NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
VOOR SNEEK EN OMSTREKEN.
proefstuk.
Zaterdag 4 Mei 1912.
67e Jaargang.
Menschenkennis.
No. 36,
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Feuilleton,
J
i
Mr. K.
bood. Met koortsachtigen ijver begaf hij zich daarna aan
het werk.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek 10,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
komen, zooals omgekeerd menschenkennis ons
zelfkennis kan leeren. Want, zoo er in ieder
van ons iets eigens is, er is toch ook iets al-
gemeen-menschelijks, iets, dat we gemeen heb
ben met anderen en anderen met ons. En zoo
verscheiden zijn de menschen niet, of uit de
wijze waarop wij op indrukken reageeren, kun
nen we wel iets afleiden, omtrent de wijze,
waarop anderen dat waarschijnlijk zullen doen.
Maar er is nog een tweede reden, waarom
het zoo moeilijk is menschenkennis op te doen.
Wij, menschen, allemaal, geven ons in het le
ven maar zelden zooals we zijn, trachten ge
woonlijk ons zelven te verbergen achter den
schijn van onze woorden en daden als achter
een beschuttend kleed. Dat kleed, ondoorzich
tig maar uiterst licht en soepel, laat ons wezen
slechts vermoeden, doordat de vermen er zich
telkens in afteekenen, maar het is te dicht dan
dat anderen ons daardoor zouden kunnen zien.
Van ons zelven weten we dit wel min of meer
en van anderen begrijpen we het evenzeer of
vermoeden het. Maar ons eigen wezen zien we
daarom toch wel, omdat we ons van ons ko
mediespel min of meer bewust zijn en achter
het verbergend masker wel het gelaat van ons
innerlijk zijn kennen. Anderen daarentegen kun
nen we niet zoo gemakkelijk achter het be
schermend masker zien.
En daarom begrijpen we uit hun houding en
hun doen soms zoo weinig van hun persoon
lijkheid. Alleen langdurige levenservaring, veel
ondervinding van menschen kan het ons lee
ren. En hoe bitterder die ervaring, hoe talrij
ker de teleurstellingen, die wij in het leven
ondervinden, des te sneller gaat dat leeren
veelal. Want, hoe onaangenaam het ook klin
ken moge, ’t is toch veelal waar, dat wantrouwen
ons in het opdoen van menschenkennis een
goede hulp is. Iemand heeft eens gezegd: »Men-
schenkennis moge een nuttige gave zijn, zij
groeit op een bittere wortel, evenals de krijgs
kunst, op afgunst en haat». Het klinkt heel
sterk en het is ook in zijn algemeenheid zeker
niet waar, maar iets waars schuilt er toch in.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2*/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Naast zelfkennis hebben we vooral ook ken
nis van het ons omringende, van de menschen
en dingen om ons noodig om ons leven ge
lukkig te leven. Want zelfkennis en kennis
van menschen en hun onderlinge verhoudingen
zijn de grondslagen, waarop we in dat leven
te bouwen hebben. Bepaalde persoonlijke eigen
schappen en omstandigheden zijn de materi
alen, waaruit onze bouw wordt opgetrokken
en persoonlijke eigenschappen ook, wilskracht,
verstand, handigheid, vlugheid en dergelijke,
zijn de gereedschappen, de krachten waarmee
die bouw voltooid worden.
Maar de fundamenten zijn naast feitelijke
omstandigheden zelfkennis en menschenkennis,
die laatste als het voornaamste deel van de ken
nis van het ons omringende, voor zoover dat
op ons leven directen invloed uitoefent. Immers
zonder die zelf- en die menschenkennis kunnen
we nooit weten, waarvan we bij het vast
stellen van de plannen in ons leven, van ons
groote levensplan in de eerste plaats, hebben
uit te gaan.
Ten opzichte van zelfkennis is dit wel zeer
duidelijk. Want alleen wanneer we ons zelven
kennen, weten we wat we waard zijn in ver-
Den volgenden morgen om tien uur verscheen de
detective opnieuw voor den inspecteur.
Wel meneer Helldorf. reeds iets gevonden?
Ja, meneer, zei de jonge man meesmuilend
Hier is de cassettede dief heeft ze nog niet eens open
gemaakt.
De inspecteur sprong verschrikt van zijn stoel op.
