JIMS- EJ lllïl'RTEJTIEBIM)
LOOKERS
CACAO
CLOTÏÏILBE.
DAALDERS
66e Jaargang.
Woensdag 16 November 1611.
No. 61.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
Kleinere bussen naar verhouding.
Een drama, waarin de
36).
kost nog steeds (.50 per bus
van 1 Kilo (2 pond).
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek 10,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
KOFFIE is duurder geworden, doch
HOOFDSTUK XL
Vervolg).
«Bolton had zich in het hoofd gezet zijn intrek
nemen in een
mi.
zijn in mijn bewegingen; alles hing af van mijne voorge
nomen ontmoeting met mevrouw Sauveterre.«
«Waarom gingt ge niet eerst naar uw zuster
«Ik wist, dat zij niet meer met mevrouw Sauveterre
bevriend waszij zou zeker wel trachten mij van die
ontmoeting met Clothilde af te houden. Dan wilde ik
ge moogt het ijdelheid of trots noemen Victoire
oen in bezit had en het haar kon
over-
We
meer,
nam van
mee naar
anderer heil,
twee eigenschappen is
strijd ontstaan, waarin
tramdirectie te beslissen
werkzaamheid van een wakkeren man, die zich tot
taak heeft gesteld den broeder van mejuffrouw de Vrains
in zijn eer te herstellen.*
«Hoe heet hij
«Hugo de Carolles.*
«Kent hij mijne zuster
«Hij koestert eene diepe genegenheid voor haar en
wenscht niets liever dan haar tot zijn vrouw te maken.*
«Ook dan wanneer ik op het schavot sterf
«Zet die droevige gedachten toch uit uw hoofd
geloof mij toch, dat ik zeker geen hoon in u zou op
wekken, als ik niet wist, dat die ho'op vervuld zal
worden. Mijn vriend en ik volgen reeds een spoor,
dat naar alle waarschijnlijkheid tot het doel zal voeren
daarbij zullen wij veel nut trekken uit hetgeen ge mij
heden hebt medegedeeld. Daar valt mij nog iets in
hoe zijt ge aan dien naam John Nameless gekomen
«Ik voerde dien naam reeds toen ik in Californië en
in Colorado mijnwerker was, en heb hem later behou
den.*
«Kende Bolton u ook onder dien naam
«Wel zeker, en nog vele anderen in Amerika
«Ook die Patrick Sullivan, die het adres van het
hotel in de straat Tiquetonne opgaf
«Daar twijfel ik niet aan. Doch waarom vraagt ge
dat
«Omdat Sullivan, die ongetwijfeld de couranten zal
gelezen hebben,/lan weet wie de man is, die als Bolton’s
moordenaar veroordeeld is. Men zou verwachten, dat
hij dan uit eigen bewegintr zich bij het gerecht zou
hebben aangemeld om inlichtingen omtrent u te geven.
Het verwondert mij, dat hij zich op den achtergrond
heeft gehouden.*
«Dat is zeker merkwaardig maar wat besluit ge
daaruit?*
«Natuurlijk, ik zou hem dadelijk herkennen
«Zoudt ge denken, dat Bolton en Sallivan elkaar te
Parijs nog weer ontmoet hebben
«Dat denk ik wel, maar met zekerheid kan ik het
niet zeggen. Sallivan is misschien de man. die Bolton
den 28en Februari omstreeks twaalf uur kwam afhalen
uit zijn hötel. Om dit te kunnen vaststellen, zou men
hem in tegenwoordigheid van het hötel-personeel moe
ten brengen, maar waar moet men hem vinden
«Dat neem ik op mij. Beantwoord mij nunogeenige
vragen. Wat waart ge van plan te doen, als ge uw
half millioen ontvangen hadt Wildet ge in Frankrijk
blijven of naar Amerika terugkeeren En waarom
hebt ge bij aankomst te Parijs niet dadelijk uw intrek
genomen in een hötel, in plaats van u eenigermate ver
borgen te houden? Voor dit laatste was volstrekt geen re
den. Als ge geen lust badt om in ’t hötel van de straat
Tiquetonne te logeeren, dan waren er toch wel andere
en betere hötels
«Waarom ik niet dadelijk naar mijn zuster ging en
