ft
VOOR SHEEÏ ES ii’iSTUlki 1.
MW8- ES JPTERTEÏT1EBLAB
Zuinigheid.
CLOTHILDE
66e Jaargang.
Zaterdag 9 December 1911.
Ho. 96.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Feuilleton.
r<
43).
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek 10,40 per 8 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
de stoffe-
en van
zijn.
nutteloos wegwerpen of
doen met wat van groote
leven en dat van anderen.
Ieder weet wel, dat een
HOOFDSTUK XIII,
Vervolg).
Het Grand Hotel te Parijs is eene internationale kara
vanserai, waar vreemdelingen uit al de vijf werelddeelen
herberg vinden. Daar logeeren üuitschers en Span
jaarden, Engelschen en Amerikanen, Turksche pacha’s,
Chineezen en Marokkanen, Russische en Italiaansche
prinsen. Wie vreemde talen wil hooren, neme slechts
plaats aan een der tafeltjes in den grooten met glas
overdekten tuin en kan zich dan gemakkelijk voorstel
len, dat hij den torenbouw van Babel bijwoont, zooveel
vreemde talen hoort hij aan alle zijden rondom zich
spreken.
Ook Jacques Sanquinet logeerde in het Grand Hotel
hij zat juist te ontbijten in den grooten tuin en dronk
met smaak zijn koffie. Hij had het nog nooit zoo
goed gehad, want hij was in een armoedige woning in
de straat Moutfetard ter wereld gekomen als de zoon
van arme lieden. Zijn ouders had hij vroeg verloren
en toen een leven geleid als zoovele arme stiaatjongens,
van wie niemand eigenlijk weet hoe en waarvan zij
leven. Eindelijk was hij als scheepsjongen naar zee
gegaan en in Californië aangeland, waar hij vele jaren
lang een zeer bewogen en avontuurlijk leven had geleid.
Steeds er op uit om geld te verdienen zonder kies
keurig te zijn in de middelen daarvoorhad hij einde
lijk fortuin gemaakt. Wegens zaken was hij reeds
eenige malen uit Amerika naar Parijs gekomen, doch
telkens slechts voor een korten tijd. Thans had hij echter
al zijn zaken in Amerika afgesloten en was naar het
vaderland teruggekeerd om te Parijs te blijven wonen,
waar niemand vr; agt naar het verleden van een vreem
deling. wiens zakken goed met geld gevuld zijn.
In de eerste plaats had hij zich, op grond van meege
brachte aanbevelingen, laten aannemen als lid van de
club, waarvan Berquin en Hugo de Carolles ook lid
waren, en waar niemand vermoedde, dat de Amerikaan-
sche millionair de gewezen havelooze straatjongen uit
de straat Mouffetard was.
Ofschoon het verblijf in het Grand Hotel hem goed
beviel, wilde hij er toch niet voortdurend bljjven hij
was van plan een huis voor zich te koopen.
De oude Gémenos, met wien Sanquinet door gemeen
schappelijke handelsvrienden in kennis gekomen was,
bezat een mooi huis in de Villiersstraat, dat hij kort
geleden verkregen had bij het faillissement van den
vorigen eigenaar, die bij den ouden ijzerhandelaar eene
groote hypotheek had opgenomen. Gaarne zou hij
dit eigendom weer met voordeel van de hand doen en
daarvoor meende hij in den Amerikaan den rechten
man te hebben gevonden. De handel was ook werkelijk
bijna beklonken, doch Gémenos eischte drie honderddui
zend francs, terwijl Sanquinet slechts twee honderd en
vijftig duizend francs wilde betalen. Er bestond echter
uitzicht, dat zij het ten slotte wel met elkaar eens
zouden worden.
Tijdens de onderhandelingen had Sanquinet nu kort
geleden tegenover den ouden Gémenos de schoonheid
van Clothilde geroemd. Daarop was de oude uitge
barsten in klaagliederen over zijn schoonzoon, en had
zijn plan omtrent eene echtscheiding ter sprake ge
bracht Sanquinet betuigde zijn volkomen instemming
daarmee. De beide heeren waren trouwens zeer geschikt
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/. cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
om het best met elkaar te kunnen vinden. Gémenos
bezat zes millioen, Sanquinet had er vier, dat maakte
samen de aardige som van tien millioen. Het was dus
geen kwaad plannetje, dat de Amerikaan zou trouwen
met de dochter van zijn vriend, zoodra haar vórig
huwelijk ontbonden was.
