MMS- H APVERTEHIEBLAI)
IMIl SM'r.k i.l fflSTKIM.
HET ONVERGEEFLIJKE.
No. 27.
Woensdag 3 April 1912.
67e Jaargang.
Uitgever: B FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
ALLERLEI.
mijn vrijmoedige be-
boos
wanneer u nu, wanneer u mij niet mocht
geheel
welke
blik
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
huis gekocht of krachtens anderen titel ver
kregen. De regeering schijnt geheel vergeten
te hebben, dat dit gebouw alleen tijdelijk in
gebruik is gegeven, maar de stad Amsterdam
het nooit heeft afgestaan of weggeschonken.
Ook blijkt de regeering meer te letten op de
traditie eener eeuw van Koningschap dan op
die van vele republikeinsche eeuwen. Zij wijst
wel op de traditie van nu bijna een eeuw sinds
het herstel onzer onafhankelijkheid, welke tra
ditie meebrengt, dat vreemde souvereinen in
Amsterdam plegen te worden ontvangen en de
audiënties hier plaats vinden, maar zij denkt
niet aan de traditie van zooveel eeuwen van
voorspoed en glorie, die Amsterdam weer
gaarne herdenkt, een herdenken, dat de her
leefde energie bewijst en dat een waarborg is
voor de ernst, waarmee Amsterdam zijn oud
raadhuis terugbegeert. Wijst, de laatste tradi
tie het der regeering als onafwijsbare plicht
aan het in een tijd van zwakte en verval,
toen men de majesteit van dit gebouw als een
bespotting voelde van Amsterdam’s toestand,
afgestane gebouw, aan de hoofdstad terug te
geven, de traditie van het koningschap ver
biedt, zoolang niet een ander paleis gereed
staat om de koninklijke gasten te ontvangen.
En deze traditie, zoo beweert de regeering,
kan niet door haar en ook niet door de hoofd
stad zelve worden prijsgegeven, zonder dat
deze laatste haar karakter als zoodanig ver
liest.
Tegen deze bewering valt niet veel te zeg
gen. Het is wel natuurlijk, dat juist dit Am
sterdam van de andere steden van het land
onderscheidt, dat de Koningin hier haar paleis
heeft en haar gasten ontvangt, dat de Koning
die de regeering aanvaard heeft, plechtig be-
eedigd en ingehuldigd wordt binnen de stad
Amsterdam. Niet alleen het zielenaantal maakt
Amsterdam tot hoofdstad van het land. Zij is
dat ook officieel en door de traditie, die haar
tot gastvrouw maakt van de vreemde vorsten
en staatshoofden.
Maar is het alleen deze traditie Maakt niet
ook de traditie van zooveel eeuwen, de herin
nering aan het verleden Amsterdam tot eerste
deelen, dat in de obligatieleening tot vrijmaking
van het gebouw, in het belang der tegen
woordige firmanten reeds voor een aanzienlijk
bedrag, pl, m. f 80.000, was deelgenomen.
Hierdoor zal het gelukken dit gebouw, dat
anders in andere handen zou moeten overgaan,
voor de Gebrs. Van Lier te behouden.
Een banketbakker in Den Haag vermeldt in zijne
prijscourant o.a. het volgende
Mijn ijs is van zoo bijzonder goede kwaliteit, dat
ik het mijne geachte clientèle warm aanbeveel.
Wilt ge weten of uw melkboer de melk «gewas-
schen» heeft, doop dan een naald met de punt in de
melk. Blijft er geen druppeltje aan hangen, dan' is
wantrouwen gerechtvaardigd.
Echt mannelijke moed en vastberadenheid gaan
altijd samen met een levendig gevoel van den eerbied,
dien men aan de vrouw verschuldigd is.
Geen beter middel om flesschen, waarin olie of
een andere vette vloeistof is geweest, schoon te maken,
dan zaagsel met niet te veel water.
Geen zedelijke inspanning is vruchtbaar, tenzij
die tot het eind wordt volgehouden het water, dat
snel over den akker stroomt, maakt dien niet vrucht
baar, maar wel de aanhoudende zachte regen, die er
in doordringt.
Is het niet treurig in het leven, dat een half-
rottende sinaasappelschil een genie den nek kan doen
breken (Querido.)