dit tot den volgenden morgen uitstelde, heb ik u
reeds gezegd. Al mijn denken was gericht op de
samenkomst met Clothilde, daar zou al het verdere
van afhangen. In afwachting daarvan verkeerde ik
in eene onbeschrijflijke onrust en spanning onder dien
invloed heb ik den geheelen dag doelloos door de
straten gedoold, nu eens ging ik hier, dan daar iets
nuttigen. Toen mevrouw Sauveterre in den bepaalden
tijd niet verscheen, nam mijn spanning zoo toe, dat ik
als in een zware koorts den weg naar de straat Tique
tonne insloeg. De ontzettende misdaad, die ik daar
ontdekte, benam mij geheel het verstand, anders zou
ik zoo ondoordacht niet gehandeld hebben.*
«Wat dacht ge dan door uw samenkomst met mevrouw
Sauveterre te bereiken?*
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
te
hötel van lageren vang, en dat beviel
mij niet,* vervolgde de naamlooze. «Ook wilde ik vrjj
nomen ontmoeting met mevrouw Sauveterre.*
«Waarom gingt ge niet eerst naar uw zuster
«Ik wist, dat zij niet meer met mevrouw Sauveterre
bevriend waszij zou zeker wel trachten mij van die
ontmoeting met Clothilde af te houden. Dan wilde ik
ge moogt het ijdelheid of trots noemen Victoire
niet onder de oogen komen voordat ik mijn half milli-
laten zien.*
«Voor het gerecht hebt ge verklaard, dat Bolton op
aanbeveling van een bekende in het hötel in de straat
Tiquetonne is gaan logeeren. Kunt ge mij dien man
wat nader aanduiden
«Welzeker 1 Bolton moet hem reeds in Amerika
gekend hebben en zij hebben de reis naar Europa
samen gemaakt.*
«Was die bekende dan een Franschman
«Dat geloof ik wel, ofschoon hij een lerschen naam
voerde. Hij noemde zich Sullivan, Patrick Sullivan.*
«Zoudt ge hem herkennen als ge hem wederzaagt, of
als ik u zijn portret toonde
stroom gaat, die zich door het centrum beweegt,
maar waar toch onophoudelijk en voortdurend
de menschen gaan en komen. Dat lijken er
vaak niet zoo heel velen. Maar de onwille
keurige vergelijking met de drukkere winkel
straten bedriegt. En wanneer maar een oogen-
blik de stroom gekeerd wordt door een on
verwachte verhindering, ziet men ook hier al
spoedig de menschen samentrossen en begrijpt
men, dat bijna overal door de stad de ader
klopt van het moderne stadsleven.
Onlangs enkele dagen, een week mis
schien geleden - stonden we aan de Oosten-
burgergracht voor een geopende brug. Een
zwaargeladen Keulsche aak kwam langzaam
aanzeulen door het donkere, troebele water.
De menschen, jachtig als altijd, werden al
ongeduldig, toen het zoo langzaam ging en
halzen rexten zich langs den wal om uit te
zien. De aak trok er zich niets van aan, bleef
even langzaam aandrijven, als stonden er geen
menschen te wachten. Toch eindelijk vulde
zijn breede, lage romp de brugopening. De
menschen ademden verlicht, wendden, gerust
gesteld nu, de hoofden af van het water, om
rond te zien tusschen de groepjes, die zich
voor de brug verzameld hadden. Maar het
duurde zoo lang. Ze keken weer en schrok
ken. Onbewegelijk zat de aak nog in de brug
opening, zijn zijden vastgeklemd tegen de
steenen walbeschoeiïng. Men bukte zieh voor
over, richtte zich op, bukte weer en mopperde.
Maar de aak zat en bleef zitten. Weerszijden
de brug klompten de menschen in al dichtere
en donkerder groepen samen. Daar tusschen
stonden karren en rijtuigen, steeds talrijker.
De mannen op het schip werden zenuwach|ig,
bruggewachters en een paar sjouwerlui trok
ken aan opgegooide touwen. Het hielp niet.
De aak bleef, waar ze was en de brug bleef
open.
