MUI'WX- Eï IMERTESTIEBUll VOOR SfflK Eli onxïl!l ki:v I CLOTHILDE. Kleinigheden. Zaterdag 20 Januari 1912. 67e Jaargang. STo, 6h Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek. Feuilleton, Mr. K. ALLERLEI. blikken doos 55). ontdekt. we maar Op een vergadering gehoord Met de door den heer M. voorgestelde motie, zou ik in zooverre kunnen accoord gaan, dat ik er tegen moet protesteeren. TREIN-1DYLE. Zit je makkelijk, lieve? Ja, heerlijk! Zijn de kussens zacht? Ja vent. En tocht ’t niet aan je voeten? Neen, schat, heelemaal niet. Och toe, laat mij dan daar zitten! Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek 1 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. IN DE HUISKAMER. Mannie, fluisterde de toilet-üevende jonge vrouw, vind je het niet grappig, als een struisvogel schrikt, dan verbergt bij zijn kop in het zand. Ik wilde, dat hij zijn staart voor eeuwig ergens wegborg, viel de echtgenoot uit, die juist zat te ge nieten van een hooge hoedenrekening zijner vrouw. Techniek uit een bouwkundig blad: •Dit zal echter niet het geval zijn met de woningen gelegen driehoog in de perceelen met vier woningen boven elkander, doch de bij deze woningen behoorende zolderkamers zullen, evenals in de woningen gelegen tweehoog in de perceelen met drie woningen boven elkander, door vrije trap te bereiken zijn*. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27. eent. Groote letters naar plaatsruimte. Aan de oude zwarte muren was ook nergens eenig spoor te vinden, dat er steenen waren uitgebroken om ’n geheime bergplaats te maken. Te vergeefs doorzochten Crambard en Hugo alle hoeken en klopten tegen de murenzij vonden niets. Crambard zocht tusschen het brandhout, woelde daarna in den hoop zand, maar hij vond niets. Hugo was daardoor zeer teleurgesteld, en Crambard vloekte binnenmonds. Geen twijfel meer, zij waren op een verkeerd spoor, want er was geen plekje in den kelder, dat zij niet doorsnuffeld hadden. Plotseling riep de schilder »Ha wij hebben nog iets vergeten. Wij hebben nog niet onder liet cognac- vat gezocht. Help mij om dat te verplaatsen. Wij mogen het niet rollen, want dan zou het leeg loopen, en dat zou jammer zijn Hij had Biroulas, die nu stil lag, niet uit het oog verloren, en bemerkte, hoe hij bij deze woorden angstig werddat was een bewijs, dat Crambard nu op het rechte spoor kwam. Het duurde vrij lang, eer men het vat zoover verplaatst had, dat men den leembodem in ©ogenschouw kon nemen. Doch nu wachtte hun een nieuwe teleurstelling de bodem was niet aange roerd, er was geen spoor van graven. Biroulas grijnslachte, doch dit bevestigde Crambard nog meer in zijne overtuiging, dat hij op het rechte spoor moest geweest zijn. •Ligt de schat er niet onder, dan ligt hij misschien er in zeide hij, .Blijf weg met uw kaars,* riep hij Hugo toe, die juist bij de opening van het vat wilde bijlichten, .anders staan wij misschien het volgende oogenblik in lichte laaie, als het ding vlam vat. Ik zal wel met de lantaarn bijlichten.» Hij vond in de ope ning een lang dun kettinkje en aan het ondereinde daar van een rond blikken emmertje om te scheppen, wan neer men niet door de kraan wilde aftappen. Oprner- een droevige of verdrietelijke. Wanneer we dat maar begrijoen, wanneer we inzien, waarom we zoo neerslachtig of verdrietelijk zijn, dan kunnen we er ons veelal gemakkelijk boven uitwerken. Als ons het heele leven soms duister en benauwend lijkt en we zien, dat het maar is om een onaangenaam woord van een kennis, of om een klein? teleurstelling of mis lukking van een plan van geringe beteekenis, dan kan plotseling een glimlach weer ons somber gelaat verhelderen, omdat het leven immers buiten die kleine onaangenaamheid of teleurstelling om, nog zoo schoon en grootsch is. Zoo kan het