NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR SNEER EN OISTREREN. DB O44J. i Woensdag 15 Mei 1913. 67e Jaargang. No, 39. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. Voor huis en hof. om uit t; <342^2^- Dit blad verBchijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 8 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Het leven lijkt veelal een bioscoop-vertoo- ning, waarbij de films allerzonderlingst dooreen geraakt zijn. In de vreemdste verwarring trek ken allerlei tafereelen aan ons oog voorbij, als een belachelijke harlekijns-maskerade soms, als een uiteengeloopen begrafenisstoet een andere maal, waartusschen kermisgangers hun horle pijp dansen. Het is als een verhaal zonder zin en wij staren verbaasd, nu eens op het punt in lachen uit te barsten, dan weer angstig door de grillige en fantastische vreemdheid der too- neelen. Wij kijken maar, als was het iets, dat buiten ons omging, waarvan we noch de oor zaak noch de noodwendige gevolgen trachten na te sporen. En we vermaken ons tenslotte, omdat de vertooning zoo kluchtig-verwarrend is en het eene al weer opkomt, wanneer nog nauw het voorafgaande verdwenen is. Den Isten Mei hebben we den Mei optocht gehad, die met haar kleurige vaandels en strijd muziek en schemering van veel rood tusschen het zwart van de menschen, kalm en rustig, als een optocht van feestvierende harmonie- ding gedurende de week, dat het koninklijk paar er verblijf houdt. En het is ook anders door de gordijnen voor de vensters, de huzaren die, naast de infanterie, te paard de wacht hou den, de stafmuziek, die er soms speelt, de sol daten, die nu en dan bij een inspectie in het gelid staan. We merken hier anders zoo weinig van de militaire macht, maar in deze week haalt de Amsterdammer zijn hart op aan al de uniformen in groot tenue en het geroffel der trommen, ’t Is voor een heel jaar ook. Straks ligt het paleis weer verlaten in de stille een zaamheid van zijn eigen majesteit, zijn de hu zaren en matrozen ingerukt en de officieren met hun vederbossen spoorloos verdwenen. Dan komt een andere voorstelling weer van de bioscoopvertooning, die het leven is. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Ik was verliefd op Adèle. Menschen, die erg ver liefd zijn, kibbelen ook gewoonlijk te heviger, naarmate de oorzaak van hun twist onbeduidender is. Zoo ging het ons ook. Ik had verwacht, dat zij toegeven zou. Zij deed ’t niet, en dat krenkte mijne ijdelheid. Ik nam mij voor, haar eens bang te maken, ik sprak van scheiden, elkaar verlaten. Zij schrikte niet, heelemaal niet. Wat Dacht zij soms, dat ik de kracht niet zou bezitten, mij van haar los te maken, omdat zij zulk mooi haar en zulk een betooverenden blik had, en omdat haar handjes waren om te kussen Die vrouwen zijn opgegroeid in de school van eigen waan maar de man is er, om haar zijn kracht en zijn macht te toonen Dacht je, dat ik je niet verlaten kan Lach maar, je hoogmoedig-twijfelend lachje ik ben al bij de de deur. En niet een enkele traan blinkt in haar oogen. Geen klein, onnoozel traantje Dus dat is haar groote liefde Niet eens ’n traan ben ik waard Adèle, wij zullen elkaar niet weerzien Waarom niet? Omdat je geen hart hebt. En waarom heb ik geen hart Omdat je geen tranen hebt. Wie geen tranen heeft, heeft ook geen hart onthoud dat goed Als je soms eens aan mij terugdenkt, moge die waarheid je in den zin komen En ik ging. Op het trottoir haalde echter het dienstmeisje mij in Men brenge den vader en den zoon naar het gerecht En de beulsknechten sleepten