SIEÜWS- Bill APW1WB1AD VOOR SHEER EJ M8WM. CLOTHILDE. Woensdag 13 December 1911. 66e Jaargang. r ZTo, @9. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. klatergoud, Wordt vervolgd. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. 44;. fluisterde ge niet liegt »Hoe durft ge het wagen my zoo grof te bejegenen riep Biroulas boos. »Ik zeg de waarheidgij liegt mg wat voor. Waar is dan het millioen gebleven dat Bolton bij zich had >Dat heb ik niet gestolen.» »Wie zou het dan gedaan hebben »Wel, blijkbaar de man, die ter dood veroordeeld is.» »Het is om te lachen I Waar zou hij ze geborgen hebben? Weinige minuten na den moord werd hij in Bolton’s kamer gegrependadelijk werd hij aan den lijve onderzocht en men vond slechts een kleine som geld bij hem. Denkt ge, dat hij het geld ingeslokt heeft Vraag hem dat zelf. Ik Ben niet van plan u verder te antwoorden.» .Geen onbeschaamdheden, mynheer Biroulas. Ver geet niet, dat ik u in mijn macht heb en u op het schavot kon brengen, wanneer ik vertelde wat ik weet.« »Ik begrijp niet, wat ge daarmee bedoelt.» ♦Waarlijk niet Nu, dan zal ik duidelijker spreken. Toen Charles Bolton den 28en Februari ’s avonds in uw hotel terugkeerde, had hjj een millioen francs in banknoten bij zich. Dat millioen is verdwenen. De man, die bij het lijk van Bolton werd aangetroffen, had geen tijd gehad om dat geld in veiligheid te bren gen. Bjj gevolg zijt gij de man, die het gestolen heeft.» .Waarom ik? Waarom niet de kellner Francois of één van mijn logeergasten »Ik zeg, dat gij het gedaan hebt.« .Zoudt ge misschien willen beweren, dat ik den Amerikaan ook vermoord heb »Ook dat beweer ik en ik zal het bewijzen, als ge mij er toe dwingt.» .Dat zou slecht voor u afloopen.» .Waarom Omdat ik uw hotel bjj Bolton heb aan bevolen Of omdat ik hem den 28en Februari ’s mid dags heb afgehaald, ofschoon gij voor het gerechtshof iets anders hebt verklaard Dat is toch zeer na tuurlijk. Ik stond met Bolton op een zeer goeden voet, en kende u nog uit vroegere tijden. Bolton wilde hier logeeren in een klein, rustig en goedkoop hotel, en daarom gaf ik uw adres op, zooals ik reeds vroeger uw hotel aan Amerikanen heb aanbevolen. Ik ben nog niet vergeten, dat ge mij wel gedaan hebt in een tijd, toen ik dikwijls niet wist hoe ik mijn honger zou stillen.» »Het is goed, dat ge dit nog niet vergeten hebt.» »0, ik heb een uitstekend geheugen. Laat mij eens uitpraten. Bolton kende niemand te Parijs. Tijdens de zeereis naar hier, verzocht hij me, dat ik hem in zijn hotel zou komen afhalen om hem den weg te wijzen. Nadat ik mijn zaken had afgedaan, ben ik dan met hem naar Rotschild in de Laffitestraat gegaan, heb vervolgens met hem een rijtoer gemaakt in het bosch van Boulogne, daarna hebben wij samen lekker gedi neerd op mijn kosten en toen bracht ik hem naar zijn hotel. Hij heeft me volstrekt niet gesproken van een bezoek, dat hij nog verwacht zou moeten hebben. Ik ben naar het Grand Hotel terug gekeerd, den volgenden morgen zou hij me daar komen afhalen. Hij is natuur lijk niet gekomen. Den volgenden avond hoorde ik op straat de courantenjongens hunne bladen uitschreeuwen met het nieuws van den moord in de straat Tiquetonne. Ik kocht een courant en vernam daaruit, wat er gebeurd was. Natuurlijk paste ik wel op, dat ik my niet on- noodig in die zaak mengde. Men weet nooit vooruit, niet vergis. Daar zult ge niet ver mee komen.» »Dat hindert niet. Ik zal wel ergens een rustig onderkomen vinden.» Sanquinet keek hem eens scherp in de oogen en -■-1- Jc; »Ge wilt me dus in ernst wysmaken, dat meer bezit dan die vijfduizend francs? Gij