ÏOOll SM EJ «ISTWIJK. NIEUWS- ES AUVEIITEMIEBLIII I „H E T”. 67e Jaargang» Zaterdag 27 April 1912. Feuilleton, No. 34 Uitgever: B, FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek. VOORJAARSHOOP. moeder met klinkende munt betaald. Daarbij Slot volgt. wat moet dat beteekenen? ontleden, kreeg men de schoonste kleuren jaren getrouwd en hadden Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek 1 0,40 per 3 maanden, franco per postf0,60. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Het is uitmuntend voor de spijsvertering en geen beter middel tot uitzetting van de longen, houdt ons jong van hart en jong van aangezicht. Voor nog met blij gejubel De leeuw’rik opwaarts zweeft, Eór zich nog de eerste sneeuwklok Geheel ontwikkeld heeft, Vaart reeds door ’t menschenharte De hoop op zonneschijn, En vleit ons weer ’t vertrouwen ’t Zal dra weer lente zijn Al voert wellicht nog ’t Noorden Ons sneeuw en hagel toe, Al zjjn de voorjaarsstormen Het woeden nog niet moé, Al dreigen mist en regen Wellicht nog telkens weer, Zij allen toch verdrijven De zoete hoop niet meer. De voorjaarszonnestralen Versterken met den dag In aller hart de hope, Die blij ontwaken mag. Ja, voor één bloem zich opent, Voor ’s leeuw’riks vreugdgeschal, Was zij er reeds en predikt Dat— lente komen zal. worden. Ja,, dat zal het! Zij nam het kopje met de lichtbruine, zij deachtige, fijne krulletjes en wiegde het lief- koozend tusschen hare handen: nietwaar, kleintje? Je zult het goed hebben! er is Het Het is het beste middel tot verfrissching van den geest en daarbij is het een der aangenaamste gewaarwordingen. >Wij maken ons door een gullen lach ons zei ven en iedereen om ons heen meer tot vriend en het lachen brengt ons nader bij wat het best en zonnigst is in ons levenslot. Daarom is het te betreuren, dat zulk een krachtdadig middel voor ons persoonlijk welzijn niet vaker wordt toegepast. Het kost niets, terwijl voor alle andere medicijnen toch meer of minder moet worden betaald. «Als de menschen goed beseften van hoe groote beteekenis het lachen voor hen is,« zei een oud genees heer, »en zoo lachten, als zij moesten doen, dan zouden 20 percent van de dokters hunne praktijk er wel aan kun ren geven». «Als wij het ons wat minder druk maken, zullen wij waarschijnlijk meer lachen. «Maar met lachen bedoel ik geen giegelen, geljjk sommige vrouwen en vele meisjes doen. Er is geen ander zoo onmisbaar uiterlijk teeken van een beperkten geest als dat giegelen. Het maakt eene zottin van haar, die het doet, en geeft iedereen een onaangenamen indruk. Maar evenzeer als gegiegel een teeken is van een bekrompen geest, is een harteljjke lach de uiting van een gezonde ziel. «Wij moeten meer hartelijke lachers hebben in de wereld geen giegelaars.« Toen ik na eene reis voor zaken in het boudoir mijner vrouw kwam, vond ik haar geknield liggen voor eenen stoel, waarop een knaapje met zeer groote, ronde, verwonder de oogen zat. Zij stond op, vloog mij tege moet en begroette mij niet hartelijker en niet meer in den vorm dan wij dat toen ge woon waren Daar is het! zeide zij met de hand naar het kind wijzend. Hoe zoo? vroeg ik. Zij knielde al neer voor den kleine, hield hem een biscuitje dicht voor de oogen en, half tot mij gericht, riep zij uit: Nu, je weet toch, wat wij eergisteren daar over in de courant lazen. Is het niet aardig? Nu eerst herinnerde ik mij, dat zij mij een paar avonden geleden een blad der cou rant voor het licht van mijn lamp had ge houden, met den wijsvinger op een adverten tie wijzend: daar, lees eens. Het was het bekende: Bede aan edele menschenvrienden, een wanhoopskreet uit een bloedend hart. Eene moeder, die haar kind aanbiedt, om door gegoede menschen aange nomen te worden. Hoe denk je er over als wij het aanna men? vroeg zij. Ik gaf haar het blad terug en haalde de schouders op. Ma&r Martha, ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 600 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, oent. Groote letters naar plaatsruimte. 