O
VOOR SN» ES 0Ü8TO».
SIEliWS- BS AIIWTESTIEBL1I)
CLOTHILDE.
Jaargang.
Woensdag 27 September 1911.
IT o. 77.
Opvoeding.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Feuilleton.
vatbaarheid
Voor huis en hof.
22'
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
«Ik ben daardoor geen oogenblik ontevreden geweest,»
antwoordde Hugo.
«Geen oogenblik sedert je mejuffrouw de Vrains ge-
zien hebt, dat heb ik wel bemerkt. En aan Eugenie
De barones d’ Audevon begroette Victoire met groote
hartelijkheid. Door de markiezin de Nointot had zij
eenige maanden geleden van het weldadig werk van
mejuffrouw de Vrains hooren spreken en spoedig daar
op had zij zich aangesloten bij de dames, die Victoire
werk verschaften voor de behoeftigen, wier bescherm
ster zij was.
»Ik heb weer iets ten voordeele van onze zaak ge
daan, mejuffrouw de Vrains,» vervolgde zij daarop in
haar gewone drukke manier van spreken, «en ditmaal
heb ik een schitterend succes behaald. Mejuffrouw
Éugenie Chabot, die wenschte u te leeren kennen,
heeft mij eene aanzienlijke bijdrage voor uwe armen
toevertrouwd en dan heb ik ook mijn neef gebrandschat,
den heer De Carolles, dien ik u hier voorstel.»
Bij deze woorden reikte zij een briefomslag over,
die verscheidene banknoten bevatte. Victoire kleurde
hevig, toen zij zoo onverwacht den naarn hoorde, dien
Clothilde weinige oogenblikKen geleden noemde als dien
van een onbekenden vriend, die belangstelling voor den
veroordeelde gevoelde. Zij herkende hem oogenblikke-
lijk als den heer uit de Champs Elysées en zeide in
zichzelve, dat men een man met zulke openhartige,
eerlijke trekken ten volle zijn vertrouwen kon schen
ken.
Met warmte dankte zij in de allereerste plaats me
juffrouw Chabot voor haar deelneming en voor haar
ruime gift en wendde zich daarop tot Hugo met de
woorden «Als ge eens kondet zien, hoeveel vreugde
uwe gaven veroorzaken bij zoo vele armen t_
worden, mijnheer, dan zoudt ge zeker niet boos zijn,
dat ik aanleiding gaf om ook u te brandschatten,
zooals uwe tante zich uitdrukte.»
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
ontdekken, wanneer Henri besluit om in hooger beroep
te gaan.«
«Weten zij dat John Nameless inderdaad Henri de
Vrains heet
«Tot heden nog niet, maar ik ben besloten nog van
daag naar zijn verdediger te gaan en het hem te zeg
gen.»
«Dat mag je nietHetzjj Henri’s onschuld niet kan
bewezen worden, hetzij hij werkelijk schuldig is
in beide gevallen moet niemand zijn waren naam ver
nemen. Ik begrijp zÜn fijngevoeligheid en stem er
mee in hij wilde niet, dat de naam van onze familie,
van onzen edelen vader, bevlekt wordt. En wie is de
andere heer, dien je bedoelt
«Ik ken hem niet naderik weet alleen, dat hij
Hugo de Carolles heetmaar hij schijnt een man met
een ridderlijken inborst en een warmgevoelig hart te
zijn. Van aanzien ken ik hem echter wel. Het is dezelfde
heer, die een handwerkje voor je opraapte in de Champs
Elysées, toen wij daar liepen na mijn eerste bezoek
bij je. Gisteren herinnerde hij me daaraan - ik weet
niet, of je die vluchtige ontmoeting je nog herinnert.»
Victoire liet niet blijken of ze zich dit nog herinnerde
zij kwam ook vrij van een antwoord, doordien op dat
oogenblik naderende voetstappen gehoord werden.
«Daar komt bezoek,* zei Clothilde. «Ik zal je niet
storen.»
«Wanneer zie ik je weder
«Zoodra ik iets van belang weet.«
Daar verschenen twee dames op den drempel, ge
volgd door een heer. Terwijl zij met een beleefden
groet langs deze drie personen heenging, herkende
zij tot haar verbazing de beide dames, die gisteren bij
de terechtzitting rechts naast haar gezeten hadden en
den heer herkende zij als Hugo de Carolles.
naar lichaam en geest vrij te kunnen uitgroei
en en zijn natuurlijke frischheid en vatbaarheid
te kunnen bewaren voor de indrukken, die
de omringende wereld op hem gaat maken?