begrijpen van den invloed en de werking van kleinigheden, het letten op die kleinigheden ons leven op zoo velerlei wijs verhelderen. En het helpt ons gemakkelijker en beter dat leven te overzien en zijn richting en gang te sturen. kelijk, dat het emmertje in het vocht hing in plaats van buiten aan het vat de cognac zou daar blijkbaar niet op verbeteren. Cratrbard trok het kettinkje omhoog en liet op het zelfde oogenblik een vreugdekreet hooren. Onder aan ’t emmertje was met een eindje touw een blikken doos vastgemaakt. De doos was met wasdoek en touw zorg vuldig gesloten. Crambard behoefde de doos niet open te maken, want met heesche stem riep Biroulas op datzelfde oogenblik »Nu hebt ge het toch gevonden ik geef mij over. Ge kunt mijn hoofd onder de guillotine laten vallen, of ge moest liever willen zwijgen en met mij deelen.* .Is het geld in die doos vroeg de schilder. »Ja, anders zou ik niet voorstellen om te deelen. Snijd het touw maar door en schuif bet wasdoek er af, dan kunt ge de doos openen.* .Heel aardig bedacht daar moet ja een octrooi op nemen,* spotte Crambard, doch Hugo fluisterde hem toe»Het beste is, dat we dat ding in het vat laten hangen, tot dat de commissaris van politie hier is.« De schilder knikte Biroulas toe en zei »Je wilt dus met ons deelen Nu, misschien zal dat wel gaan. Wij konden alles voor ons houden, maar dan zouden wij je moeten vermoorden om je voor altijd tot zwijgen te brengen. Maar mijn vriend en ik moorden niet, zooals jij »lk zou niets aan de politie kunnen zeggen, zonder mij zelven te verraden,» verzekerde Biroulas. .Wan neer wij gedeeld hebben, ga ik rechtstreeks van hier naar het station van den Noorderspoorweg; ge hebt dus niets te vreezen. Niemand zal op de gedachte komen dat het millioen hier verborgen was. Doch maak mij nu los uit die vervloekte touwen Wordt vervolgd. HOOFDSTUK XV. Vervolg). »Ge moogt van geluk sprekenhad die hoop zand er niet gelegen, dan hadt ge den nek, of minstens uw beenen gebroken. Nu, daar zal Biroclas voor boe ten .Was hij de persoon, met wien ge zooeven hebt ge sproken »Ja, kom maar mee. Ik heb hem zoo goed vastge bonden, dat hij geen hand of voet kan bewegen. Voor wijnaar beneden gingeu, heb ik de straatdeur gesloten, wjj zullen dus niet gestoord worden hij heeft zelf Franpois uitgezonden.* Intusschen had Biroulas wanhopige pogingen gedaan om zich van zijn banden te bevrijden. Met den strik om lijf en armen was dit niet gelukt, maar het touw om zijn voeten was een beetje losser geworden. Hij had zich omgekeerd, zijn voeten steunden tegen het groote vat en nu trachtte hij den eenen voet uit het touw te bevrijden. Bij de grootste krachtsinspanning hiervoor, had hij meermalen net groote vat doen schud den en daarbij viel een rond deksel van het spongat en stortte een gedeelte vocht uit het vat, zoodat Birou las nu in een groote plas lag te wentelen. Aan den scherpen reuk kon men wel bespeuren welk vocht in het vat was. .Ei, wil je een cognac-bad nemen, kameraad vreeg Crambard honend, terwijl zij naderbij traden. .Kom, laten wij nu eens ernstig met elkaar praten. Geen uitvluchten, hoor Zeg op, waar heb je het geld ver borgen, dat je van den Amerikaan gestolen hebt?» Een kteet van woede was het eenig antwoord, dat Biroulas gafhij was verschrikkelijk om aan te zien, hij schuimbekte en zijn oogen puilden uit zijn misvormd gelaat. »Zoo, wil je dat niet vertellen vroeg de schilder weer. »Nu, dat zal je niet veel helpen, want ik ben er van overtuigd, dat de schat hier in den kelder ligt. Wij zullen hem wel vinden, maar eerst zal ik voor beter licht zorgen.