KIEIWS- H imRIWimiO
EEN ZOMERWACHTSDROOM.
Woensdag 17 April 1912.
67e Jaargang.
j
No. 31a
Uitgever: B FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
gaan en zitten met meewarige ge-
ALLERLEI.
levensgeluk op de
der
van
op
dat
de
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
-
dat
bij,
Mag datgene wat een tehuis aangenaam, een ka
mer gezellig kan maken wel ooit als een kleinigheid be
schouwd worden Men is »thuis« daar, waar men zich
omringd voelt door een atmosfeer van zorg en behage
lijkheid. Schat daarom nooit gering die zoogenaamde
kleinigheden.
wind meer indirect op de*stadsstraten. Dat is de
nijdigheid der menschen, waarvoor ze zich scha
men en die ze toch niet verbergen kunnen,
waarom ze zelven lachen, maar lachen als een
boer, die kiespijn heeft en die hen toch het
volgend oogenblik doet vloeken en de vuisten
ballen, maar wanneer hij, de wind, zoo harte
lijk den draak steekt, dat het is, als hoorde men
door de vlagen heen zijn treiterenden schater
lach.
Want er is niets, dat de menschen in de stad
zoo hulpeloos-nijdig maakt als een winderige
dag. Zij voelen zich telkens weer in hun onhan
digheid tentoon gesteld voor het straatpubliek.
Hun pose, waarin zij al de waardigheid en voor
naamheid trachten uit te drukken, die zij niet
bezitten, wordt zoo totaal door de gedurige
windstooten aan stukken geslagen, dat zij in al
de naaktheid van hun werkelijke wezen als te
kijk staan. Het ergst wordt dit, wanneer zij,
waardige burgers, gedwongen worden als speel-
sche kinderen achter hun hoed aan te hollen,
nu eens in den wilden galop, dan op een sukkel
drafje of in langzame sluipende passen, soms
in gebogen houding gereed om toe te grijpen
of hun hand uitstékende naar de naakte straat
steenen, waar zoo juist een hoed, die nu weer
ginds voorthuppelt, als lamgeslagen van ver
moeidheid neerlag. En dit alles al naar gelang
de wind het verkiest. Die wind doet hen, die
anders misschien voor geen vorsten en geen
duizenden hun stap verhaasten, al naar zijn
believen huppelen en galoppeeren, stil staan of
draaien, zich buigen of zich oprichten. Is dat
niet om te bersten van nijdigheid En ze kun
nen er niets aan doen. Straks, wanneer ze
aemechtig van het loopen, hun hoed met beide
handen vasthouden op hun verwarde haren,
loopen ze te razen tegen den treiterenden wind,
botsen ze tegen een voorbijganger aan. En de
wind schaterlacht opnieuw.
Dat is het wanhopige, dat iedere poging om
zich tegen den wind te verzetten, om hun
nijdigheid te toonen, hen opnieuw een mal
figuur doet-slaan. En deze machtelooze nijd, die
Aangezien zij eerst met den Laat sten
avondsneltrein aangekomen was en het nog
wel een uurtje rijden was met den wagen
naar ’t slot Olbersdorp, verwonderde het
Eva van Hildijk niets, bij de aankomst in
het slot alleen maar door haar nicht Herta
van Gerdringen, bij wie Eva eenigen tijd
logeeren zou, ontvangen te worden. Baron
Gerdringen had haar van het station afge
haald en erf haar reeds op voorbereid, dat
het te laat zou worden om nog kennis te
ïnaken met de andere logeergasten, die het
slot herbergde.
Ten eerste gaat men op Olbersdorp om
10 uur naar bed, had de baron gezegd, en
bovendien had zijn vrouw Herta gemeend,
dat Eva wel moe van de reis kon zijn en
*t liefst dadelijk ter ruste zou verkiezen te
gaan. Daarom hebben we de aankomst ge
heim gehouden om den volgenden morgen
sommige logeergasten eens goed te kunnen
verrassen.
Dat met die sommige gasten slechts een
enkele bedoeld werd, begreep: Eva heel wel.