Sanquinet had volstrekt geen lust om stil te gaan
levenhij was reeds voor den dag gekomen met een
plan tot oprichting van een bankierszaak onder de
firma Gémenos-Sanquinet Co., waar de oude heer
wel ooren naar had. Er bleef dus nog over, dat de
heer Sauyeterre en zijn vrouw echtscheiding moesten
vragen Gémenos nam die taak op zich, maar tegen
over zijn toekomstigen schoonzoon zweeg hij wijselijk
over dé middelen, die hij daarvoor dacht aan te wen
den. Sanquinet moest echter nog een poos geduld
hebben, want volgens de nieuwe Fransche wet duurt
een proces tot echtscheiding nog altijd langer dan een
jaar.
Dit was den Amerikaan trouwens niet onaangenaam,
want hij kon dezen tijd benuttigen om eenige moeilijk
heden betreffende zijn eigen persoon uit den weg te
ruimen. Tot heden was hem alles naar wensch gegaan,
sedert hij in zijn vaderstad teruggekeerd was. Alleen
was er in den laatsten tijd aan zijn onbewolkten hemel
een donker punt opgekomen, dat hem onrust baarde.
Hij zat juist aan dit donkere punt te denken, toen
een heer uit de leeszaal trad, voor zijn tafeltje bleef
staan en in het Engelsch tot hem zeide: Wel, hoe
gaat het u te Parijs, mr. Sullivan
Sanquinet had niet verwacht hier in het Grand Hotel
te worden aangesproken met den naam, dien hij in de
Nieuwe Wereld gevoerd haddoch hij verloor zijn
koelbloedigheid niet. Zeer bedaard drukte hij zijn
bekende de hand het was een koopman uit Chicago,
die ’s morgens te Parijs was aangekomen. Nadat hij
den koopman had beantwoord en men over minder be
langrijke onderwerpen gesproken had, vroeg de koop
man
»En wat zegt ge van het einde van den armen Bol
ton Zooals onze couranten meldden, is hij op een
ontzettende manier om het leven gekomen.*
«Dat schijnt zoo,« antwoordde Sanquinet met een
schouderophalen.
»Ik dacht, dat ge samen met hem naar Parijs waart
gegaan.»
»0 neenin Hivre zijn wij gescheiden. Ik heb
sedert dien tijd niets van hem vernomen dan alleen door
de couranten.*
«Dat is iets anders. Men gelooft in Amerika algemeen,
dat hij vermoord werd door den jonkman, dien hij altijd
bij zich had en die een soort van compagnon van hem
was.*
«Ja, daarom is deze ook ter dood veroordeeld.*
«De justitie hier schijnt het niet nauw te nemen met
hare nasporingen. Wanneer in Amerika behoorlijk
onderzoek was gedaan, zou men vernomen hebben,
dat verscheidene mensehen dien John Nameless zeer
goed kenden.*
«Nu, wat zou hem dat geholpen hebben Wanneer
hem het hoofd voor de voeten ligt, is alles in orde. Wat
gaan ons de Fransche rechters aan
«Daar hebt ge gelijk in. Logeert ge ook hier in het
hotel
«Ja, maar ik heb mij ingeschreven ónder den haam
Sanquinet; dat is eigenlijk mjin familienaam. In Ame
rika heette ik Sullivan, doch dien naam heb ik afgelegd
en daarom verzoek ik u mij voortaan Sanquinet te
noemen.*
«Zooals ge wilt, ik zal er aan denken.*
Wordt vervolgd.
koopman of fabri
kant door adverteeren, reclame maken of op
andere wijze vaak geld moet uitgeven, dat
niet direct zijn voordeel opbrengt, maar indi
rect vaak dubbele rente levert. Het verband
is hier duidelijk genoeg om door iedereen
herkend te worden. Maar wanneer dat ver
band tusschen het uitgeven van zijn geld, zijn
tijd, zijn kracht wat verder afligt, schijnen de
oogen der meesten te slecht om het te onder
scheiden.
Dat diezelfde koopman, of wie anders ook,
het geld, dat hij uitgeeft voor een ontspannende
reis, niet weggooit, begrijpen maar weinige.
Zeker, een mensch moet eens wat hebben, dat
begrijpen ze wel, Maar dat dat iets indirect
hoogst nuttig zou zijn, dat het een bewijs van
zuinig beleid is, geld voor dat iets uit te
geven, dat vatten velen nog niet.
