t)
JIEEW8- Ei ADVERTEXTIEBL4D
VOOR SSEEE ES MSTIME1.
CLOTHILDE.
UITSTELLEN.
Zaterdag 27 Januari 1912.
87e Jaargang.
L
2To. 8„
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Feuilleton,
Kantongerecht te Sneek.,
Zitting van Woensdag 24 Januari 1912.
4
1
1
Over
dat
Mr. K.
57).
Wordt vervolgd.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek 10,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Vonnissen.
P vd M 17 jr zonder beroep te Ondega (W), jagen
X-
hand veroverd had.
Zij kon eindelijk niet langer stil blijven zitten, terwijl
zij zoo in koortsaohtige spanning vei keerde.
«Kom, laten wij op de binnenplaats wat heen en
weer wandelen,* sprak zij tot haar vriendin. «Het is
zulk mooi weder en de beweging zal ons goed doen.*
Zoo wandelden zij dan op de plaats heen en weer,
ook langs het schuurtje, waar Caarmartin het gesprek
tusschen Berquin en Victoire beluisterd had, het
was nu ledig. In de werkplaatsen rondom waren de
lieden druk aan den arbeid.
Plotseling hoorde men in de verte een dof gedruisch,
die kinderen snelden naar de straat en de twee vrien
dinnen volgden om te zien wat dit zijn mocht. Het was
de brandweer, die was uitgerukt. «Waar zou de brand
zijn?* vroeg Victoire aan een ambachtsman, die bij haar
stond, üeze wist het niet, maar eender spuitgasten,
dien hij kende, antwoordde op zijn vraag »in de
straat Tiquetonne !-<
Victoire greep krampachtig don arm van haar vriendin.
«Heb je dat gehoord vroeg zij. «Misschien staat het
ongelukshuis in brand, waar Hugo juist bezig is te
zoeken naar de bewijzen voor de onschuld mijns broe
ders. Misschien is hem reeds een ongeluk overkomen.*
«Stel je gerust, Victoire,* zei haar vriendin «er is
geen reden om zoo iets te vreezen. Dat er brand is in
dezelfde straat, behoeft ons nog niet ongerust te ma
ken
De uitdrukking van haar gelaat toonde echter duide
lijk aan, dat zij zelf in grooten angst verkeerde.
«Ik kan dat wachten niet langer verdragen*, verklaarde
Victoire, «ik ben nog niet zoo ongerust geweest. Ik
zie wel in, dat het niets zou helpen als wij naar de
straat Tiquetonne gingen, maar laten wij naar mijn
heer Berquin gaan, daar zou Hugo eerst komen of hij
HOOFDSTUK XVI.
Vervolg).
Volgens afspraak was mevrouw Sauveterre’s a’onds
uit het sterfhuis haars vaders naar haar vriendin in de
straat Rochebrune teruggekeerd. Zij hadden beiden
zooveel leed te dragen, dat het reeds verlichting gaf,
als zij bij elkaar waren en haar hart voor elkaar konden
uitstorten.
Clothilde had, zoolang hij leefde, niet veel goeds
ondervonden van haar tyrannieken, baatzuchtigen va’ler,
maar toch had zijn plotselinge dood haar geschokt.
Een ander zou misschien gedacht hebben aan den rijk
dom, waarvan zij nu de eenige erfgename wasmevrouw
Sauveterre werd hierdoor echter nog meer terneerge
drukt, want toen haar vader kort voor zijn dood nog
een oogenblik spreken kon, had hij rouwmoedig be
kend, dat hij werkelijk den ondergang van den overste
de Vrains bewerkt had op de manier zooals Henri dit
had begrepen. Zij gruwde nu van het geld, dat mis
schien grootendeels op zulke wijze was verworven,
want ook in andere gevallen was haar vader even ruim
van geweten geweest bij de keus der middelen om
geld te verdienen.
Daarbij kwam de angst over Henri, die in de ge
vangenis smachtte en de zorg, of het zou gelukken
den waren moordenaar te vinden en de bewijzen voor
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500?
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
beraad trachten te leeren. Hij kan dat be
reiken, door altijd alle overwegingen, die niet
rechtstreeks niet de te verrichten handeling
verband houden, af te snijden.
