TOOK 8üm KR lUSTIilMV
Oud-enMeuwjaar.
SUMS- BS AlHEKTEyriEitl.AII
CLOTHILDE.
i
No. 104.
Zaterdag 30 December 1911.
SSe Jaargang.
l\
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Uit de Raadszaal.
Feuilleton.
van
en
om
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenom en -
49).'
HOOFDSTUK XIV.
Vervolg).
Toen Hugo de Carolles den volgenden morgen bij
zijn tante kwam, ontving de barones d’Audevon hem
met de woorden: »Zoo, heer neef, krijg ik je weer eens
te zien? Maar waarom zou ik me beklagen? De jongelui
van onzen tijd hebben natuurlijk gewichtiger zaken
te doen dan eene oude dame gezelschap te houden.*
Hugo kuste haar de hand en antwoordde lachend:
•Lieve tante het bezoek, dat ik u nu breng, heeft
juist ten doel u te bewijzen, dat ik voortaan een de
gelijk mensch wil worden*.
•Heb je eindelijk besloten te trouwen?*
•Ja, tante!*
•Nu, dat verheugt me, van harte wensch ik je geluk
met dit besluit! Hoe de aanstaande mevrouw de Carol
les heet, behoef ik niet te vragen; mejuffrouw Eugé-
nie-
•Pardon, tante,viel Hugo in, »zooals ik u reeds
meermalen heb gezegd, heb ik tot mejuffrouw Chabot
nooit een woord gesproken, waaruit van mijne zijde
zulk een voornemen viel op te maken. De dame, die
mjjn vrouw zal worden, wanneer zij me de eer bewijst
mjjn hand aan te nemen, is niet wat men noemt een
goede partij. Doch ter vergoeding daarvoor heeft zij
aan de brug het Wolsummerketting een lantaarn bij
t' - J
restaureeren.
De Voorzitter heeft de politie een
instellen en daarbij is gebleken, dat de lamp uit de
bestaande lantaarn zoek is, zoodat deze al in geen 6
jaar heeft gebrand; met het oog op de publieke veilig
heid is door spr. dadelijk oider gegeven aan weers-
kwamen, deed Hugo nu zelf zijn aanzoek om haar
hand.
Victoire kon ook nu niet spreken; zwijgend reikte
zy haar hand aan den edelen, ridderlijken man, die de
zuster van een ter dood veroordeelde ten huwelijk
vroeg; doch haar blik was zoo welsprekend, dat Hugo
baar aan zijn borst trok en den verlovingskus op
haar lippen drukte.
•Nu, dat is in mijne oogen zoo goed als het wisse
len der trouwringen*, zei de barones schertsend. »A1-
zoo is vandaag mijn voormiddag niet verloren: ik heb
twee menschen gelukkig gemaakt. Goede Hemel, dat
gij beiden zoo gelukkig wordt als ik u toewenseh!*
Eerst nu vond Victoire de spraak weder. Met
diep bewogen stem zeide zij: »Ik ben u, mijnheer
De Carolles, dankbaar voor de eer, die ge mij bewijst
door uw aanzoek, en u mevrouw, voor uwe bemidde
ling in deze. Wat ik voor mijnheer De Carolles gevoel,
kan ik niet verbergen, ofschoon ik misschien verkeerd
doe met dit openhartig te erkennen. Doch mijnheer
De Carolles zal wel inzien, dat ik zjjn aanzoek slechts
kan aannemen in éen geval, dat hem bekend is*.
•Neen, volstrekt niet, dierbare Victoire! Wij behoo-
ren bij elkaar, wat er gebeuren moge; niets zal mij
kunnen bewegen om afstand te doen van de rechten
op u, die ik in dit uur verworven heb».
•Ge zijt een edeldenkend man«, snikte Victoire, »maar
hoe kon ik vergeten-dat mijn Zij bleef
steken en wierp een bl’k op mevrouw d’Audevon; deze
bemerkte dit en zeide lachend: »Ge hebt elkaar zeker
nog veel te zeggen, kinderen. Stort uw harten uit,
ik ga intusschen eens zien naar de handwerken op
gindsche tafel*.
Wordt vervolgd.
van ons te houden, om door woord en voor
beeld de in gisting verkeerende samenleving in
de goede baan te helpen leiden, heldenmoed te
toonen in het lenigen van rampen, in het
stillen van honger, in het gieten van balsem
in zoo menige wonde, want bij de weinigen,
die den levensweg gaan over de blinkende
hoogten des geluks, zijn er zoo ontelbaar velen
die strompelen moeten door de diepten der
beproeving, van het ontberen en het lijden
Dan kunnen wij beginnen met moed en
vertrouwen; ieder, naar de mate van de hem
geschonken gaven, bereid om den arbeid aan
te vatten, welke zijne hand te doen vindt,
bereid om door het samenwerken van al de
krachten des behouds in ons gevaarvol tijd
perk, het
leving te bevorderen.
