SIBBW8- BJ AIIVERTE5TIEBLAD I 1 CLOTHILDE. I I I I I I I I I I I I I I 66e Jaargang. Woensdag 22 November 1911. No. 93» Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek. Uit de Raadszaal. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. I 38). 4'. I '4 ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. zelf maar doen, wijze. Aan een genoeg. En de in den avond van den 28en Februari ging bezoeken.* .Heeft hij u ook verklaard, waarom hij niet bij mij, bij zijn zuster is gekomen vroeg Victoire niet zonder eenige verbittering. »Hij zou den volgenden morgen bij u gekomen zijn. Gij hebt verdenking tegen hem gekoesterd, omdat hij aan mevrouw Sauveterre schreef, dat hij een vermogend man was, en toch is dit de waarheid. Van het geld, dat Bolton hier heeft ontvangen, behoorde de helft aan hem.* «Dat zal niemand van hem gelooven.* »Dat zal men toch moeten gelooven, zoodra ik aan het gerecht den moordenaar overlever, die het geld gestolen heeft.« Kent ge dien dan »Na al de verrichte nasporingen koester ik geen twijfel meer omtrent zijn persoon. Hij is nog in vrijheid, maar ik lever hem aan het gerecht over, zoodra mijn vriend Hugo den laatsten schakel heeft gevonden in den keten onzer bewijzen.* «Mijnheer de Carolles vroeg Victoire, terwijl haar het bloed naar de wangen steeg. »Ja Weet ge, wat hij voor u of voor uwen broeder gedaan heeft »Ik weet, dat hij oprechte belangstelling voor hem gevoelt en even als gij moeite doet om zijne onschuld aan het licht te brengen.* «Hij heeft u niet meer verteld om niet den schijn te hebben als of hij zich tegenover u wilde beroemen op zijne opofferingen. Echter wil ik u eens mede- deelen hoe ver hij in zijne hulpvaardigheid gegaan is.« »Ik ben van zijn vriendschap overtuigd,* zeide Victoire met warmte. «Vriendschap gaat zelden zöover dat zij zich opoffert,* merkte de advocaat lachend op. »Maar door welk ge voel hij ook geleid moge zijn, toch wil ik u eens HOOFDSTUK XII. Vervolg). De morgenschooltijd was nog niet ten einde. Toen mejuffrouw de Vrains den heer Berquin zag naderen, droeg zij haar klasse aan een der oudste leerlingen over en ging den advocaat tegemoet. Nadat hij haar begroet had, verhaalde hij zijn ont moeting met de dames Chabot, waarop Victoire zeide •Ik heb mejuffrouw Chabot onrecht gedaan, toen ik haar voor trotsch en aanmatigend hield. Sedert is zij verscheidene malen hier geweest en zij is altijd vrien delijk tegen mijook heeft zij voor liefdadige doeleinden zeer aanmerkelijke bijdragen te mijner beschikking gesteld.* «Hebt ge haar verteld, dat mijnheer De Carolles meermalen bij u geweest is vroeg de advocaat. «Wel zeker, zij vroeg me er naar. Het scheen, of zij veel belang in hem stelde,* voegde het meisje er weifelend bij,. »Als dat het geval is, dan komt die belangstelling alleen van haar kant. Maar laten wij over gewichtiger zaken spreken. Ik kom juist van hem vandaan.* «Wat Heeft men u bij hem toegelaten «Ja, ik heb vrienden aan het ministerie aan hen heb ik deze gunst te danken. Het doel van mijn be zoek is bereikt uw broeder heeft mij alles zonder eenige terughouding verteld. Ik ken nu nauwkeurig zijn verhouding tot Bolton en weet waarom hij hem mededeelen, wat hij gedaan heeft. Om zijne belofte aan n te vervullen en alles aan te wenden om uwen broeder te redden, heeft hij besloten de rol van politie agent te spelen.* «Wat wat zegt ge daar «Ik hem aangeraden die taak op zieh te nemen en hij is er niet voor teruggedeinsd. Sedert veertien dagen woont hij, als een arme duivel gekleed, in het hotel van de straat Tiquetonne, waar de moord gepleegd is, om er nasporingen te doen.* «Hé, daar heeft hij me niets van gezegd, en toch is hij in de laatste veertien dagen tweemaal bij mij geweest, en volstrekt niet in de kleeding van een armen duivel, zooals ge u uitdrukt.