beiden mee. Zuelma, naar lichaam en geest gebroken, staarde bei den na— Doch in haar oogen was geen traan te zien, en de triumf van den opper-oelema leek al verzekerd. Geeft gij u gewonnen vroeg hij. Nog niet, vriend laten wij nog een weinig wachtenik zal de schroef voor ’t laatst aanzetten. Zuelma, verdoofd, overstelpt, wankelde naar de zaal deur. Wacht nog, schoone Zuelma, om de terechtstelling bij te wonen. O neen, dat niet— dat niet smeekte zij. Gij moet Nu, goed dan Mijn man en mijn zoon zullen moedig sterven voor mijn eer I Gjj zjjt een brave vrouw Wees gelukkig 1 antwoordde de sjah. En op zijn wenk werd de deur geopend. Almanzor stormde met zijn zoontje naar binnen en viel zjjn vrouw om den hals. Toen weende Zuelma van blijdschap en zonk snik kend in de armen van haar man. Tranen stroomden uit haar oogen vreugdetranen. En de opperpriester sprak Verheven Gebieder, ik voel mij geslagen Waar lijk. Gij kent de vrouwen beter dan ik. Adèle keek mij vragend aan en lachte, half ontroerd, half spottend. Nu, vriend, hoe bevalt je het sprookje Zal de verstandige man in staat zijn, de moraal er uit t; trekken en zich ten nutte maken Uitmuntend bevalt mij het sprookje en ik aanbid je, stotterde ik, buiten mijzelve van blijde ver wachting, en bedekte haar handje met tallooze harts tochtelijke kussen Toen ik opkeek, straalde Adèle’s aangezicht van gelukzaligheid, en een traan glinsterde in haar oogen 1 Zuelma’s vreugdetraan I Almanzor beantwoordde dien blik met gelukkige tevredenheid. Als gjj uw man zoo gelukkig maakt, toon dan of gij den Beheerscher aller Perzen gelukkig kunt ma ken 1 Noch Zuelma noch Almanzor begreep den vorst. Wat wilde die eigenlijk Spoedig zouden zij het vernemen. Op een wenk kwam, onder leiding van den opperennuch, een prachtige stoet in de zaal, om Zuelma naar den harem te bren gen. Almanzor viel weenend den sjah te voet, Zuelma echter troostte hem. Vrees niet, geliefde, ik blijf jou vrouw. Aan een ander zal ik nooit toebehooren. Duidelijk, vastberaden had zij gesproken— en geen traan glansde in haar oogen. De opper-oelema keek zegevierend den sjah aan. Deze echter fluisterde hem toe Wij kunnen de schroef aandraaieu. Bij de eerste poging zijn geen tranen gevloeidwij zullen zien, of zij zich verder ook goed houdt. En Zuelma werd niet naar den harem gevoerd, maar men bracht nu haar zoontje, dat pas begon te loopen, voor den sjah. Verschrikt vroeg Almanzor, wat men wilde met het kind. Hij moet mijn voorspraak zijn, sprak de sjah, bij zijn moeder, die den almachtigen Beheerscher der Perzen niet wil liefhebben. Kom, kleine Nietwaar, je zult je moeder vragen, dat zij mij liefheeftwerkelijk liefheeft— want als zij dat niet doet, valt jou mooi kopje in het stof— Verheven heer 1Dat zult gij niet doen 1 ant woordde Zuelma bevenduw macht is groot, maar grooter nog is uw hart Het allergrootst echter is mijn liefde. Zuelma gaf niet toe. Zij behoorde haar mangeen ander mocht haar bezitten. vereenigingen of kegelclubs, door de bekende Jordaan trok; met zijn vieze, onordelijke stra ten, zijn uitgewoonde woningen en krotten, tus schen moderne winkels en nieuwe kazernehui- zen en zijn sjofele of glimmend-opgepoetste of stoer werkkrachtige bewoners. De Jordaners keken het aan, nieuwsgierig en belangstellend, onverschillig of geestdriftig en wuifden soms of riepen »hoera!