* Hij had een pakje kaarsen op een ton zien liggen daar nam bij een paar van, stak ze aan en plaatste ze in den hals van twee ledige flesschen. De eene zette hij op den grond bij het vat, waar Biroulas lag, de andere gaf hij aan De Carolles in de hand om bij te lichten, terwijl hij zei»Zoo, nu zullen wij onze huis zoeking beginnen. Maar wat zie ik, uw gelaat bloedt ook .Dat kan slechts een onbeduidende schram zijn alleen mijn verstuikte voet doet me pijn.* »Als wij hier afgedaan hebben, zullen wij dadelijk naar een dokter rijden.» De kelder was niet groot, hij diende alleen tot het bewaren van dranken en brandhout. Dit laatste lag nog in vrij grooten voorraad opgestapeld achter het vat, waar Biroulas lag, verder waren er een paar hon derd ledige wijnflesschen, eenige ledige wijnvaten en het nog gevulde vat cognac. De vloer bestond uit harden leem Crambard lichtte overal om te zien of de grond kort geleden was opgegra ven, doch daarvan was nergens een spoor te ontdekken. Wij spreken zoo gemakkelijk geringschat tend over kleinigheden. Zeker, het is niet goed zich aan de kleine dingen van het leven te veel te storen, zijn denken en voelen zich steeds te doen bewegen om al de nietigheden van ons dagelijksch bestaan. De Grieksche schrijver Plutarchus heeft eens, en dat terecht, gezegd «Evenals kleine letters den lezer bijziende maken, zoo maken kleinig heden den geest kortzichtig van hem, die er teveel aandacht aan wijdt*. Maar er is ook een gevaar, waarop het goed is de aandacht eens te vestigen. En dat is, dat wij vaak geneigd zijn de kleine dingen van het leven te min achten. Wij zien uit naar het grootsche, machtige gebeuren; het geweldige of bizondere en letten daardoor weinig op wat er om ons heen gebeurt. Zoo gaat veel van wat werke lijk bizonder of mooi en goed is, onopgemerkt aan onze aandacht voorbij, En er is kans, dat wij, naar de sterren kijkende, in de put zullen vallen voor onze voeten. We moeten hier echter goed onderscheiden tusschen kleinigheden en nietigheden. Nietig heden zijn de dingen van geen of weinig be teekenis, de dingen, die geen belang hebben voor ons leven of voor dat van anderen, waar aan niets schoons of merkwaardigs is. Op dezen in de eerste plaats slaat het woord van den Griekschen schrijver, dat we boven ci teerden. Wie aan hen te veel aandacht wijdt, wordt kortzichtig en kleinzielig, beperkt zijn leven binnen te engen kring en ziet niet meer het weidsche gebeuren om hem heen. Hem trekt ook niet het mooie of bizondere aan de kleine dingen, maar juist het nietige, het niets waardige. Hij ziet niet het belangwekkende in het kleine, maar hij ziet van het grootsche nog de nietigheidjes er om heen. Voor hem is het leven zelf klein en eng, bepaald door de kleine belangetjes van hem en zijn kring. Maar het leven is niet klein en eng. Het is krachtig en grootsch en van wijd ge baar. Maar het is wel voor ieder onzer groo- tendeels opgebouwd uit kleinigheden. Die kleinigheden zijn niet de nietigheden zonder beteekenis, zonder geur en kleur. Het zijn de kleine dingen, waaraan alleen nauwlettende en liefdevolle aandacht de merkwaardigheid, die steeds de centen, als van geen beteekenis verwaarloost, loopt in de war. Wanneer we het bestuur en beheer over ons leven willen be houden, moeten we ook met onze kleine eigen aardigheden en gebreken rekenen. Maar niet enkel voor de toekomst, ook op den oogenblikkelijken stand van ons leven kunnen kleinigheden vaak een merkwaardigen invloed oefenen. Is het ieder onzer niet wel gebeurd, dat we ons den heelen dag zoo licht voelden, zoo opgeruimd als was ons een bi zonder geluk te beurt gevallen, terwijl we tcch maar niet begrepen, waarom we zoo waren? Maar kan het ook geweest zijn, dat we ’s morgens, de ramen openschuivende en uitziende in het zonnige groen van een tuin, plotseling een zachte ochtendwind voelden streelen om ons hoofd en een houtduif h >orden kirren in verre boomen en onder ons raam blijde kinderstemmen