschreven heeft,
en evenmin, dat hij in den avond van den 28en Febru
ari twee uur lang aan de Quai de Béthune op mij ge
wacht heeft. Hij wilde mij niet in ongelegenheid bren
gen, vooral omdat mjjn man als openbare aanklager
tegenover hem zat. Het is mij helaas onmogelijk te
getuigen tot hoe laat hij daar is blijven wachten, want
Prudence heeft hem niet zien heengaan, anders had
niets mij kunnen terughouden om als getuige op te
treden.*
»Ach, Clothilde, waarom ben je hem niet trouw ge
bleven Waarom heb je niet op zijn terugkomst ge-
lamplicht. Dat duurt een langen tijd bij ons.
De zomer is maar kort hier in het Noorden en
de lente veelal nog koud. Misschien is dat
wel de reden, waarom we onze huizen zooveel
behagelijker, zooveel gezelliger en warmer in
richten dan de zuidelijke volken, die meestal
geen woord kennen voor wat wij gezellig
noemen en wier taal veelal het woord »tehuis«
niet kent.
Want een tehuis is immers heel iets anders
nog dan een huis waarin we wonen en eten
en dt inken en slapen. Een huis hebben we
allemaal of bijna allemaal, want er zijn stum-
perds immers, die dit zelfs missen. Maar een
tehuis in den dieperen, inniger zin van het
wóórd hebben toch eigenlijk maar weinigen..
Dat ligt niet aan meerderen of minderen rijk
dom, aan het groote en mooie van onze huizen.
Want een tehuis is toch eigenlijk maar de
plaats, waar men zich tehuis, behagelijk, pret
tig, aangenaam voelt, waar men voelt te behoo-
ren. En dat kan even goed het geval zijn in
een enkele kamer als in een groot, weidsch
huis met breede gangen en marmeren trappen
en kostbare meubelen.
Maar het zou toch verkeerd zijn te denken,
dat het uiterlijk aanzien van onze woning er
niet toe of afdoet of we er ons thuis gevoelen.
ons
ons gemak gevoelen,
omgeving die tot ons spreekt en
we innig vertrouwd zijn, die wij
voelen als een deel van ons be-
wacht klaagde Victoire.
»Je weet, dat ik mjjn vader niet langer weerstand
kon bieden,* sprak mevrouw Sauveterre om zich te
verdedigen. »Het leven bij hem was mij ondragelijk
geworden, ik kon het niet langer uithouden. En dan
gaven de berichten, die Henri zond, zoo weinig uit
zicht om op hem te kunnen wachten, terwijl bovendien
mijn vader zijn gedrag in de zwartste kleuren afschil
derde. Hij beweerde, dat Henri zjjn eigen vermogen
en het uwe verkwist had
»Dat is niet waar,* viel Victoire verontwaardigd in.
»Toen hjj dat zei, wist mjjnheer Gémenos, dat niet Henri
onzen ondergang op zijn geweten heeft. Hij heeft
dwaze streken gedaan en schulden gemaakt, dat is
waar, maar dat myn vader ons bijna niets heeft na
gelaten, is te wijten aan een ander, dien ik niet noe
men wil.*
Clothilde sloeg treuiig de oogen neer. Zij wist, dat
deze aanklacht, vroeger reeds door Henri uitgesproken,
niemand anders gold dan haren vader en zij kon, helaas,
niets aanvoeren om die beschuldiging krachteloos te
maken.