«. Drie dagen later, den 4den Mei, was er weer een optocht door de Jordaan. De menschen stonden talrijker nog langs den weg gedron gen, hingen in trossen uit de opengeschoven ramen, zaten op oude schuttingen en in dak goten zelfs. Toen de stoet langs trok, riepen er ook hoera en wuifden, zelfs tegen den bur gemeester, die in ambtsgewaad voorop reed en tegen de heeren en dames der hofhouding, die achteraan kwamén. Maar de meesten keken stil, nieuwsgierig of belangstellend, onverschil lig of geestdriftig, net als bij de lste-Mei-op- tocht. Het was alles net als dien Isten Mei; alleen de voorstelling was een andere. De stoet was kleuriger en er was paardengetrappel en veel geglinster van uniformen. Voorop reden drie man bereden politie in hun keurige uni formen, dan kwam een inspecteur van politie, de helm op het hoofd, naast den hoofdcommis saris in politiek in een victoria, daarop volgde de burgemeester en ten slotte de koninklijke familie, voorafgegaan door een voorrijder. In de roode calèche zaten Koningin en Prins en ter weerszijden reden de ordonnance-officieren. Er achter kwam weer bereden politie en dan de hofrijtuigen, met heeren in gouden unifor men en dames in keurige toiletten. Aan den stoet vooraf ging een corps muzikanten, door de Jordaners gehuurd, om de Koningin in te halen. Dat inhalen had plaats aan den ingang van de Willemsstraat, waar evenals andere ja- ren een pAar Jordaners de Koningin welkom heetten. Stapvoets ging het de Willemsstraat door, tusschen de dicht-opeen gedrongen rijen van menschen. Prins Hendrik zat onbeweeglijk, bracht nu en dan tot militair saluut de hand aan den steek. Naast hem boog de Koningin onophoudelijk naar alle kanten, met haar lief- sten glimlach de menschen toeknikkende. De zon scheen en voorop bliezen de Duitsche Zilveren voorwerpen, welke op den duur zwart zijn geworden, kan men reinigen door ze met een zeepoplossing te behandelen, in zacht water na te spoelen en ten slotte nog eens met een verzadigde keukenzoutoplossing (eventueel onderwijl verwarmen) te behandelen. Een ietwat beter werkend middel bestaat uit 50 gram wijnsteen en 50 gram keukenzout, opgelost in 1 liter water, De voorwerpen worden goed afgeepoeld en met een wollen doek afgewreven. Zeer goed is ook een 5 pCt. cyaankaliumoplossing, waarin men de voorwerpen gedurende langeren tijd laat liggen. Na het uitnemen worden de voorwerpen eerst in gedistilleerd water en vervolgens in alcohol nagespoeld en gedroogd. Het nadeel van dit laatste middel is echter, dat de oplossing zeer vergiftig is. De meeste vrouwen hebben de gewoonte, om, wanneer er iets aanbrandt, ’t zij groente, rijst, of iets dergelijks; er dadelijk water bij te doen. Dit is zeer verkeerd. Keer den inhoud van de pan om in een andere en doe er eerst dan, zoo noodig, water bij. De brandlucht kan niet in zoo erge mate door de spijs heentrekken. Op doode en stervende takken ziet men vaak speldeknop-groote knobbeltjes, vleeschrood-, oranje- of vermiljoenkleurig, bekend als het «roode vuur*. De takken zijn er soms zoozeer mee bedekt, dat ze geheel rood zien. Deze vormingen zijn van de zwam Neetria cinnabarina, welke echter niet slechts op dood hout leeft, maar ook op gezonde boomen, waar ze zich in aanwezige wonden ontwikkelt. Uit proeven is gebleken, dat besmetting mogelijk is, althans bij kastanje, acasia, iep en eschdoorn. Het is dus raadzaam aangetaste takken af te zagen. of ik even terug wou komen, de juffrouw had mij iets te zeggen. Hm Wat zou 't verstandigste zijn Heengaan voor altijd en terugkomen morgen, als zij een beetje tam geworden is, en er misschien toe kan besluiten, op het graf onzer liefde eenige tranen te laten vallen Of het meisje volgen In principe hield ik eerstgenoemde