O MW8- EJ AIIÏERTESTIEBLJ» VORK 8REEÏ El 0E8TREEES. De deugd der ontevredenheid. CLOTHILDE. Zaterdag 21 October 1911* No. 84. 86e Jaargang. Uitgever: B FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek. Feuilleton. ALLERLEI. wapenuitrusting, die 29). Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden, franco per p.oat f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. isseerde. u reeds Wie niet meer wenscht, En wie niet meer streeft, Want stilstand is ondenk- Maar zoo dit waar is voor den eenen trap naar den anderen, eene ontwikkelingsstadium naar het Crambard daarvan terug te houden. Voorloopig moest hij trachten met den schilder op zeer vertrouwelijken voet te komen en daarom bracht hij hem over zijn eigen leven en werken aan het praten. Crambard hield veel van egp praatje zonder om wegen vertelde hij, «lat hij zijn ouders, arme menschen zijn vader was ambachtsman vroeg verloren en sinds dien tijd voor zich zelven had moeten zorgen. Nadat hij nu eens dit. dan weer dat bij de hand had ge had, landde hij eindelijk aan in de werkplaats van een schilder, die hem als jongen bezigde. Hier moest hij voor de leerlingen boodschappen doen, de kamers zindelijk houden en zoo meer, maar vond toch gelegen heid om zijn talent voor teekenen en schilderen eenigs- zins te ontwikkelen, daar de leerlingen er smaak in vonden bij hem nu en dan den leermeester te spelen. Zoodoende had hij ’t zoover gebracht, dat hij later van de daar verworven bekwaamheid kon leven door nu eens portretten in olieverf te schilderen tegen tien francs per stuk, en dan weer uithangborden of kamers te schilderen. Lang was hij echter nergens gebleven met den ransel op den rug was hij half Frankrijk door getrokken, waarbij hij meest den nacht in boerenschuren of ook wel onder den blooten hemel had doorgebracht. Hij was een zwerver, die niet alleen van woonplaats, maar ook menigmaal van handwerk veranderde, zoo was hij van alles geweest, o.a. ook reizend photograaf en zelfs marktschreeuwer. Zijn gevoel van onafhankelijkheid was zeer groot. Hij bemoeide zich niet met staat kunde, maar van de overheden, bijzonder van de politie, had bij een afschuw, ofschoon hij nooit iets gedaan had, waarvoor hij ze moest vreezen. Door deze zelf bekentenissen vond Hugo zijn eersten indruk bevestigd. Wordt vervolgd. moordenaar moeten toonen »Ik heb een afschuw van alles, wat politie of gerecht heet! Als men mij in verhoor had genomen, zou ik natuurlijk alles gezegd hebben, wat ik wist. Vrijwilli- gen aandrang daartoe had ik niet.* «Maar als nu de man onschuldig is, dien men giste ren ter dood veroordeeld heeft «Daar zou ik mijn hoofd niet op durven verwedden. Alles wat ik kan zeggen is, dat vóór hem reeds iemand in de kamer van den Amerikaan is geweest. Dat kan wel een helper van den naamlooze geweest zijn, die nog te rechter tijd veilig is kunnen vluchten. Ik heb duidelijk de deur hooren openen en weer sluiten een kwartier later hoorde men het gedruisch, dat Francois om hulp deed roepen. De deur werd openge broken en bij het lijk vond men den man, die in de val was geraakt. Men heeft hem ter dood veroordeeld of dit terecht is gebeurd of niet, dat moeten de rechters en de gezworenen verantwoorden. Het gaat mij niet aan en u ook niet, laten wij daarom nu over iets anders spreken. Hugo durfde niet bij dit onderwerp te blijven, hoe gaarne hij dit ook wenschte. Hij liep echter gevaar bij den schilder argwaan te wekken, en daarom moest hij wachten op een geschikte gelegenheid om het ge sprek weer op dit onderwerp te brengen, waarover Crambard bijzonderheden wist, die aan den rechter van instructie waren ontgaan. Zij waren intusschen de straat St. Denis ten einde geloopen en gingen nu den boulevard Sebastopol langs om het Bastilleplein te bereiken. Hugo volgde bedaard zijn metgezel. Hij was echter wel ongerust voor het