Maar dit is nog slechts de eerste phase
zijner opvoeding. In de tweede zal hij eerst
recht afgericht worden op het maatschappelijk
leven. Dan wordt hem geleerd, hoe hij in de
wereld het best vooruit zal komen, hoe hij
een goede betrekking zal krijgen en, als het
kan, rijkdom, eer en aanzien. Van een beleefd,
gehoorzaam en gezeggelijk kind, moet hij een
net, fatsoenlijk mensch worden, die een goed
figuur zal maken en het met handigheid en
overleg ver zal brengen.
Dat deel der opvoeding wordt grootendeels
aan onderwijzers en leeraren overgelaten. De
kinderen moeten kennis en kundigheden ver
werven en ontwikkeld worden, niet omdat die
kennis en die ontwikkeling van hen beter en
edeler en mooier menschen zullen maken, maar
omdat het noodig is voor het verkrijgen van
een maatschappelijke positie en omdat het goed
staat in de wereld knap en ontwikkeld te zijn.
Naast die kundigheden zal men dan trachten
hun die maatschappelijke deugden en eigen
schappen bij te brengen, die hun het slagen
in hun later leven vergemakkelijken zullen en
verder die algemeene begrippen van goed en
kwaad, die noodig zijn om zich niet te buiten
te gaan en zich niet te stooten in het leven.
Zoo wordt de geheele opvoeding gericht naar
het uiterlijke, naar den buitenkant der dingen
en het uitwendige menschenleven, zooals dat
voor iedereen open ligt. Ze worden uiterlijk
gevormd voor het maatschappelijk leven,
waarin ze een plaats zullen moeten innemen.
Maar waar blijft hun innerlijke vorming?
Wie zegt hun, wie toont hun, dat er iets hoo-
gers is dan geld of goed, dat er beter idealen
zijn na te jagen dan een maatschappelijke
positie, dat het een schoon iets is een goed
mensch te zijn en heerlijk zich volkrachtig te
voelen naar lichaam en geest? Wie richt hun
zin naar het ideale en vat de jeugdige hand,
die tast naar beter dingen en grootscher levens
opvatting? Wie voedt de ziel, die hongert naar ’t
schoone? O, zeker, er zijn ouders die praten over
goed en kwaad, over arbeidzaamheid en gods
dienstzin en braafheid, misschien zelfs een enke
le wel over schoonheid. Maar blijft het niet ge
woonlijk bij verhandelingen? Wordt hun ge
leerd hoe ze hebben op te klimmen tot het
volste en zuiverste menschzijn, worden hun
onzekere en zoekende schreden geleid op den
weg daarheen, stap voor stap en trede voor
trede? Meer nog. Wordt niet alleen het in-
nigst-menschelijke in hen volkomen onberoerd
gelaten? Zij moeten hun eigen weg maar
vinden in hun hartstochten en begeerten en
neigingen, in gansch hun innerlijk leven, dat
zich ontplooien gaat. Wanneer de ver
schijnselen der wereld en van het leven zich
gaan afdrukken in het zoo ontvankelijk ge
moed, dan is er meestal niemand, die daaraan
vorm en beduidenis komt geven, die hen leert
zien en onderscheiden. En wanneer straks de
jonge zielen zich als bloemen gaan openvou
wen in de hitte van het leven, dan is er geen
hand die het koele water sprenkelt op de
smachtende blaadjes. Heel die bloei daar bin
nen groeit wild uit en aan zichzelf overgela
ten. Slot volgt.
heugd mee, dat een gelukkig toeval hem zijn schoone
onbekende had doen vilden. «Ik ben zeer gelukkig,
mejuffrouw,» antwoordde hij. «dat ge mij wilt vergunnen
deel te nemen aan zulk een edel werk. Mijn tante
heeft mij reeds meermalen van uw edele werkzaamheid
gesproken en ik verzoek u te allen tijde over mij te
beschikken, als ik u op eenige wijze van dienst kan
zijn.*
Hij zeide dit met warmte en keek haar daarbij met
zulke bewonderende blikken aan, dat Victoire opnieuw
hevig kleurde, en mevrouw d’Audevon over haren koe
len neef eenigszins verbaasd stond. Ook aan Eugenie
was dit niet ontgaan en daarom was zij tegenover
Victoire beleedigend hoogmoedig, toen deze aan de
dames verschillende stukken werk van haar bescher
melingen liet zien. Hugo bemerkte dit zeer goed en
was daarom blijde, dat de dames eindelijk gereed
waren en afscheid namen. Zij waren in het rijtuig der
barones gekomen dat voor het huis stond te wachten
vooraf was reeds de afspraak gemaakt mejuffrouw Cha
bot op den terugweg aan een modemagazijn te laten
uitstappen; dit gebeurde. Toen het rijtuig weer voort
reed, vroeg mevrouw d’Audevon «Nu, waar stapt ge
uit Bij Fortonie of voor je club
«Noch het een, noch het ander, ik wil bij mijn vriend
Berquin uitstappen, aan het begin van de Perraul-
straat. Als ge zoo goed wilt zijn-
«Dat zal gebeuren. Wel, ben jenu nog ontevreden,
dat ik je dezen morgen heb overvallen en je meegeno-
oL" i en ellen- i men heb
digen in deze wijk, en hoeveel tranen er mee gedroogd I
dat ik aanleiding gaf
zooals uwe tante zich unuruKte.* nou ucui, ua« ucu
Mijnheer De Carolles was daar natuurlijk zeer ver- is het ook niet ontgaan.*
Er is welhaast geen werk ernstiger en veelom-
vattender, geen taak zwaarder en opofferen-
der, dan die, welken den meesten onzer, arm
of rijk, kundig of onontwikkeld, verstandelijk
of dom, op de schouders wordt gelegd: de
opvoeding onzer kinderen. Maar er is zeker
ook geen levenstaak, die minder bewust en met
minder vaste hand volbracht wordt.