uitgelatenheid door nachtelijke kleurigheid schittering? Het was de schittering van klatergoud, van schijn, waarachter de wreede ellende en het van honderden levens schreide, maar er toch kleurigheid in de rijk verlichte Music- welke onaangenaamheden daaruit kunnen voortvloeien. De justitie is soms volslagen blind en doofdat is ook in dit geval weer bewezen, want een onschuldige is veroordeeld. Ik heb my stil gehouden en gewacht tot het vonnis was uitgesproken, voordat ik mij met u in verbinding stelde. Het was mij aangenaam, dat ge niet over my Jiebt gesproken.» »En ’s avondsTroen ge by my kwaamt, hebt ge my dadelijk met de politie gedreigd .Neen, ik heb u alleen er op gewezen, dat men ver denking tegen u kon koesteren en u misschien liet be spieden.» .Beken het maar, dat juist gij me hebt willen laten bespieden». .Wanneer uw geweten zuiver was, zoudt ge niet zoo’n angst hebben voor de politie. Ik heb u verder aangeraden uw hotel niet te verkoopen voor dat de gemoederen tot kalmte waren gekomen. Ge hebt dien wenk opgevolgd en daar zijt ge wel bij gevaren. Dit alles heb ik slechts aangevoerd om te bewijzen, dat het u niet zal gelukken mij in ongelegenheid te bren gen, wanneer ge mocht trachten mij in die leelijke zaak te verwikkelen. Ik kan over alles behoorlijk opheldering geven; gij daarentegen hebt veel tegen. Ongetwijfeld zal men mij er een verwijt van maken, dat ik niet vroeger tegen u ben opgetreden, maar het is nog niet te laat, John Nameless is nog niet ter dood gebracht». .John Nameless!» mompelde Biroulas verbleekende. »Ja, de ongelukkige, die hoofdzakelijk op uw valsche getuigenis veroordeeld werd. Op genade behoeft ge niet te hopen, als aan het licht komt, dat gij de ware moordenaar zijt. Bedenk dat wel en dwing mij niet om vijandig tegen u op te treden». HOOFDSTUK XIII. Vervolg). Nauwelijks, was de koopman heengegaan of van de straat kwam iemand in den tuin, die volgens zijn voor komen daar volstrekt niet behoorde. Het was een man met een smerigen fantasiehoed en een ouderwetsche, slecht passende jas. Hij keek een poos onderzoekend in het rond en trad toen vlug op Sanquinet toe. Zon der verlof nam hij een stoel en ging bij het tafeltje zitten. .Wat komt ge hier doen, Biroulas P« vroeg Sanqui net met gedempte stem. »Ik heb je dat toch uitdrukke lijk verboden.» »Ik moet u spreken,* luidde het knorrige antwoord. »Ik kan het niet langer uithouden.» »Wat is er dan aan de hand »De politie schynt verdenking tegen mij te koesteren. Veertien dagen lang heb ik een geheimen politie agent in huis gehad. Ik heb hem dezen morgen bui ten de deur gezet, maar er zal wel weer een ander komen. Ik kan die eeuwige ongerustheid niet langer verdragen, en daarom kom ik u vertellen, dat ik mor gen mjjn hotel zal sluiten.» .Waar denkt ge heen te trekken »Dat weet ik nog niet, maar zeker bljjf ik niet te Parys zooals ge weet, heb ik mijn huis verkocht gisteren heb ik de koopsom ontvangen.» »Ge zoudt vyfduizend francs ontvangen, als ik me ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar plaatsruimte. Van wat verdwijnt en verdwenen is. ’t Kan wellicht niet anders. Het moderne verkeer stelt andere eischen aan onze straten en pleinen dan het vroegere. Wij hebben ook andere begrippen omtrent ruimte en licht en behoefte aan grootschere stadsaspecten, aan weidscheren en meer logischen. bouw onzer steden. Maar er blijft toch iets vreemds in, in al die veranderingen, waardoor zooveel in tiems verloren gaat, zooveel ook, waaraan onze herinneringen gebonden zaten, om plaats te maken voor het nieuwe, dat in machtiger lijnen en rationeeler