De familie deed reeds sinds maanden al
haar best om jonkheer van der Esch, die
Eva openlijk het hof maakte, zooveel moge
lijk ter wille te zijn. En zij was daar alles
behalve gebelgd over, hoewel zij op ’t oogen
blik geheel vrij verkoos te zijn en zich in
derdaad ook vrij voelde. De flinke, ridder
lijke jonker beviel haar wel en soms dacht
zij wel een beetje van hem te houden. Maar
er waren ook oogenblikken, dat zij er ge
heel anders over dacht en hij lang niet haar
ideaal voorstelde. ’t Was geen dweepzuchti
ge jnijMiMjr, oeinaarüe» in booger afeeren
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, oent. Groote letters naar
plaatsruimte.
De wind en de Paaschdagen.
't Is nog lang geen zomer, geen lente zelfs.
Nadat een enkele zachte dag ons verkwikt heeft
en een luwe wind het jonge groen naar buiten
gelokt heeft uit de zwellende knoppen, gieren
weer wintersche vlagen door de straten, dat de
ruiten rinkelen en dakpannen naar beneden klet
teren en menschen krijgertje loopen te spelen
met hun hoeden.
De wind is toch eigenlijk een groote potsen
maker. Is er wel iemand denkbaar, die de
straten van een groote stad zoo belachelijk kan
maken als hij Dat is niet alleen, omdat hij
op de hoeken der straten de dames in de meest
onaangename situatie brengt, wanneer hij ze
tot de grootst mogelijke behendigheid dwingt
om haar rokken in de behoorlijke nederwaart-
sche lijn te houden en ze laat rondtollen in een
warreling van kleeren, als hanteerde hij als
een groote kwajongen een reusachtige zweep.
Dat is evenmin in de angstige gebaren der men
schen, wanneer ze de bruggen overloopen, de
hand krampachtig aan den hoed, of om de
mandjes, die hij de handwagens afrukt, om ze
als een geheimzinnig-wentelend rad de straat te
doen afrennen, tot waar ze juist voor den ver
baasden blik van den hijgenden eigenaar den
grachtwal afrollen. Het is ook nog niet om
zijn speelsche manoeuvres met hoeden, die in won
derlijke dartelheid de straat langs dartelen, dan,
zonder dat men begrijpt waarom, plotseling
onbewegelijk liggen, weer opspringen en voort
huppelen om de zonderlingste en schijnbaar tegen
alle regelen der logica strijdende zwenkingen
te maken en draaien te nemen, die ook den
geduldigsten eigenaar, wanneer hij er tergend-
langzaam of in haastigen huppelpas achteraan
loopt, tureluursch maken, door hem altijd op
het oogenblik, dat hij toegrijpen wil, zijn hoofd
deksel onder de grijpende handen weg te voe
ren.
Het eigenlijk komische element brengt de
menschen
zichten.
De vergaderingen, die de Paaschdagen onver
mijdelijk met zich brengen, hebben er waar
schijnlijk bij geprofiteerd. Er waren hier twee
van nationale beteekenis. De eene was in het
Paleis voor Volksvlijt, bet congres van het Na
tionaal Arbeidssecretariaat 42 aangesloten or
ganisaties, alsmede vier hoofdbesturen van fede
raties en de plaatselijke arbeidssecretariaten van
Amsterdam en Utrecht waren er vertegenwoor
digd. Er werd druk geredeneerd en er werden
moties aangenomen. Verder was er nog een ver
gadering van den Bond van Christen-Socialisten,
waar Daan van der Zee voorzitter was. Ook
daar moet druk geredevoerd zijn.
i nomen, was Eva op het kleine rondeel aan
gekomen, dat, sedert zij het slot Olbersdorp
kende, steeds haar lievelingsplekje geweest
was. Juist wilde zij op een bank gaan uit-
rusten toen zij plotseling bemerkte, dat zij
niet alleen was. Een mannengestalte stond,
toen zij naderde, op. Een breedgerande, lich
te vilten hoed werd door een fijne blanke
hand afgenomen en voor haar verbaasden
blik vertoonde zich een met lang donker
haar bedekt, mooi gevormd hoofd, een hoofd
en
op naar een romantischen nachtelijken wan
deltocht op de overbekende, door de maan
belichte wegen. Zij had niets te vreezen en
al te ver behoefde zij zich ook niet van het
slot te verwijderen.
Gewend om aan iederen grilligen inval te
voldoen, wierp zij een shwal over haar reis-
costuum en sloop door een van binnen ge-
sloten zijpoortje in den tooverachtig mooi-
en avond naar buiten.
Geen ander geluid deed zich hoeren dan
het fluisterende ruischen van de toppen der
hoornen en zoo nu en dan ’t gepiep van een
droomend of uit den slaap gewekt vogeltje.
