Will! MM M «ISTfflM. CLOTHILDE. Vooruitzichten. No. 4 Zaterdag 13 Januari 1912, 87e Jaargang. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek. Feuilleton. - noodig dat we Mr. K. 53). Wordt vervolgd. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. «Goed, maar vlug dan er. laat mij met vrede.» »Ja, maar hier gaat dat niet laten wij in de partiersloge gaan.* Sanquinet niet binnen een kwartier kwam opdagen, wilde Biroulas het waagstuk ondernemen het station van den Noorderspoorweg was niet ver van de straat Tiquetonnehij zou er met zijn schat heen sluipen en met den eersten trein vertrekken. Nu of nooit was het oogenblik geschikt om te vluchten, zonder te moeten deelen met zijn gebaten tegenstander, dien hij liefst in de plaats van den gewaanden spion met gebroken nek in den kelder had zien liggen. Hij moest nu vlug de noodige toebereidselen maken. Hjj ging weer naar binnen en wilde de straatdeur opnieuw sluiten om niet gestoord te worden, toen er tegen de deur werd getrapt en hij Crambard hoorde roepen «Laat mij binnen, Biroulas Met een verwensching rukte Biroulas de deur wijd open. De schilder trad tinnen en zeide lachend«Ge hadt me zeker niet zoo vroeg terug verwacht «Hebt ge dan zelf niet gezegd, dat ge pas in den avond zoudt terugkeeren vroeg Biroulas knorrig. »Dat was mijn plan ook.* antwoordde Crambard, die intusschen te vergeefs naar Hugo de Carolles uitkeek, en ook bemerkte, dat het gaslicht achter in de gang was uitgedraaid. «Maar de dame, wier portret ik moet maken, had dezen middig geen tijdzoo kom ik onverrichter zake weer thuis. Ik zal 11 een beetje gezelschap houden.* »Ik heb geen tijd om uw praatjes aan te hooren,* zeide Biroulas heftig hij was woedend over de stoornis bij de uitvoering van zijn plan. «Francois is uitgegaan om boodschappen te doen en nu heb ik nog veel te doen.* »Nu, ik zal u niet lang storen,* zei Crambard schijn baar heel kalm, «maar ik moet u toch iets vertellen, waar ge zeker veel belang in zult stellen.* toch immers ook. en willen twee is, voor niet precies dezelfde zaak. Willen is een sterk wenschen, een begeeren, maar ook een vol- Biroulas was bij de deur blijven staan luisteren. Nu lachte hij vergenoegd, voorzichtig sloop hij naar het openstaande luik en spitste de ooren. Hij hoorde niets meer, de spion had zeker den nek gebroken en als Sanquinet nog kwam, kon hij hetzelfde lot ondergaan er Was plaats genoeg daar beneden. Allereerst opende Biroulas nu de straatdeur en ver telde den koetsier, dat de heer hem niet meer noodig had hij betaalde den man uit zijn eigen beurs en het rijtuig reed weg. Nu overlegde de brave hotelhouder eens goed. Hij had alle reden tot tevredenheid over den loop Oer dingen de spion was uit den weg geruimd en Sanquinet scheen voor vandaag van de afrekening te hebben afgezien. Het was ook wel aan te nemen, dat geen zijner spionnen in de nabijheid was, daar hij voornemens was geweest zelf te komen. Wanneer van het hotel kon bespieden hjj overlegde intusschen, wat in deze omstandigheden gedaan moest wor den. Had hij Hugo de Carolles maar kunnen terughouden. O k hij zag het rijtuig aankomen, doch er was geen kans om zijn bondgenoot te waarschuwen zonder door Biroulas bemerkt te worden. Br bleef hem dus niets over dan stil op zijn post te blijven wachten op de dingen die komen zouden, om dan op een geschikt oogenblik handelend op te treden. Toen het rijtuig voor de deur van het hotel stilhield, was Biroulas eenige schreden achteruitgegaan. Hij zag een heer uitstappen, Sanquinet was het niet, en op het eerste gezicht herkende hij den nitstappenden man ook niet. Hugo de Carolles had het namelijk bij dezen laatsten tocht naar de straat Tiquetonne voor overbodig gehouden weder