•Nu weer de Morgenstond is gekomen,
Bij 't gloren des Jaarkrings, ontwaak!
Met geestkracht en moed ondernomen
De nieuwe, ons ginds wachtende taak!<
hij daarin geslaagd was en welk aanbod hem door den
uitgever van den «National* was gedaan. De uitslag
van het langdurig onderhond was, dat de dame, die
haren neef hartelijk was toegedaan, niet langer aan
zijn verzoek weerstand kon bieden: zij liet haar rij
tuig voorkomen en reed met Hugo naar de straat
Rochebrune.
Toen zij daar aankwamen was de voormiddagschool-
tijd reeds afgeloopen. Zij troffen Victoire alleen en
Hugo las in haar blik, die den zijne een oogeublik
ontmoette, dat Berquin haar inderdaad op zijn komst
en het doel daarvan had voorbereid.
Na elkaar begroet te hebben, begon de oude dame
op hartelijken toon: »Lief kind, het is wel waar, ik
ken u nog niet lang, maar onze kennismaking en het
geen ik van anderen omtrent u gehoord heb, is vol
doende om mij oprechte deelneming en warme vriend
schap voor u in te boezemen. Ik hoop daarom, dat
ge het niet als een hollen klank zult opvatten, wanneer
ik u zeg, dat ik van harte wensch, dat ge gelukkig
moogt worden. Datzelfde wensch ik ook mjjn neef,
en daar hij me verklaard heeft, dat hij dit geluk alleen
kan vinden aan uwe zijde, zoo vraag ik, als zijn naaste
nog levende bloedverwante, in zijnen naam, of ge zijn
vrouw wilt worden*.
Daar Victoire een oogenblik met haar antwoord
draalde, voegde de barones er bij: »Ik ben overtuigd,
dat hij u hartelijk bemint*.
•Dat weet ik*, antwoordde mejuffrouw De Vrains,
terwijl zij haar met tranen gevulde oogen dankbaar
tot mevrouw d’Audevon opsloeg.
»Nu, Hugo*, sprak de oude dame thans vroolijk, »dan
heb ik mijn plicht gedaan, de beurt is aan u*.
En in eenvoudige woorden, die hem uit het hart
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Er ligt droefheid in al wat eindigt, er is
vreugde te vinden in al wat begint.
Het eerste is zeer zeker waar ten opzichte van
een jaar, dat ons nog slechts enkele uren heeft
te geven, alvorens weg te zinken in de nevelen
van het verleden. Op oudejaarsavond zijn wij
gewoon een balans op te maken van de twaalf
afgeloopen maanden, gaan wij na wat zij ons
geschonken hebben en wat zij ons hebben
gekost. En het is goed, dat wij dit doen.
Wij leven gewoonlijk zoo snel, dat er niet
veel tijd blijft tot nadenken. Wij genieten
voor het oogenblik van de vreugden die tot ons
komen, maar een teleurstelling of smart wischt
dien indruk uit en het is ons als waren wij
gezegend geworden door een zonnestraal, wier
koesterende warmte wordt onderschept door
duistere, sombere wolken.
De engel der historie staart op de verdwenen
twaalf maanden, op den geest des tijds en de
onbesliste geschillen en zijn lijkzang op het
uit het leven vliedend jaar klinkt ernstig,
somber, droef. Veel ontzettends heeft hij op
te teekenen, de engel met de historiestift, in
’t gedenkboek der menschheid.
Daar gaat een tocht door de wereld, een
tocht van haat, van ontevredenheid, van vijand
schap. Daar worden droomen gedroomd, die
niet te verwezenlijken zijn. Men krijgt niet
wat men begeert; men bereikt niet, wat men
zoo vurig verlangt. Nijd vergiftigt dan het
genot; het lagere knarsetandt tegen het hoo-
gere. Het heeft den schijn, alsof er iets van
de blinde, onverbiddelijke macht der machine
over de menschen is gekomen, welke hen
voortzweept en dringt, zonder dat zij eens
tot kalmte en rustige bezinning kunnen geraken.
