VOOR SM BS MSTfflBS. JIMS- ES ADVERTEKTIFBLAD De goede o ede tijd. CLOTHILDE. 66e Jaargang. Woensdag 11 October 1611. No. 81. I Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek. Feuilleton. n 26). doen voor. Dit blad verBchijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,60. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. F ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 600 regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar plaatsruimte. 'ooraf moet ik u Luister onder welken naam hem werkelijk van veel nut kon zijn. Adèle vervolgde intusschen «Vc—2 echter op eenige dingen opmerkzaam maken, dus met aandacht. Ten eerste d_. denkt ge in dat hotel een kamer te huren «Daar moet ik eerst nog over denken,* antwoordde Hugo. «Dan moest ge bij den naam Martin Guerre blijven, die is zeer goed. Vergeet niet, dat ge eerst wat tracht af te dingen op de kamerhuur, eer ge uw koffer met het goed, dat gij bij den ouden Rigolo gekocht hebt, naar boven laat brengen. Over dag moet ;e niet te veel in uw kamer blijven, want het moet den schijn hebben of ge naar eene betrekking zoekt. Ge kunt dan alle dagen hier terug komen, en dat is ook veel beterop die manier bemerken uw bekenden niets van uw afwezigheid. Vooraf moet ge echter bij Rigolo gaan om van kleeren te wisselen.* Hugo vond dit zeer goed overlegd en beloofde, dat hij zich in alles aan deze voorschriften zou houden. Een half uur later hield een rijtuig stil op het plein Clichy, in het noord-westelijke deel van Parijs. Bij de straat Clichy stapten mejuffrouw Rissler en mijn heer De Carolles uit. De winkel van den uitdrager, waarheen Adèle haar metgezel den weg wees, was dicht bij. Op het winkelraam las men den naam yan den eigenaar en daar onder het aanlokkende opschrift «Hier kan men zich van het hoofd tot de voeten in de kleeren steken voor 1 franc 90 centimes Hugo de Carolles zette een bedenkelijk gezicht, toen hij dat las, maar Adèle zei «Laat u daardoor niet van de wijs brengen. Rigolo heeft kleeren, die voor alle beurzen passen. Hij heeft de armoedigste lompen, maar ook volledige costumes, die door de voornaamste kleermakers vervaardigd zijn en dames-costumes in den zucht naar zelfbehoud ’t Is waar, ook de i verren afstand hun er blijft, juist door verbleeken onze niet verschrikt of met allerlei ver en teleurstellingen, ver- maar moeilijk aan het nieuwere HOOFDSTUK IX. (Vervolg). «Hoe komt ge op dit vermoeden vroeg Hugo ver baasd. «Wel, dat is zoo moeilijk niet. Uw vriend Berquin heeft hem verdedigdgelooft ook dat hij onschuldig is en tracht den waren moordenaar te ontdekken. Hij sprak daar gisterenavond nog over, toen gij reeds naar huis waart gegaan. Het vermoeden, dat ge hem wilt helpen, ligt dus voor de hand. Trouwens ik vind het een gelukkig denkbeeld, dat ge in het hotel van de straat Tiquetonne nasporingen wilt doen, doch het zal noodig zijn u doeltreffend te vermommen om niet dadelijk herkend te worden. Ge moet uw haar anders kammen, ook uw bewegingen en manieren moeten anders worden, ik zal u dat wel nader aanwijzen.* «Dat zal me bijna niet mogelijk zijn. Als ik daar ben-- «Als winkeljuffrouw gekleed zal ik u van tijd tot tijd komen bezoeken om u naar mijn beste krachten te helpen. Ge kunt mjj laten doorgaan voor iemand met wie ge hier te Parijs hebt kennis gemaakt.* Hugo moest om dezen inval lachen, maar bedacht intusschen dat de hulp van dit verstandige meisje verder bij behoort.* «Goed, en hebt ge een koffer «Dezen hier bij voorbeeld die heb ik gekocht van eene Bretonsche, die uit Quimperlé kwam om hier eene betrekking te zoeken.