ft
VOOR SNEER EN MSTIUffi.
NIEDWS- ES ADVERTENTIEBLAD
BLOOKER’S
1
CLOTHILDE.
I
Tevredenheid.
Zaterdag 25 November 1311.
No. 94.
DAALDERS
Feuilleton.
CACAO;
I
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
39).
Maar zeg mij eerst
Wordt vervolgd.
MEN MOGE U NAMAAK
OPDRINGES,
HOUDT VAST AAN
GE WEET DAT DIE
UITSTEKEND IS.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor S n e e k 10,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
nog al
Hij bezit vier
daalt
van een
Plichten en rechten behooren bij elkaar als de
onder- en bovenkant van een muntstuk. Zonder de
eerste geven de laatste alleen er geen waarde aan.
Eerst gezamenlijk maken zij de munt gangbaar.
Het is een dwaas, die in kwade dagen den moed
laat zinken en vertwijfeltde latere goede dagen
kunnen hem dan later niet meer verheugen.
HOOFDSTUK XII.
Vervolg).
Gémenos bewoonde in de St. Paulusstraat een deftig
huis, dat hij had aangekocht. Hij zelf had de beneden
woning in gebruik, de bovenverdiepingen waren ver
huurd. Berquin trof hem aan in zijn tuintje, waar hij
onder het rooken van een pijp bezig was zijn bloemen
en planten te begieten.
»Kijk, ge komt juist van pas,« riep hij den advocaat
met een vriendelijk lachje toe»dat spaart mij de
moeite om bij u te komen.»
«Wel, wat is er aan de hand
«Dat zal ik u dadelijk zeggen. Maar zeg mij eerst
eens, hoe gaat het met uw secretaris, mijnheer Martin
Guerre
.Dank u, zeer goed. Maar hoe komt ge er toe zoo
dadelijk over hem te spreken
«Hij is mij bevallen, hij schijnt een ijverig mensch
te zijn. Onlangs heb ik hem ontmoet, hij was toen
als een kantoorbediende gekleed. Ik heb hem daarover
mijn compliment gemaakt. Men moet zich ook uiterlijk
een bescheiden aanzien geven, als men een vak van
meet af begint te leeren zijn uiterlijk voorkomen leek
mij zelfs wat al te bescheiden.*
Berquin wist van die ontmoeting voor het koffiehuis
in de St. Antoniestraathij knikte daarom enkel een
paar malen toestemmend met het hoofd.
«Hoeveel zou hij later erven vroeg Gémenos plot
seling. «Is hij eenige zoon
tevreden
Maar
bedoeld,
schendheid en overdrijving, waarvoor kinderen
gemeenlijk nog al vatbaar zijn, en tevens het
nut van de tevredenheid leeren. Van kindsaf
dus hebben we al geleerd, dat tevredenheid
een goede eigenschap is, die we dienen aan
te kweeken. En het zal velen onmogelijk
schijnen aan die opvatting te tornen. Toch
meen ik het te mogen wagen die meenin g
aan nadere toetsing te onderwerpen en op de
eigenschap der tevredenheid een wat duide
lijker licht te doen vallen.
Want laat ons dit wel verstaan, met die
verwijzing naar tevredenheid worden niet alleen
gesteld. Zij is de drijfkracht der vooruitgang en
beschaving.
Tevredenheid, die in vollen vrede leeft met
het bestaande, zonder ander begeeren meer,
is apathie. Wie deze tevredenheid kent, is
geestelijk dood. En deze tevredenheid is het
zeker niet, die wij bij ons zelven en onze kin
deren moeten aankweeken. Toch doen wij
dat vaak, wanneer wij zoo telkens het nut der
tevredenheid ons en anderen voor oogen houden.
Jonge menschen hebben vaak allerlei hoog
vliegende wenschen en begeerten. Wij moeten
niet trachten, die den kop in te drukken, maar
ze veeleer met vreugde begroeten als zoovele
teekenen van opgewekt leven, van een gevoel
van kracht en lust, van een blijden wil om
verder te komen, om uit te stijgen boven het
gewone en alledaagsche. Ze mogen wat on
doordacht en buitensporig en fantastisch zijn,
die wenschen en begeerten, de geest toch, die
daaruit spreekt, heeft de wereld en de mensch-
heid vooruitgebracht.
