SIBBW8- BJi mBWfflBLlb VOOR SNEER BS MSTRBBBJ. i l CL0TH1LDE. Zaterdag 6 Januari 1912. 67e Jaargang. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. Van den Hak op den Tak. R COURANT. 51). Wordt vervolgde scher alleen, helderder (Weekpraatje). Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. geheim meer te openbaren, daar volgens mijn vaste overtuiging bet oogenblik nabij is, waarin de ware moordenaar ontdekt en alle onverdiende schande van den naam de Vrains weggenomen zal worden Er volgde op deze woorden een oogenblik van diepe stilte, toen volgde van alle kanten een stroom van ver warde vragen en uittoepen. De markiezin de Nointot achtte den heer De Carolles als een edelman in den waren zin des woords: zij geloofde hem onvoorwaardelijk en drukte hem met warmte de hand, waarna zij zich tot Victoire wendde, die een onmacht nabij was. Reeds was de barones d’Audevon nader getreden en omhelsde ’t beklagenswaardige meisje teeder; ook de andere dames waren onbevooroordeeld genoeg om haar eenige har telijke woorden toe te spreken. Victoire hoorde of zag nauwelijks wat er rondom haar voorviel; zij klemde zich krampachtig aan Hugo’s arm vast en deze zeide daarom tot de markiezin «Na hetgeen hier voorgevallen is, hoop ik, dat ge ons wel wilt verontschuldigen, wanneer wij ons terugtrekken, mevrouw.* Leunende op Hugo en zijn tante verliet Victoire r zult ge dadelijk vernemen. Het is mijn plicht hier te handelenen nu zult ge ook kunnen toonen, of ge mij werkelijk lief hebt, tanteHoe dit gerucht ont staan is begrijp ik nietmaar het is de waarheid Ik zweer uechter.dat Henri de Vrains onschuldig ver oordeeld is. Berquin en ik zijn onvermoeid bezig om dit te bewijzen ik hoop, dat dit ons zeer spoedig zal gelukken. Ziedaar het geheim tusschen Victoire en mijIk reken op u, tante, dat ge aan mij uw vertrou wen en aan Victoire uw bijstand niet zult onttrekken In den oorlog had Hugo de Carolles als braaf officier zijn plicht gedaan, maar misschien toonde hij nooit zooveel moed als op dit oogenblik. Hij naderde Victoire, legde haar arm in den zijne en fluisterde «Houd moed, mijn geliefde en geloof, dat ik slechts onder den drang der omstandigheden handel bij hetgeen ik ga doen.* Nu ging hij met haar naar de vrouw des huizes en zijn stem verheffende, zoodat die door den geheelen salon verstaan kon worden, zeide hij«Geachte me vrouw, vergun mij, dat ik u mejuffrouw Victoire de Vrains voorstel als mijn verloofde! Tegelijkertijd zou ik gaarne een gerucht tot zwijgen brengen, dat, naar ik verneem, onder het geachte gezelschap verspreid is geworden! De ongelukkige jonkman, die onlangs ter dood veroordeeld werd op vermoedens, die hij niet kon weerleggen, is werkelijï Henri de Vrains,'de broe der van mijn aanstaande vrouw. Tegenover u allen verpand ik er echter mijn woord als edelman op, dat hij onschuldig is aan de hem ten laste gelegde misdaad. Bij is in verdenking gekomen door een noodlottigen samenloop van omstandigheden. Met heldhaftigen moed heeft hjj zijn naam verborgen gehouden om dien niet met schande te laten bedekken. Ik acht mij echter gerechtigd zijn geheim voor u was het echter geen heid en liefde in zich dragen, die je niet ver moedde. De dokter, een deftige, grijze meneer, onder vond de aangename gevolgen van jufïrouw’s vertrouwen en genoot van de hartelijkheid, die eigenlijk voor Mies bestemd was. Hij van zijn kant liet zich ook niet onbetuigd. Hij onder zocht, constateerde zenuwpijnen, gaf een fleschje om in te wrijven en toen de juffrouw oogen- blikkelijk niet meer te missen had, nam hij genoegen met 50 centen als afbetaling op de f 1.25, die het fleschje eigenlijk kostte, Zoodra de dokter weg was, liet de juffrouw de gordij nen neer, ontkleedde zich ze moest zich van het middel tot het hoofd inwrijven wikkelde het fleschje los uit het mooie papier, schonk er voorzichtig uit in het kommetje op tafel en Ze schrok, bekeek met verbaasde oogen het