Toen verscheen er plotseling aan den
kant een kleine schuit voor den wal.
zagen menschen voorzichtig afdalen, al
Dan voer de vplgeladen schuit over,
onze zijde de eerste ongeduldigen
ginds en voer weer terug. Dat bleef zoo
duren een paar uur bijna, terwijl in de brug
opening nog altijd de donkere romp stak van
de Keulsche aak. De beide mannen, die deze
nood-pontvaart ten eigen bate georganiseerd
hadden, glunderden vergenoegd, lieten telkens
weer met een hoofdknik de hand in den zak
«Bij mijn aankomst te Parijs had ik haar onmiddellijk
een brief geschreven. Daarin verklaarde ik, dat ik
haar voor eeuwig vaarwel zou zeggen als zij mij kon
verzekeren, dat zij gelukk’g en tevreden met baar man
leefde. In dat geval zou ik den volgenden morgen
mijn vermogen met mijn zuster gedeeld hebben en
dan met de eerste gelegenheid naar Amerika zijn te
ruggekeerd. Maar als ik van Clothilde had verno
men, dat zij zich in haar huwelijk ongelukkig gevoelde,
dan zou ik haar bezworen hebben dien band te ver
breken en na ontbinding van haar huwelijk met mij te
trouwen. Ge weet echter, dat ik te vergeefs op haar
heb staan wachten.*
«En dat ge daarom geweigerd hebt voor het gerecht
te verklaren, waar ge den avond van den 28en Febru
ari hebt doorgebracht*.
«Als ik Clothilde als getuige had opgeroepen, zou
mij dit toch niet gebaat hebben, want zij heeft mij
dien avond volstrekt niet gezien*,
«Maar haar dienstbode heeft u op den Quai de Béthune
gezien*.
«De oude Prudence kent mij natuurlijk wel, maar
zij zal ook niet nauwkeurig weten hoe lang ik daar
heb staan wachten*.
«Ondanks alles zou mevrouw Sauveterre dit reeds
lang voor het gerecht getuigd hebben, wanneer ik haar
niet had gezegd, dat dit voor het oogenblik geheel
nutteloos is. Zij is bereid om uwentwille alle andere
overwegingen ter zijde te stellen*.
«Dan bemint Clothilde mij nog steeds! In het bewust
zijn daarvan kan ik met vreugde sterven!*
«Maar gij zult niet sterven*, hernam Berquin, «ver
trouw toch op mij. Binnen acht dagen zal het mij
ongetwijfeld gelukt zijn den waren moordenaar aan
het gerecht over te leveren, dank zij de onvermoeide
Stadsverkeer, tramconducteurs en
kunstenaars.
Wie in de middaguren vooral in de win
kelstraten eener groote stad wandelt, vraagt
zich onwillekeurig af, wat toch al die menschen
daar zoeken en wat ze er te maken hebben.
Van een deel is dat duidelijk. Dat zijn de
heeren en de dames vooral, die wandelen en
winkelen gaan, voor wie de middagwandeling
het verzetje buiten is als schouwburg en con
certzaal het in den avond zijn. Maar er zijn
er zooveel en al die menschen verkeeren toch
niet in de benijdbare positie, dat ze een groot
deel van den dag verwandelen kunnen. De
meesten ook in de groote steden --en daar
misschien meer dan elders moeten werken
voor hun brood. En zoo ze al voor een groot
deel den avond kunnen vrijmaken, de middag
is toch voor hen nog arbeidstijd.
Maar meer nog dan in de winkelstraten
dringt zich in andere, meer afgelegen buurten,
waar niet de beau-monde en demi-monde fla
neert, deze vraag op, wanneer men ze door
wandelt. Er zijn er zeker en dat zijn vooral
de meer deftige wijken die het uitzicht
hebben van de straten eener doode stad, waar
de hooge huizen en al het grootstadsche ge
bleven is, maar die leeg en verlaten liggen in
den middag-zonneschijn. Maar er zijn er ook
veel andere, waar wel niet de onafgebroken
glijden. Toen eindelijk we waren blijven
toekijken de aak gelicht was doorvaren
bleek onmogelijk stapten de twee met
glimlachende gezichten op den wal; ze hadden
een goed daggeld verdiend.
Bewijst die verdienste niet den voortd urenden
drang van het stadsverkeer, dat geen oogen
blik kan stil staan? Maakt zij ook niet de
groote sommen begrijpelijk, die de tramdienst
jaarlijks aan de stad opbrengt? Tegenover dit
voordeel staan echter tal van zorgen. Met een
goede regeling van den tramdienst, het innen
van het geld, het uitbetalen van het personeel
en de zorg voor het materiëel is men er nog
niet af. Wat al kleinigheden moet niet een
tramdirectie binnen den kring harer bemoeie
nissen trekken! Het uitstappen der dames met
of zonder hulp van conducteurs moet zelfs
worden geregeld.