Wij hebben de ontevredenheid noodig op
alle gebied van het leven. Zonder haar leefden
we nog in hutten van klei of misschien in holle
boomstammen en liepen in Paradijs-costuum
rond. Eerst wanneer de mensch niet meer
tevreden is met wat hij heeft, streelt hij naar
wat anders. En dit streven is het, dat ons
heeft opgevoerd uit den tijd der ruwe onbe
schaafdheid naar dien waarin we thans leven.
Het is de leidende kracht der beschaving cp
elk gebied. Het heeft de menschheid gevoerd
van den eenen trap naar den anderen, van het
eene ontwikkelingsstadium naar een volgend.
Dat streven heeft zich niet altijd even sterk
geopenbaard. Zoodra de menschheid of een
volk een zeker stadium van beschaving en
welvaart bereikt had, verslapte het. Dan kwam
een tijd van over-beschaving, als men het
meestal noemt, ’t Was of men zich verzadigd
voelde en het ernstige, krachtige streven hield
op. De mensch genoot zonder wat anders te
willen. En een tijd van verval volgde. Tot
een ander, een jonger volk, dat tot nu toe ver
gebleven was van de beschaving, het oude,
ontzenuwde volk verdrong en zelf de leiding
nam in een omhoogstreven naar betere toe
standen. En ditzelfde zien wij zich telkens
herhalen in de geschiedenis der menschheid.
Daar is een Egyptische beschaving geweest,
Toen wij nog kinderen waren, zijn we zeker
allen meer dan eens terecht gewezen met de
ouderlijke opmerking: «alles, waar te voor
komt, is niet goed, behalve tevreden*. Het
was wel niet de manier om ons een gced
inzicht te geven in onze taal. Te voor bij
voegelijke naamwoorden en bijwoorden heeft
toch een heel andere beteekenis, dan dit woordje
in tevreden bezit, waar het veeleer, als in te
huis, het zelfde wil zeggen als by, zoodat
zou zijn: bij den vrede.
de opmerking was niettemin goed
Zij moest ons afhouden van veelei-
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
woordigheid van getuigen-
«Och kom, dat is malligheid Hij een staatspro-
cureur. En daarenboven zal uw dochter hem nooit
aanleiding geven om te scheiden.»
»Neen maar als hij haar zonder reden sloeg, dan
zou het onrecht nog grooter zijn.*
«Natuurlijk, maar Sauveterre heeft te veel achting
voor zich zelven, hij is te beschaafd om zich te gedra
gen gelijk een arbeider,, die ’s avonds dronken thuis
komt en dan zijn vrouw afranselt.«
«Dat hangt er van af.«
«Wat bedoelt ge daarmee Zoudtge willen beweren,
dat uw schoonzoon een dronkaard is
«O neen Maar wanneer hij belang er bij heeft, dat
het huwelijk ontbonden wordt, dan kan dit het gemak
kelijkst gebeuren, wanneer bij zorgt, dat het onrecht
aan zijn kant is.«
«Als hij geweld pleegt tegen zijn vrouw, alleen om
haar toestemming tot scheiden te verkrijgend
«Zoo bedoel ik het.«
«En gelooft ge dan, dat Sauveterre zoo’n onwaardige
comedie zou spelen alleen om u genoegen te doen
«Niet om mij genoegen te doen
«Waarom dan anders Met welk doel zou hij zijn
huwelijk willen laten ontbinden met een vrouw, die
een flinke bruidschat heeft me^gebracht en die later
zeer rijk zal wezen
«Hm, ik denk nog niet zoo spoedig te sterven,» brom
de Gémenos, die ongaarne zulke toespelingen hoorde.
«Ik gevoel mij nog jong en krachtig genoeg om een
tweede huwelijk aan te gaan. Of zoudt ge daar iets
tegen hebben
«Neen, volstrekt niet. Dan is die kleine tooneel-
speelster, met wie ik u onlangs ’s avonds aantrof, zeker
^e gelukkige uitverkorene
«Ja, hij is eenige zoon; zijn vader gaat door
voor een rijk man, maar hoe groot zijn kapitaal is,
kan ik u niet zeggen.»
«Nu, dat is niets. Het is ook nog zoover niet
zijn vader is toch slechts advocaat in de provincie,
dat is jammerde zoon is mij werkelijk bevallen.»