kommetje, tipte er in met de vingers, rook er aan. ’t Was koffie, niets anders dan koffie. Was dat de hartelijkheid van Mies? Beschaamd kleedde ze zich aan, haalde werk tuigelijk de gordijnen weer op. Maar innerlijk streed ze een zwaren strijd, verloor ze met haar geloof aan de hartelijkheid van Mies ook het geloof aan dokters en alle menschen, hoe deftig ze er ook uitzien. En zuchtend keek ze in haar portemonnaie. De twee kwartjes waren weg. Was dat niet erger nog dan het verlies van haar geloof? Wat ze ervoor kreeg voor En toch geringe beteekenis. immers wordt men Chabot uit jaloerschheid het bewuste gerucht in het gezelschap bij de markiezin verspreid had, ofschoon hij ook niet kon begrijpen hoe zij de waarheid had «Bet lot is nu geworpen,* verklaarde hij vervolgens. «Tot eiken prijs moeten wij aan een einde zien te komen, want wij mogen ons zelven nietverhelen.dat m. Een onbekende tegenstander heeft, ons een zeer slimme streek gespeeld, -----in de Figaro is name lijk vandaag een opzienbarend artikel verschenen, dat dicht bij de deur, merkte, wier trekken zooveel gramschap toonden en wier oogen zoo boosaardig fonkelden, dat hij plotseling begon te vermoeden, dat zij het gerucht had uitgestrocid, hetwelk bestemd was geweest om mejuffrouw de Vrains zedelijk te vernietigen. Echter kon hij niet begrijpen, hoe zy het zorgvuldig bewaarde geheim ontdekt kon hebben. Toen hij Victoire hielp instappen in het rijtuig, dat volgens bevel van zijn tante wachtte, zuchtte zij«O ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2’/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. is 1 Dat is natuurlijk een infame leugen maar wat zullen wij doen Hugo verbleekte en stond een oogenblik sprakeloos. Doch spoedig had hij zijne zelfbeheersching herwonnen 7- en de handen zijner tante grijpende, zeide hij«Dat voegen in het bekende Amerikaansshe klee- dingmagazijn enz.« Onder dit bericht stond met heele kleine lettertjes tusschen haakjes >Adv.* Het bericht was dus geen bericht, maar een advertentie. Maar hoevelen zien dat van de lezers? En hoeveel eenvoudigen zullen niet meenen dat het een mededeeling van de re dactie, misschien wel van den hoofdcommissaris is en zeggen- «Daar moet je gaan, ze schrijven het zelfs in de courant!* Zijn dat nu geen zon derlinge persmanieren? Heeft het niet iets weg van de methode van iemand, die zich, onder het voorgeven dokter te zijn, bij een ander weet in te dringen om hem geld uit den zak te kloppen? Ik hoop, dat het aanbevolene een goed adres is. Zoo niet, dan zijn de menschen, die er op afgaan, hun geld ook nog kwijt voor minderwaardig spul, terwijl ze in ruil daarvoor waarschijnlijk niet eens de wijsheid krijgen, waarvoor de Pijp-juffrouw twee kwartjes be taalde. Maar de directie van het dagblad heeft het geld voor deze geheimzinnige adver tentie, dat wel het dubbele van het gewone bedrag zal zijn, in den zak en houdt de wijs heid erbij, dat de wereld bedrogen wil worden. Is het wonder, dat het goede vertrouwen meer en meer verdwijnt en men aan alles gaat twijfelen? Er zijn tegenwoordig menschen, die zelfs aan Rembrandt’s roem gaan tornen, en zijn kunstenaarsgenialiteit in twijfel trekken. Zou, vragen ze, niet de inwerking van het licht gedurende een drietal eeuwen bijna, dien gloed in zijn kleuren gebracht hebben, die ons nu nog in bewonderende verrukking voor zijn meesterwerken doet stille staan? Ik moest daaraan denken, toen ik dezer dagen «de Nachtwacht* ging zien. De Nachtwacht is gerestaureerd. De beschadiging, indertijd aan het doek toegebracht, heeft getoond, hoe dik de laag vernis was, die het bedekte en op zoo merkwaardige wijze beschermd had. Dat ver nis is er nu afgekrabt en de kleuren zijn daar door helderder geworden, het heele werk is er door verfrischt. Toen het laatst voor het eerst weer te zien was, ben ik er ook heen gegaan. Er stonden tal van menschen in het kleine zaaltje, zooveel, dat ik mopperend ben