Het onderwerp barer gedachten was Gerard
van Bruggen, de beroemde kunstenaar, die
sedert twee jaar uitverkoren was door de
mooiste en elegantste vrouwen der hoofdste-
den voor het schilderen van haar portret en
die, trots alle afbrekende critiek, die zij over j bergende, kwam
hem gelezen had, haar hoogste bewondering toon te hulp,
wegdroeg. j
Zij liet in haar gedachten de bekendste le gasten van ’t slot beschikbaar. En dat
portretschilders de revue passeeren en vroeg juist een kunstenaar zich tot het park in
- -
begrijp ik heel goed.
Hij zag haar met schitterende oogen aan,
en zijn meisjesachtig mooie hand bracht hij
naar een plaats, waar hoewel niet ge
heel zeker vermoedelijk zich zijn hart be-
Vesuvius vol hartstocht, zooals je zeker wel
bij den eersten oogopslag zien zult.
Eindelijk gaven zij elkaar den afscheids
kus en Eva zou nu eigenlijk naar bed moe
ten gaan, maar zij was heelemaal niet ver
moeid en zij zette zich voor ’t geopend ven
ster, waardoor de koele zomernachtwind de
kamer binnen stroomde. Aan een met ster
ren bezaaide hemel stond de volle maan, die
met zijn blauwachtig licht de toppen der i
hoornen van ’t park eigenaardig uit deed
komen. als een uit de lijst gesneden Rafaël’s zelf-
Eva kende ieder plekje in dit oude park i portret
ca plotseling kwam bij' haar het verlangen I Tlerard van Bruggen! dacht zij plotseling.
Hoe ouder men wordt, des te meer hecht men
aan het bestaande, waar wij aan gewend, waar wij
oud mee geworden zijn. Jongeren kunnen dat minder
goed vatten, en het schijnt dat men zelf een antiek meu
bel moet worden, om voor een voorvaderlijk stuk goed
het innige gevoel te hebben. (Vosmaer.)
Geestigheid haakt naar invallen oordeel richt
zich naar inzichten geestigheid is de saus, oordeel
de spijsspijs zonder saus is beter dan saus zonder
spjjs.
Er is eeu groot tekort aan levensgeluk op de
wereld en ieder moet naar zijn vermogen bijdragen om
dat te dekken.
Maar er gaat ook een massa verloren door eigen
schuld omdat men door tobben en zeuren het heden
niet naar waarde weet te genieten.
Een vette keuken maakt een mager testament.
Hebt ge iets goeds gedaan, verheug u van gan-
scher harte in het goede, doch daarna, vergeet het
goede, dat ge deedt en doe iets beters.
bij iedere poging tot verzet alleen te duidelij
ker zijn machteloosheid toont, is komischer dan
het gezicht van wapperende rokken, huppelen
de hoeden en met verwarde haren vocrtrennende
menschen.
Dit komische is het eenig genoeglijke, dat
wij van deze winderige voorjaarsdagen beleven.
Want er is niets, dat een mensch onaangenamer
stemt dan het gezicht van uitbottende boomen
en blauwende voorjaarsluchten, terwijl men
loopt te huiveren van de kou. In den winter, in
den herfst ook, schikt men zich gewillig in guur
weer, omdat men weet, dat het niet anders kan.
Maar in het voorjaar, wanneer men een ver
langen heeft naar zoele- winden en koesteren
den zonneschijn, wanneer jong gebladert de il
lusie wekt van een lentefeest, maakt zulk weer
kregelig. In het Vondelpark stijgt die kregelig-
heid tot een gevoel van haast fysieke pijn,
’t Is of men de jonge blaadjes, die door heel
het park lichte sluiers van groen weven, dat
als een groen, doorzichtig waas het verschiet
schijnt te verheimelijken, en de pas ontsproten
kleurige bloemen ziet rillen in die voorjaarskou.
Een vreemd gevoel van verwardheid en onna
tuurlijkheid beklemt ons. En we haasten ons
maar liever weg van die teere, naïeve bloe
sems en blaadjes, die meenden, dat het warm
was, omdat de zon al scheen en de luchten
blauw waren, weg naar de grijze stad, waar
huizen en daken onbewogen blijven, of het
lente is of herfst of winter.