als Martin Guerre op te treden en was daarom in zijn gewone kleeding geko men. Te vergeefs keek hij uit naar Crambard, die toch vast beloofd had aan de deur op hem te zullen wach ten. Het deed hem pijnlijk aan, toen hij Biroulas in het oog kreeg. Deze' had hem nu herkend en voordat hij nog het hotel was binnengetreden, riep de hotel houder hem toe: »Wat wilt ge nog hier Ik heb u de deur gewezen en laat u vandaag zeker niet weer binnen. Marsch, mijn huis uit, spion >Uw schelden hindert mij niet,* antwoordde Hugo bedaard »ik wil mijn koffer hebben, die nog in mijn kamer is achter gebleven.* Hij liet zich volstrekt niet afwijzen. Als ik eenmaal op mijn kamer ben, dacht hij, zal ik er zoolang blijven tot Crambard komtdie zal zeker niet lang meer uit blijven. Misschien ging Biroulas in dien tusschentijd nog wel uit, zoodat zij hun plan konden uitvoeren. De schelmsche oogen van Biroulas fonkelden als twee lichtjes in den halfduisteren gang. Het plan AJDVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Wanneer een nieuw jaar begonnen is, dan richt de mensch als onwillekeurig zijn blik naar de toekomst. De laatste dag van het Oudejaar en de Oudejaarsavond in het bizonder, behoo- ren aan het verleden. Dan herdenkt de mensch, wat hem wedervoer dit jaar en de voorafgaande en maakt de rekening op-over zijn leven. Hij sluit zijn boeken af, als de koopman, en be rekent, wat dit jaar hem aan winst en verlies voor zijn leven bracht in materieel zoowel als in geestelijk en zedelijk opzicht. Maar de eerste dagen van het Nieuwejaar maakt de zakenman zijn plannen, ziet hij uit naar wat hem te doen staat, begint hij een schoon blad in het boek zijner zaak. Zoo moeten ook wij doen. Het is niet goed al te lang neer te zitten bij den last van het verleden. Herinneringen aan het weleer mogen dikwijls onze donkere dagen komen verhel deren, wij moeten toch nooit vergeten, dat niet het verleden, maar het heden en, als voort zetting van dat heden, de toekomst het leven is. In dat leven moeten we staan en arbeiden, niet als een die den weg niet weet, maar doelbewust en zeker van den weg die tot doel voert. Daarom moeten we onze plannen maken voor dit en de volgende jaren. Wie zonder plannen in het leven staat, laat zich door de omstandigheden mee voeren als een stroohalm door den stroom, en komt ten slotte veelal waar hij niet wezen wil. .van een nieuwe misdaad was in hem tot rijpheid ge komen. Hij trad ter zijde om den heer de Carolles te laten binnentreden en, na de straatdeur gesloten te hebben, zeide hij: «Goed, ga dan naar uw kamer en overtuig u, dat net slot van uw koffer niet verbroken is. Dan kan de koetsier hem wel naar beneden dragen, want mijn kellner is niet bij de hand, hij is uit om boodschappen te doen.* Hugo zag in, dat door deze woorden van Biroulas zijn vooruitzichten nog slechter werden, doch misschien wist Crambard nog raad, als hij eindelijk kwam. Voor- loopig antwoordde hij slechts «Het is goed* en liep de gang in om langs de trap naar boven te gaan. Dat het gaslicht achter in de gang niet brandde, verwon derde hem niet, immers Crambard was de eenige gast in het huis en daarom had Biroulas zeker uit zuinig heid het licht uitgedraaid. Het volgende oigenblik voelde hij, dat zijn voet geen steun meer had met een doffen kreet stortte hij in de diepte. weten wat we willen. Om dat te weten, moeten we ons zelven en het leven kennen en begrijpen, en in de toekomst trachten vooruit te zien. Want bij het vaststellen van wat we willen, bij het vormen van onzen wil voor de toekomst, moeten we niet maar in het wilde te werk gaan, maar rekening houden met onze krach ten en neigingen en met de omstandigheden van het leven, voor zoover we die kennen of in de