MEI WS- ES IHIEKTESTIEBHII I CLOTHILDE. ('OM XMlEk ES MSTMES. Woensdag 24 Januari 1912. 67e Jaargang. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. Dam-kwesties. Dit stadhuis moest niet ALLERLEI Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. we En nu plot- Heden moet ge, heden 1 ’t Uurwerk staat niet stil; •Morgen» is het wachtwoord Van een’ zwakken wi). 56). alleen de en burge- HOOFDSTUKXV. Vervolg). »Nog een «ogenblik, tot wij in het reine zijn. Ik wil namelijk weten, hoe dat met dien Amerikaan in zijn werk is gegaan. Dat geeft me een waarborg tegen je, want als ja eenmaal over de grenzen was, zou je wel kunnen vertellen, dat ik Bolton vermoord had •Dat is heel eenvoudig gegaan,» sprak Biroulas. »Een oude bekende van mij hij heet Sanquinetwas met Bolton uit Amerika gekomen en had hem mijn hotel aanbevolen. Den 28en Februari haalde hij hem ook ’s middags af en bracht hem ’s avonds weer thuis. Ik zat alleen in de portiersloge en zag, dat Bolton beschon ken was. Terwijl hij de trap op sukkelde, vertelde Sanquinet mij, dat mijn logeergast een millioen in zijn geldriem bij zich droeg. Die schoft van een Sanqui net wist wel, waarom hij dit vertelde maar als men diep in schulden steekt en dan zoo’n tijding verneemt, komen er vreemde gedachten in iemand op. Ik sloop zacht de trap op er was niemand boven en ik hoorde Bolton reeds snorken. Toen ik binnen trad, zat hij in zjjn stoel te slapen. Den geldriem had hij nog om het Ijjf, dat zag ik en toen nam ik mijn mes en deed het. Bij den eersten stoot was hij nog niet dood, hij viel op den grond en kermde, doch met den tweeden stoot was hij stil. Ik stak mijn mes in den zak, deed den geldriem los en sloop onbemerkt weer naar beneden. Ik hield mij of ik sliep, maar zag zeer goed, dat die John Nameless later naar boven ging. Hij is dom genoeg ge hard pakte Biroulas met zijn krachtige vuisten en droeg hem naar den zandhoop. Daar legde hij hem neer om het vuur te blusschen, dat de kleeren van den hotel houder reeds had aangetast. Dit gelukte door hem te omhullen met behulp van vochtige zakken, die in een hoek lagen. Biroulas kon slechts kermen, hij had vreeselijke brandwonden gekregen, de pijn maakte hem bewuste loos, maar ook zijn beide redders hadden verscheidene kwetsuren opgedaan, voornamelijk Crambard. •De schoft heeft zooveel goedheid van ons niet ver diend», zei de schilder, »maar we konden hem toch niet ellendig laten verbranden. Ik hoop, dat de dokters hem nog zooveel opknappen, dat hij zijn bekentenis kan herhalen voor hij sterft. Doch laten wij niet langer talmen, want waarschijnlijk zal het vat spoedig ontploffen en dat zon ons slecht bekomen. Ga gij met den lantaarn vooraan, dan neem ik onzen goeden vriend op mijn rug en volg u.« Nauwelijks w,iren zij gelukkig boven gekomen of de verwachte ontploffing volgde het brandhout had ook vuur gevat, een vreeselijke rook vulde de ruimte en drong door het luik en de kelderdeur in bet huis, zoodat zij slechts met moeite het gevaar van te stikken ontsnapten en in de buitenlucht kwamen. Op de straat gekomen riep Crambard dadelijk •Brandbrand In een oogwenk was een menigte van menschen samengestroomd. Hugo verzocht een daarvan om de brandweer te waarschuwen, een ander om een rijtuig te halen en een derde om een politie agent te roepen. Dit laatste was overbodig, want reeds* kwam een politieman toesnellen, aan wien Hugo in* korte woorden het gebeurde mededeelde, terwjjl hij er bijvoegde, dat hij met den nog steeds bewusteloozen Biroulas naar het naaste politie-bureau zou rijden. Te gelijk verzocht hij daar een dokter heen te zenden om den toestand van Biroulas te onderzoeken, hem tot bewustzijn te brengen en daarna Crambard en hem zelf te verbinden. De politieman hielp eerst den bewusteloozen Birou las in het juist aangekomen rijtuig en zond een intus- Bchen toegesnelden ambtgenoot naar