«Denkt ge er werkelijk aan uw dochter te laten schei
den, om baar daarna weer aan een ander man ten
huwelijk te geven
«Natuurlijk, ik was juist van plan daarvoor bij u te
komen. Ik heb reeds een passenden echtgenoot voor
Clothilde op het oog. Gij kent hem wel, hij is lid
van dezelfde club als gij. Hij heet Sanguinet.»
De advocaat was ten uiterste verbaasd, toen hij
onverwacht den man hoorde noemen, met wien zijn
gedachten zich in den laatsten tijd zooveel hadden bezig
gehoudendoch hij liet niets er van blijken.
«Zoo, is die het Ja, ik ken hem wel, ofschoon hij
pas korten tijd lid bij ons is.«
«Ik weet het pas zes weken ongeveer. Hij heeft
vroeger in Amerika gewoond, sedert eenige maanden
is hij in Frankrijk teruggekeerd.»
«Hij is lang en mager, niet waar
«Ja, hij heeft een voornaam voorkomen.*
«Dat vind ik juist nietHoe zijt ge met hem in
kennis gekomen
«Een voormalig handelsvriend van mij in Chicago
heeft hem bij mij aanbevolen, en hij is mij dadelijk
goed bevallen.»
«Ieder zijn smaak,mompelde Berquin.
«Hoe staat hij in uw club aangeschreven
«Als een geluksvogel. Hij wint altijd.»
«Dus hij speelt
«Zoo ongeveer eiken avond, geloof ik, en
hoog.*
«Nu, zijn vermogen laat dit toe.
millioen.»
«Weet ge dat zeker.?*
in onze jeugd, maar ook in later jaren, heel
wat wenschen en verlangens doodgedrukt, die
wij toch beter deden te blijven koesteren. En
dat komt dan niet zoozeer voort uit een kwade
bedoeling der terechtwijzers, als wel uit een
verkeerde opvatting, beter gezegd uit een
onduidelijke onderscheiding. De meeste men
schen maken er zich zoo gemakkelijk af met
machtspreuken, met zoogenaamde algemeen
erkende waarheden, en geven zich de moeite
'niet dieper in te dringen in een vraag, in
zoovele vragen, die de menschelijke ziel en
het menschelijke leven raken. Tevredenheid
is goed, is loffelijk, decreteeren zij, en houden
het hun kind voor. Wie, zoo meenen ze, zou
daartegen iets kunnen inbrengen?
Maar wat is tevredenheid? Daarover dienen
we ons dan toch allereerst te verstaan, voor
we dit zoo in ’t algemeen kunnen beweren.
Is het volkomen vrede hebben met wat is,
zonder het verlangen te kennen naar iets anders,
iets beters? Maar dan is het niet goed, niet
prijzenswaardig, niet nuttig zelfs. Of is het
den vrede gevonden hebben met het leven en
zichzelven, de berusting in zijn lot en levens
omstandigheden, zonder daarom het streven
naar hooger en beter te hebben opgegeven?
Het is niet gemakkelijk het onderscheid in
deze twee toestanden in woorden precies neer
te leggen. Maar in de houding van den mensch,
in zijn gemoedstoestand, openbaart zich dat
verschil duidelijk. Wanneer onze ouders ons
wezen op het nut der tevredenheid, dan dach
ten we voorzeker aan die mopperende, mok
kende ontevredenheid, die nooit zich tevreden
stelt met wat men heeft, maar altijd het andere,
dat wat men niet bezit, het betere acht. Dit
is een ontevredenheid, die voortkomt uit af
gunst op anderen of uit een bestendigen
opstand tegen het leven, die altijd begeert wat
anderen hebben en ook, wanneer zij zelf dat
zelfde verkrijgt, het weer onvoldaan als waar
deloos van zich afschuitt. De mensch, die op
deze wijze ontevreden is, acht zich altijd ver
ongelijkt en tekort gedaan. Zijn gemoedstoe
stand is norsch en ongeduldig. Hij kent de
berusting niet en leert die nooit.
Maar er is ook een ontevredenheid, die geen
opstand is, maar een streven naar beter. Zij
kijkt niet naar anderen, maar naar zichzelve
en naar het doel, dat zij zich vcor oogen heeft
een Assyrische, een Perzische, een Grieksch -
Romeinsche. Ze zijn alle de een door de
ander verdrongen. Toen het Romeinsche rijk
door de Germanen en andere noordelijke volken
ten val gebracht was, volgde het Germaansch-
Christelijke beschavingstijdperk.