Zwakheid is een beroep op kracht dat zelden
zijn uitwerking mist. Ook al meê, omdat ze dikwijls
voor hare zoo aantrekkelijke tweelingszuster »zachtheid«
wordt aangezien. Fr.
Te huur gevraagd een landhuisje met tuin,
waarin men varkens kan houden.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Nog eens de Raadhuis-kwestie
EN HET EEN EN ANDER MEER.
We weten nu dus eindelijk, waar we aan
toe zijn. De landsregeering voelt veel voor
het plan om het Paleis op den Dam weer tot
Amsterdamsch Raadhuis te maken, zij respec
teert Amsterdam’s wensch ten deze en acht
die volkomen verklaarbaar, maarzij wil
het Paleis alleen afstaan, wanneer een nieuw
koninklijk paleis, volledig geschikt niet alleen
voor het verblijf van de Koningin en hare gas
ten, maar ook voor de ontvangst zoowel van
burgers en autoriteiten als van vreemde sou
vereinen en staatshoofden, in Amsterdam zal
zijn verrezen en voor zijne bestemming in ge
reedheid gebracht. De gelden daarvoor moeten,
zoo schijnt uit het antwoord der regeering te
lezen, door de gemeente Amsterdam worden
verstrekt. Immers, zoo heet het, terwijl onge
twijfeld daarmee een belangrijk bedrag zou
zijn gemoeid, zou de regeering niet verant
woord wezen, indien zij door onverplicht het
Paleis aan de gemeente af te staan, het rijk
voor den last van dien uitgaaf stelde. Er zul
len na de lezing van dit regeeringsantwoord
zeker niet velen zijn, die nog eenige hoop heb
ben overgehouden op de vervulling van den
wensch van Amsterdam’s burgerij. Het is mo
gelijk, dat de regeering, zonder zich vooraf te
willen binden, ten slotte toch nog de gemeente
tegemoet zou willen komen door een deel der
kosten voor hare rekening te nemen, maar uit
het antwoord zelf kan men slechts het tegen
deel lezen. Amsterdam zal moeten betalen.
Maar Amsterdam kan niet betalen. De Amster
damsche schatkist is werkelijk niet in een toe
stand, dat men het budget der gemeente met
nog ettelijke millioenen zou kunnen bezwaren.
De regeering weet dit ook wel, zoodat haar
antwoord op het raadsbesluit in korte woor
den luidt: »Er komt niks van.«
Voor de rechten, die Amsterdam toch ten
slotte kan laten gelden, blijkt zij weinig oog
te hebben. Het antwoord toch spreekt van
Rijkseigendom, als had het Rijk het oude raad-
hebt bewezen. Het heeft u zeker dikwijls
een zware overwinning gekost, mij zooveel
van uw kostbaren tijd af te staan, en ik
maak me nu het verwijt, misbruik van uw
vriendelijkheid te hebben gemaakt.
In haar stem klonk een sterk verlangen
hem iets af te dwingen, dat meer was dan i
een compliment. Haar stem was zachter en
welluidender geworden; een lieve meisjesach-
tig onschuldige coquetterie lag in het lach- j
je, waarmee ze naar hem opzag. En ze scheen
op dit oogenblik nog1 honderdmaal mooier
dan anders.
Dr. Evertsen ontzegde zich bepaald een ge
not, door zoo star voor zich uit te kijken
in plaats van haar aan te zien.
Dat is heusch een verwijt, zonder reden,
zei hij vriendelijk, doch zonder warmte. Ik
zal u integendeel altijd dankbaar blijven voor
de welwillendheid, waarmee u zich de dien
sten van een zoo onhandig cavalier liet wél
gevallen.
deze valsehe bescheidenheid staat u
heelemaal niet goed. Wilt u dan, dat ik
complimenten ga maken, en u zeg, hoe aan
genaam het mij was, deze vier weken door
u in mijn eenzaamheid getrpost te worden.
Ik zou het graag doen, als ik niet bang
was u meer te moeten kwetsen dan te vlei-
mij
Zeg het mij maar heel oprecht,
uw antwoord niet kwalijk nemen.
Het zal mij een genoegen zijn, hem terug
te zien. U weet immers, mevrouw,
oude en trouwe vrienden wij zijn.
Ja ja, ik weet het, zei ze ongeduldig.