1 ons die had geschonken Dus het kind behoorde haar alleenZoo- als ik later vernam, had zij aan de moeder i een den ongelukkige worden? Zij had nu ge dacht Ik begreep den zin, die door haar hevig hoesten werd afgebroken. Nu, zij had dus gedacht: ik verkoop het gezonde kind, opdat het kreupele verzorgd kan worden als ik dood ben. Neen, men mocht haar niet veroordeelenwij rijken hebben een gemakke lijke moraal! Toen mijn vrouw thuis kwam, vertelde ik baai1 van het bezoek. Ik gaf aan de arme vrouw juist zooveel als jij haar gegeven hebt. Het kind behoort aan ons beiden, weet je. Zij beet met hare tandjes op de onderlip. ’t Is mij goed, antwoordde zij onver schillig na kort nadenken. Daarbij gaf zij den.knaap een harden zoen op zijn mondje. Dat klonk bijna als eene uitdaging. JaWel, ons kind! Ik kreeg het bijna nooit te jzien en al die veranderingen, die om hem in on ze huishouding plaats vonden, geschiedden ook zonder mij er in te raadplegen. Soms in ernstige gevallen werd ik achter na om toestemming gevraagd. Wij moeten een kindermeid hebben, ik heb er al een gehuurd, Anselm. Ik knikte, zonder iets te zeggen. Wij moeten een kinderkamer inrichten, waar het nu ligt, is het te warm. Ik knikte stilzwijgend, de werklieden wa ren al bezig. Wat kon ik beter doen het was toch voor ons kind! De humaniteit moet de grondslag zijn voor onze verhouding tot onze vrienden in het dierenrijk, en waar de humaniteit op elk ge bied zoo rassche vorderingen maakt, daar is het dubbel te betreuren dat juist tegenover de dieren de wreedheid zich zoo ernstig kan staande houden. Echter verwonderen doet het ons nie t, dat tot nog toe de dieren-mishandeling niet heeft opgehouden, als wij bedenken hoeveel eeuwen noodig zijn geweest om de slavernij uit de beschaafde landen te verbannen. Eerst toen de overgroote massa in de sla vernij een kwaad zag, eerst toen viel er tegen de slavernij wat te doen. Ook de vogelmoord en de ruwheid tegenover dieren, zooals die door de jeugd, en helaas niet alleen door de jeugd, plaats vindt, zij kan eerst verdwijnen door meer beschaving, door het beschavings werk in alle kringen door te voeren. Er wordt tegenwoordig veel gedaan tot ver mindering der misdadigheid bij de jeugd. De jonge misdadigers zijn het voorwerp geweest eener nauwgezette studie van vele geleerden, Maar welke middelen ter verbetering van het misdadige deel ook werden aangeprezen, steeds was de basis van alles: breng hen meer beschaving bij. Zorg dat ze leeren werken, dat hun lichaam zich kan stalen, dat hun geest zich kan verheffen en vooral zorgt voor ge past spel. Op dien weg maken wij tegenwoor dig reuzenschreden. Ook de school-autoriteiten spannen zich daarvoor in en tegenwoordig is er bijna geen plaats meer of men ziet de jon gens allerlei openluchtspelen beoefenen, die aan de gezondheid van het lichaam, maar ook aan die van den geest ten goede moeten komen. Klein zijn alle misdadigers begonnen. Op vaders bevel hebben zij wellicht als kind de jonge katten in het water verdronken; met vaders weten vogels verschalkt, kikvorschen gevangen en eindelijk, mogelijk zonder vaders medeweten, den hond