Op alle gebied wordt met koortsachtigen
wedijver meer geproduceerd dan de markt ver
dragen kan. Er wordt meer gearbeid, geleerd,
gelezen, geschreven, gedrukt dan te verbruiken,
te verwerken, te verteren is. Het geweldige
drijfrad, dat de menschheid in beweging zet
en zooveel kracht mededeelt aan de belagers
en bestormers der maatschappij, is de
onbarmhartige mammon, de zucht naar gewin.
Daarom is ook in alles, wat vroeger het leven
verkwikte, de vreugdelocze geest van het
pessimisme gevaren
Doch stil! het graflied op 1911 wordt, als
het geluid van de twaalf slagen, dat de vol
tooiing van het oude jaar luide verkondigt, is
weggestorven, terstond vervangen door het
levenslied, waarmede 1912 wordt begroet.
De sombere beelden verdwijnen, en op het
doek der fantasie ontwerpt de hoop tafereelen
van schaduw en licht, een bevredigend licht,
dat zoowel voor wanhoop als voor overmoed
bewaart, wanneer aan de hcop op betere
tijden het geloof dat God zal zorgen zich
huwt, gelijk onze dichter Ten Kate het zoo
treffend zegt:
•Beeft gij voor het Morgen
‘t Lot dat gij vergeefs reeds nu te ontraads’len tracht,
Ja, verborgen is ’t, maar ook wèl geborgen
In Gods liefdemacht,
Van Moria’s top ruischt het: God zal zorgen!*
Daarom bij het ochtendkrieken van het
jeugdige jaar een lied der hope aangeheven;
want bij het oog naar Boven vinden wij, trots
al wat dreigt en drukt, sterkte en moed om
met opgeheven hoofd een nieuwen jaarkring
in te treden. De liefde tot den naaste verzacht nog
altijd de harten, wekt belangstelling in den
evenmensch en zoekt naar de beste middelen
om de zwakken te schragen, om de onrust en
de verdeeldheid te breidelen, om de vlijt te
helpen en daardoor den ijverige aan brood.
Beginnen wij dan het nieuwe jaar met het
vaste besluit, om de eischen des levens met
nauwgezetheid te vervullen, om ons, ieder in
zijn staat en stand, te kwijten van onze plich
ten. Het staat wel is waar niet in onze macht,
om de scheeve verhoudingen in de maatschappij
recht te zettenmaar het staat wel in onze
macht om slechte invloeden te keer te helpen
gaan, om den verkeerden tijdgeest verre
VERGADERING van den Raad der
gemeente Wymbritseradeel, op Zater
dag, den 23 December 1911, ’s voor-
middags 101/a uur.
Tegenwoordig zijn alle (15) leden.
Voorzitter de heer H. M. Tromp, Burgemeester.
Secretaris de heer J. Poppinga.
Na opening der vergadering door den Voorzitter,
wordt het gebed door den Secretaris uitgesproken.
Punten van behandeling:
1 Notulen van den 18 November j.l.
Deze notulen worden, na lezing door den secretaris,
onveranderd vastgesteld.
2 Ingekomen stukken en mededeelingen.
De Voorzitter doet mededeeling van:
a Een overlijdensbericht van Antje Gerbens Walin-
ga, gepensioneerd weduwe van Pieter Joh. Boelsma,
in leven wegwerker te Oudega
b Een idem van Folkert S. Brouwer, wegwerker
te Nijhuizum
c Een resolutie van Ged. Staten, houdende goed
keuring van het suppletoir kohier van hondenbelasting
dienstwil;
d Een idem, waarbij bericht wordt, dat de gewij
zigde verordening op het brandwezen is ontvangen en
het raadsbesluit dienaangaande voor kennisgeving is
aangenomen
e Een schrijven van Ged. Staten, houdende mede
deeling dat besloten is aan de gemeente Wymbritsera-
deel voor het jaar 1912 wederom vrijstelling te geven
van de verplichting tot het geven van onderwijs in de
ware heil der menschelijke samen
persoonlijke eigenschappen, die ik duizendmaal hooger
acht en gij doet dit zeker ook of ik moest mij
zeer in u vergissen*.
•Dan ben ik werkelijk nieuwsgierig», antwoordde
de oude dame weifelend. »Hoe heet zij dan?»
•Victoire de Vrains!*
•Mejuffrouw De Vrains?* herhaalde de barones, alsof
zij haar ooren niet vertrouwde. »Ik hoop toch, dat je
met mij geen ongepaste scherts wilt hebben*.
•Ik ben zeer ernstig gestemd*.