Maar daar dacht ik eigenlijk niet aan. Ik
bedoel, dat u wel blij zult zijn, nu ontheven
te worden van de ridderdiensten, die u mij
stad, tot hoofdstad des rijks? En is het niet
een plicht, die de herinnering aan dat verle
den oplegt, om Amsterdam weer in het bezit
te stellen van het oude stadhuis?
Och, die eer van hoofdstad, van eerste stad
te zijn, legt zoo velerlei plichten op, dat Am
sterdam er onder gebukt gaat. Danken we
daaraan niet ook onze universiteit Dat is een
mooie instelling zoo’n universiteit. Ze geeft Am
sterdam een bijzonder cachet, dat Rotterdam
als handelsstad mist, een cachet van geleerd
heid en wetenschap. Ze stelt tal van Amster
dammers in de gelegenheid hun jongens dokter,
advocaat of dominé te laten worden, zonder
dat het hun veel meer kost dan het academie-
geld, wat een niet gering te schatten voordeel
tje is. Maar zij kost veel geld, razend veel
geld en dat merken wij, Amsterdammers, alle
maal, ook als we geen zoontjes hebben, die
studeeren, aan onze aanslagbiljetten en ten
slotte in onze portemonnaies. Dat doet hem
die universiteit alleen niet. Er is nog zooveel
anders, dat een groote stad te betalen heeft.
En als dan van de rijken en meergegoeden er
telkens weer uittrekken naar buiten en men
de progressie in de inkomstenbelasting, juist
om die uittocht niet nog grooter te maken,
niet al te sterk kan aanschroeven, dan wordt
juist voor de middenklasse de druk wel eens
wat erg zwaar.
Maar niet alleen de belastingen voelen den
druk, dien de eer van de hoofdstad en de
eerste te zijn op allerlei gebied, aan Amster
dam’s burgers oplegt. De sommen, die jaar
lijks door particulieren gegeven worden aan
instellingen van kunst alleen, zijn enorm. Alleen
het Concertgebouw kost al een kapitaaltje.
Daarom moet het verwonderen, dat men er
nog telkens in slaagt voor oogenblikkelijke
behoeften zooveel geld bijeen te brengen, zoo
als dat nu op het jubileum van de Gebroe
ders Van Lier weer gebleken is. Het was
dezer dagen 60 jaar geleden, dat de schouw
burg Van Lier, het Grand Theatre in de Am-
stelstraat, werd opgericht. Op den feestavond
kon de voorzitter van de afdeeling Amsterdam
van het Nederlandsch Tooneelverbond mee
Slaapwagen. Een reiziger in den internationalen
nachttrein komt bij het ontwaken tot de ontdekking,
dat voor het deurtje van zijn slaapwagen één zwarte
en één bruine schoen staat. Hij vraagt den slaapwagen
conducteur om opheldering.
Deze toont zich ietwat verbaasd.
»’t Is gek, meneer antwoordt hijmaar zoudt
u me wel willen gelooven, dat u nu al de tweede bent,
die me precies dezelfde opmerking maakt
Natuürlijk niet! Hoe.zou ik zoo iets kun- gedurende deze vier weken zoo opofferend
nen vermoeden?
Zij antwoordde niet, maar nadat er weer
een geruimen tijd gezwegen was, zei ze op
zonderling scherpen toon: Ik ben moe.
1 Zullen we weggaan?
Hij was dadelijk bereid en legde haar ga
lant, doch met de eerbiedige voorzichtigheid
van een kamerdienaar, de zachte zijden shawl
om de schouders, die blank en vol schemer
den door het dunne tulle van haar zomer-
japon.
Zal ik een auto bestellen, mevrouw?
Neen, als de weg u niet te lang is, zou
ik liever loopen.
Hij bood haar zijn arm aan en zwijgend
liepen ze door den heerlijken zomernacht,
tot zij bij het hek van den dierentuin waren
gekomen. Smachtend orgelde in de boschjes
een nachtegaal. Op de wegen, die de breede
hooidallee kruisten, zag men hier en daar
als schaduwen de gestalten van een paar
jonge menschen, die elkaar innig omstren-
geld hielden. En verleidelijk als de zachte
liefkoozing van een vrouwenhand, streek de
koele nachtwind langs hunne door den wijn
verhitte wangen. Zwaarder dan bij het be
gin lag Leonore’s hand op den arm van haar
begeleider; duidelijk voelde hij het warme,
opbruisende leven in haar teere gestalte.