Die gure dagen hebben ons ook het Paasch-
feest vergald. Er was niets van de fleurige drukte
en de blijde luidruchtigheid, waarmee zachter,
zonniger Paaschdagen Amsterdam sieren kun
nen. De menschen bleven binnen en die er
op straat liepen, hadden koude, onverschillige of
nijdige gezichten en hielden de verkleumde han
den aan weerbarstige hoeden.
In Watergraafsmeer was voetbalwedstrijd en
langs den Middenweg was wat geloop en gerij
en getoeter van een enkele auto. Maar de kleu
righeid en de opwekkende, drukke volte ont
braken. ’t Leek een verongelukt feest, waar de
waren hem vreemd. Voor kunst noch littera-
j tuur interesseerde de j.onker zich, doch een
j voortreffelijk paardrijder, tennisspeler en bo-
venal danser was hij. De ontmoeting op het
slot nu zou niet toevallig zijn, ’t moest een
laatste proef wezen om de ware natuur van
Egon van der Esch te ontdekken.
Herta, haar nog knappe, flinke 32-jarige
nicht, bracht haar spoedig naar een logeer
kamer, waar de twee vrouwen zich nog ge-
ruimen tijd met gebabbel vermaakten. Eva
zou en moest de namen van het zestal
gasten weten en trof er tot haar spijt niets
dan oude bekenden onder aan.
Maar je man heeft mij ijoch verteld, dat
Gerard van Bruggen hier is om je portret
te schilderen. Hij blijft zeker npg een heel
poosje. Want juist zijn aanwezigheid ver
heugt mij meer dan dat van al de anderen.
De jonge vrouw lachte.
Dat moest jonker van der Esch niet
hoeren. En ik wil hopen, dat het met Egon
ernst is, want ’t zou wat wezen als er zich
hier op Olbersdorp een kunstenaarsroman
met jou en van Bruggen moest afspelen.
Nu ja, het moet ook geen roman worden.
Maar het is voor ’t eerst, dat ik in de ge
legenheid kom om een kunstenaar goed te
leeren kennen, en ’k wil niet verhelen,
lijkt mij heel wat toe. Daar komt nog
dat ’t hier Gerard van Bruggen geldt.
Hoe zoo, ken je hem dan reeds?
Neen, alleen uit zijn werken. Maar
is naar mijn meening het mooiste, wat
moderne schilderkunst voortgebracht heeft.
En ’t is niet moeilijk uit zijn geschriften
een beeld van zijn persoonlijkheid te fanta
seer en.
Enfin, je kunt je morgen overtuigen of
je fantasie goed was. Maar nog eens de
raad: Pas op je hartje! Kunstenaars blijven
altijd gevaarlijke menschen en ’k zou niet
graag willen, dat ’t slot van den roman een
duel werd, Deze van Bruggen n.l. is een
Berard van Bruggen! dacht zij plotseling.
Onder duizenden zou ze hem herkend heb-
I ben. Dat hij er echter nog zoo jeugdig uit-
zag en zoo’n slanke gestalte had, was iets
dat zij niet verwachtte. Nu eerst begreep
zij de vrees en de waarschuwingen van haar
nicht. Wat beteekende het glad geschoren,
door de zon verbrande gelaat van jonker*
der Esch naast dit kunstenaarsprofiel.
Wat zou hij in zijn ruiterpakje afsteken bij
deze in een sierlijk fluweelen jasje gehulde
gestalte.
Ik bid u duizendmaal om verschooning,
mejuffrouw, zeide hij onder herhaalde bui
gingen. Ik geloofde niet, dat nog iemand
behalve mij het verlangen kon voelen van
dezen toovernacht te genieten. Ik geef toe,
dat het stoutmoedigheid was, maar
Zijn bescheidenheid maakte indruk
Eva. Dapper haar eigen verlegenheid ver-
die, trots alle afbrekende critiek, die zij ever bergende, kwam zij hem op: voorkomenden
Toch niet,*mijnheer! Het park is voor al
le gasten van ’t slot beschikbaar.
zich af op wien hij toch wel lijken zou. dezen prachtigen nacht aangetrokken voelt,
Van Dijck, Rubens, Dürer al dezen moes- J
ten ideaal mooie mannen geweest zijn. Hoe
zou dan Gerard van Bruggen anders kunnen
zijn als een ideaal knappe man!
Geheel door haar gedachten in beslag ge-
H
K COURANT,
I
«wit sim es histwes.
i