«Doch het helpt nu niets meer, of wij al klagen
over wat er gebeurd is,« vervolgde Victoire. »lk zou
slechts willen weten of Henri je nog altijd bemint.*
Afgaande op zijn brief kan ik daar niet aan twij
felen
»0h ja, die briefHeb je hem meegebracht, zooals
je mij bij je vorige bezoek beloofd hebt
Mevrouw Sauveterre haalde den brief uit haar zaken
reikt? hem aan Victoire over, die opmerkzaam begon
te lezen
Er is zeker geen tijd van hét jaar, waarin
we meer behoefte hebben aan een gezellig
en vriendelijk tehuis, dan in de maanden, die
nu weer voor ons liggen. Wanneer de luch
ten zonnig blauw zijn en de boomen wuiven
met hun dichtbebladerde takken en de vogels
sjilpen en een zachte wind streelend langs de
huizen strijkt, dan loopen wij naar buiten in
den heerlijken zonneschijn en leven we tot
laat in den avond in onze tuinen of, zoo we
die niet rijk zijn, in de stadsparken of op de
dorpspleinen of op een eenvoudige bank
voor ons huis. Hij, wiens beurs het toelaat,
gaat op reis, trekt over zon-overglansde meren
en langs lachende rivierboorden of verschuilt
zich in bosschen. Het leven is buiten, waar de
de wereld openligt, in zijn zonnigste pracht.
Maar wanneer de bladeren beginnen te val
len, dan trekken we ons al meer en meer te
rug in eigen huis. En zoodra de najaarsvlagen
gaan gieren langs onze ramen en regenbuien
kletteren of straks wat eerste sneeuw naar
omlaag dwarrelt, dan -scharen we ons dichter
nog in den kring om den huiselijk haard. Dan
gaat een ander leven beginnen met begrensde
horizonten, wanneer de stille avonden als groo
te bloemen openbloeien onder het vredige
gezindheid kunnen we niet altijd dwingen. Het
leven blijkt dikwijls sterker dan onze wil en
onze beste bedoelingen. Maar wat we om
ons heen nemen aan meubelen en stoffage
van ons huis, kunnen we binnen zekere gren
zen zelf bepalen. En toch besteden de meesten
daarvoor zoo weinig zorg. Er zijn er, die een
uitgave daarvoor al gauw te veel vinden. We
kunnen het hiermee wel doen, zeggen ze en
meenen dan heel wijs en verstandig in hun
zuinigheid gehandeld te hebben, terwijl ze
misschien zich zelven en de hunnen aanmer
kelijke schade toebrengen door zich om der
wille van een kleinigheid werkelijk blijvend
levensgenot te ontzeggen, terwijl ze misschien
straks voor het feest van een dag, een avond
misschien, waaraan ze slechts oogenblikkelijk
oppervlakkig plezier beleven, veel meer uit
geven.
Maar er zijn er ook, die heel veel voor de
inrichting en meubileering van hun huis uit
geven en al even goed op den verkeerden
weg zijn. Zij koopen zich dure, rijke dingen
of laten misschien zelfs hun woning door een
stoffeerder geheel naar den eisch meubileeren.
aan het rijke en dure ligt het niet en
aan de hulp van den stoffeerder nog veel
minder. Men moet zich zijn woning, zijn kamer
zoo inrichten, dat het geheel tot ons persoon
lijk spreekt. Of een ander, een behanger of
meubelfabrikant, het al mooi vindt, daar heb
ben we niets aan.
Het geheel moet ons zelven aangenaam aan
doen, wij moeten er ons thuis gevoelen. En
daarom moeten we met onze behoeften, met*
onzen smaak in de eerste plaats te rade gaan.
Het is niet noodig, dat we van onze woning
een rijk meubelmagazijn maken. We moeten
haar zien om te scheppen tot een gezellig
aangenaam tehuis. Daarvoor moeten we ons
wat moeite en zorg willen getroosten, wat kos
ten misschien ook, Maar we zullen die dan
ook rijkelijk beloond zien. Want dat tehuis,
die woning, waar we ons thuis gevoelen en
behagelijk, die vertrouwde omgeving, die tot
ons spreekt, is meer dan we het zelf vermoe
den een kracht in ons leven. Daar voelen we
ons weer kalm worden na de vermoeiende
zorgen, rustig na den inspannenden strijd. Het
uiterlijk aanzien van die omgeving oefent een
weldadigen invloed ook op ons innerlijk leven,
dat als een bloem zich eerst ten volle ontplooi
en gaat in een eigen atmosfeer.