een dokter in de buurt. Onder de menigte bemerkte Hugo ook een kruier, bij wenkte dien om nader te komen. •Hier hebt ge vijf francs,» zeide hij. »Ge krijgt er nog vijf, als ge zorgt dat de advocaat Berquin hij woont in de Perraultstraat by het Louvrezoo spoe dig mogelijk naar het politie-bureau in de straat Ville neuve gaat. Neem voor mijn rekening een rijtuig en beloof den koetsier een goede fooi, ik zal hem wel betalen De man stormde weg Hugo en Crambard stapten in, de politie-agent ging bij den koetsier op den bok zitten en het rijtuig rolde voort. In de verte kwamen de brandspuiten reeds aanrennen. Hugo haalde met verlicht hart adem, veegde het zweet van zijn voorhoofd en stak zijn bondgenoot de hand toe met de woorden »Ge hebt getoond een wakker man en een trouwe kameraad te zijn, vriend Crambard I Op myn woord dat zal ik nooit vergeten. Aan uw raad en bijstand alleen is het te danken, dat wij eindelyk een onschuldige van den dreigenden dood kunnen red den Jacques Crambard lachte. »Ja, ja, het was een lee- lijke zaak, mijnheer de Carolles, maar wij hebben er ons ferm doorheen geslagen. Had ik dat millioen maar ‘^nietaan de vlammen moeten over laten doch het kon niet anders. Denk echter eens na een ronde som van een millioen francs het is jammer, erg jammer Wordt vervolgd. Iemand had de reputatie, dat hij nooit op een vraag eenvoudig ja of neen kon antwoorden, maar altijd een uitvoerige repliek gaf. Twee dames, die hem kenden, bespraken deze eigen aardigheid eu een van de twee beweerde, dat zij wel een vraag kon verzinnen, waarop alleen ja of neen kon volgen. Toen zjj den persoon in kwestie eenige dagen later ontmoette, zeide ze tot hem: «Laat eens zien, mijn heer Robinson, u bent immers weduwnaar». •Ik ben weduwnaar, mevrouw», antwoordde hij met een beleefde buiging, »voor zoover dat mogelijk is van iemand, die nooit getrouwd is geweest». »Aannemen! Zou je den orkestdirecteur willen vragen wat anders te spelen?» «Verlangt meneer een apart nummer »Neen, ik wenschte slechts een ander tempo. Ik kan met dit walstempo mijn biefstuk niet voldoende kauwen». Schimmel op tapijten wordt verdreven door bestrij king der vlekken met 1 deel salicylzuur opgelost in 4 deelen sterken spiritus; de vlekken komen niet terug. Roest op schaatsen wordt bestreken met petroleum; men late ze een poos liggen en wrijve ze dan af met zout en zand. Is de roest erg, dan hei hale men dit. ken al en we hadden ons al weer op een oor te slapen gelegd, toen plotseling het luide ge hamer en roezemoezig lawaai ophield. Ver schrikt rezen we overeind. Wat beteekende dat nou? We hadden het zaakje zoo netjes gearrangeerd, in onze verbeelding zagen den Dam al in zijn nieuwe kleed, seling ligt het werk weer stil. Ja, dat zijn van die mogelijkheden, mee we in onzen tijd als heden rekening moeten houden. Wij beleven tot nu toe nog niet veel pleizier aan den Dam. Dat oude stadsplein, dat als het hart is der stad, waar het verkeer saarn- stroomt en weer uiteenvioeit, waar haar han- delsleven tintelt in iedere beweging en waar onze voorouders in rechtmatigen trots hun stadspaleis bouwden als symbool van hun macht, dat plein met zijn herinneringen aan een glo rierijk verleden en zijn beeld van het bezig en energiek heden, heeft ons voor de toekomst al heel wat zorg gebaard. De Dam rnoest, spijt onze piëteit voor het verleden en de nagedachtenis onzer voorvaderen, anders wor den, dat stond vast. De nieuwe steden-archi tectuur en de eischen van een drukker verkeer wilden, dat we dat rommelige pleintje omschie pen in een monumentaler, wijdscher, nieuwer- wetsch plein, waarop naast het Damrak nog tenminste eén breede verkeersweg zou uitmon den. Hoe dat moest gebeuren, daar hebben we ons jarenlang het hoofd mee gebroken. Berlage en schoonheidscommissies zijn er aan te pas gekomen. Maar als het gewoonlijk gaat zooveel hoofden zooveel