Al evenzoo staat het met het gebruik van
den tijd. Niet hij, die altijd werkt, besteedt
zijn tijd nuttig, maar hij die geen tijd nutteloos
laat verloren gaan, die dus den tijd, dat hij
werkt, intensief werkt, di. met alle kracht en
alle aandacht; maar ook den tijd, dat hij niet
werkt, gebruikt om nieuwe kracht, nieuwe
lust op te doen. Zoovelen, die altijd tijd heb
ben voor nutteloos en noodeloos gepraat of
voor allerlei vermoeiende en veelal noodelooze
dingen, die de samenleving van hen heet te
eischen, beweren geen tijd te hebben voor
lectuur, voor wandelen, voor reizen, voor aller
lei wat hun werkkracht verfrischt en levendig
houdt. Want die hebben we immers ook
noodig, zuinigheid met onze levenskracht. En
daarvoor moeten we niet alleen rust nemen,
maar moeten we ook ontspanning hebben,
moeten we ook ons geestelijk leven frisch
houden door nieuwe indrukken op te doen en
te verwerken, moeten we ook en vooral onze
levenslust krachtig houden.
De meeste mensehen, die naast geld ook
nog wel op tijd letten tijd is immers geld
hebben de practische Amerikanen geleerd
hebben voor versterking van onze levenskracht
en onze levenslust weinig oog. Alsof ten
slotte voor wie dat begeert, levenskracht en
levenslust ook niet in geld waren om te zetten!
Immers, hoe levenslustiger en levenskrachtiger
wij zijn, des te intensiever zal ook onze arbeid
wezen. Dit geldt wel het meest van geeste
lijken, vooral van gewichtigen geestelijken
arbeid, maar toch eigenlijk in meerdere of
mindere mate van allen arbeid. Op welke
wijze die levenslust en werkkracht versterkt
moeten worden, zal van ieders persoonlijke
behoeften en geaardheid afhangen en van den
aard van zijn werk. Maar ieder, die werkelijk
zuinig wil zijn, zal op hun versterking bedacht
moeten wezen.
Zoo blijkt de zuinigheid, zij die niets nutte
loos laat verloren gaan, ten slotte te bestaan
in een verstandig en beleidvol beheer van al
onze krachten, een sparen, een vergaderen, een
versterken, maar ook een uitgeven, als het
moet, met volle handen. En deze zuinigheid
zal tot een zegen kunnen worden voor ons
zelven en voor de menschheid. Mr. K.
o
of dat zeer eenzijdig kleinere bedoelingen ten
koste van gewichtiger tot voordeel strekt, is
nutteloos. En de ware zuinigheid heeft voor
dergelijk nutteloos gebruik van geld of kracht
of tijd te waken.
Maar men zij hierbij op zijn hoede. De
meeste mensehen zijn zoo kinderlijk kortzichtig,
begrijpen niet hoe wonderlijk alles in het
leven samenhangt en hoe vrijwel alles wat men
doet en laat in dat leven zijn invloed zal doen
gevoelen. Zij grijpen naar het meest voor de
hand liggende en zien niet in, dat men soms
wint door iets voorbij te laten gaan of zelfs
weg te geven.
Wie stoffelijke welvaart zoeken, turen zich
veelal blind op geld. Alsof niet ook werk
kracht, levenslust en gezondheid factoren zijn,
waarmee rekening dient gehouden te worden,
middelen waarmee men dit doel bereikt! En
wie andere dingen najagen, wie kunst zoeken
of wetenschap, vergeten allicht, dat ook het
bezit van geld niet van geld als zoodanig,
maar als waarborg voor een onafhankelijk,
rustig en zorgenvrij bestaan op hun stre
ven zijn invloed kan doen gelden.
Maar zoo men al ten opzichte van wat nuttig
voor ons kan zijn, meestal niet verder kijkt
dan zijn neus lang is, nog kortzichtiger toont
men zich in het gebruik, dat men van op zich
zelf nuttige dingen maakt. Hier vooral schijnt
het, alsof het grijpen van wat men maar het
eerst en gemakkelijkst krijgen kan, de hoogste
wijsheid, de beste zuinigheid zou zijn. Het is
een zuinigheid, die de wijsheid bedriegt en die
dus nooit in den goeden zin zuinigheid kan
Het maakt, dat velen in hun zuinigheid
niet hun voordeel
waarde is voor hun
keeren, dat de tijd om het uit te geven voorbij
is. Wat zeggen wil, dat men iets op den
juisten tijd, wanneet het zijn nut doet, moet
weten uit te geven en dat uitgeven soms
zuiniger kan zijn dan terughouden. Niet op
het niet uitgeven, maar op het niet noodeloos,
niet nutteloos uitgeven komt het aan. En dat
niet alleen ten opzichte van geld. Want er
is immers zooveel anders nog dat invloed heeft,
ook zelfs op de vermeerdering van
lijke welvaart van ieder onzer en van de
menschheid in het algemeen. En werkelijke
zuinigheid, dus die niet alleen in geldzucht
haar oorzaak heeft, die niet alleen maar is een
wat minder atstootelijk zusje van gierigheid,
is zuinig in alle opzichten.