•Je hebt haar slechts een enkele maal gesproken,
en daar was mejuffrouw Chabot bij tegenwoordig;
hoogstens duurde dat gesprek een half uur*.
•Pardon, tante, na dien tijd heb ik mejuffrouw De
Vrains meermalen bezocht*.
•Ik ken haar als eene welopgevoede jonge dame;
daarom moet ik aannemen, dat je mijn naam hebt
misbruikt om toegang bij haar te krijgen*.
•Zoo iets zou ik me niet veroorloven. Ge kunt ge
rust gelooven, dat ik een gewichtige reden had om
mejuffrouw De Vrains te bezoeken*.
•Wat heb je dan voor geheimen met elkaar?*
•Er is werkelijk een zeer ernstig geheim bij be
trokken; ik mag dit niet onthullen, maar binnen wei
nig tijds zult ge het vernemen*.
•Heb je ook reeds nagedacht over de gevolgen
zulk een stap? Die jonge dame bezit geen kapitaal
je eigen vermogen zal nauwelijks voldoende zijn
in je stand een huishouden te onderhouden*.
•Victoire is geen verwende modepop, en wat mij
betreft ik heb sedert eenigen tijd van mijn vroeger
nietsdoen afgezien, ik werk ijverig*.
Hij deelde nu zijne tante mede, hoe hij op Berquin’s
aanraden aan letterkundigen arbeid was begonnen, hoe
vrije- en ordeoefeningen der gymnastiek voor de school
te Wolsum
f Resolutie van Ged. Staten, tot goedkeuring van
het raadsbesluit inzake verlenging van den termfjn
van ontruiming der onbewoonbaar verklaarde woning
in gebruik bij S. Sikkes te Woudeend
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten voren
genoemde iagekomen stukken alle voor kennisgeving
aan te nemen
g Een adres van J. Cnossen en anderen, uitmakende
het bestuur der Verceniging «Dorpsbelangen* teScbar-
negoutum, inhoudende het verzoek de sloot langs den
Ouden Dijk, over een lengte van 20 meter, tusschen
de Ger. Kerk en het pad van Sijbrandij, te dempen;
Dit adres zal om advies gesteld worden in handen
van den gemeente-opzichter.
h Mededeeling van Burg, en Weth., dat bij de
brandweer te Westhem zijn benoemd tot opperbrand-
meester E. Wijbenga en tot brandmeesters O. van der
Zee en B. van der Meer.
Voor kennisgeving aangenomen.
3 Adressen om uitbreiding van de straatverlichting te
Scharnegoutum en te Wolsum.
Eenige ingezetenen uit Scharnegoutum verzoeken
plaatsing van een lantaarn nabij de wachtpost der H.
IJ. S. M., een bij de vaste brug voor den weg naar
de buurtschap Mastenbroek en een aan den weg voor
de Zuivelfabriek.
Overeenkomstig het rapport van den gemeente-op
zichter wordt besloten de lantaarn bij de wachtpost
niet toe te staan om dezelfde reden als gemeld in een
vorig rapport over een dergelijke aanvraag; ook de an
dere lantaarn bij de weg naar Mastenbroek niet te
plaatsen, op grond dat de Raad eenmaal besloten heeft
uitsluitend bebouwde kommen van dorpen te verlich
ten: wel over te gaan tot plaatsing van een lantaarn
aan den weg voor de zuivelfabriek, wijl de lantaarn,
geplaatst aan den straatweg nabij de brug, eerstge
noemde weg niet voldoende verlicht.
De heer Oppedijk acht ook de lantaarns voor den
weg naar Mastenbroek en bij de wachtpost wel noodig
OP waar het geringe kosten betreft, wil hij het verzoek
geheel inwilligen.
De Voorzitter zegt dat de Raad in principe besloten
heeft geen verlichting buiten bebouwde kommen aan
te brengen; bovendien is de weg naar Mastenbroek
vanaf de brug geheel particulier; wat de wachtpost
aangaat, is spr. van meening dat adr. zich tot de H.
IJ. S. M. moeten richten, daar deze daar voor verlich
ting dient te zorgen.
Nadat de heer Breeuwsma heeft opgemerkt dat het
toch niet aangaat alle toegangswegen tot gedeelten
van dorpen te verlichten, wordt zonder hoofdeljjke
stemming overeenkomstig bet rapport besloten, met
aanteekening dat de heer Oppedijk er tegen is.
Baarda en anderen te Wolsum, verzoeken met het
oog op de toenemende scheepvaart en dê veiligheid,
te plaatsen en de bestaande (thans zonder .licht) te
onderzoek laten
'f-
r