zinnen im mers hoe meer menschen er zich mee bemoeiden, des te duisterder werd het geval. Tot ten laatste ons stadsbestuur, omdat er toch iets gedaan moest worden, den knoop doorhakte. Eens waren we het nog wel niet, maar we konden toch een gezicht zetten, alsof we eindelijk het raadsel hadden opgelost. En we togen aan ’t werk of beter gezegd we namen die maatregelen, die het anderen mo gelijk zou maken aan het werk te gaan. Dat is nu wel niet precies hetzelfde, maar in den maatschappelijken omgangstaal drukken we dat zoo uit. We zeggen immers ook: «Berlage heeft de Beurs gebouwd», ook al heeft hij er geen steen voor aangedragen. Dat steenen- dragen tellen we nou eenmaal niet. Als het plan er is en de voorbereiding, dan is de zaak gezond en laten we het aan anderen over. Dat hebben we ook met de verandering van den Dam zoo gedaan. Toen het werk was uitbesteed, achtten we de zaak in orde; anderen zouden het zaakje wel verder opknappen. Maar die anderen hebben het plotseling vertikt. De eerste mokerslagen van het slooperswerk klon- onder de steden dier republiek, die over het lot van volken en koningen besliste, maar meer dan de machtigste, immers de gebieders en de voedende moeder tevens, en de vroed schap, de burgemeesteren van dat Amsterdam, de gelijken van stadhouders, ja van koningen en keizers Die gedachte, die droom van macht en rijk dom, moest verstoffelijkt worden in het nieuwe stadhuis. woonsteê worden van vroedschap meesters, niet alleen de zetel van Amsterdam’s macht, zij moest ook de uitdrukking zijn, het stoffelijk beeld van die macht. ’En op den Dam verrees het majestueuze, imposante ge bouw, dat eenmaal ’s werelds achtste wonder heette. Het heeft smadelijke dagen gekend. In de slappe, futlooze jaren der 18de eeuw stond het als een bespotting van Amsterdam’s roemrijk verleden. Die bespotting wies aan tot smade- lijken hoon, toen in het begin der 19de eeuw koning Lode wijk, de ons door vreemden op gedrongen vorst, in het stadhuis, dat hij tot eigen paleis proclameerde, zijn intocht deed. Van de macht van Amsterdam’s burgerij was zelfs geen spoor meer over en het beeld van die macht, eens door de voorouders gesticht, verloor nu zijn laatste glans. Sindsdien is met Nederland ook Amsterdam opgegroeid uit den toestand van vernedering tot een bloei, die, zoo hij al niet de macht en rijkdom van vroeger eeuwen in zich borg, toch de herinnering aan dien glorietijd weer wekken kon. En met die herinnering groeide in de harten der Amsterdammers ook het bewustzijn, dat het Paleis op den Dam het hunne was en dat het, als uitdrukking van de macht van het verleden, ook behoorde in het beeld van het heden, dat van dat verleden een afschaduwing was, dat Amsterdam’s gemeente bestuur behoorde te zetelen, waar in roem- ruchtiger dagen, welker herinnering men zich niet meer te schamen behoefde, zijn voorgan gers gezeteld hadden. Met de energieke levenskracht was ook de trots op het verleden ontwaakt. Maar het gaat zoo van zelf maar niet het paleis op den Dam om te scheppen in een raadhuis. Een koninklijk woord heeft het van stadhuis tot paleis gemaakt, ’n ander koninklijk woord zal noodig zijn om het aan zijn oude bestemming terug te geven. Maar er zal meer weest zijn hoofd voor mij in den strik te steken. Ik zou ook reeds lang in veiligheid geweest zijn, als die vervloekte Sanquinet er niet was. Die schurk heeft de geheele zaak met. sluwe berekening voorbereid en toen hij zag, dat zijn speculatie gelukt was, wilde hij de helft van den buit hebben en liet mij bespieden, zoodat ik hem niet kon ontsnappen. Maar nu zullen wij hem toch bij den neus nemen, hé •Juist, wij zullen hem tegelijk met u aan het gerecht overleveren,antwoordde Hugo de Carolles ernstig. •Oh, jelui, honden is dat je belofte houden brulde Biroulas. •Ik heb je niets beloofd,» verklaarde Crambard. »Ik heb gezegd je moet eerst alles