einddoel van deze wandeling, zijne voorstelling aan de kassierster doch hij hoopte op het laatste oogenblik nog wel een geschikt voorwendsel te vinden om ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar plaatsruimte. ons van van het andere. Maar dat streven heeft, zich niet altijd even krachtig geopenbaard. Zoodra de menschheid of een volk een zeker stadium van beschaving en welvaart bereikt had, verslapte het. Dat toont ook weer zoo duidelijk, hoe nauw ontevreden heid en krachtig leven samengaan. Zoodra men zich verzadigd voelde, zoodra de mensch heid ging genieten zonder wat anders te wil len en dus het krachtig streven verslapte, volgde een onvermijdelijk verval en een weg dringen van het verzadigde, niet langer stre vende volk door een ander, jonger volk, daf tot nu toe ver gebleven was van de beschaving, maar langzamerhand de leiding nam in het omhoogstreven naar betere toestanden. Wij zien zich dat telkens herhalen in de geschiedenis der menschheid. Want immers onze beschavingsgeschiedenis is niet een door- loopende opgaande lijn, Telkens wordt de eene beschaving door de andere verdrongen. Maar in elke beschaving zien wij eenzelfde lijn zich afteekenen, die opwaarts gaat, al op waarts, dan eenigen tijd op dezelfde hoogte blijft en weer langzaam naar beneden nijgt. Het is het streven, het bereiken en de verza diging met haar noodzakelijk gevolg, het ver val. Wanneer we nu gezien hebben, dat het streven de oorzaak is van alle menschelijke ontwikkeling, van alle beschaving en vooruit gang op elk gebied en van den vooruitgang en de ontwikkeling van ieder mensch voor zich, en dit streven duidelijk een gevolg is van ontevredenheid, ’t welk zonder die onte vredenheid niet ontstaat, dan is daarmee wel bewezen, dat ontevredenheid een deugd is. Deugd toch noemen we de geestelijke ei genschap, die gunstig inwerkt op de vermeer dering van eigen en anderer geluk. Dat ge luk nu wordt wel niet altijd grooter, naarmate we stoffelijk en geestelijk vooruit gaan, maar wel schept die vooruitgang bizondere om standigheden daargelaten de noodzakelijke grondslag, waarop ons geluk en dat van ande ren zich ruimer en breeder ontwikkelen kan. Naarmate dus onze stoffelijke welvaart ver meerdert, maar vooral ons geestelijk en zede lijk leven ruimer en rijker wordt, naarmate dus de samenleving vooruitgaat en onze eigen toestand in den meest algemeenen zin verbe- hebben met het bestaande. Zij kan betrekking hebben op wat buiten ons is en op wat in ons is, ontevredenheid dus met ons zelven en met de wereld en met de samenleving. Bei derlei ontevredenheid is in haar uitwerking gelijk. Zij dringt ons naar verandering. Te vredenheid doet dat niet. Wie tevreden is, begeert niet meer; en, zoo hij werkt, is het alleen om het verkregene te behouden. Vol strekte tevredenheid is apathie. De ontevredenheid, ’t zij met ons zelven, ’t zij met wat buiten ons is, is dus de alleenige oorzaak van alle streven. En door dat streven alleen ontstaan, voorzoover zij niet van om standigheden, van onzen wil onafhankelijk, het gevolg zijn, alle veranderingen zoo in als bui ten ons. Daaruit volgt dus, dat ontevreden heid de wezenlijke oorzaak is van de gansche ontwikkeling der menschheid op elk gebied, van onze vooruitgang in stoffelijk en geestelijk opzicht en van die der samenleving. Dat het de ontevredenheid is die ons eigen leven voortstuwt, kunnen we zelf duidelijk genoeg waarnemen. Zij kweekt de verlangens en wenschen, die ons altijd hooger doen reiken, hooger in geestelijk opzicht naar meerdere kennis, hooger in zedelijk opzicht naar beter volmaking en hooger in het stoffelijke naar meerdere welvaart. Waarnaar ook ons streven uitgaat, het is altijd een gevolg hiervan, dat we geen vrede hebben met wat we bezitten of beieikten. 't Zij we meer geld begeeren, of meer wetenschap of voortreffelijker kunst, het is altijd de wensch naar vermeerdering en verbetering, die ons drijft.