hoorden? Of missJiien zagen we op onzen weg naar kantoor of werk plaats in de open deur van een met wilde wingerd omrankt huisjen een jonge vrouw, stralend van moedervreugde, met een blik van wondere zaligheid neerzien op de blonde krul len van een kindje, dat kraaiend van pret de armpjes naar haar uitstak. We hebben er niet verder over nagedacht, maar die kleinig heden hebben onwillekeurig onze gedachten opgevoerd naar het zonnige blauw der vreugde, dat wij nu gansch den dag over de aarde van onze dagelijksche zorgen en beslommeringen zien welven. Een zachte ochtendwind in de boomen om ons huis, het gouden licht van een zonnestraal, die in onze kamer valt, de stille avondrust op wijde landen onder goudkleurigen hemel, kun nen ons vaak zoo wonderlijk ontroeren, dat gansch den dag en nog lang daarna het leven ons zoo licht schijnt en vol zonneschijn en vreugdige blijheid. Een kleine vriendelijk heid ons bewezen, een enkel meevoelend woord, een handdruk kunnen ons uit de duis ternis van droefheid en rouw soms plotseling binnenleiden in de zonnige ruimten van een blij geluk. Maar dan moeten we ons ook ontvankelijk houden voor de aanraking van zulke kleinigheden, ze niet achteloos voorbij gaan of, erger nog, ons norsch en ontevreden afwenden, omdat wij grootschere dingen ver wachten. Omgekeerd kunnen ook vaak kleine dingen onze vreugdige stemming doen omslaan in l I het schoone, het belangwekkende i Wanneer we die voorbijgaan, dan missen i veel schoons en veel geluk en begrijpen J al te vaak niet de reden van onze droefheid, onze ontstemming, onzen tegenspoed. En boven- dien loopen we dan gevaar ons leven uit on- i wetendheid te verbroddelen en te bederven. De macht van het kleine toch toont zich in alle opzichten. We weten het wel, dat we, waar het onze financiën betreft, op de kleintjes moeten passen. Neen, we zullen daardoor niet rijk worden, zooals naïeve menschen nog soms gelooven. Om zich een kapitaal te ver werven is wat anders nog noodig dan zuinig heid, moeten we wérken en slim en handig zijn en geluk hebben. Maar wanneer we op die kleintjes niet passen, zal toch veelal al ons werken en al onze handigheid ons niet veel baten. En wie, zonder naar rijkdom te streven, goed en zonder zorgen door de wereld wil komen, moet gewoonlijk juist aan de kleintjes een nauwlettende zorg besteden. Maar ook buiten den kring onzer financiën moeten we aan het kleine aandacht besteden. Het bekende spreekwoord zegt het zco terecht: kleine oorzaken hebben groote gevolgen. Wij zien teveel ons leven als een rij van los naast elkaar staande gebeurtenissen. Maar er gebeurt vrijwel niets, dat zonder gevolgen blijft. Iedere gebeurtenis, iedere kleinigheid heeft invloed op den gang van ons leven, zij het ook in nog zoo geringe mate. En wij weten juist niet vooruit, hoe ver-strekkend die invloed zal zijn. Daarom alleen al is het zoo lichtvaardig de kleinigheden te verachten. Wie weet van hoeveel beteekenis ze in haar gevolgen voor ons leven en ons geluk zullen blijken. We hebben het allen wel ondervonden, dat er telkens in ons leven gebeurtenissen plaats grijpen, dat er ons gedurig wat overkomt, waarvan we de oorsprong niet begrijpen, toe valligheden, als wij ze noemen en die toch niet zoo toevallig zijn. Hoeveel tegenslag zouden we misschien niet hebben kunnen voorkomen, wanneer we wat beter acht hadden geslagen op wat er om ons en met ons ge beurde, ook op het kleine, wanneer we wat meer aandacht hadden gewijd ook op de klei nigheden binnen in ons, onze kleine gebreken en kleine hebbelijkheden en eigenaardigheden. Want alleen door daarop acht te slaan, houden we er rekening mee. En een rekening, een boekhouding die over jaren en jaren loopt en

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1912 | | pagina 1