vertellen, en dat je dit nu gedaan hebt, is des te erger voor je. Domkop, je hebt dezen heer voor een spion aangezien, maar hij is een rijk en voornaam heer, een vriend van den advocaat Berquin, die den naamlooze ver dedigde. En wat mij betreft, ik ben wel een arme kerel, maar ik wil liever op stroo sterven dan een penning aanroeren van het geld, dat jij, gemeene moor denaar, gestolen hebt Dol van woede schreeuwde Biroulas luidkeels, hij wrong zich met wanhopige krachtsinspanning in zjjn banden, doch kon ze niet los krijgen. Terwijl hij rond wentelde en in blinde woede om zich heen trapte, wierp hij de brandende kaars om, voordat de beide anderen dit konden verhinderen. Onmiddellijk sloeg een blauwe vlam omhoog en in een oogenblik was Biroulas aan alle kanten door vlammen omringd. Ook sloeg de vlam bliksemsnel langs het vat omhoog en. be gon dit bij de bovenste opening te branden. Cram bard sprong naar het vat om den schat daar uit te redden, doch er sloeg reeds een groote vlam uit. »Er is niets meer aan te doenriep hij Hugo toe, die intusschen bezig was Biroulas uitde vlammen weg te trekken. Gram- noodig .zijn, veel geschrijf, geredeneer en een nieuw koninklijk paleis, dat Amsterdam niet ontberen kan. Willen de sociaal-democratische gemeenteraadsleden van dit laatste niet weten? Als amendementen op een voorstel van B. en W. hebben zij voorgesteld, dat de Raad be sluite, dat B. en W. zich tot den Minister van Binnenlandsche Zaken zullen wenden met het verzoek te willen bevorderen, dat het Paleis weer ter beschikking van de gemeente worde gesteld. We zullen zien, wat het uithaalt. Aau het hoofd van een tooneelvereeniging staat een kaalhoofdige regisseur. Zeg, zegt een der leden bij de repetitie tot zjjn collega, weet jij het onderscheid tusschen Jan Olie slager, Wjjnmalen en onzen regisseur? Luister: Jan Olieslager heeft een ééndekker, Wijnmalen een twéedekker en onze regisseur een gladdekker! waar- met waarschijnlijk- Waar ge werkt wordt, wordt ook gestaakt. Het was dus te verwachten, dat er ook op den Dam door de sloopers gestaakt zou worden. Onder- tusschen zitten we er nu maar mooi mee. ’t Lijkt wel of die Dam er uitsluitend is om ons kwesties te bezorgen. Nauwelijks hebben we ons verheugd, dat de eene kwestie is opge lost of een andere dringt zich aan ons op. En wij, die nog wel meenden dat de zaak in orde was. De sociaal-democraten in onzen Raad zijn blijkbaar van meening, dat, nu we toch in de kwesties zitten, de heele Dam meteen maar van kwesties schoon moet worden geveegd. Want er is daar nog een kwestie, behalve die van de verandering van den Dam, die wij nu eindelijk hebben opgelost, maar bij welker finale opruiming de sloopers met hun kwestie, die ons toch niet aangaat, ons nu den voet weer dwars zetten. Die andere is een zeer netelige en kiesche kwestie. De manier door den Raad in toepassing gebracht ten opzichte van de Dam-plannen, om met een forschen zwaai de knoop maar door te hakken, kunnen we hier niet gebruiken. We moeten haar voorzichtig aanvatten als altijd wanneer er dames in het spel zijn. Eeuwen geleden is door onze voorouders op den Dam een stadhuis gebouwd. Het was in den tijd, toen na den eersten droom van macht en rijkdom en glorie, die als een dronkenschap 0e hoofden omneveld had, die voorouders in klare bezonnenheid weer rond zich zagen over de wijde, zonnige streken, waar over hun plotselinge macht gloriede. Ze zagen de Re publiek der Vereenigde Nederlanden onder de staten van Europa als der machtigste eene en in die republiek, Holland als de heerscheres door haar rijkdom en voorspoed, maar van dat Holland Amsterdam als de fiere koningin, die al die macht en glorie en rijkdom in haar hand hield gevat. Amsterdam de machtigste AJDVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. H

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1912 | | pagina 1