Wat— u— u zou— werkelijk, dat is de cassette;
alle drommels, hoe hebt u die gekregen en waar van
daan
Ik heb ze uit het huis van een inbreker gehaald,
meneer, en wilde u verzoeken dezen dadelijk in hech
tenis te laten nemen.
Hm— ja— wie is het dan
Meneer Münch, inspecteur van politie, antwoord
de Helldorf met een listigen lach.
Meneer, maar dat is immers haast tooverijen
dat in dien korten tijdhoe hebt u dat toch eigenljjk
gedaan De zaak was toch zoo slim overlegd.
De detective knikte met guitige knipoogjes.
Zeer slim inderdaad en ik. had zeker wel maan
den lang vergeefs den dief kunnen zoeken als er niet
Als er niet
De snuif was geweest.
Wat De snuif
Ja, meneer. Nadat ik vergeefs naar sporen had
gezocht, nam ik nog eenmaal alles nauwkeurig op
toen ontdekte ik in de lade, waarin de cassette was ge
weest, tusschen papieren en brieven eenige kruimeltjes
snuiftabak. Nu was ’t of mij de oogen plotseling open
gingen. Aha dacht ik, het zonderlinge toeval dat er
juist een inbraak wordt gepleegd in den tijd, dat men
mij een proefstuk mogelijk wenscht te maken de
aanbevolen discretie de voorzichtigheid bij ’t be
schuldigen en arresteeren zonderling. Ik won in
lichtingen in en vernam, dat u een goed vriend van
meneer Wolf is nu onderzocht ik met een ver
grootglas de gevonden resten van snuiftabak en vergeleek
ze met die, welke ik in mijn zak had. Helldorf
standelijk en zedelijk en lichamelijk opzicht, be
grijpen welke neigingen en hartstochten en ver
langens ons beheerschen, kunnen we beoordee-
len wat we doen en volbrengen kunnen, hoe
ver onze krachten reiken niet alleen, maar ook
waarheen onze begeerten ons drijven en in hoe
verre onze innerlijke kracht sterk genoeg is
om die begeerten te beteugelen en in soms
tegengestelde richting te leiden. Alleen zelf
kennis doet ons den grond kennen waarop we
in ons leven te bouwen zullen hebben.
Maar daarnaast is voor het kennen van dien
grond ook menschenkennis een onmisbare voor
waarde, omdat zoowel ons innerlijk wezen als
onze handelingen telkens den invloed van men
schen ondergaan en omdat we bovendien met
die menschen en hun eigenaardigheden voort
durend rekening hebben te houden. Wat dien
invloed betreft, wij ondergaan hem bewust en
onbewust.
Ons innerlijk wezen, zooals dat van nature in aan
leg in ons aanwezig is, is reeds afhankelijk van de
gesteldheid der menschen, die voor ons leefden
en die met ons leven. Wij zijn immers geen
natuurwezens, maar menschen uit een bepaalde
maatschappij, levende in een bepaalde bescha
vingsperiode, waardoor onze aanleg en geeste
lijke gesteldheid reeds ten deele bepaald is. Op
groeiende ondervinden wij voortdurend den in
vloed van de menschen en de maatschappij om
ons, zoodat ons innerlijk wezen, zooals het
in ons volgroeid is, nog sterke verwantschap
vertoont met de lichamelijke en geestelijke ge
steldheid der menschen om ons heen. Dit maakt
ook, dat menschenkennis ons in ons innerlijk
leven gemakkelijker den weg doet vinden. Maar
vooral ook behoeven wij haar om ons zelven
te zien in onze verhouding tot anderen en te
gen den achtergrond van het maatschappelijk
leven. Die invloed der menschen houdt echter
niet op, zoodra we volwassen zijn.
Onze geestelijke groei, of zoo men liever
wil, vergroeiing eindigt eerst met den dood.
En heel ons leven door ondergaan wij den in
vloed van het ons omringende, van menschen
en gebeurtenissen. Onze zelfkennis kan dus nooit
volledig blij ven zonder menschenkennis. En al-
De regulateur in de kamer van den inspecteur van
politie wees halfeen, toen de lang vergeefs door zijn
echtgenoote verwachte, anders zoo solide en stipte
ambtenaar binnen trad.
Maar, lieve man, waar heb je zoo lang gezeten
Met deze half angstige, half verwijtende vraag werd hij
door mevrouw Münch ontvangen.