Voor hem als voor ieder ander bestaat nog
een ander spreekwoord van uitstellen dat zoo
precies de juiste maat aangeeft tusschen te
groote voortvarendheid en te groote omzich
tigheid. Het luidt: «Stel niet uit tot morgen,
wat ge heden
komt het aan.
voorbereide handeling kan
wat men doen B kan, moet
doen,
moet
soms nau-
wij ook zeer
duidelijk zien. Dit wil
we alles doen of laten
met een duidelijk vooropgezet doel, maar dat
al ons doen voortvloeit uit de gesteldheid van
onzen aard onder den invloed van omstandig
heden zoowel uiterlijke als innerlijke. We
hebben dus met al onze handelingen een, zij
’t ook nog zoo geringe, bedoeling. Vaak is die
bedoeling alleen negatief, wanneer we bijv, iets
laten uit traagheid, dus' om ons zelf moeite of
werk te besparen. Met die bedoeling moeten
we dus bij het beoordeelen der handelingen
Henri’s volkomen onschuld te leveren. Ten slotte
kwam daar nog bij de gedachte aan haar onwaardigen
echtgenootzij voorzag wel, dat Sauveterre. nu zij
de millioenen haars vaders geërfd had, niet zou willen
scheiden, en geen middel onbeproefd zou laten om
haar weer in de echtelijke woning te doen terug-
keeren.
Zij had zoo juist aan de borst van haar vriendin aan
haar tranen den vrijen loop gelaten en dit had haar
eenige verlichting verschaft. Beiden zaten aan een
open venster in het schoolvertrek, dat reeds lang door
de kinderen was verlaten beiden wenschten, dat de
tijd vleugels mocht hebben om spoedig een einde te
zien aan het pijnlijke wachten.
Het was nu zeven uur, doch vóór acht of negen uur
kon Hugo niet hier zijn, want hij moest bü zijn terug
keer uit de straat Tiquetonne eerst bij Berquin aangaan
om den uitslag mede te deelen en misschien nog te
raadplegen. En hoe langzaam kroop de tijdEn welk
nieuws zou Hugo brengen
Victoire kon niet schreien met haar groote bezielde
oogen staarde zij voor zich been, terwijl haar gedach
ten zich onophoudelijk met haar ongeluk kigen broeder
bezig hielden of met haar geliefde, die voor hem mis
schien zijn leven waagde. Zij kon niet gelooven, dat
Hugo’s onderneming in de straat Tiquetonne zoo on
gevaarlijk was, als hij dit aan haar had trachten voor
te stellen. Wanneer hij en Crambard bij hun onder
zoek werden overvallen door den hotelhouder, kwam
het zeker tot een stiijd op leven en dood. Misschien
verkeerde Hugo op dit oogenblik in groot gevaar.
Thans werd zij eeist recht bewust, hoe hartstochte
lijk zij dezen man beminde, dien zij slechts weinige
malen had gesproken, maar die door zijn ridderlijkheid
en z|jn open innemend karakter haar hart stormender-
rekening houden. En daar we die veelal van
andere menschen niet kennen, moet ook dit
ons reeds voorzichtig maken bij het beoordee
len van anderer daden.
Bij ons oordeel over uitstellen moeten we
ook met die bedoeling, met de oorzaak, de
innerlijke beweegreden rekening houden. Dit
zal ons leeren, dat uitstellen evengoed een
deugd als een fout kan zijn, maar ook, dat
het vaak een gevolg is van iemands persoon
lijkheid en innerlijke geaardheid.
Uitstellen heeft zeker heel dikwijls zijn oor
zaak in het opzien tegen de verrichting van
de noodzakelijke of gewenschte handeling. Dit
kan weer een gevolg zijn van traagheid en
van vrees, een zekere twijfelmoedigheid of de
handeling lukken zal, of men in staat zal zijn
het vereischte te doen. Tegen zulk uitstellen
past voorzeker de waarschuwing, dat van uit
stel afstel komt. Want dit uitstel laat maar
al te gemakkelijk de geschikte gelegenheid
voorbijgaan en bederft ook vaak het leven.
De gewoonte van zulk uitstellen kweekt boven
dien traagheid en besluiteloosheid en doodt
ten slotte alle energie en lust tot aanpakken.
Wij hebben in vele levensomstandigheden voort
varendheid noodig en een vaste, snelle hand,
die weet in te grijpen. Onze levenskracht en
onze energie zelf, onze lust ook tot het leven,
moeten ons begeerig maken tot handelen, wil
len we wat bereiken en niet altijd blijven
brekebenen.
Maar er is ook een uitstellen, dat een gevolg
is van voorzichtigheid en van een juisteren
kijk op het leven, die alle overijld handelen
verbiedt. Dit uitstellen toont geen gebrek
aan energie, maar is juist epn bewijs van
innerlijke kracht. Want zij eischt naast zelf
kennis en levenskennis ook zelfbeheersching.
Wie wat bereiken wil, moet het goede oogen -
blik weten te kiezen voor zijn handelen. Hij kan
dat oogenblik voorbij laten gaan, maar hij kan
ook door te groote voortvarendheid dat oogen
blik vooruitloopen. Dat is evenzeer gevaarlijk
en bederft veelal iemands leven.