Dames zijn ook over ’t algemeen wat kruidje-
roer-mij-niet-achtig. Ik wil daarmee geen
kwaad van haar gezegd hebben. De hemel
beware me. In eerbied en bewondering voor
het vrouwelijk geslacht doe ik bij niemand
onder. De eigenschap, die ik haar dan ook
in dat lange woord toeschreef, zie ik veeleer
als een gevolg van haar zachte teerheid, haar
teere fijngevoeligheid dan van een lastig te n-
perament.
Nu zijn tramconducteurs over ’t algemeen
zeer behulpzaam van aard, vooral wanneer ze
een fooitje hebben gekregen, daarenboven
menschlievend en bezorgd voor u.- -
En tusschen deze
ongelukkigerwijs een
de Amsterdamsche
kreeg.
Het gebeurde namelijk bij het uitstappen
herhaaldelijk dat tramconducteurs haastige
dames, wanneer de plotselinge schok bij het
stilstaan haar van de beenen dreigde te gooien,
met hun gewone hulpvaardigheid steunden of
vasthielden. Dit gebeurde natuurlijk ook soms
zonder dat het direct noodig was, wanneer de
dames, gereed om uit te stappen, zich stevig
genoeg vasthielden of de schok niet zoo hevig
bleek. Maar dit konden de conducteurs niet
weten. Toch hebben dames zich over deze
hulpvaardigheid beklaagd, ’t zij ze daarin een
ongepaste vrijpostigheid zagen, ’t zij ze deze
aanraking voor haar teere leden wat te ruw
vonden. Daarop hebben alle conducteurs het
consigne gekregen deze hulpvaardigheid niet
meer te betoonen. De dames moeten dus
alleen uitstappen, ook al loopen ze daarbij
gevaar de beenen te breken.
Men voelt welk een bron van moeilijkheden,
van angstige zorg en angstvallige berekening
dit jongste voorschrift voor de tramconducteurs
is. Ze kunnen toch niet zonder een hand uit
te steken hun medemenschen onder de tram
laten sukkelen. Dat verbiedt hun naast hun
menschlievendheid ook de vrees voor onge
lukken ter verantwoording te worden geroepen
of zelfs voor schadevergoeding te worden aan
gesproken. Zoo moeten ze dus angstvallig
toekijken en berekenen of werkelijk gevaar
dreigt. Is het gevaar eenmaal duidelijk zicht
baar, dan is het veelal te laat en zoolang ’t
er nog niet is, blijft het altijd mogelijk, dat ze
zich zonder noodzaak aan een damesarm of
schouder vergrijpen en dus wegens overtreding
van het desbetreffend voorschrift gestraft wor
den. Mij dunkt in deze omstandigheden
moeten ze met een gevoel van wrevel en angst
dames het trambalcon zien bestijgen. Want
het zal hun heel wat hoofdbrekens en nauw
lettende zorg kosten om precies tusschen deze
twee mogelijkheden en de gevaren, die er uit
dreigen, door te laveeren. Hun baantje is er
niet makkelijker op geworden. En waar ze
tóch al zooveel te zorgen hebben: voor het
stoppen en wegrijden, dat niet te vroeg, maar
ook vooral niet te laat mag geschieden, voor
het innen van het geld, den vrede tusschen de
passagiers en zooveel meer nog, lijken ze mij,
ondanks hun lekkere, dikke winterjassen niet
erg te benijden.
Dat zijn, goed beschouwd, kunstenaars even
min. O, het lijkt wel mooi, de roem en de
dienst van het schoone en veel andere mooie
woorden. En er zijn er ook, die ’t goed heb
ben. Maar de meesten, velen althans, zijn maar
ongelukkige stumperds. Er is eenige dagen
geleden een schilder gestorven, Hij was jong
en talentvol, maar hij had een vrouw en vier
kinderen en nauwelijks brood. De zorg daar
voor kwelde hem, werd tot angst en de angst
tot krankzinnigheid. Zoo, krankzinnig, is hij
spoedig gestorven En zijn vrouw en kinderen
staan zonder brood.
Een drama, niet?
kunstenaarsidealen het afleggen tegen de botte
materialistische realiteit van het leven. Er zijn
er velen zoo, al voeren ze niet altijd tot zoo
noodlottig einde.
COURANT.
N
took sum h (mm.
I
11
l
i
-■
i>
- l- - «11aa «wam vm «4 m zx rr /-.ZWtzvz-t B