stadsarchitectuur ons aan de snelle verandering van het moderne leven her innert. Wij wisten het lang al. Maar als zooveel, waarvan men weet, dat het gebeuren gaat, zoo was, zoolang de werkelijkheid van het gebeurende ons niet aangreep, de gedachte daaraan blijven doezelen in een verre hoek van ons bewustzijn, en hadden we ons geen rekenschap gegeven van wat dat gebeuren voor ons beteekenen zou. Het kwam wel eens, het zou gebeuren, zeker, zeker, maar later. En nu was het er. Plotseling drong het op ons aan. Terwijl we Maandagmorgen te luisteren stonden in gespannen verwachting, begrepen we, dat het onherroepelijk was. Ginds voor die drie heeren op de verhooging voor ’t regentenstuk stond de noodlottige bus. Het was een gewone bus, zwart, als alle anderen, als de twee, die er bij stonden. Wij wisten niet eens, welke van de drie het zijn zou. Het leek alles zoo doodgewoon. De drie heeren zaten gewoon en de regenten keken als altijd in stilzwijgenden trots de zaal in en de bode, die de bussen opende, deed gewichtig als gewoonlijk, ’t Was of niemand begreep, dat er iets bijzonders gebeuren ging. En toch voelden we, dat het zoo was. We wachten onrustig. De eerste bus was het niet. Haar opening was gewoon als alles rondom: inschrijvingen voor straatklinkers. De tweede was het ook niet. Maar de derde: »Aanbesteding van de werken ter uitvoering van de nieuwe Damplan nen», klonk het. De menschen rekten onwil lekeurig de halzen, als was er wat bijzonders te zien. Maar het ging ook gewoon. De bode deed niets meer of minder gewichtig dan straks en de briefjes, die uit de bus kwamen, leken op alle andere briefjes. En toch waren het historische documenten, hielden ze de belofte in om voor zooveel en zooveel het begeerde in de handen van het dagelijksch bestuur, dat als een andere hoogepriester tot ondergang besloten was, over te leveren. Een Dord- rechtenaar bleek het goedkoopst. Wij bekeken hem met verwondering, terwijl hem verzocht werd dien middag met zijn borgen ten stad- huize te komen. Dat was dus de man! Maar toen we wegliepen pas uit het stad huis de Oude Zijds Voorburgwal over, begre pen we het onherroepelijke van wat was ge schied. De Dam, die als het hart is van Am sterdam, zooals immers Amsterdam het hart is van Nederland, die historische plek met zijn herinneringen van eeuwen her, tijden van glo rie en stijgende welvaart, toen burgemeesters en vroedschap zetelden in het machtige stad huis, tijden van verval, toen ook Amsterdam als heel ons land, scheen ingeslapen in den dut der 18de eeuw, tijd van schande ook, toen de ons opgedrongen koning uit het Napoleon- sche huis Amsterdam zijn stadhuis afnam om het voor eigen paleis in te richten, van dieper verval nog, toen Napoleon zelf er zijn intrek nam, die historische plek zou gemoderniseerd worden. Het was beslist nu. De sloopers- handen waren gekocht, die het vernietigings werk verrichten zouden. En toen we de Dam straat door op den Vijgendam kwamen, moesten we er de meerendeels reeds verlaten huizen leed was Halls en Cafe-chantants en levendige beweeg lijkheid in de tengere vrouwenfiguren en schreeuwerige portiers met hun gegalonneerde petten. Als heel Amsterdam ingeslapen leek, dan rumoerde daar de feestelijkheid van den nacht, in de nauw, helverlichte straat, waar van alle kanten muziek lokte en brutale vrou wenblikken lonkten. Nu gapen er saai en droog de stijve tabakskantoren je aan en schemeren achter ramen de bleek-gele gezicht jes van magere kantoorklerkjes. Is het beter zoo? Och het is ook schijn, zoo goed als dat andere. Wanneer met het opruimen van wat oude