Want wie'gewoon is maar lukraak zijn slag
te slaan, wanneer de neiging daartoe bij hem
opkomt en zich een gelegenheid biedt, zal. in
de meeste gevallen falen Hij moet niet van
een gelegenheid gebruik maken, maar de goede,
de juiste weten te kiezen. Daartoe moet hij
zijn handelen overwegen en eigen aard en
aanleg tegelijk met het leven overzien. Hij
1 P vd M 17 jr zonder beroep te Oudega (W), jagen
zonder acte, boete f 3 subs 7 dgn tuchtschoolstraf met
verbeurdverklaring der in beslag genomen buks.
2 A P 33 jr jager te Sneek, jagen zonder schrifte
lijk bewijs van vergunning, boete f 6 subs 3 dgn.
3 N P veedrijver te Sneek, waarbij na gedaan
verzet het vonnis dd 15 Nov. 1911 (dronkenschap 2
ml gepleegd bij 12e herhaling, 2 ml 7 dgn hechtenis en
9 mnd R w I) is bekrachtigd.
4 IJ B 37 jr arbeider te Heeg, overtr Leerplicht
wet, boete f 1 subs 1 dag.
5 P V 37 jr bakker te Sneek, een persoon beneden
14 jr tusschen 9 uur’s avonds en 7 uur ’s morgens
loopwerk laten doen, boete f 1 subs 1 dag.
6 T A 43 jr bakker te Blauwhuis, een persoon be
neden 16 jr na ’s avonds 7 uur laten werken, boete
f2 subs 1 dag.
7 J P 69 jr winkelier te Sneek, zonder vergunning
van B en W een vernieuwd gedeelte van een gebouw
in gebiuik nemen, boete f 3 subs 2 dagen.
8 D B 23 jr visscher te Lemmer, visschen le
zonder acte, 2e zonder schriftelijke vergunning, 2
boeten elk van drie gulden subs 2 maal 2 dagen met
verbeurdverklaring der in beslag genomen aalreep.
9 B F 29 jr visscher te Sneek, te kleine visch
vervoeren, boete f 1.50 subs 1 dag.
10 le B F 29 jr, 2e F F 29 jr visschers resp te
Sneek en Nijland, zonder schriftelijke vergunning in
eens anders water visschen, ieder boete f 3 subs 2 dg
voor ieder, met bevel tot teruggave van het in beslag
genomen schrob- er. baarsnet.
11 le B F 29 jr, 2e F F 29 jr visschers resp. te
Sneek en Nijland, zonder schriftelijke vergunning in
eens anders water visschen, vrijgesproken.
12 J S 27 jr koopman te Sneek, in dronkenschap
de orde verstoren en eens anders veiligheid bedreigen,
boete f 6 subs 3 dagen.
Het luidt: «Stel niet uit
dcen kunt*. Op dat kunnen
Alken een weloverwogen en
men doen. Maar
men ook dadelijk
En wat ge vandaag niet doen kunt,
ge uitstellen tot morgen,
kunnen moet ge zelf beslissen.
«Van uitstel komt afstek, zegt men, en wil
daarmee het verderfelijke van uitstellen aan
duiden. De meeste menschen praten dan ook
geringschattend over uitstellen, als over het
terzijde-schuiven van een werk, dat men te
doen verplicht is. Zij denken aan traagheid
en luiheid en zijn altijd geneigd hem, die uit
stelt, allerlei harde verwijten te doen, waarvan
het gebrek aan voortvarendheid nog het
zachtste klinkt. Maar zij vergeten daarbij,
dat uitstellen niet altijd afkeurenswaardig is en
dat het ook hier als gewoonlijk meer op de
oorzaak dan op het feit zelf aankomt.
Het is toch eigenlijk niet zoozeer de zaak
wat we doen, maar waaróm we het doen. Meer
dan op de handeling komt het op het motief
dier handeling aan. In zedelijken zin erkent
men dit grif. Men geeft gaarne toe, dat bijv,
weldoen alleen zedelijke waarde heeft, wanneer
de oorzaak van dat weldoen de behoefte is
om andere menschen te helpen, niet wanneer
het dient om den naam van weldadigheid te
krijgen of zelf andere dingen ermee te berei
ken.
Maar ook praktisch bepaalt veelal alleen de
beweegreden voor een handeling de waarde
ervan, maakt zij alleen uit of die handeling
goed of slecht, prijzenswaardig of afkeurings-
waardig is. Tedere handeling, iedere daad, maar
ook het nalaten van een daad, heeft zoo’n
beweegreden, al zijn we het ons niet altijd
duidelijk bewust. Wij doen, dan alleen in
enkele uitzonderingsgevallen, maar niet zoo,
omdat het ons nu zoo eens invalt.