Deze zuinigheid dan laat niets nutteloos
verloren gaan, niets aan geld of goed, maar
ook niets aan tijd, niets aan kracht, niets aan
gezondheid, niets aan opgewektheid, niets aan
levenslust. Zij berekent, niet in den onaan-
genamen zin, daaraan vaak gehecht, maar in
dien beteren van vooruitrekenen, van rekening
houden met de omstandigheden. Zij overziet
het leven en staat er als beheerscheres boven.
Zij, dat is de zuinigheid in den besten zin,
houdt rekening met het doel van het leven.
Wie slagen wil in het leven, moet zich een
doel stellen. En wie dat doel bereiken wil,
mag het nooit geheel uit het oog verliezen.
Maar daarnaast heeft men toch ook steeds
opnieuw kleinere doeleinden, die men te berei
ken tracht, nu op dit dan op dat gebied. Men
heeft alleen te waken, dat deze kleinere be
doelingen ons ons grooter doel niet doen ver
geten, dat het zorgen daarvoor ons gewichtiger
streven niet overwoekert, dat een vaste wil
de teugels in handen houdt, waarmee ons
leven geleid wordt. Bij de beoordeeling nu
van wat nutteloos zou zijn, heeft men hiermee
rekening te houden, moet men het evenwicht
weten te bewaren dat voor alle streven en
werken noodig is. Maar dit kan alleen ieder
voor zich persoonlijk uitmaken. Wat nutteloos
voor den een zou zijn, kan van groot nut we
zen voor zijn buurman. Niet alleen de be
doelingen van ieder menseb, maar ook de
behoeften, welker vervulling voor het bereiken
noodzakelijk is, bepalen dit. Het is daarom
dan ook onmogelijk een algemeene definitie
van nuttigheid te geven. Men kan alleen
zeggen, dat nuttig is, wat iemand zijn doel
naderbrengt. Het doen en werken en streven,
dat met geen enkel doel eenig verband houdt
Het is eigenaardig, dat een eigenschap, die
door de meesten zo >zeer gewaardeerd wordt
en zoo ijverig door ouders en opvoeders aan
hun kinderen als navolgingswaard wordt aan-
geprezen, gewoonlijk alleen gezien wordt met
betrekking tot geld en goed. Men zou daaruit
de voor ons mensehen niet zeer vleiende ver
onderstelling kunnen afleiden, dat bezit van geld
in onze gedachten een overheerschende plaats
inneemt.
Waarschijnlijk is men met die verorderstel-
ling bij een groot deel der mensehen niet ver
van de waarheid. Er zijn andere woerden als
eerlijkheid, zorgen enz., van wier gangbare
beteekenis men in meerdere of mindere mate
hetzelfde zou kunnen zeggen als van zuinig
heid, en die, veelal nog verder staande van
het zuiver materiëele in ons leven dan zuinig
heid, op den gedachtengang in de hoofden
der menschheid een verrassend licht werpen.
Er zijn ook omstandigheden te over, die
dit verklaren. We hebben aan geld nu een
maal een buitengewone behoefte en waar in
onze maatschappij bijna alles we hadden
haast geschreven «alles* vcor geld te koop
is, is het begrijpelijk, dat in de hoofden der
meesten geld de voornaamste plaats inneemt.
Maar dit rechtvaardigt allerminst een zoo een
zijdige opvatting van eigenschappen en woor
den, die daardoor voor het leven hun volle
beteekenis dreigen te verliezen. En dit wordt
nog erger, wanneer, zooals met zuinigheid het
geval is, deze reeds eenzijdige opvatting in
de voorstelling der meesten nog eenzijdiger
vorm aanneemt, zoodat het woord langzamer
hand een voor minder geldzuchtigen welhaast
onaangename beteekenis krijgt.
Want waaraan denkt men, in het algemeen
genomen, bij zuinigheid? Immers aan bizondere
vasthoudendheid in geldzaken, aan het den
boel bij mekaar houden, aan een wat aanval-
liger zusje van gierigheid. Zuinig is dan, wie
niet gemakkelijk van zijn geld scheidt, wie,
als het heet, een dubbeltje twee keer omkeert
voor hij het uitgeeft. Maar men vergeet
daarbij, dat dit op zich zelf nog geen deugd
is en heel vaak het tegengestelde ervan, dat
dit nog volstrekt niet eens een vooruitgang in
materiëele welvaart waarborgt.
Men kan een dubbeltje ook zoo vaak om-
NEEKEF. COURANT