Mms- FA 1HVKKTEVHEBI.AH
VOOR SUM EJ «TIM.
Paschen.
IN ANGST
Zaterdag 6 April 1912.
67e Jaargang.
No. 28.
Uitgever: B. F ALKEN A Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Feuilleton.
J
ALLERLEI
d
1
ken barst den man gevonden, dien hij hebben
moest.
nog
naar
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 8 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
tegen, dat Anna, de boschwachters vrouw zou
worden. Binnen een maand dus, dat Karei
in functie was getreden, maakten de Burge
meester en de pastoor hem en Anna tot een
paar en volgde zij hem naar Tiet mooie
Het Paaschfeest is het feest der opstanding,
van het nieuwe leven, dat uit den dood ver
rijst. De Israëlieten herdachten in dat feest de
uittocht uit Egypte en dus het einde der slavernij
en het herboren worden van het volk in nieuwe
vrijheid, na eeuwen van verdrukking en onder
worpenheid. Het was de uittocht uit het land
van leed en ellende naar het beloofde land,
dat overvloeiende was van melk en honing.
Voor de Christenen bewaart het Paaschfeest
de herinnering aan de opstanding van Jezus,
die, na aan het kruis op Golgotha gestorven
te zijn, na drie dagen uit het giaf verrees in
den hof van Jozef van Arimathea en wiens her
rijzenis uit den dood de belofte inhield voor
alle menschen van een nieuw leven, van weder
opstanding na den aardschen dood tot een
nieuw en heerlijker leven. Hij, die na drie jaar
het Joodsche land te zijn doorgegaan, Jeerende
en goeddoende aan allen, dat de blinden zien
de werden, de melaatschen rein, stierf op Gol
gotha als zoenoffer voor de zonden van allen,
die in hem gelooven, bracht nu nog aan zijn
volgelingen de heerlijke boodschap, dat de
dood overwonnen was en eens een nieuw le-
als van zwevende lentewind onder de opkla
rende luchten. De boomen hooren het ook en
de bloemen en het gras en het koren. De vogels
steken verlangend de kopjes in de lucht, waar
ze kwetteren in de kale takken of op den rand
der dakgoten. De zon stijgt al hooger iederen
dag en de wind wordt luw en streelt de
menschengezichten, die zich ook verlangend
omhoog heffen en opkijken naar het teere voor-
jaarsblauw. Het wacht alles op het nieuwe le
ven, dat komende is.
Want het komt. Het zwelt in de tot bar
stens toe gevulde knoppen en straks zal het
uitbreken in nieuw gebladert. Het tintelt in de
verborgen bloemen straks zal het kleuren in
duizenderlei tinten in de tuinen en de weilanden,
in het bosch en langs de boorden van beeken
en vlieten en rivieren. Het nadert van alle
kanten. De banden van den dood zijn al ver
broken. Het feest der opstanding is nabij.
En wij, menschen, staan ademloos verlan
gend uit te zien. Een enk’le struik kleurt al
zijn bloesems tusschen het naakte hout. Teere
blaadjes weven al een sluier van groen tus
schen de boomen. Bloemkleuren tintelen al hier
en daar tusschen het gras en boven de zwarte
aarde. In de bloembollenstreken gloeien al kleu
rige tapijten van tulpen en hyacinthen. Wij
weten dat het leven bezig is te ontwaken uit
den winterslaap, dat het gaat opstaan uit den
schijnbaren dood voor een nieuwe heerlijkheid
van kleuren en geuren.