* Adèle knikte toestemmend, waarop de oude man op vertrouwelijken toon voortging «Maar, juffrouw Rissler, waarom doet ge toch zoo geheimzinnig Ge kunt het mij gerust vertellen, dat deze heer er ook bij be hoort «Wat beduidt dat? Waar meent ge dat hij bij be hoort «O, mejuffrouw,* zei de oude lachend, «ge doet het voorkomen of ge mij niet begrijpt, maar ge weet zeer goed wat ik bedoel. Behoort mijnheer niet tot de politie Adèle en Hugo schoten beiden in een lach en Adèle vroeg «Maar papa Rigolo, sedert wanneer zijt ge zoo slecht van gezicht Ziet deze heer er dan uit als een politie-agent Neen, daaromtrent kunt ge gerust zijn, op mijn woord van eer «Nu, neem mij niet kwalijk,* verontschuldigde zich de oude, terwijl hij zijn bezoekers de gevraagde kleeren voorlegde om eene keuze te laten doen. Spoedig was men het eens, waarop Hugo aan ’t einde van den winkel in een tamelijk donker kamertje van kleeding verwis selde, daarbij nadenkende over de kansen, die zijn onderneming thans scheen aan te bieden. Gevaar was er in geen geval bij. Het ergste, wat hem kon over komen, was dat zijn vermomming doorzien werd. Doch het is niemand verboden op eigen gezag naspo ringen te doen zooveel hij wil het onaangenaamste van alles was wel dat hij genoodzaakt zou zijn met personen van twijfelachtig gehalte om te gaan als hij zijn doel wilde bereiken. Als Victoire’s beminnelijk doet vlug zijn zaken zonder onnoodig gepraat en tracht nog tegen den avond op zijn kantoor terug te wezen, om er opnieuw aan den arbeid te gaan. En dat juist is het vermoeiende, hoeveel gemakkelijker men dan moge zitten in onze spoorwegcoupé’s. Het leven is sneller geworden, onrustiger, gejaagder. En die ge jaagdheid stelt eischen naar lichaam en geest, waaraan ze vaak nauwelijks kunnen voldoen. Maar dat snellere en gemakkelijker verkeer heeft bovendien de concurrentie onevenredig verzwaard. Wij zijn medeburgers geworden en wedijveren met gansch de wereld. De gemakkelijke voortbrenging heeft daartoe het hare bijgedragen. Zij heeft wel is waar ook de welvaart vermeerdetd, maar die welvaart is niet gelijkmatig aller deel geworden. En terwijl zij zoo slechts weinigen haar voordeelen heeft doen deelachtig worden, in belangrijke mate, heeft zij haar belangrijke behoeften en levenseischen aan allen haast gelijkelijk opge drongen. Dit ook heelt ons leven moeielijker gemaakt, want een geriefelijker leven zou dan alleen gemakkelijker zijn, wanneer die gerie felijkheid met gelijke krachten te krijgen was. Nu zij alleen ten koste van groote inspanning te verkrijgen is, draagt ze voor de meerder heid slechts bij tot verzwaring van het leven. Of dan dus ook de oude tijd de goede was? Het is maar de vraag wat wij onder het goede, het betere verstaan, De zwaardere eischen mogen aanvankelijk ons leven drukken, de mensch heeft een wonderlijk aanpassingsver mogen. Zij zullen onze kracht ongetwijfeld vergrooten, -onze energie stalen. Niet het gemakkelijk te leven is het beste, maar het volste, het veelomvattendste, het krachtigste. En wat we in deze opzichten gewonnen hebben, is voor ieder duidelijk en is boven al met een enkel woord aangeduid. Het leven heeft naar alle zijden heen zich breeder en krachtiger ontplooid. Dat ouden van dagen in gemakkelijker omstandigheden opgegroeid en vastgegroeid, zich hieraan niet meer kunnen aanpassen, is begrijpelijk. Voor hen blijft de oude, ook de goede tijd. Maar wij, die nog de volheid van het leven voor ons hebben, zien in die krachtiger ontplooiing de weg naar het betere. Wij zijn niet altijd verantwoordelijk voor het goede of kwade dat door ons gedaan wordt; veel in ons karakter wordt gevormd door onze vroegste in drukken. prijs van vijf-en-twintig gouden Napoleons. Treed dus binnen en laat mij het woord doen.* Rigolo was een oud gerimpeld mannetje met een versleten fluweelen mutsje op de grijze haren en gluiperige oogenhij zat in zijn winkel en rookte uit een steenen pijpje, maar legde dit onmiddellijk ter zijde, zoodra hij Adèle bemerkte. «Kijk, daar is mejuffrouw Rissler, welk een eer klonk zijn begroeting. «Zeker wilt ge weer eens met mijn vrouw handelen «Neen, ditmaal breng ik u een klant. Deze heer heeft een geheel stel kleeren noodig, zoo als een jong- mensch uit de provincie draagt, die naar Parijs komt om een betrekking te zoeken.