Hoe nu dat uiterlijk aanzien moet zijn, hangt
en
Dat is dus afhankelijk van de plaats
waar ons thuis is, van de menschen die er ons
omringen en van het uiterlijk aanzien, van de
dingen dus, die om ons heen zijn.
Er zijn menschen, die zich overal, d. w. z.
in ieder land, in iedere streek, in ieder
stad en ieder dorp dadelijk thuis gevoelen.
Maar dat zijn er maar weinigen. Er zijn ook
menschen, die niet leven kunnen, niet opge
ruimd, prettig, gelukkig leven, buiten het land
of buiten de streek, soms zelfs buiten het dorp
of buiten de stad, waar ze zijn opgegroeid.
Die zijn er zeker meer. En het is natuurlijker
en van zelf sprekender ook. Ieder mensch
groeit min of meer vast in zijn omgeving. Hij
raakt er vertrouwd met de menschen, met de
met het landschap en de huizen
die iedere
De streek
tusschen wie hij is
opgegroeid, maken als 't ware deel uit van zijn
leven, omdat ze de eerste bewuste gewaar
wordingen en gedachten en gevoelens bij hem
gewekt hebben, omdat ze innig verbonden zijn
met zijn denken en voelen.
Het is dus begrijpelijk, dat wie tot op rij
peren leeftijd steeds in dezelfde streek woont,
zich niet gemakkelijk meer losmaakt van die
omgeving, niet gemakkelijk meer over te plan
ten is, en zich altijd vreemd blijft voelen in
andere streken. Maar in onzen tijd van gemak
kelijk verkeer, nu de menschen niet meer zoo
vastzitten aan de streek, waar ze opgroeiden
en bovendien de verschillende streken binnen
zekere, niet te enge grenzen, meer overeen
komst met elkaar gaan vertoonen, worden de
zulken zeldzamer. Tusschen hen en degenen,
die zich gemakkelijk overal thuis gevoelen,
tusschen deze twee uitersten als ’t ware, staan
de velen, die zich na korter of langer tijd
kunnen aanpassen aan een nieuwe omgeving,
die niet al te zeer van de vroegere verschilt
en die zich daar gewoonlijk opnieuw thuis kun
nen gaan gevoelen.
Er is ’n oud Latijnsch spreekwoord dat zegt:
»waar het mij goed gaat, daar is mijn vader
land*. En al is dit nu wel wat heel algemeen j Maar
uitgedrukt, het is toch zeker waar, dat de mees
ten onzer zich daar, waar het hun in alle op
zichten goed gaat, niet alleen naar den vleesche,
maar ook naar hun innerlijk leven, d. w. z. waar
ze liefde en vriendschap om zich heen voe
len, ook thuis kunnen gevoelen in hun eigen
woning.
De tweede voorwaarde voor het zich thuis
voelen, afhankelijk van de menschen, die ons
omringen, noemden we daar al. De mensch
moet de warmte van genegenheid, van liefde
en vriendschap om zich gewaar worden, wil
zijn huis voor hem een tehuis zijn. Uit de
onverschillige wereld daarbuiten moet hij er
een atmosfeer van geestelijke eensgezindheid,
van vrede en rust binnen doen treden. De men
schen, die hij er vindt, moeten hem innig ver
trouwd zijn, niet door de gewoonheid van
dagelijkschen omgang alleen, maar een inniger
zich voelen tegenover de buitenwereld.
Maar ook de dingen, die hij er vindt, moeten
hem vertrouwd zijn, moeten tot hem spreken
van inniger gemeenschap. Dat bedenken de
meesten zoo weinig. En het is toch juist hier,
waar ze het zelf in hun hand hebben, zich een
aangenaam tehuis te scheppen. De plaats,
waar we wonen, kunnen we veelal niet zelf
bepalen. Liefde en toegenegenheid en eens-
NEEKER COURANT.
‘g0i
- 1— - J a 4 4_ - J