toekomst kunnen vermoeden. Doen we dat niet dan is de kans op slagen gering en zullen we ten slotte, evengoed als wanneer we geen plannen gemaakt hadden, op een heel andere plek terecht komen dan waar we gaarne wezen wilden. Maar behalve we willen, moeten VERGADER. IN G van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Sneek, op Dinsdag, 9 Jan. 1912. Aanwezig de heeren P. Reinouts van Haga. S. Heuetra, W. Nieveen, E. Priester, H. Brenuinkmeijer, 8. vd Meulen Sz., R. Gorter en J. Lindeman, secretaris. Volgens art. 17 van het Reglement wordt deze eerste vergadering in ’t nieuwe jaar geopend door het oudste lid, den heer P. Reinouts van Haga, die den leden een welkom toeroept en den wensch uitspreekt, dat allen ook nu weer met denzelfden ijver hunne krachten zullen wijden aan de belangen van handel en nijverheid eu in ’t bijzonder aan die van onze ge meente. Punten van behandeling: 1 Verkiezing van het Bestuur. Bij de verkiezing van een voorzitter worden 6 stemmen uitgebracht op den heer P. Reinouts van Haga en één stem op den heer H. Brenninkmeijer en bij die van vice-voorzitter 6 stemmen op den heer S. Henstta en één stem op den heer W. Nieveen. Beide heeren nemen deze functie weder op zich. dat we moeten weten wat we ook willen. Het lijkt alsof dit laatste in het eerste ligt opgesloten. Wie weet wat hij wil, wil Maar de zaak is dat willen dat we hetzelfde woord gebruiken HOOFDSTUK XV. Vervolg). Biroulas grijnslachte, toen hjj het luik had openge zet. Hij zette de haak weer op zijn plaats, sloot de kelderdeur weer en opende de straatdeur. Daar bleef hij staan om Sanquinet af te wachten en ook om te zorgen,- dat niemand onbemerkt binnentrad en door -het geopende luik viel. Na een poosje hoorde hjj, dat de kerkklokken zes uur sloegen welnu, Jacques Sanquinet mocht komen, alles was gereed om hom te ontvangen. Sanquinet kwam echter niet. Uit zijn gesprek met Berquin had hij opgemaakt, dat hij geen minuut meer te verliezen had. Biroulas zou dan ook zeker van alle zorg bevrijd geweest zijn, bad hij geweten, dat zijn tegenstander reeds in Engeland was en dus niet kon komen om den bujt met hem te deelen. Doch nu wachtte hij met klimmend ongeduld en stiet een vloek uit, toen bij het reeds half zeven hoorde slaan, zonder dat iemand kwam opdagen. Daar kwam eindelijk een rijtuig, dat waarschijnlijk den verwachte bracht. Volgens afspraak wilde Crambard reeds vóór zes uur in het hotel terugkeeren om Hugo af te wachten. Doch in de verte had hij Biroulas aan de deur zien staan, en dit deed hem niet weinig ontstellen, want de aanwezigheid van den hotelhouder wierp zijn geheele plan in duigen. Vlug verborg hij zich aan den overkant der straat in een gang, van waar hij onbemerkt den ingang hardend streven. Wie weet wat hij wil, weet waarnaar zijn begeeren uitgaat, wat hij te bereiken wenscht, maar streeft daarom nog niet altijd volhardend naar het bereiken. En dat moeten we ook doen. We moeten ons moeite geven; arbeiden, strijden om daar te komen waar we wezen willen. We moeten er niet tegen op zien om, wanneer we een stap achteruit zijn gegleden, met nieuwe inspanning ons weer, al is het maar een en kelen stap, vooruit te werken. We moeten niet aflaten en niet moede worden, ook wan neer alles ons schijnt tegen te loopen, maar met steeds nieuwen moed de hinderpalen trach ten op zij te dringen. De kracht daartoe kunnen we vinden in de sterkte van onzen wil, maar ook in de duide lijkheid van onze plannen en het vast ver trouwen, dat we ze zullen kunnen verwezen lijken. Die sterkte van onzen wil hangt ten deelë af van onzen oorspronkelijken karakter- aanleg, maar voor een deel toch ook van de oefening, die wij dien wil hebben doen door maken. Want als onze