* «Als hij er niet van heeft gesproken, dan was dat omdat hij nog geen onloochenbare bewijzen had gevon den, of omdat hij niet tevreden was met den uitslag van zijn nasporingen ik ben daar echter wel tevreden mee. Dat hij hier in zijn gewone kleeding verscheen, is wel te verklaren. Telkens als hij het bewuste hotel verlaat, gaat hij eerst bij een uitdrager van kleeding verwisselen, zoodoende wekt hij geen argwaan. Als hij dan weer naar de straat Tiquetonne terugkeert, gaat hij vooraf weer zijn vermomming aantrekken.* »Nu begrijp ik hetHoe zal ik mijnheer de Carolles voor zooveel goedheid danken en voor al de moeite, die hij aanwendt om de onschuld mijns broeders aan den dag te brengen. Maar gelooft ge, dat het zal ge lukken Ik bezweer u, mijnheer Berquin, zeg mij de waarheid «Ik kan u de troostrijke verzekering geven, dat wij gegronde reden hebben om hoop te koesteren. Door de nasporingen van Hugo weten wij reeds met zeker heid, dat uw broeder op valsche of onvolledige getui- i genissen is veroordeeld ook weten wij, dat de eigenaar I denaar kent en misschien zelf medeplichtige is. Als den moordenaar hebben wij van den beginne af een persoon op het oog, dien wij beiden kennen, en dien Hugo op zekeren avond uit het hotel zag komen. Die persoon is rijk, hij is lid van onze club; men zou ons uitgelachen hebben, wanneer wij hem hadden aangeklaagd zonder bewijzen te kunnen leveren. Die bewijzen hoop ik spoedig ia handen te hebben, vooral sedert ik van uw broeder vernomen heb dat hij de man is, op wiens aanbeveling Bolton in het hotel van de straat Tiquetonne zijn intrek nam. Ongetwijfeld heeft hij de misdaad sedert lang voorbereid. Meer kan ik u voorloopig niet mededeelen ik behoef u zeker niet op het hart te drukken, dat het diepste stilzwijgen over onze naspo ringen moet bewaard blijven.* Daarmee nam de advocaat afscheid, nadat hij nog beloofd had spoedig met goede tijding terug te zullen koeren. Berquin had met zijn vriend afgesproken, dat zij om twaalf uur samen zouden komen in Hugo’s woning in de Berrystraat. In de uren, die Hugo niet inde straat Tiquetonnedoorbracht, bezocht hij geregeld zijne bekenden en hij kwam ook in de club, zoodat niemand kon vermoeden, dat hij twee personen in zich vereenigde. Adèle Rissler, die beloofd had hem te komen bezoeken, was echter niet gekomen. Zij had hem ge schreven, dat mijnheer Gémenos zoo jaloersch was als nog nooit te voren, zoodat zij alle onvoorzichtigheid moest vermijden, daar zij niet wist of hij haar in het geheim liet bespieden. Hugo had dit ook aan zijn vriend medegedeeld, en nu kwam bij Berquin, na zijn bezoek aan Victoire, het plan op om Gémenos een bezoek te brengen, daar hij dien sedert die ontmoeting in het Café des Ambassadeurs niet meer gezien had. Gaarne wilde hij weten, of de gewezen ijzerhandelaar er in t I ernsfover dacht zjjn dochter van haar man te laten van het bewuste hotel een schurk is, dat hij den moor- scheiden. Wordt vervolgd. Venten op Zondag, bioscooptheaters en een volksgebouw. Wij zijn gewoon uitsluitend met ons welven te rekenen. Dat gaat zoowel in het groote als in het kleine. En daar zijn ook de Israëlieten ten onzent de dupe van geworden. Wij hebben allerlei bepalingen ten opzichte van de Zon dagsrust en denken er niet aan, dat we zoo doende de Israëlieten, die op Zaterdag hun Sabbath vieren, dwingen twee dagen te rusten. Nu is rust den meesten menschen niet onwel kom. En ik verdenk de meeste menschen er van, dat ze zelfs wel zes dagen in de week zouden willen rusten en één werken in plaats van omgekeerd, mits ze dan even goed en evenveel te eten hadden. De strijd om het bestaan is echter wel zoo scherp, dat we al onze krachten gewoonlijk noodig hebben om een stuk brood en het verdere noodige er bij te veroveren, en al onzen tijd ook. Dien strijd nu maken we met onze bepalingen omtrent Zondagsrust den Israëlieten onevenredig zwaar der. Want we beletten hun wel niet op Zon dag te werken, maar wel, dat in het openbaar te doen, en hebben bovendien allerlei bepalin gen omtrent sluiten van postkantoren enz., die hun het uitoefenen van hun zaken veelal moeilijk, zoo niet onmogelijk maken. Dit kan wel moeilijk anders. Wanneer we een algemeenen