weggeloopen. Waarom ook zoo’n klein zaaltje? vroeg ik me zelf af. Is dat niet Nederlandsche krenterigheid? Een zoo machtig doek moest een plaats hebben in een machtige, wijdsche zaal. Want machtig is het. Toen ik er later bij terugkwam, heeft het mij, als zoo dikwijls Oplichters, persmanieren en Rembrandt’s Nachtwacht. Men kan tegenwooidig niet wantrouwend enoeg zijn. Van alle kanten loeren mensche- jke aasvogels op hen, die nog een laatste ïrietje van goedgeloovigheid in trouwe bor en kweeken. Als je een jas koopt, een hoed, m eau-de-cologne-fleschje, dan moet je die genlijk binnenst buiten keeren en zoo moge- jk uit mekaar nemen, om te zien, of er niks ihterzit. Als je bakker aanbelt, dan dien je em eigenlijk vooraf een bewijs te vragen, at hij werkelijk bakker is en geen verkapte ief of oplichter. En als je neef bij je komt f je schoonzoon, dan doe je goed hern naar e een of andere moedervlek of ander merk- -eken te vragen, om zeker te zijn, dat hij ml waarlijk is voor wie hij zich uitgeeft. Ja, igenlijk moet je maar niet zonder meer aan- emen dat je man werkelijk je man is, want i kunt nooit weten. Hoe wantrouwender de lenschen noodgedwongen worden, des te slim ier worden de op hen loerende aasvogels. Het chijnt wel een wedstrijd tusschen beiden, wie het ’t langst zullen uithouden. Maar voorloo- pig lijken de bedriegers nog aan de winnende hand. Want altijd maar weer loopen er men schen in, die zich nog niet dichtgenoeg met wantrouwen hebben ompantserd. Een juffrouw in de Pijp --de groote ste den zijn nog altijd het dankbaarst ontginnings- veld heeft zich onlangs weer laten beetne men door een dokter, d.w.z, door iemand, die zich daarvoor uitgaf, ’t Mensch leed aan zenuwkwalen. Wie lijdt daar tegenwoordig eigenlijk niet aan? Menschen zonder zenuw ziekte, of tenminste zenuwzwakte, worden al even zeldzaam als witte ratten. De Pijp-juf frouw had het echter nogal erg te pakken. En het is dus begrijpelijk, dat ze blij was, toen op een goeien dag een dokter zich bij haar aanmeldde, die vertelde door haar schoon dochter gezonden te zijn, om haar te onder zoeken. ’t Goeie mensch kreeg de tranen in de oogen. Wat een hartelijkheid toch! En dat nog wel van Mies, die anders zoo lief niet voor haar was. Nou bleek toch weer, hoe gemak kelijk je de menschen verkeerd beoordeelt en dat de meesten toch nog een dosis hartelijk- Bijzonder vindingrijk zijn vaak de menschen, die behooren tot het gilde der «oplichters*, die als zooda nig allerlei vakken, bedieningen en praktijken waar nemen. Eenigen tijd geleden moesten we waarschuwen tegen een persoon, die de boeren een «geheimpoeder* wilde aansmeren tegen hoogen prijs, waardoor meer boter uit de melk zou kunnen worden verkregen. Dit «geheimpoeder* bleek gewoon keukenzout te zijn. Nu heeft die weldoener der boeren, of misschien een col lega van hem, op een andere wijze toegang gezocht tot de stallen en de beurzen der veehouders. In de buurt van Haarlem kwam een net gekleed persoon bij de boeren inloopen en meldde zich aan als «de boterinspecteur*, die de boterbereiding kwam inspec- teeren. En dan kwam hij terloops met zijn middel voor den dag, waarmee geld was te verdienen en dat hij maar dadelijk had meegebracht. Of vele boeren er in zijn geloopen, wordt niet gemeld, maar éen vee houder moet voor ongeveer f 150 zijn opgelicht. Deze mededeeling kan misschien ter waarschuwing dienen. Een rare grap of vertooning haalde een zekere brui degom te Murmerwonde uit. Des morgens van den trouwdag moet het tusschen het bruidspaar al een beetje scheef zijn geweest. De bruid toonde geen grooten lust zich door den echtelijken band te laten verbinden. Maar het kwam er toch toe, dat men naar het Raadhuis toog. Doch nu was het de bruidegom, die weerspannig werd Daar werden, als zoo vaak voor dezen, De trouwformules voorgelezen, ’t Ging alles vlot naar ’t scheen ’t Was tjjd, dat aan des bruigoms lippen Het teed’re jawoord zou ontglippen, Daar