en het vee gekweld. En elke mishandeling laat diepe sporen in het ont vankelijke kindergemoed na. Maar nog een gevaar dreigt den knaap in latere jaren. Het bewustzijn van lichaamskracht noodigt den halfvolwassene in zijne vlegelja ren als het ware uit proeven van zijn bekwaam heid af te leggen. De tuwe stadsknaap, die op marktdagen als veedrijver fungeert, voor wiens knoestigen stok de sterkste ossen sid- LAAT ONS LACHEN. «Als wij meer lachten*, schrijft een Engelsch blad, «zonden wij allen veel gezonder en gelukkiger zijn. Het is waar, wij zijn druk werkende en practische menschen, en de treesten onzer vinden waarschijnlijk dat er in het leven meer is dan om te lachen. «Maar toch is het jammer, dat wij niet wat meer lachen dat wij niet desnoods ons zelve aan het lachen maken. Want dat hartelijk lachen de beste medicijn ter wereld is. daarover zijn alle menschen het eens. «Geneeskundigen hebben verklaard, dat geen ander gevoel zoo gunstig werkt op het geheele menschelijk lichaam als lachen. deren, die onder zijne makkers op zijne hel dendaden roemt, die bengel draalt niet bij de eerste de beste gelegenheid den stok tegen zijne medemenschen op te heffen. Staat zulks niet in verband met de verre gaande, soms ergerlijke dierenmishandeling op het platteland vragen wij. „Nergens komen zoo weinig misdaden en ruwe handelingen voor en wordt met de be scherming der dieren meer rekening gehou den dan in Zwitserland. In Engeland is het getal der jeugdige misdadigers in de laatste dertig jaren tot op de helft verminderd, In dienzelfden tijd werd, vooral door de onder wijzers, een reusachtige propaganda gemaakt voor de dierenbescherming, zoodat de ideeën thans tot in de onderste lagen der maatschap pij zijn doorgedrongen.” Niet aan de menschen oefent zich het kind in medelijden of in ruw heid, maar aan de stomme weerlooze dieren. Niet de gelegenheid maar de gezindheid maakt den dief. En zoo is dierenmishandeling, terwijl zij eene misdadige gezindheid kweekt en te gelijkertijd het medelijden onderdrukt, de beste school voor de aanstaande misdadigers. Maar laat dan ook ten onzent de bescher ming der dieren en het aankweeken van liefde voor de natuur en haar schepselen de eerste taak zijn van alle opvoeders. Weldra gaan wij weer naar buiten, van de heerlijke natuur genieten. Weldra wordt het vrije veld de speelplaats. Welnu, laten wij dan ons toeven in bosch en dreven, in wei en veld dienstbaar maken aan onze vorming tot fijn en warmvoelend mensch en laten wij door ons menschlievend optreden de dieren als onze vrienden winnen. Hunne vriendschap zal een bron zijn van veel genot. N. H. Crt. van den regenboog en toch ontbrak de zon. Wij waren zes I geen kinderen. Misschien als de goede hemel het mij toe. Ik heb de betreurenswaardi ge moeder met klinkende munt betaald. Daarbij heb ik gezworen, dat het goed zal verzorgd j -d - I 1500 gulden betaald, de opbrengst van sieraad, dat zij stil had verkocht. Waarom heb je mij dat niet gezegd? viel j ik driftig uit. Er bewoog zich geen spier in het teere gezichtje, dat er een beetje ziekelijk uitzag, alleen ontsnapte er uit het hartvormige mond je een dier zeldzaam diepe kinderzuchten. Ik gaf elke ernstige tegenspraak op; waren wij niet sedert jaren gewoon naast elkander te handelen? Ons huwelijk was niet geluk kig, neen, het was niet gelukkig, ofschoon wij elkaar toch niet uit liefde getrouwd hadden. Op een beursuur, tusschen het ge gons van cijfers, hadden onze vaders den band gesloten. Zij had haar hart van een ander hart losgerukt, in het mijne gloeide een stille