rustdag willen hebben en daarover zijn we het toch wel allen eens dan moeten we daarvoor wel den Christelijken rustdag, den Zondag nemen, want de Joden blijven een kleine minderheid. Maar toch is er voor hen iets hards in, dat ze, door dezen Zondag, in het verdienen van hun brood be lemmerd worden en gedwongen, willen ze aan eigen rustdag de hand houden, terwille van den Christelijken, twee dagen te rusten. Ver wonderlijk is het dus niet, dat ze zich soms verzetten, wanneer de voorschriften betreffende de Zondagsrust voor de uitoefening van hun bedrijf erg hinderlijk worden. En dit verzet zal zich te eerder en te duidelijker naar bui ten openbaren naarmate ze talrijker zijn. In ons land zijn de Joden te Amsterdam wel het talrijkst. Dat valt vooral in café’s en bij openbare vermakelijkheden sterk op. Daar zou men zich soms in een Joodsche stad wanen. Nog meer is dit natuurlijk het geval in de Joodsche buurten, als de jodenbreestraat en omliggende stadsgedeelten, waar een christelijk gezin een uitzondering is. Zou dit laatste misschien onze gemeentelijke commissie voor de Strafverordeningen een middel aan de hand kunnen doen om onze Joodsche medeburgers tevreden te stellen? Indertijd is een politieverordening vastgesteld, waarbij het openlijk venten op Zondagen en Christelijke Feestdagen verboden werd. In zooverre hiermee een betere en meer volstrek te rust op die dagen verzekerd werd, het aan zien der straten, stiller, meer Zondagsch en meer feestelijk werd, was dit verbod toe te juichen. Maar van de zijde der Joden kwam al dade lijk verzet. Israëlietische kooplieden zouden door dat verbod eigenlijk twee dagen in de week hebben, waarop ze niets of weinig kun nen verdienen. Dit verzet heeft tijdens de jongste begrootingsdebatten geleid tot een toezegging van den burgemeester, wijziging der bedoelde politieverordening te overwegen. En zoo is het vraagstuk weer urgent geworden en is een der heeren, die ’t voorstel tot wijziging hadden ingediend, door de Commissie voor de Strafverordeningen gehoord. Totale opheffing der verordening zal zeker op tal van bezwaren van andere zijde stuiten. Zou het nu niet mogelijk zijn in bepaalde stads gedeelten als bijv, de Jodenbreestraat, waar haast enkel Joden wonen, althans het venten op Zondagen en Christelijke feestdagen toe te laten? Het is maar een idee, maar onze Jood sche medeburgers waren er alvast ten deele mee geholpen. Men moet hun toch de gelegenheid laten om hun brood te verdienen en die ge legenheid zoo wijd mogelijk open stellen. Het leven is veelzijdig. Dat blijkt zeker ook wel het duidelijkst in groote steden. Het is niet alleen Arbeid, maar ook ontspanning. Voor die ontspanning zorgt het gemeentebe stuur slechts weinig; dat moeten de menschen En zij doen het op hunne park hebben ze niet meer Amsterdammers betreuren dan ook nauwelijks den tijd, toen de thans volgebouwde Plantage nog een park was, iets, waaraan het besluit van het gemeentebestuur, om rondom het Panorama-gebouw een parkje aan te leggen, weer een oogenblik de herin nering verlevendigd heeft. Zij zoeken het thans in concerten en schouwburgen en niet het minst in bioscoop-theaters. Die bioscopen zijn een bedenkelijke nieuwig heid van onzen tijd. Zij rijzen in de groote steden als paddestoelen uit den grond, wat wel bewijst, dat het publiek dergelijke vermake- lijKheden waardeert. Dit pleit zeker allerminst voor dat publiek. Het wijst op een gebrek aan geestelijk leven en geestelijke energie en op een groven smaak. Het publiek wil zich niet een oogenblik meer inspannen om zoo doende hoogere en fijnere genietingen te sma ken. Het tast naar het meest onnoozele, naar genietingen, waaraan elke geestelijke of ver standelijke zijde ontbreekt. Bovendien ver sterken de bioscopen, door wat ze te zien geven, veelal zeer sterk de belustheid op het sensa- tioneele en prikkelende, op ijselijke moorden of melodramatische geschiedenissen. Het laat ste sensationeele nieuws ook wordt er ver toond. In het Rembrandt-theater