Een veelbeteekenend glimlachje verhelderde het ge
laat van den inspecteur.
Dat kun je niet raden Charlotte, ik kom juist van
een diefstal met inbraak.
O, is dat het en ben je den inbreker op ’t
spoor.
Neen, kind, het betreft hier niet een inbraak, die
een ander heeft gepleegd, ik zelf ben den inbreker.
Ontevreden draaide mevrouw zich naar hem om.
Praat toch niet zoo’n onzin, man.
Neen, wezenlijk, het is waar, zei hij bedaard,
terwijl hij ging zitten. Ik heb bij Wolf ingebroken
en een cassette met 15000 gu'den gestolen. Daar is ze.
Hij haalde een tamelijk groot in krantenpapier ge
wikkeld pak van onder zijn mantel te voorschijn.
Ziedaar, pak aan, verberg ze in de linnenkast,
niemand mag ze zien, want er mag geen verdenking
op ons vallen.
Mevrouw Münch keek hem strak aan ze meende niet
goed gehoord te hebben.
Rudolf, zeg mij de waarheid, je maakt mij bang.
Jij zoudt inbreken en dat nog wel bij Wolf, onze
beste vrienden
Wel, daar gaat het immers het gemakkeljjkst.
De inspecteur lachte. Kun je een geheim bewaren,
schat
Nu, ik dacnt, dat je dat wel wist
Welnu, luister dan. Wij zoeken een nieuwen
detective, maar zouden gaarne voorkomen, dat we weer
leen door die menschenkennis, door te begrij
pen, welken en hoedanigen invloed anderen op
ons uitoefenen, zullen we aan zelfkennis als
grondslag voor den opbouw van ons leven
vasten grond hebben.
Maar meer nog kan menschenkennis ons doen
inzien, welken invloed de menschen voortdu
rend op onze handelingen uitoefenen en daar
door den bouw van ons leven bepalen. Die
invloed is tweeërleiIn de eerste plaats onder
gaan we hem bewust of onbewust, maar in
elk geval onopzettelijk. In de tweede plaats
openbaart hij zich hierin, dat we opzettelijk
onze handelingen meer of min naar anderen en
hun verlangens richten in de overtuiging, dat
we het rijk niet alleen hebben, maar ons naar
anderen schikken moeten. En dit vooral maakt,
dat we, bij het vaststellen van onze plannen,
met de menschen en allereerst met hen, met wie
wij het meest in aanraking komen, moeten re
kening houden. Om dat te kunnen doen, moe
ten we de menschen kennen.
Maar het verkrijgen van die menschenken
nis, is niet gemakkelijk. En dat wel om twee
redenen. De eerste is een diepere en meer in
nerlijke, de tweede ligt meer aan den buiten
kant, is een min of meer direct gevolg van het
maatschappelijk wezen.
De mensch is nu eenmaal een gecompliceerd
wezen, dat wil zeggen, dat allerlei krachten in
hem werken en vaak in elkaar grijpen, dat ve
lerlei Verlangens en begeerten in zijn binnenste
tegen elkaar inwerken en allerlei indrukken,
wier uitwerking vaak moeilijk te controleeren
valt, hem beïnvloeden. Dit maakt het veelal
ondoenlijk, vooral voor den buitenstaander, het
motief van ’s menschen daden te vinden. En
waar nu daden op zich zelf niets zeggen, maar
de beweegreden dier daden ons alleen om
trent ’s menschen innerlijk iets te zeggen heb
ben, kunnen we uit zijn handelingen meestal
maar weinig afleiden omtrent zijn eigenlijk we
zen. Wij moeten daartoe vergelijken en vooral
ook rekening houden met zijn woorden voor
zoover die geacht kunnen worden zonder bijbe
doeling en in onbevangenheid gesproken te zijn.
Kennis van ons zelven kan ons daarbij te hulp
firma zeker wel
Bij name wel.
De onbekende dief is door het venster binnen
gedrongen en heeft met een looper of valschen sleutel
de schrijftafel opengemaakt en daaruit een cassette ont
vreemd, waarin zich juist 15000 gulden bevonden,
welke Wolf eenige uren vroeger als aflossing van een
hypotheek uitbetaald had gekregen. Daarna is de mis
dadiger door het venster en den tuin ontvlucht.