spieren, zoo staalt ook onze wil door het aanhoudend gebruik. Maar de duidelijkheid onzer plannen en het vast vertrouwen hebben we toch meer nog in onze hand. Natuurlijk staan ook die niet geheel los van onze persoonlijkheid. Er is niets waarop die geen invloed heeft. Maar we kunnen ze toch meer bewust vormen en daardoor de kracht vergrooten, waarmee we het doel van ons leven en onze plannen nastreven. Want immers, wie vertrouwt dat hij berei ken zal, zal met meer moed en met meer lust streven naar dat bereiken. En ook wie zijn plannen duidelijk voor zich ziet en in de toe komst het beeld bespeurt van hun verwezen lijking, voelt zich opgewekter en lustiger om daarnaar te trachten. Dit vertrouwen en de duidelijkheid van onze plannen hangen nauw samen. Want wie helderder het te bereikene voor zich ziet, zal des te vaster vertrouwen stellen in het bereiken. Daarom moeten we ons vooruitzichten scheppen. Vooruitzichten toch in den goeden zin zijn niet anders als plannen, waarvan wij de ver wezenlijking al in de toekomst bespeuren, op welke verwezenlijking we reeds rekenen. Zij zijn als de lokkende beelden in een ver ver schiet, die ons trekken met onweerstaanbare kracht, onze idealen verwerkelijkt in den tijd en in de realiteit van het leven. Ieder mensch heeft ze, alleen bij den een zijn ze duidelijker en helderder dan bij den ander. En zij zijn het, die de toekomst schoon maken, die ons een heerlijkheid doen droomen in het goud kleurig verschiet, ginds aan de verre kimmen. O, we weten wel, dat het zóo schoon, zóo heerlijk niet worden zal, dat de werkelijkheid altijd anders, minder kleurig, minder schitte rend is dan onze droom. Maar wat doet dat er toe? Al doen vele teleurstellingen ons wel eens twijfelerr, de droomen der toekomst, de heerlijkheid, die in den nevel van het verschiet lokkend schijnt weg tc schuilen, maken ons toch gelukkig door de vreugdige verwachting. Maar bovenal zij zijn een onwaardeerbare kracht in ons leven. Zij doen ons heenzien over veel hinderlijks en droevigs in het heden en de handen begeerig strekken naar wat komen gaat. Zij maken ons ijverig en vol hardend in het voorwaartss!reven, ja zij zijn beslist noodzakelijk, willen we de kracht voor dat streven behouden. Alleen wie hoopt en vertrouwt, streeft nog. En die hoop en dat vertrouwen moeten we, om doelbewust en krachtig te streven, concreet belichaamd zien in de vooruitzichten, die de toekomst ons biedt. Ik weet wel, dat het onmogelijk is zijn weg in de toekomst nauwkeurig uit te stippelen, en dat we maar al te dikwijls, ondanks al onze plannen, aanlanden waar we nooit gedacht hadden te zullen komen. Er zijn zooveel mach ten, die in en om ons werken en die we niet kennen of van welker bestaan en kracht we ons geen rekenschap kunnen geven. De om standigheden ook zijn vaak sterker dan wij en dringen ons een anderen weg op, dan dien we zelf kozen. Maar dit kan voor ons nimmer een reden zijn alles aan den loop der toeval lige omstandigheden of aan den onbewusten invlced onzer neigingen over te laten. Onze wil, onze wenschen, het doel waarnaar we streven, zijn ook beteekenende factoren bij het bepalen van onzen levensweg. En schoon die niet altijd kan zijn die, welke we hadden uitgezocht, en zelfs heel dikwijls een andere zal blijken, hij zal toch in meestal dezelfde richting kunnen gaan. Maar daartoe is het noodig dat we zeer beslist weten in welke richting we willen en daarnaar ook volhardend streven, dat we ons maar niet door elke toevalligheid laten afleiden, noch ons door de eerste de beste moeilijkheid uit onzen weg laten dringen. We moeten dus allereerst Om dat te weten, COURANT. Mm- i:\ immsTimip

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1912 | | pagina 1