* «Goed, ik begrijp u dus effen kleur, kastanjebruin, gekleurde das en slappen hoed. Het moet zeker dienst doen bij een liefhebberij-voorstelling «Misschien wel, misschien ook voor een ander doel, maar dat zal u wel hetzelfde zijn. Laat eens zien, wat ge in dat soort hebt en breng mijnheer dan naar de kleedkamer om de kleeren aan te passen. Als ze hem goed staan en bevallen, zal hij de eerstvolgende dagen vermoedelijk meermalen hier komen om van kleeding te verwisselen.* «Aha, wil mijnheer de kleeren slechts huren «O neen, hij wil ze koopen en dadelijk betalen. Als hij ze niet meer noodig heeft, geeft hij ze u ten ge schenke.* Rigolo maakte een buiging en zei «Goed, dan rekenen wij vijf-en-zeventig francs voor de kleeren en telkens vijf francs voor het gebruik der kleedkamer.* «Dat is nog al duur, maar mijnheer dingt niet af. Hebt ge ook linnengoed voor hem «Alles wat hij noodig heefthemden van katoen, gestreepte kousen, geruite zakdoeken en alles wat daar nog als eenzame, strakke teekens in het ge beuren van ons leven. Maar al het andere, de kleine verdrietelijkheden en zorgen en on gemakken en de kleine vreugden en genie tingen, het is verdoezeld in een vage, alge- meene algemeenheid. En het is een gelukkige eigenschap van den menschelijken geest, dat hij in het vage, onbestemde beeld van dat verleden gemakkelijker de kleine genoeglijk heden dan het verdrietige en pijnlijke blijft waarnemen. Het is of de innerlijke veer kracht van den mensch zich als onbewust inspant om al het kwellende uit het leven weg te dringen. Want immers, ook de groote te leurstellingen, de diepere smarten, die wij ons nog duidelijk blijven herinneren, hebben het pijnigende voor ons verloren, wanneer we na langen tijd erop terug zien. Het verleden verzacht alle wonden, zegt men zoo terecht, ’t Schijnt wel, of de hier onbewust werkt. vreugden verliezen op schitterenden glans. Maar dat verflauwen der omtrekken en der felste kleuren, een rustig beeld in herinnering leven, dat ons hindert. En waar nu de werkelijkheid van het heden ons telkens stoot, ons kwelt drietelijkheden en zorgen terwijl het meestal minder vreugde dan drietelijks heeft, daar is het natuurlijk, dat het verleden vcor ons meestal beter, mooier en rustiger schijnt dan het heden. Maar er is nog een tweede eigenschap, die ons van een ouden, ook zoo gaarne een goeden tijd doet maken. Wij leven zoo gemakkelijk vast in oude gewoonten. Wanneer we heel jong zijn, gaat het nog, dan schijnt ons nog iedere verandering een verbetering, die wij met blijdschap begroeten. Maar we behoeven nog niet zoo heel oud te zijn, om ons een le venswijze en een regel te hebben aangewend, waar we niet zoo gemakkelijk van zijn af te brengen, begrippen en voorstellingen te hebben vastgezet in ons hoofd, die wij niet gauw weer laten glippen. Wij hechten aan datgene wat met en in ons leven gegroeid is en zoo als een deel van ons zelven geworden is. En daarom is er haast bij iedereen, die de eerste jeugd achter den rug heeft, een vaak onbewust verzet tegen verandering, die ingrijpt in ons leven. Wij kunnen dat verzet wel door ons verstand, waar dit ons van de meerdere voortreffelijkheid van het nieuwere overtuigt, het zwijgen opleggen. Maar wanneer de ver andering al te groot en te veelzijdig is en wij zelven te lang in vroegere toestanden en ver houdingenhebben geleefd, te oud dus zijn gewor den, dan is dat meestal niet meer mogelijk en we er ook vaak de moeite niet meer En juist hierom is het te begrijpen, dat d,e ouderen van onzen tijd zich meer kunnen aanpassen leven. Er is zooveel veranderd en de verandering is zoo snel gegaan, dat het ook voor de vlug