tactiek voor de beste— Doch wat heeft men aan principes, vooral tegenover vrouwen Ik volgde het dienstmeisje. - Dus je bent toch teruggekomén. - Verneem dan, dat ik alleen teruggekomen ben, je te zeggen— - Dat je niet terugkomen kunt 1 Zij lachte mjj uit en haar witte tanden blonken. In m’n toorn stampvoette ik en wilde weer heengaan— Doch zij greep mijn hand. Ga hier eens zitten, in dien luierstoelen luis ter naar de geschiedenis van de schoone Zuelma. De geschiedenis van de vrouw, die niet weenen kon. O Er was ereis— Zoo begint ’t nietwant ’t gebeurde te Teheran. De sjah van Perzië maakte eens, toen hij met den opper- oelema over wereldsche zaken en over de vrouwen phi- losofeerde, de opmerkingZwak als de vrouw 1 De opperoelema antwoordde »De vrouw is dikwijls sterker dan de man.< Hoe kan een schepsel, dat da gelijks om elke kleinigheid weent, sterk zjjn Ver heven sjahBeproef eens, de schoone Zuelma, Alman- zor’s vrouw te doen weenen Gelukt dit u, dan geef ik mjj gewonnen.» Den volgenden dag werden Zuelma en Almanzor bij den sjah geroepen. Hebt gij uw man lief Ik aanbid hem. Hij zou wel honderd vrouwen kunnen houden, maar buiten mij heeft hij er niet ééne. Want hij heeft mij ook lief. En Zuelma zag met lief lijk teederen blik naar haar man. straatmuzikanten hun vroolijkste deunen. Voor een primitieve tribune der Oranje-ver- eeniging, waarboven de woorden «Welkom in ons midden- geschilderd stonden, werd halt gehouden. Kinderen, daar opeengedrongen, zon gen het vorstelijk paar het Wilhelmus toe. De Koningin luisterde innemend-geduldig, al viel er ook van de woorden niet veel te verstaan. Want de meeste Jordaan-kindertjes vergaten bij dit wondere gezicht het zingen geheel en staarden bang-nieuwsgierig naar het mooie rij tuig met de hooge bezoekers, die al maar glimlachten. Als het rijtuig verder ging, keken ze verbaasd, dat het zoo gauw uit was. In een ander deel der Jordaan, de zooge naamde Zandhoek, sprak een Oranjedame de Koningin eenige moeilijk-verstaanbare woorden toe. En daarmee was het feest voor de Jorda ners afgeloopen. »A1 dat werk voor zoo’n oogenblikje» zuchtte de Oranjevrouw. Maar de Koningin moet zich ook elders ver- toonen. Heel de week, van dat ze aankwam op dien Vrijdagmorgen langs het Damrak tus schen de rijen menschen door, voorafgegaan en gevolgd door huzaren en omstuwd door bere den politie, tot aan het einde, is het één reeks van bezoeken en rijtoeren geweest. En telkens weer loopen de menschen samen, staan te wachten op den koninklijken stoet en wuiven. Zaterdagsavonds stond het Leidsche plein vol, al wel een uur voordat de voorstelling in den Stadsschouwburg begon. Terzijde, in de Mar- nixstraat, was als ieder jaar het baldakijn ge maakt van vergulde pilasters en wit doek met gouden franjes. Daar binnen stonden zenuw achtig op den rooden looper de boden, met achter hen de commissarissen van den Schouwburg en een paar leden van den Raad van Beheer. Even over achten draaide de koninklijke stoet onder het gejuich der menschen vanaf het Leid sche plein de Marnixstraat in en zag men de Koningin en de Prins over den rood-fluweelen looper naar binnen schrijden in de versierde vestibule. Maar de menschen blijven kijken, ook nadat de deuren gesloten waren, als wachtten ze op de terugkomst. Op den Dam stonden nu altijd menschen het Paleis, waarnaar anders niemand omziet, aan te gapen, zelfs wanneer de Koningin was uitge reden. ’t Is als was dat Paleis nu een ander R COURANT,

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1912 | | pagina 1