Alle doen en laten heeft een ondergrond in
het diepst van ons wezen, dien wij
welijks zelf kennen, maar dien
dikwijls min of meer
nog niet zeggen, dat
moet bezonnenheid leeren en zelfbeheersching.
Want dit zijn de twee deugden, die men zich
hiermee eigen maakt en die de groote voor-
deelen zijn, die naast de betere praktische
resultaten het weloverwogen handelen brengt.
Maar dit weloverwogen handelen maakt
uitstellen dikwijls noodzakelijk of wenschelijk.
Wie den goeden tijd voor zijn handelingen
weet te vinden, moet vaak opzettelijk de band
kunnen terughouden en kunnen wachten.
Veelal zullen andere, voortvarender menschen
dit niet begrijpen, hem voor traag of laksch
of niet doortastend schelden. Maar een ver
standig man stoort zich daaraan niet; de wijze
kent immers zij t tijd. En tegenover het «van
uitstel komt afstel* kan hij rustig antwoorden
«uitstel is nog geen afstel*. Om dit te kun
nen, om de vruchten van zijn bezonnenheid te
kunnen plukken, heeft hij de zelfbeheersching
noodig.
Maar er zijn er onder hen, die uitstellen en
weten uit té stellen, ook, die zich niet hoeven
in te houden, die niet door zelfbeheersching
de hand moeten terughouden, die zich tot een
daad vooruitstrekt, maar die slechts aarzelend
die hand vooruitsteken. Die aarzeling, zooals
ze hier bedoeld is, is dan niet het gevolg van
traagheid of vrees of gemakzucht, maar van
te groote voorzichtigheid, van een te veel aan
onbezonnenheid, een te zwaar opnemen der
dingen. Er zijn menschen, die altijd vreezen,
dat het goede oogenblik nog niet daar is,
omdat ze te bang zijn voor mislukking, óf
omdat zij geen maat weten in hun overwe
gingen en te fijn de mogelijkheden en gebeur
lijkheden trachten uit te spinnen.
De meeste menschen begrijpen niet, hoe
juist een diepe kijk in het leven en in zich
zelven, hoe te veel nadenken den mensch
aarzelend maakt, niet uit vrees of traagheid,
maar omdat hij altijd meent, dat de zaak nog
niet goed voorbereid is, omdat hij nog allerlei
gebeurlijkheden in het leven mogelijk weet,
waarmee bij die voorbereiding nog geen reke
ning is gehouden.
Zoo wordt bezonnenheid een hinderpaal voor
handelingen, leidt ze tot een omzichtigheid,
die iedere daad tegenhoudt. Het is een gevolg
van een geaardheid van den persoon, die hem
voor het praktische leven ongeschikt maakt.
En omdat hij nu eenmaal in het practische
leven staan en ■werken moet, doet hij goed
zich daar tegen in te zetten, moet hij wel
zou bericht zenden, als er iets kwaads mocht gebeu
ren.*
Mevrouw Sauveterre wist daar niets tegen in te bren
gen, zij vond, dat het voor beiden reeds een gerust
stelling zou wezen, als zij met Hugo’s vriend, die al
tijd hulpvaardig was en altijd goeden raad gaf, kon
den praten tot dat Hugo zou komen.
Haastig kleedden zij zich dus om uit te gaan en
gingen daarop naar een standplaats voor huurrij
tuigen om zich naar de Perraultstraat te laten brengen.
Het was over achten toen zij voor de woning van
Berquin kwamenalle straatlantaarns waren reeds
aangestoken.
Zij gingen de trap op en schelden bij den advocaat
aan. De bediende, die de deur opende, deelde haar
het onwelkome nieuws mede, dat zijn heer ongeveer
een uur geleden haastig was ontboden, en vroeg, of de
dames op hem wilden wachten, zoo zij dringende za
ken hadden.
Terwijl de dames daarover stonden te beraadslagen,
hield een rijtuig voor de deur stil en hoorden zij stem
men beneden aan de trap. Het waren Berquin, Hugo
de Carolles en Jacques Crambard.
Nauwelijks had Victoire de stem van haar geliefde
vernomen, of zij snelde in vliegende vaart naar bene
den. Zij zag, dat hij op een stok leunde en dat ook
zijn voorhoofd verbonden was. Zij vloog aan zijn borst.
«Hugo, wat is er gebeurd Ben je gewond
«Dat heeft niets te beduiden, mijn lieveling ant
woordde hij, en haar in zijn armen sluitende, drukte
hij een kus op haar lippen. «Mijn vriend Crambard
hier is er slechter afgekomen, maar wij hebben daar
voor dan ook de overwinning behaald.*
«Wat, heb je werkelijk-