hartstocht de cijfers waren sterker en wij wilden gehoorzame kinderen zijn. In den beginne waren wij voor elkander een stil verwijt, toen volgden treurige dagen van een verklaarden oorlog, tot wij ’t ons eindelijk gemakkelijk maakten, door een be leefden, maar kleurloozen vrede. Zeker, zij was goed, zij had een helder verstand, an deren verhieven haar tot in de hoogste he melen en ik zelf? Nu, ik geloof, dat ik toch geen monster was. Wanneer men ging riep ik nu uit op een toon, die van misnoe gen beefde. Je hebt waarlijk Ja, zeker, zooals je ziet. En nu behoort Omdat het te lang zou geduurd hebben om tot je terugkomst te wachten ik wil de het voor mij alleen hebbenzeide zij stijfhoofdig. Mijne paarden, mijn hond, hare kanarievo gels, hare goudvisschenGoed, dat laat ik mij welgevallenMaar dat zij haar kind voor zich alleen wilde hebben, dat was mij toch te machtig! Die gedachte pijnigde mij een, twee dagen lang. De derde dag, toen zij was uitgereden, vroeg eene vermomde vrouw om bij mij te worden binnengelaten. De moeder van haar kind. Als een schaduw sloop zij door de deur en met een zacht, half onderdrukt kermen, vroeg zij om haren lieveling nog eens te zien, zij kon zoo niet van hem scheiden. Dadelijk opende ik mijn geldkast. Hier, goede vrouw, zeide ikneem dit, gij hebt te weinig ontvangen. Zij barstte in jammerend geschrei uit: dat men haar niet moest veroordeelen, zonder al hare ellende te kennen. Zij had nog een tweede kind, een arme, hulpbehoevende, kreu pele jongen, zij zelf was ziek en kon niet lang meer levep wat moest er dan van Gelukkig is er eindelijk een kentering ge komen; de stevige koude, die maar van geen heengaan wist, wordt eindelijk verdrongen door eenigszins milder weer. Met snelle schreden gaan wij nu naar de Meimaand, waarin wij de vogels zullen kunnen hooren en onze oogen kunnen verlustigen aan het teere groen. Het jonge volkje zal spoedig naar buiten trekken om in de vrije natuur naar hartelust te kunnen genieten van de frissche lucht en zon. Maar het is juist in dezen tijd dat wij nog eens een ernstig beroep willen doen op alle opvoeders om toch vooral bij de jeugd aan te kweeken liefde voor de natuur en haar schep selen en een hartgrondigen tegenzin in die leelijke ondeugden, waarmee ons jonge volkje helaas te rijpelijk behept is, n.l. vernielzucht te genover bloemen en planten en wreedheid te genover dieren. Planten en dieren zijn voor de menschen een bron van onuitsprekelijk genot, zoo wij met hen als met goede vrienden omgaan. Vooral de dieren moeten het helaas bij onze jeugd ontgelden. In dezen tijd van het jaar zijn het vooral de vogels, wier kunstig ge bouwde nestjes verstoord, wier eieren geroofd, wier jongen vaak op de meest ruwe en wreede manieren vernietigd worden. Het is gruwelijk te hooren hoe vooral op het platte land vaak gewoonten voorkomen om jonge vogels te vermoorden, zoo afschuwelijk wreed, zoo beest achtig, dat men zich er niet meer over ver wondert, dat waar zooveel ruwheid bestaat, bandeloosheid en redeloosheid onder allerlei vormen welig tieren. Wij behoeven dit niet nader te illustreeren. Het is ieder overbekend. Wat wij liever doen is er op te wijzen, dat het zoo toch niet moest zijn, en dat allen, die met de taak der opvoeding iets te ma ken hebben, hun jonge vrienden toch ernstig op het hart moesten binden, dat wij, mensch zijnde, de menschelijkheid moeten beoefenen in het bijzonder jegens onze medemenschen, maar toch zeker ook tegenover de dierenwe reld. RCOURANT N 13

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1912 | | pagina 1