En wij voelen hoe ook in ons zelven een
nieuw leven zich roeren gaat, hoe ons verlan
gen groeit en wij krachtiger worden en levens
lustiger. Moediger en blijder heffen we het
hoofd op naar de blauwe luchten cn den gul
den zonneschijn. Nieuwe plannen rijpen in ons
en nieuwe begeerten. Met sterkere handen grij
pen we naar het leven. We willen meer doen,
krachtiger arbeiden in onze dagelijksche plich
ten, in ons gezin en in de groote maatschappij
daarbuiten. Het is cf we een nieuwe kracht
voelen tot grootschere daden, of in het nieuwe
zonnelicht sneller onze plannen rijpen gaan en
we al begeerig de handen uitstrekken naar
den oogst onzer daden. Het leven lijkt ons zoo
stig en toen de duisternis de boschwachfers-
woning omgaf, sloot zij de deur en durfde
zelfs geen licht aansteken. Die, duisternis
strekte evenwel niet om haar gerust te stel
len en met in gehouden adem wachtte zij,
luisterend naar élk gerucht, dat uit het
bosch tot haar doordrong. Allerlei schrik
gestalten omgaven haar.
Het was 12 uur en Karei was er nog
altijd niet. Hoe gaarne had zij naar buiten
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van SOO
regels 3 cent en van lOOO regels 21/» oent. Groote letters naar
plaatsruimte.
schoon en vreugdig, vol zonneschijn en warmte
en heerlijkheid. We verwachten, en het is of
met den blcesem der boomen ook onze ver
wachtingen. uitbloesemen in de schoonste kleu
ren.
Het is het feest der geestelijke opstanding
uit den winterschen dood. Ook dat vieren we.
En het is ons een vreugde en een blijde lust
wanneer we daarbinnen ook dit nieuwe leven
ontwaken zien, wanneer we onze verlangens
zien groeien, maar ook onze krachten, wanneer
we ons sterker voelen en beter bereid voor
den levensstrijd. Het is het feest der komende
lente, het feest der opstanding, het Paschen
voor allen, die het leven liefhebben.
Mr. K.
wat was er dan van Karei geworden, van
haar Karei?
Eensklaps bedacht zij iets.
Er lag een geladen revolver in de lade
van de tafel.
Zij zou toonen dat zij moed bad, de
waardige vrouw van denj boschwachter was.
Op den tast bereikte zij de lade, greep
het wapen, richtte het op de deur, ter mans
hoogte meende zij, maar haar hand beefde
zoo, dat zij het wapen deed zakken en toen
het schot viel, drong; de kogel slechts een
paar voet boven den grond door het hout
van de deur.
Een zwakke kreet weerklonk, een lichaam
viel.
Zou zij iemand gedood hebben?
Zij hoorde een zwak gekreun.
Het kon een gewonde zijn, die hulp be
hoefde.
Reeds wilde zij de deur openen, maar
angstig trok zij haar hands terug. Er kon
den er meer zijn en als zij de deur opende,
zouden anderen binnendringen en hun geval
len kameraad willen wreken. Zoo wachtte
Zoodra Karel Ruppert uit dienst kwam,
kreeg hij een betrekking als boschwachter
op het landgoed van den baron Van Klaren
beek, gelegen onder Baarle-Nassau, op de
Brabantsch-Belgische grens, een betrekking,
die hem aanstond als geen andere.
Kind van het land, opgegroeid te midden
van heide en bosschen, kon hij zich ter
wereld niets schooners dan het buitenleven
voorstellen en beklaagde hij diep de men
schen, wier beroep hen dwong den ganschen
lieven dag binnenshuis, in fabriek of werk
plaats door te brengen. In dienst had hij
goed opgepast, zijn strafregister was nog
maagdelijk blank, toen hij de kazerne ver
liet, waar hij orde en plichtsbesef had ge
leerd en kon bovendien uitmuntend met vuur- In dit gebrek zou ook spoedig genoeg
wapens omgaan, zoodat de baron er niet voorzien zijn. Reeds voor hij’ in dienst ging,
aan twijfelde of hij had in dien jongen kloe- had Karei een goed oogje gehad op de mooie
bon luj blonde Anna, die den flinken, knappen jon-
Met den ouden Peters ging het op gen ook graag mocht lijden en nu hij, tot
den duur niet meer, de jaren deden hem al het burgerleven teruggekeerd, zoo’n goede
te veel hun last gevoelen en de dienst op betrekking had gekregen, maakten vader en
het landgoed was niet altijd van de gemak- moeder Van Dam er volstrekt geen bezwaar
kelijkste. Vaak kwamen er stroopers van
over de grenzen, kwaad volk, dat er geen
been in zag zich met geweer of mes kracht
dadig te verzetten als de boschwachter zich
in hun zaken wilde mengen.