huizen de mensch zedelijk beter te maken was, dan zouden paeda- gogen en zeden-leeraren zich heel wat zorgen en moeite bespaard zien. Wat hier verdwijnt, verschijnt elders in anderen vorm. Laten we dan maar aan nemen, dat die vorm beter is. Ze is minder brutaler tenminste, minder opdringend. Ze is minder kleurig wel, maar minder gevaar lijk daardoor wellicht ook. En het leven is ernst immers. op aanzien. Want van hieraf zou het sloopers- werk beginnen, ter verbreeding van dien Vij gendam en ter verkrijging van een recht- streekschen verbindingsweg tusschen Damrak en Rokin over den Vijgendam heen. Door het antieke poortje glansde het Rokin in de zonnigheid van den zachten wintermorgen. Dat zou ook anders worden. Het poortje zou verdwijnen en een breederen weg zou niet meer dien intiemen doorkijk laten naar het water en de hooge huizen van het Rokin. Het rustige pleintje achter het Commandants- huis, dat voorloopig nog staan blijft als direc- tiekeet voor publieke werken, zou zich oplossen in een druk rumoerig stuk van den, na slooping van het Commandantshuis, veel verbreeden Dam. De rondom staande huizen schenen te treuren over het naderend einde. Door hun wijd-open ramen, waarvan overal al stukken waren weggebroken, droomde de melancholie van hun verlatenheid. Het zware gebouw op den hoek scheen zich met zijn dichtgespijkerde vensters wel te weer te willen stellen. Maar het helpt immers toch niets. De Amsterdam sche gemeenteraad heeft het besloten. Wat doe je er dan aan2 Het beste is nog het practisch op te vatten, als die kleerenverkooper op den Vijgendam, die op een groot plakkaat publi ceert, dat op hoog bevel van Burgemeester en Wethouders zijn perceel vóór 15 dezer moet ontruimd zijn en dus alles voor spotprijzen weg moet. Dat is immers je echte handelsgeest, die uit melancholie en herinnering nog voor deel weet te halen, die zich nooit verzet, zelfs niet in het innigste van z’n gedachten tegen de eischen der realiteit, maar zich aanpast en ook het allerhoogst bevel nog naar zijn voor deel weet te plooien. Er is daar iri die buurt al heel wat veran derd op hoog bevel ook van anderen dan Bur gemeester en Wethouders. Eenmaal terug levende in herinneringen heb ik nog andere herinneringen nagejaagd. Daar om den hoek van den Vijgendam, voor je de Damstraat in gaat, is nog een andere straat, die de ruste- looze verandering van alle leven ons w'el sterk doet voelen en in de nieuwheid van zoovele zijner huizen ons juist het memento mori toe roept. Alleen men moet op zulke tochten met geen anderen gaan ben ik den hoek van den Vijgendam omgeslagen en de Nes ingegaan. Neen, ge kunt gerust doorlezen, fatsoenlijke lezer,- er is aan de Nes niets onfatsoenlijks meer. Maar er is ook niets meer van de jolige ongebondenheid en kleurige schittering van vroeger dagen. De Nes is verburgerlijkt tot in hart en nieren. Het ruikt er naar etens- luchtjes en sinaasappelen en naar tabak. Ik heb me, de nauwe straat door wandel end, afgevraagd, welk verband er kan bestaan heb ben tusschen het kleurige Nes-leven van vroe ger dagen of liever nachten en de tabak, dat juist de handelaars in tabak zich zoo bij uitstek tot deze straat hebben aange trokken gevoeld. Ik weet het niet. Ik geef toe, dat er eerder eenig verband denkbaar is dan tusschen dat nachtleven en grutterswaren. De nicotine »berauscht« ook, evengoed als dat nachtleven. Maar is er verder eenige gelijkenis tusschen den »Rausch« en roes der nicotine, en dien anderen «Rausch», die je opwindt tot dolle l en R COURANT. o V7

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1911 | | pagina 1