En dat komt niet omdat wij geen hart hebben
voor onze kinderen, geen liefde en geen zorg,
maar omdat zoo weinigen begrijpen wat opvoe
den beteekent, welk een invloed van de op
voeding op het volgend leven hunner kinderen
uitgaat en welken weg zij daartoe met die kin
deren hebben te gaan, en omdat maar enke
len tot de opoffering van geheel een menschen-
leven, die deze taak eischt, in staat zijn.
Het is eigenlijk niets anders dan dat zeer
velen, de meesten misschien, hun kinderen maar
in het wilde laten opgroeien. Ik weet wel,
dat men deze beschuldiging met verontwaar
diging van zich zal wijzen. Men doet immers
voor zijn kinderen wat men kan. Zou het
waar zijn? En zoo het al waar is, is het dan
wel zeker, dat men genoeg kan, dat men zich
voldoende moeite geeft om het uiterste te
kunnen? Heeft men ernstige en voortdurende
inspanning voor die taak over?
Ik heb nu niet het oog op de ouders, die
nauwelijks naar hunne kinderen omkijken. De
zen kunnen buiten beschouwing blijven. Maar
bedoeld zijn de velen, die toch wel angstvallig
waken, dat het hun kinderen uiterlijk goed
gaat en zij niet raken over de schreef van het
brave en fatsoenlijke. Ook de meesten dezer
brengen van de opvoeding zoo bitter weinig
terecht. En dat komt, zooals ik reeds zei,
omdat ze aan den eenen kant gewoonlijk een
geheel verkeerd begrip van opvoeding heb
ben en anderzijds niet het volle gewicht van
hun leven bij die opvoeding in de weegschaal
willen leggen.
Een verkeerd begrip! Want van welke ge
dachte gaan de meesten hunner bij de opvoe
ding uit en welk doel staat hun daarbij bewust
of onbewust voor oogen? Zij zien in hun kin
deren niet allereerst opgroeiende menschen met
alle menschelijke eigenschappen, naar geest,
ziel en lichaam, met hartstochten en neigingen
en begeerten en gevoeligheden, met verschil
lenden aanleg en onderscheiden hoedanigheden.
Maar zij zien in hen toekomstige maatschap
pelijke wezens d. w. z. menschen die in het
uiterlijk maatschappelijk leven zich bewegen
moeten en een goed figuur maken. Zij zien
van hen den uiterlijken kant, die zich naar
buiten keert in den omgang en het bedrijf met
anderen. Zij denken hen altijd in hun verhou
ding tot de uiterlijkheden van het leven: een
goede positie, rijkdom, eer, aanzien. En daar
naar richten ze hun opvoeding, hun vorming.
Dat begint al wanneer hun kinderen nog
klein zijn. Het ideaal der meeste ouders is lieve
nette kinderen te hebben, en als het kan mooie;
dat zijn dan de poppige, mooi aangekleede.
Daarnaar worden hunne lichaampjes en hun
geest vervormd. Daarom moeten ze allereerst
een handje leeren geven het rechterhandje
natuurlijk hun petjes behoorlijk leeren af
nemen, netjes op een stoel leeren zitten, met
twee woorden te leeren spreken en meer der
gelijke kunstjes. Dat is dus in de eerste plaats
het aanleeren van maatschappelijke beleefdheid
en vormelijkheid, waarmede ze hun gansche
leven geplaagd zullen zijn. Dan langzamerhand
gaan ze andere dingen leeren, die goed staan
in het .leven, als daar zijn zwijgen wanneer
andere menschen spreken, zindelijkheid, orde
lijkheid, netheid. Dan later nog leert men hun
spaarzaamheid, mededeelzaamheid, soms, als ze
met broertjes en zusjes deelen moeten, beschei
denheid, en nog al meer. En wanneer dan
mevrouw op visite is en Kareltje komt bin
nen met schoone laarsjes en zegt onder het
uitstéken van zijn rechterhandje heel beleefd:
«dag mevrouw* en mevrouw roept verrukt uit:
«Wat hebt u lieve snoeperige kinderen*, dan
voelt mama dit als een compliment aan haar
opvoedingskunst en springt haar moederhart
op van vreugde.