Voor een man, die naar de 70 liep, als
Peters, hadden zij geen ontzag meer, daar
mocht er wel een als Ruppert tegenover ge
steld worden, jonge kerel, 6 voet hoog en
naar evenredigheid breed, kalm en bezadigd,
Roei het geheele woud uwer begeerten uit, niet
alleen den boom. Wanneer ge iederen boom en iederen
struik hebt neergeveld, eerst dan zult gij vrij zijn.
(Oostersche spreuk.)
Het groote geheim om zich het leven aangenaam
te maken ligt daarin, dat men zich niet over kleinig
heden ergert, de dingen niet te zwaar opneemt en in
kleine genoegens smaak weet te vinden.
De openbare meening is veelal die, welke nie
mand in het openbaar durft uiten.
We moeten leeren de poëzie niet in het leven
te zoeken, maar ze in het leven te brengen.
De goede tijd.
Een oud Chineesch spreekwoord zegt«Wanneer
de sabels rusten en de spaden klinken, wanneer de
gevangenissen leeg staan en de schuren gevuld wor
den, wanneer de trappen der tempels slijten en op
de trappen der gerechtshoven gras groeit, wanneer
de dokters te voet gaan en de bakkers te paard rijden,
dan is het een goede tijd.«
Het gaat met het geweten als met een wekker.
Staan wij dadelijk op als de wekker ons waarschuwt
dan zal hij ons a’tijd op den juisten tijd wekken, maar
blijven wij liggen, dan hooren wij hem op ’t laatst
niet meer en het is alsof hij voor ons niet bestaat.
Steeds vroolijk zjjn wil zeggen altijd staan
boven de omstandigheden, die den mensch regeeren,
of althans pogen dat te doen.
Mannen van het woord zijn er genoeg mannen
van de daad, te weinig.
maar tevens kordaat en beslist in zijn op
treden en volkomen in staat om aan dat
optreden kracht bij te: zetten. Zoodra dus
Ruppert zijn paspoort van den dienst kreeg,
werd de oude Peters met een pensioentje
naar huis gezonden en betrok Ruppert de
bosch wachterswoning.
Dit was een lief huisje, midden in het
bosch gelegen, met een aardig lapje grond
er bij, dat de boschwachter in zijn vrijen
tijd kon bewerken en hem dan volop groen-
ten verschafte, waarbij een paar geiten dan
I zorgden, dat het hem niet aan melk, en kip
pen, dat het hem niet aan eieren ontbrak,
terwijl de baron er niets op tegen had, als
hij zich nu en dan eens uit het bosch van
een malsch stukje wild voor zijn tafel voor
zag. Daarbij kwam dan nog een goed loon
en het eenige, wat' Ruppert nu nog man
keerde, was een aardig jong vrouwtje, dat
de boschwachterswoning net en zindelijk
hield en hem de eenzaamheid hielp verdrij
ven.
In dit gebrek
Hector naast zich, om zijn ronde door de
uitgestrekte bosschen te doen, maar het
scheen wel, dat de stroopers wat voorzichtig
waren geworden, sedert de jonge boschwach
ter er was, want bij dag noch nacht merkte
hij iets verdachts bij zijn ronde op.
Eindelijk evenwel vernam hij, dat eenige
beruchte stroopers van over de grenzen in
de herberg gesnoefd hadden dat zij wel eens
wilden onderzoeken of de nieuwe boschwach
ter tfan Klarenbeek wel tegen hen opgewasr
sen was.
Anna’s hartje klopte sneller, toen zij hem
den volgenden dag zag heengaan, want zij
had er ook van gehoord.
Waag je niet te veel, had zij gezegd, dan zouden zij haar misschien sparen, maar
toen zij hem tot afscheid kuste.