was dezer dagen al het duel te zien tusschen den tooneel- speler Le Bargy, in ons land ook door zijn rol in de Tartuffe van Molière bekend, en den heer Malherbe te Parijs. Zoo leeft men het internationale leven mee en kan zich in een wereldstad wanen. Maar niet alleen hierdoor en door de oprich ting van telkens nieuwe bioscoop-theaters - hoeveel zijn er nu al? ook op andere wijze toonen we onze wereldstad-manieren, zoodat ons gemeenteraadslid, de heer Sutorius, er bij wijlen van smullen kan. Zoo wordt nu het plan overwogen een volksgebouw te stichten. Het zou een gebouw worden, zooals er ook te Brussel en in andere groote steden bestaan, een middelpunt van de arbeidersbeweging. Het plan gaat uit van enkele leden van de Alge- meene Arbeiderscoöperatie «De Dageraad*, die willen, dat deze vereeniging met haar 5000 leden de zaak ter hand zou nemen. Reeds vroeger zijn door enkele leidende personen uit de sociaal-democratische beweging voorloopige stappen voor hetzelfde doel gedaan. Maar de uitvoering is toen op onoverkomelijke bezwa ren afgestuit. Men hoopt, dat het, wanneer een vereeniging er haar schouders onder zetten zal, wel zal gaan. We zullen aiwachten. Op de vergadering van 21 November wordt het voorstel behandeld. o VERGADERING van den Raad der gemeente Wymbritseradeel, op Zater dag, den 18 November 1911, ’s voor- middags 101/a uur. Tegenwoordig zijn ‘alle (15) leden. Voorzitter de heer H. M. Tromp, Burgemeester. Secretaris de heer J. Poppinga. Na opening der vergadering door den Voorzitter, wordt het gebed door den secretaris uitgesproken. Pp nten van behandeling: 1 Notulen van den 14 October j.l. Deze notulen worden, na lezing door den secretaris, onveranderd vastgesteld. 2 Ingekomen stukken en mededeelingen. De Voorzitter doet mededeeling van a—d Resolution van Ged. Staten, resp. tot goed keuring van de raadsbesluiten tot vaststelling van het kohier van schoolgeld over het 3e kwartaal 1911 tot wijziging der gemeentebegrooting voor 1911 tot vast stelling van het suppletoir kohier van hoofdelijken omslag, dienst 1911, en tot verkoop van gemeente grond aan S. D. Jongstra te Heeg e Een schrijven van Ged. Staten inzake de totstand koming van publiek verkeer over de trambrug over de Westerbrugsloot, onder Uitwellingerga, waaromtrent door Burg, en Weth. reeds vergeefsche pogingen zijn aangewend bij de directie der Nederl. Tramwegmaat- schappij en waartoe zij daarna de tusschenkomst van Ged. Staten hebben ingeroepen. Uit het schrijven blijkt, dat er voor Ged. Staten geen voldoende redenen aanwezig zijn om in dezen stappen te doen teneinde tot het gewenschte doel te geraken. Naar aanleiding van dit bericht wordt op voorstel van den Voorzitter besloten het adres van den pont- veerwachter Ringnalda, verhooging van loon verzoe kende, ’t welk bij de begrooting werd aangehouden, nu in de volgende vergadering te behandelen; f en g Adressen van Tj. de Vries te Oppenhuizen, secretaris-boekhouder bij het Algem. Armbestuur, en van F. Postma, gemeente-opzichter te Woudsend, bei den dank betuigende voor de verhooging hunner jaar wedde. Overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter wordt besloten deze ingekomen stukken alle voor kennisgeving aan te nemen. 3 Voorstel om een Commissie te benoemen tot onderzoek der straatverlichting te Hommerts en Jutrijp. De Voorzitter herinnert dat in de vorige vergadering de stemmen hebben gestaakt over dit voorstel van den heer Hoekstra. De heer Hettinga vraagt, wijl intusschen meerdere adressen inzake verlichting zijn ingekomen, of die com missie alleen in Hommerts en Jutrijp of ook nog in andere dorpen een onderzoek zal instellen. De Voorzitter antwoordt dat dit laatste een geheel nieuw voorstel zoy zijn, waaraan bij de behandeling van punt 8 de aandacht kan worden geschonken. Spr. herinnert verder dat Burg, en Weth. heel wat im sub is «ram. i I i ■4 i hnl knwilöl-A VirvA-r»! cs/iViiirV io dut V» n Aan

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1911 | | pagina 1