Maar is dit iets anders dan het kind, met
verwringing van zijn natuur, persen in een te
eng kleed van nog totaal onbegrepen vormen
en uiterlijkheden? Is het niet het voldoen aan
mama’s ijdelheid ten koste van den frisschen
groei van haar jongen? Wat heeft Kareltje
eigenlijk nog met die kunstjes te maken? Zeker,
het zijn allemaal voortreffelijke dingen wanneer
men beleefd is en zijn laarsjes niet vuil maakt
en zijn petje sierlijk weet af te nemen. Maar
heeft dat kind in de eerste plaats niet wat
anders noodig? Moet het nu al bekneld raken
in allerlei fraaie uiterlijkheden, in plaats van
HOOFDSTUK VIII.
(Vervolg).
Nadat Victoire den brief tot het einde gelezen had,
zeide zij bekommerd «Aan het slot staat «Ik be
schik over de middelen om dit plan ten uitvoer te
brengen, want ik ben thans een vermogend man.* In
zijn laatsten brief, dien ik ongeveer een jaar geleden
ontving, deelde hij mij echter mede, dat hij nog in
zeer kommervolle omstandigheden verkeerde. En hij
schreef je dat op den dag, toen de misdaad werd ge
pleegd waarvan men hem beschuldigt. Zou daarin
niet het gewichtigst bewijs tegen hem liggen Aan
den vermoorde moeteen groote som geld ontstolen zqn.
Henri rekende reeds zeker op dat geld, toen hij dien
brief aan je schreef
«Neen, dat zal ik nooit gelooven,* verzekerde Clo
thilde met vaste overtuiging. «Ik zal alles aanwenden
om hem te redden, zelfs als je mij daarbij niet wilt
helpen. Ik heb reeds andere helpers gevonden
«Wat zou je dan kunnen doen om hem te redden
vroeg Victoire bekommerd.
«Ik alleen vermag zeker niets, dat weet ik zeer poed
doch zijn verdediger gelooft ook aan zijn onschuld, en
nog een heer, die de terechtzitting bij woonde, stelt be
lang in hem zonder hem te kennen. Beide heeren ge
looven aan de mogelijkheid den waren moordenaar te
In een onzer dagbladen deelt iemand uitjeigen on
dervinding mee, dat een uittreksel van reeds gebruikte
theebladeren een uitstekend waschmiddel is, dat de
huid zacht en lenig maakt en de rimpels wegneemt.
Het bespaart zeep en moet oneindig veel beter zijn dan
de vele zeepsoorten, die de huid droog, strak of rim
pelig maken. Ook als haarwater kan het, volgens dien
raadsman, met uitstekend gevolg worden aangewend,
als zoodanig oefent het eveneens een gunstigen invloed
op hoofdhuid en haren uit.
Een der vruchten, die men dagelijks in een
huishouding voor de bereiding van spijzen, voor het ma
ken van limonade enz. het meest noodig heeft, zijn ze
ker citroenen.
Het komt dikwijls voor, dat er op een tijdstip volop
rijp zijn, terwijl men niet lang daarna er gebrek aan
heeft. In Noord-Australië, waar veel citroenen worden
geteeld, bewaart men ze eenvoudig in een ton, giet er
schcon water over, ververscht dit eiken dag, en de
vruchten kunnen niet alleen zeer lang bewaard
blijven, maar blijven even frisch alsof zij pas geplukt
waren.
Zijn uw handschoenen wat nauw, wikkel ze dan
in een vochtigen doek en leg ze zoo een paar uren neer;
ge zult zien, dat ze daarna aanmerkelijk wijder zijn
geworden. Neem den doek echter niet te vochtig, want
dan zou de kleur beschadigd kunnen worden.
Zit een glazen stop te vast op de flesch, dan
verwar me men den hals met een lucifer of brandend
papier. Ook door langs de stop een weinig petro
leum te gieten, kan men haar los maken; met wat wa
ter gaat het ook, maar dan moet het een poos blijven
staan.
Uitslag op gecemente muren. Het uitslaan voor
komt men door de cementlaag, als zij een weinig ge
droogd is, met magnesiafluaat te bestrijken.
NEEKER COURANT.