Hij glimlachte, want alle vrees was hem
vreemd en zoo: ging hij weer het bosch in,
met den hond naast zich.
De dag duurde Anna bijzonder lang, haar
werk wilde niet best vlotten, zij voelde zich
zoo; alleen als nooit tevoren.
De avond viel, maar Karei kwam
niet terug en vruchteloos keek zij
hem uit.
Toch gebeurde het wel meer, dat hij lan
ger dan gewoonlijk wegbleef, als hij zijn
ronde wat ver had uitgestrekt en dat was
nu vooral niets vreemds omdat er onraad
dreigde. Om ’t even, Anna voelde zich ang-
huisje in het bosch, waar Hector, de kloeke I
hond van Karei, kwispelstaartend en met
vroolijk geblaf de vrouw verwelkomde.
lederen morgen trok Karei er op uit, het
geweer aan een riem om zijn schouder en
ven zonder zonde en ziekte zou gloren aan de
kimmen.
Zoo brengt dus het Paaschfeest ons in al
lerlei beduidenis de boodschap van het nieuwe
leven, dat komende is. Zoowel de uittocht naar
het beloofde land als de opstanding van Chris
tus wezen op deze nieuwe komende heerlijk
heid.
Maar ook de tijd, waarin we dit Paaschfeest
vieren, brengt ons de belofte van een nieuw
leven, dat allerwege ontluikende is en dat ook
geboren wordt uit den dood. In het najaar is
de bloei van alle leven langzaam weggestorven.
En de vallende bladeren hebben het doodsbed
gespreid onder de stille, nevelige luchten, over-
gloeid van het matte goud der herfstzon. Maar
ook de doode bladeren zijn vergaan. Kaal heb
ben de boomen gestaan in het winterseizoen
en hun naakte armen gestrekt onder de lage,
roerlooze luchten. Storm heeft ze gezweept en
regenvlagen hebben gegierd. Op druilerige da
gen is het water geruchtloos weggedruppeld
van hun glimmende takken. Glinsterend
sneeuwkristal heeft hun naaktheid doen fonke
len in het licht der winterzon en zij hebben
gerild, wanneer een ijzige vrieswind over hen
streek.
Alle leven scheen geweken. Als dood hout
waren ze en dood leek ook het verkleurde
gras aan hun voet en de spichtige stammen
der rozenstruiken. Maar binnenin is het leven
werkzaam gebleven. Stil verborgen heeft het
gearbeid aan de vorming van nieuwe krachten.
En toen de koudste dagen voorbij waren, zijn
kleine knoppen gebroken uit de kale boome-
takken en kleinere nog, als vlezige bobbeltjes
maar, uit de dunne bloemstammen. De knoppen
zijn gegroeid, stil en langzaam, en uit de don
kere aarde zijn kleine groene sprietjes gescho
ten overal, sprietjes van nieuwe bloemen en
planten, van jong gras en koren.
Hier en daar is een enkel kleurig bloempje
al den grond uitgekropen en heeft behoedzaam
rondgezien over de donkere aarde en dan om
hoog naar de boomen, die nog zwijgend en
bladerloos stonden, Hoorde het al de geruch
ten van de naderende lente? Er is een geruisch
gekeken maar zij durfde deur noch venster
openen. In een hoek neergedoken, bleef zij
zitten.
Eensklaps hoorde zij loopen in den tuin,
men raakte de deur aan en betastte ze. Dat
kon Karei niet zijn, want hij had den sleu
tel. Het tuinhekje had niet geknarst, dus
was men er over heen gesprongen.
Daar betastte1 men het slot. De- deur was
niet sterk, zou aan een poging om met ge-
i weid binnen te komen, zeker weinig weer
stand bieden.
Zij had lust om te schreeuwen, hulp te
roepen, maar wie zou' haar hooren te mid
den van dit bosch? En dan als zij zweeg,
RCOURANT
N
N
l-
10
l
i.
s-
T
1