- Dat wenschen is een noodzakelijk bestand deel van het leven, streeft niet meer, is geestelijk dood, baar in het leven. het leven van ieder mensch, het geldt niet minder in het leven der menschheid. Wanneer de oermensch tevreden was geweest met zijn toestand, waren we holbewoners. Zijn onte vredenheid zal van een ander gehalte geweest zijn dan de onze, maar zonder ontevredenheid was er geen verandering gekomen. En die ontevredenheid is de goede leidster der mensch heid geweest door al de eeuwen. Zij voerde haar op uit den tijd der ruwste wildheid naar dien, waarin we thans leven. Het streven, gevolg dier ontevredenheid, was de leidende kracht der beschaving op elk gebied. Het bracht HOOFDSTUK X. Vervolg). De hotelhouder maakte een eind aan het gesprek door in de portiersloge te gaan, waarna hij de deur met kracht dichtsloeg. Crambard riep hem nog eene verwensching na, nam Hugo’s arm en trok hem mee de straat op. «Zijt ge niet wat al te boos geworden vroeg Hugo. «Integendeel, ik heb hem nog te zacht aangepakt. Het heeft ook geen nood, dat hij me buiten da deur zal zetten. Hij weet zeer goed, wat hem dit kosten zou.* «Als men u zoo hoort spreken, zou men bijna ge- woven, dat ge bewijzen kunt, dat hij den vreemdeling vermoord heeft.* «Neen, dat heeft hij niet gedaan daarvoor is hij veel te lafhartig. Het zou me echter volstrekt niet verwonderen als hij den waren moordenaar kende. I» elk geval staat vast, dat hij voor het gerechtshof gelogen heeft. Ik heb de terechtzitting een poos bijgewoond en was juist in de zaal, toen Biroulas be zwoer, dat John Nameless de man is, die den Ame rikaan den 28n Februari ’s middags heeft afgehaald. Nu, ik heb ook den man gezien, die Bolton kwam halen, en ik kan u verzekeren, dat hij volstrekt niet geleek op den man, die gisteren veroordeeld is. Ik zou u dat zelfs kunnen bewijzen, als u het gelaat van Speculanten-wysbegeerte. «Kom ik over den kop, dan kom ik ook over den staart. En als ik niet over den staart kom, dan ga ik maar over den kop!* Voorzorg noodzakelijk. «Sergeant! Wat mankeert die kerel daar, dat-ie z’n stormband zoo wijd draagt?* «Wel, luitnt, als-ie «in ’t geweer* moest roepen vroeger, zette hij zoo'n mond open, dat z’n ouwe stormband finaal in twee stukken vloog!* Dat klopt. Vraag: Wie is gelukkiger: de man, die een millioen gulden bezit, of de man, die zeven doch ters heeft? Antwoord: De laatste; want de man, die een mil lioen bezit, wil nog meer hebben; maar die zeven dochters bezit, heeft genoeg. Argwaan is als een te zware meer verlamt, dan beschermt. tert, onze houding tegenover het leven vaster en sterker wordt, naar die mate kan ons geluk toenemen en verruimt ook voor het grootst aantal menschen de kans op vermeerdering en verdieping van het geluk. Maar dan is ook de noodzakelijke oorzaak hiervan, de on tevredenheid, een deugd. Zij is echter niet alleen een deugd, zij is een s.noodzakelijke deugd, omdat zij eerste voorwaarde is voor het voortbestaan van alle leven. De wensch, gevolg der ontevredenheid, is oorzaak van alle gedachte en alle daad. Maar zonder gedachte en daad is geen leven bestaanbaar. Stilstand is zoo min mogelijk in het natuurlijk als in het geestelijk leven. Maar zoo dit zoo is, toont het ons ook, dat ontevredenheid slechts onder één voorwaarde een deugd is. Niet de ontevredenheid, die werkeloos neer zit in afgunst tegen anderen en bestendigen opstand tegen het leven, maar de ontevreden heid, die prikkelt tot daden, de ontevreden heid, die werkt en streeft. Wanneer we dat niet begrijpen en in tevredenheid de hoogste deugd blijven zien, dan zijn we bestemd, om vroeg of laat als volk ten onder te gaan. En wanneer we bij onze jeugd met een verwijzing naar tevredenheid, wenschen en verlangens dooddrukken, onbestemd en onbepaald nog, maar waaruit