Bent u ook zoo verheugd over den terug
keer van mijn man? vroeg ze plotseling.
Ik zal u
en.
Op dat gevaar af zou ik u bijna daarom
verzoeken, mevrouw
En mag ik heel oprecht zijn
oprecht, mijnheer Evertsen?
Zoo oprecht als u maar mogelijk is.
GoedMaar ik stel een voorwaarde. U
mpet me ook even oprécht antwoorden. Wilt
u dat beloven?
Ik beloof het u.
Ernstig, bijna plechtig had hij het ge-
Middernacht was reeds voorbij en ze za
ten als laatste gasten nog op het terras van
het voorname restaurant. Voor hen in de
matgroene glazen fonkelde de zware Rijn
wijn, waaraan Leonore; boven alle andere
dranken de voorkeur gaf. Bijna twee uur
lang hadden ze zich levendig en vroolijk on
derhouden, maar sedert een poosje viel er
zoo nu en dan nog maar een enkel woord,
dat een eigenaardige gedwongen klank had.
Eindelijk, na lang zwijgen, hief dr. Evert
sen zijn glas omhoog en zag Leonore in de
mooie donkere oogen.
Op de terugkomst, morgen, van uw man,
mevrouw
Zonder een woord te spreken, klonk zij
met hem; maar de wijn had nauwelijks
haar lippen aangeraakt, of ze zette het glas
reeds weer op tafel. En de mooie oogen ke
ken lang niet vroolijk. Dat zag de dokter
echter schijnbaar niet, want met een rusti
ge, hartelijke stem sprak hij verder:
Een scheiding van bijna, vier weken! En
de eerste gedurende uw huwelijk, nietwaar?
Wat zult u zich op het weerzien verheugen!
Leonore leunde achterover in haar stoel,
en haar dunne vingers Speelden met de ro
zen, die Evertsen haar een paar uur gele
den had aangeboden.
Natuurlijk verheug ik mij daarop. Had
U misschien het tegendeel verwacht?
Een uitvorschende, bijna loerende
richtte ze van onder de half gesloten oog
leden op den dokter. Maar deze schudde
ernstig het hoofd.
zegd.
Leonore talmde een paar seconden als in
innerlijken tweestrijd. Maar haar mooie jon
ge lichaam scheen hem gedurende deze se
conden nog nader te komen en eenigszins
deemoedig, schuw was de toon van haar
stem, toen ze eindelijk zeide:
i Tot aan den dag na het vertrek van mijn
I man heb ik in de vaste overtuiging geleefd,
dat u mij niet uit kon staan. En ik
j ik meende, dat ik u ook niet uit kon staan.
Bent u nu boos om mijn vrijmoedige be
kentenis
In ’t geheel niet. Maarik behoef u, naar
ik hoop, niet te verzekeren, dat u zich, wat
mijn meening over u betreft, totaal vergist
hebt?
Neen daar ik u niet voor een huiche
laar houd. En daar het toch heel onbegrij
pelijk zou zijn, dat u vier weken lang moeite
zoudt hebben gedaan, mij aangenaam te zijn,
1 wanneer u nu, wanneer u mij niet mocht
lijden. Maar ik ontken niet, dat ik in het
begin heel verbaasd was over uw ijver om
mij den tijd te verkorten. En ik wil u niet
verbergen, dat ik mij uwe vriendelijke at
tenties in ’t begin slechts uit een zekere
nieuwsgierigheid liet welgevallen. Ik kon
niet begrijpen, waarom u zoo ridderlijk was
waarom juist u zich verplicht gevoelde,
over de verveling mijner eenzaamheid
heen te helpen. Zonder deze nieuwsgierig
heid was ik waarschijnlijk veel terughouden
der geweest en daardoor bewaard gebleven
voor menige domheid.
Voor menige domheid, mevrouw?
Ja, vindt u het dan niet heel onverstan
dig, dat ik bijna: iederen avond, sinds Ru
dolf weg is, in uw gezelschap en bovendien
heel alleen met u heb doorgebracht? Zoudt
u willen, dat ik het. alan mij n man vertelde
O
i