ste beenen moeilijk werd haar bij te houden. Maar bovenal, zij is zoo veelzijdig, dat het aanschijn van het leven als omgekeerd schijnt. .Zeker, die verandering is in menig opzicht verbetering. Het werd boven reeds opgemerkt. Maar in één enkel opzicht is zij, wel misschien geen vermindering, maar toch voor den indi- viduëelen mensch een vermoeilijking. Het leven is zwaarder geworden, oneven redig zwaarder. Dat lijkt wat vreemd gezegd zoo misschien. Oude menschen mogen juist graag vertellen van de moeiten hunner jeugd, van de groote lichamelijke vermoeienis bij reizen, van de minder geriefelijke inrichting van huizen en zooveel meer nog. En zij laten zelden na, daarbij op te merken, dat zij het zoo gemakkelijk en geriefelijk niet hadden als de tegenwoordige jonkheid. Maar dat is slechts schijn en mag misschien gelden voor wie niet xerder kijkt dan de oppervlakte van het leven. Zeker, de inrichting van het leven is in menig opzicht geriefelijker geworden en gemakkelijker. Maar het leven zelf allerminst. Dat stelt tegenwoordig veel hooger eischen aan geest en lichaam beiden"cThn de goede oude tijd. En dit is juist, hoe vreemd het klin ken moge, een gevolg van het ge.makkelijker verkeer en de gemakkelijker voortbrenging. Zeker, wij reizen thans behaaglijker in de geriefelijk ingerichte treinen en stoombooten, dan de menschen een 70, 80 jaar geleden in hun diligence of te paard soms over nauw begaanbare kleiwegen. Wij behoeven geen dagen meer om van Groningen uit in Am sterdam zaken te gaan doen. Maar terwijl de vroegere zakenman kalmpjes naar Amster dam heenreisde en voor zoo’n reis een week op het program zijner werkzaamheden uittrok, neemt de tegenwoordige de ochtend sneltrein, ’t Is alsof het van zelf spreekt, zoo gere geld noemen wij den ouden, ook den goeden tijd. Bejaarde menschen vooral plegen met graagte dat onderwerp, de goede oude tijd, te behandelen. En wij allen hebben ze zeker meer dan eens hooren vertellen, hoe dit beter was en dat veel gemakkelijker, een verhaal waarbij dan onze tijd er leelijk bekaaid af komt. Of daar reden voor is? Ik heb dien ouden tijd niet mee beleefd en het duurt nog wat voor ik over mijn ouden tijd kan praten. Maar ik betwijfel toch, of die goede oude tijd nu werkelijk zoo goed, zooveel heter was dan de tegenwoordige. De zorg voor den algemeenen gezondstoestand, voor het onderwijs en de volksontwikkeling, voor den zwakke en mis deelde, waren ongetwijfeld gebrekkiger, de algemeene welvaart was minder, de kennis onvollediger, de energie over het algemeen zwakker. Dat zijn nu juist geen feiten, die ons voor dat verleden zoo bijster innemen. Zeker, het had ook zijn voordeelen op het tegenwoordige. Het leven scheen een gemoedelijker gang te gaan. Vooral op kleine plaatsen leefden de menschen gezelliger, voelden ze zich nau wer aan elkaar verbonden. Het standsverschil was onder de burgerij minder scherp, omdat de weelde minder was. Dit alles kan zeker ten deele de voorliefde van ouden van dagen voor hun jongen tijd verklaren. Maar voor het grootste deel zal die wel haar oorzaak hebben in heel natuurlijke en alge meene menschelijke eigenschappen, nl. de vaste, innerlijke gehechtheid aan wat een deel van z’n leven geworden is en het verzet tegen vernieuwing, wat van deze gehechtheid een gevolg is, en de alles vermoeiende kracht zijner herinnering. Wat alleen nog in het verleden leeft, zien we niet meer in zijn werkelijke gedaante. De verre afstand heeft de omtrekken verflauwd. En de scherpe kanten, die toch ook toen het leven voor ons had en die ons toen ook wondden en pijn deden, bespeuren we niet meer. Het is een onzeker, vaag beeld, dat we uit dat verleden met ons mee dragen. De groote gebeurtenissen komen nog wel duidelijk naar voren, staan daar NEEKERCOURANT ai

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1911 | | pagina 1