Datzelfde wat we in de geschiedenis der
volken waarnemen, zien we ook in de geschie
denis der geslachten en individuen. De
grootvader wint het, de vader bevestigt
het en de zoon maakt het op, zegt men wel.
Een geslacht, een familie rijst omhoog op den
maatschappelijken ladder door het krachtig en
volhardend streven, blijft een zekeren tijd op
die hoogte en daalt weer. En ook in de
geschiedenis van een enkel mensch zien we
soms zoo duidelijk deze stadia zich afteekenen
van streven en werken tot verzadiging en
stilstand. Zoodra de verzadiging er is, is
het streven uit. En de stilstand, die dan volgt,
heeft den ondergang van volk en geslacht
tengevolge.
Streven is dus noodig zoowel voor de mensch
heid als voor ieder mensch voor zich. Daar
buiten is geen vooruitgang, geen stijging, geen
opklimming denkbaar, Maar dat streven vindt
altijd zijn grond in ontevredenheid, ’t Zij we
streven naar meer bezit en materiëele welvaart,
of naar meerdere kennis, of naar voortreffe
lijker kunst, altijd is dit in laatste instantie
het gevolg hiervan, dat we geen vrede hebben
met wat we bezitten of bereikten.
Maar die ontevredenheid moet niet zijn een
mokkende norschheid, een jaloersche afgunst
op anderen, een voortdurende opstandigheid
tegen het leven. Met een blijden glimlach
moeten we tegenover dat leven staan, zijn
schoonheid waardeerende. We moeten de te
vredenheid kennen, die berusting heet, die het
leven aanvaardt zooals het is, maar weet dat
door het werk onzer handen dat leven veran
dert en stijgt naar grooter, volmaakter schoon
heid. Wij moeten niet stilstaan, maar blijven
streven. Mr. K>
«Zeer zeker. Bet geld is belegd in de bank van
Frankrijkik heb zelfs het ontvangbewijs gelezen.*
«Hoe heeft hij die millioenen verkregen
«Door den handel in gezouten en gerookt spek, op
strikteerlijke manier. Ik heb daarover zeer vertrouw
bare inlichtingen gekregen.»
«Nu, het kan zijnmaar wat voerde hij uit,
voor dat hij naar Amerika ging Hij is een Parijzenaar,
of ten minste een Franschman van geboorte.*
«Hij was eerst bediende in een commissie-handel.
Hij maakt er volstrekt geen geheim van, dat hij begon
zonder een stuiver op zak, precies zooals ik, mijn
waarde. Dat is beter dan adel.«
«Dat geef ik gaarne toe. Hoe oud is hij
«Drie-en-veertig jaar.«
«Nu, laten wij vijftig zeggen. Hij ziet er uit als een
waterplant, die te drogen is gelegd, en hij kleedt zich
zoor smakeloos»
«Het zou u natuurlijk beter bevallea, als hij op een
modepop geleek, maar mij niet. Hij bevalt me juist,
zooals hij is.«
«Maar uw dochter zal hij zeker niet bevallen, dat
kan ik u wel bij voorbaat zeggenlaat daarom het
plan varen, dat ge uw dochter na de scheiding aan
dezen vreemdeling wilt uithuwelijken. Toen ge uw
dochter aan Sauveterre ten huwelijk gaaft, was zij
nog ’n jong onervaren meisje, maar nu is zij een rijpe
vrouw, die een eigen wil heeft.»
«Dat zullen we eens zien.«
«Heeft die Sanguinet misschien de onbeschaamdheid
gehad u te zeggen, dat hij uw dochter tot vrouw be-
geert
«Nog niet, maar ik weet toch hoe Hij er over denkt.
En het zal niet moeilijk zijn Clothilde’s echtscheiding
door te zetten.*
«Sauveterre leeft zeer vreedzaam met zijn vrouw.*
«Tot heden, ja, maar dat kan veranderen. Als
I Sauveterre bij voorbeeld zijn vrouw sloeg in tegen-
Mi
NEEKER COURANT.
j
I
L
ÜT-feft