klonk het, kort en krachtig «Neen De lieden, die aanwezig waren, En niet het minst de ambtenaren, Ja, ieder was verstomd Men ging nog eens de vraag herhalen, Weer klonk beslist en zonder dralen «Né sikerwierik ha ’t for- al, van eerbiedige bewondering stil gemaakt. Is dat niet het goud van het zonlicht zelf, dat daar vlamt over de gestalte van dien man op het voorplan? Het is wonderlijk dien gouden gloed, die alles leven doet. Door de restau ratie is het niet schooner geworden, wat fris- Maar daar ook de achtergrond en duidelijker geworden is, is de tegenstelling met het felle licht van het voor plan minder opvallend. Valt er aan zoo’n meesterstuk eigenlijk wel veel te vermooien? ze ervoor 1 die twee kwartjes, begreep ze niet, was het iets van geen Met schade en schande wijs. Welnu dan! Als je er beter door uit je oogen leert kijken, is twee kwartjes niet te veel. Mits je dan maar niet alleen in ’t vervolg alle dokters met een argwanend oog gaat bekijken, maar die oogen altijd open houdt, 't Is overal noodig. In een Nederlandsch blad is de vorige week geklaagd over de wijze, waarop het Amerika nisme onze pers vergiftigt. Die pers kwam er daarbij niet al te goed af. Maar als je haar manieren ziet, dan gun je haar wel een der- gelijke afstraffing. In een veelgelezen Amsterdamsch dagblad stond dezer dagen onder stadsberichten een bericht met het opschrift «Waarschuwing*, en beginnende met de woorden: «De Hoofdcom missaris maakt hiermede bekend, dat een ieder in zijn eigen belang wordt aangeraden, indien men heerenkleeding gaat koopen, zich te ver- HOOFDSTUKXIV. Vervolg), Hugo zag, dat verscheidene personen Victoire nader den en met haar spraken doch dit geschiedde blijk baar alleen uit nieuwsgierigheid en de gesprekken duurden nooit lang. Met in het oog vallende koelheid verliet men haar en weldra zag men hier en daar de hoofden bij elkaar steken en hoorde men fluisterende gesprekken, waarvan mejuffrouw de Vrains het onder werp was. Hij bemerkte duidelijk, dat sommige dames een minachtenden blik op haar wierpen. Hij kon zich deze houding, die voor Victoire ook niet kon verbor gen blijven, niet verklaren, totdat zijn tante hem plot seling de oplossing van het raadsel gaf. Hoogst ontroerd kwam de oude dame naar hem toe, nam hem mee naar den hoek van den salon en fluis terde in afgebroken zinnen «Gelukkig dat je geko men bent, Hugo! Ik begrijp niet, wat hier voorvalt en wie dit het arme meisje aandoet. Schandelijkerwijze heeft men hier het gerucht verspreid, dat die ter dood veroordeelde John Nameless de broeder van Victoire God, Hugo, wat hebt ge gedaan «Niets dan wat in de gegeven omstandigheden mjjn plicht was.* «Nu is toch openbaar geworden, wat mjjn arme broeder ten koste van zijn leven wilde verzwijgen, onze naam is met smaad bedekt «Als een stem in mijn binnenste mij niet bedriegt, dan zal nog heden die smaad voor immer worden weg- gewischt Nogmaals beloofde hij, dat hij na afloop van zijn onderneming haar den uitslag zou komen berichten hij beval zijn schreiende geliefde in de hartelijke zorg van zijn tante aan en liet zich toen door een voorbij rijdenden koetsier naar Berquin brengen. De advocaat zat in zijn schrijfvertrek op Hugo te wachten hij luisterde nu met gespannen aandacht naar het verhaal van wat bij de markiezin de Nointot was voorgevallen. Ook hij vermoedde, dat mejuffrouw gezelschap bij de markiezin verspreid had, ofschoon 1 i u—-*--- J--U-:J *--J neuneuue op cuigo en zyn uuue venioi vjciune weten te ontdekken, met wankelende schreden het gezelschap, dat nu zijn I meening over het gebeurde begon te luchten. Hugo I schreed met opgeheven hoofd voortzij waren reeds dicht bij de deur, toen hij mejuffrouw Chabot be- I elk uur de beslissing kan brengei I tegenstander heeft, ons een zeer slin die ik u niet mag verzwijgen. I ge zeker nog niet zult gelezen hebben.*

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1912 | | pagina 1