daden rijpen moeten, dan be gaan we een misdaad niet alleen tegenover hen, maar evenzeer tegenover de menschheid. Al toen we nog maar kinderen waren, leer den we van de deugd der tevredenheid. En sindsdien hebben we die tevredenheid zoo her haaldelijk en door zoo velerlei menschen hooren prijzen, dat we zonder eenige aarzeling ons oordeel over het voortreffelijke en loffelijke van de eigenschap der tevredenheid gereed hebben. We toonen daarmee alleen, dat we omtrent het wezen en de oorzaak dier eigen schap nooit hebben nagedacht. Dat nu is geen bizonderheid. Er zijn maar heel weinig menschen, die zelf nadenken over wat hun van jongsaf is voorgehouden, die op eigen gelegenheid een onderzoek instellen naar het juiste of onjuiste van wat hun geleerd is en zich zelfstandig rekenschap geven van waar en onwaar, goed en kwaad. Onze hoogste levenswijsheid is veelal het gedachteloos na praten van wat anderen ons voorzeggen. Op onze beurt zeggen we dat dan anderen weer voor. En zoo ontstaan vele van die zooge naamd algemeen erkende waarheden, die bij nadere beschouwing soms groote onwaarheden blijken, maar welker aanraking als heiligschen nis gemeden wordt. Het behoeft wel geen betoog, dat uit der gelijke totaal foutieve opvattingen, zoo die algemeen gelden, een belangrijk nadeel kan ontstaan voor het welzijn der samenleving en het geluk der menschen. Ook uit het vervolg van dit artikel zal dit kunnen blijken. Maar bovendien benadeelt het ons direct in ons geestelijk leven, doordat het de ontwikkeling van dat leven belemmert. Wij voelen ons niet meer in staat zelfstandig te onderscheiden, maar zien altijd angstvallig om ons heen naar den stem van de publieke opinie. En met een zeker ongeloovig wantrouwen zullen we dan ook de lezing beginnen van een artikel, waarin de ontevredenheid als deugd geprezen wordt. Want ontevredenheid is een deugd en zelfs een noodzakelijke voor het voortbestaan van alle leven. Om ons hiervan te overtuigen hebben we ons zelven slechts duidelijk voor te stellen, wat ontevredenheid is en wat zij uitwerkt en wat wij onder deugd verstaan. De waarheid der stelling zal dan vanzelf blijken. Ontevredenheid is het woord verklaart zich zelf duidelijk genoeg geen vrede den naamlooze bekend was.* Bijna had Hugo geantwoord, dat hij dien karakterkop zeer goed kende, maar gelukkig bedacht hij nog te rechter tijd, dat hij pas sedert een uur van Quimperlé te Parijs was aangekomen hij antwoordde daarom eenvoudig «Waarmee zoudt ge mjj dat kunnen be wijzen «Door eene teekening van het gelaat van den vreem deling, die ik uit het geheugen ontworpen heb, nadat hij met Bolton mij toevallig op de trap pai De kerel had een knap gezicht en ik heb vroeger gezegd, dat ik portretschilder uit liefhebberij ben. Het zou echter niets helpen, of ik u mijn teeke ning liet zien, daar ge den veroordeelde toch nooit gezien hebt.* «Hebt gij die schets misschien bij u «Ja wel. Ik zal ze u laten zien, als ge dat wilt, zoedra wij ergens gaan zitten. Ge kunt echter ver zekerd zijn, dat ik Biroulas niet vrees. Zijn kellner is een domkop, die heeft te goeder trouw getuigenis afgelegd maar het is bij lang niet zoo gebeurd als hij vertelde. Dat weet ik beter «Waart ge dan dien avond in uw kamer.* «Welzeker 1 ik was bijna uitgekleed, toen ik op het geschreeuw van Francois, zooals ik daar stond, in de gang kwam. Maar ik had reeds gedruisch ge hoord in no. 1 voor dat hij om hulp brulde 1* «Waarom hebt ge dat dan niet aan den commissaris van politie medegedeeld «Toen die kwam, ben ik vlug weer in mijn kamer geslopen en deed, alsof ik reeds lang te bed lag en sliep. Ik bekommer mij nooit om zaken, die mij niet aangaan.* «Maar later hadt ge u toch uit eigen beweging moe ten aanmelden en uw schets van den vermoed elij ken NEEKER COURANT,

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1911 | | pagina 1