Ik ben er al geweest. Sporen zijn er niet te vinden.
De regen van dezen nacht heeft ze allen weggespoeld
Ik wil u dit zaakje als proefstuk opdragen.
De oogen van den detective begonnen te schitteren.
Vriendelijk dank, meneer, ik zal mijn uiterste
best doen om den dief te vinden.
Doe dat, u werkt voor uzelven’. Als het u gelukt
licht in deze zaak te brengen, bent u zeker van de
betrekking. Maar behandel haar discreet, niemand mag
er wat van gewaar worden, opdat het crediet van Wolf
niet geschokt worde. Begrepen
Ik zal nauwkeurig overeenkomstig uw instruc
ties handelen, meneer, antwoordde Helldorf, een flinke
jongeman van ongeveer vijf-en-twintig jaar.
Nu, goed dan, hier is het procesverbaal, dat ik
heb opgemaakt. Bestudeer het zorgvuldig en ga dan
het tooneel van de daad eens in oogenschouw nemen.
Maar arresteer niemand zonder mjj er vooraf van
te verwittigen, en ga bij alles heel voorzichtig te
werK I
bent nog niet in dienst. Wilt u een snuifje
Meneer de inspecteur, een hartstochtelijk gebruiker
van snuif, presenteerde den jongen joviaal zjjn doos.
Helldorf had van niets zulk een sterken afkeer als
van snuiftabak, maar hij wist hoe gevoelig sommige
menschen dikwijle tenopzichte van zulke kleine gewoon
ten zijn, en dat van kleinigheden soms de gewichtigste
momenten van onze toekomst afhangen daarom be
dacht hij zich niet lang, nam een flinke hoeveelheid
uit de doos, deed alsof hjj ze opsnoof, en liet daarna
de tabak ongemerkt in zijn vestzakje glijden. Van
dezelfde list maakte hij andermaal gebruik, toen de
inspecteur hem op het oogenblik, dat hij het bureau
wilde verlaten, de onvermijdelijke doos nogmaals aan-
zoo’n ongeschikt mensch krijgen als den vorigen, die
de politie overal geblameerd heeft. Nu heeft zich bij
mij een zekere Helldorf aangemeld, die een voortreffe-
lyken indruk maakt en alle eigenschappen schijnt te
bezitten, welke voor zijn vak noodig zijn- Maar eer
ik hem aanstel, wil ik zijn scherpzinnigheid op de
proef stellen. Daarom was ik vandaag bij koopman
Wolf en heb met zijn toestemming de overige leden
van het gezin mogen er niet van weten in zijn
kantoor diefstal met braak gepleegd. Ik heb alles
in zijn tegenwoordigheid uit zijn schrijftafel deze
cassette gestolen, waarin zich, naar het heet 15000 gul
den in goud en papier hebben bevonden, het bedrag
alweer naar het heet van een juist uitbetaalde
hypotheek.
Ik heb mij van alle listen van geraffineerde inbrekers
bediend, ben door een toevallig geopend venster bin
nengedrongen, heb met een looper de lade geopend en
ben heimelijk door ’t geopend venster en den tuin
weer ontvluchtde regen van dezen avond heeft mijn
sporen weer uitgewischt.
Nu wil ik morgen den sollicitant de opdracht geven,
dat hij als proefstuk het spoor van den inbreker moet
zoeken en de cassette weer terechtbrengen. Ik wil
eens zien, hoe hij zich van die opdracht kwijt. Daarvan
zal het afhangen of hij benoemd wordt.
Nu lachte mevrouw Münch uit volle borst en lachend
begaven de echtgenooten zich ter ruste.
Vol verwachting stond Karei Helldorf den volgenden
morgen voor den inspecteur.
U hebt mij de boodschap gezonden dat ik dade
lijk bij u moest komen meneer, mag ik hopen, dat
Inspecteur Münch schudde het hoofd.
Zoover zijn we nog niet, meneer Helldorf.
bevalt ons wel, maar we moeten nog eerst beter over
uw capaciteiten kunnen oordeelen. Daarvoor is er nu
onverwachts gelegenheid.
Daarom liet ik u roepen. Er is namelijk dezen nacht
een zeer geraffineerde inbraak gepleegd.
Ha 1
Bjj koopman Wolf in de Zuiderstraat. U kent de
COURANT.
N
I
i