ft
JIMS- ES IIIIEIITEJTIEBLIII
VOOR SI» EJ 0I8TOM.
De meest ernstige levensvraag
Zaterdag 1 Juni 1912.
67e Jaargang.
De menschenkenner.
Uitgever: B FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Feuilleton.
1
I
voor
Voor huis en hof.
Ik twijfel
dat ik hier
1
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 8 maanden.
fr»noo per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
s rekening
goede fooi
Sponsen reinigt men het gemakkelijkst door ze
te leggen in een mengsel van water en melk met een
paar druppels citroensap.
Na 24 uren neemt men ze daaruit en spoelt ze na
in schoon water.
Inmaakglazen komt de huismoeder vaak te kort,.
dan kan zij zich helpen door zulke glazen te maken
van flesschen. Dit doet zij aldus. Een in petroleum
gedrenkte draad wordt om de llesch gewonden déar,
waar men ze afgebroken wil hebben de draad wordt
aangestoken en zoodra hij is uitgebrand, dompelt men
het boveneinde der flesch in water en breekt dit af.
Het strooien van een weinig chloorkalk in poe-
dervorm op de plaatsen waar muizen en ratten komen
en loopen, schijnt hun niet bijzonder aangenaam te
zijn. Zij hebben zulk een hekel aan chloorkalk dat
als ze eenmaal hun pooten er in gezet hebben, hun alle
lust tot langer verblijf in zulk een ongastvrije woning
vergaat.
pagne en aten oesters, reden met de
chiqueste rijtuigen naar het Prater, kortom
ziji deden als menschen van veel geld, die
het leven weten te genieten.
Op een dag hoorde men in een van de
drie kamers een luide woordenwisseling. De
verschillende kamerkellners en kamermeisjes
slopen naderbij en luisterden. Zij hoorden
dat een der heeren in slecht Duitsch zeide:
Help hem toch met die paar gulden! Hiji
I
Voor het hotel Zum Anker te Weenen
hield een rijtuig stil, waaruit drie voorname
heeren stapten. De portier ontving hen eer
biedig en vroeg wat ze verlangden.
Drie kamers le etage, sprak de een met
een beetje vreemd accent en op bevelenden
toon.
De drie kamers waren spoedig aangewezen
en de kamerkellner legde den heeren het
gastenboek voor, waarin ziji zich als inge
nieurs inschreven, die zich in opdracht van
hun regeering tijdens de tentoonstelling ten
behoeve van hun studie eenige weken in Wèe-
nen zouden ophouden. Men bemoeide zich
verder niet veel met de heeren, maar wel
trof èn den hoteleigenaar èn den portier het
royale leven dat de heeren leidden.
De hotelier had maar één blik op de fo
to’s te slaan om uit te roepen:
Heb ik het niet gedacht? Ja, mijnheer de
commissaris, die drie spitsboeven wonen hier
en leiden een leven van vroolijken Frans. Ik
heb, vervolgde hiji, mijn oberkellner al meer
malen gezegd, dat ik die drie heeren niet
vertrouw. Weet u, mijnheer de commissaris,
ik ben een menschenkenner en als zoodanig
in heel Weenen bekend. Als hotelier moet
men dat ook wel wezen, hoe zou men zich
anders tegenwoordig met zooveel spitsboeven
kunnen redden? Ik heb het zien aankomen.
Maar vertel u miji eens: zijn die drie kerels
valsche munsters?
geveer veertig jaren met een brilletje op
den neus en naar zijn uiterlijk te oordeelen i
een Franschman.
Waarmee kan ik u van dienst zijn? vroeg
Schauderl.
Ik ben, antwoordde de vreemde in gebro
ken Duitsch, de commissaris van politie de
la Roche uit Parijs. Hier is mijn legimitatie- I
bewijs.
Met deze woorden toonde hij den ver-
baasden hotelier een groot stuk papier, aan
het ondereinde waarvan zich een zegel be-
vond.
En hier, vervolgde hiji, is de bevestiging
van de Weener politie, dat ik inderdaad de
commissaris de lp. Roche ben.
Uitstekend, zeide de hotelier,
geen oogenblik aan de juistheid van uw be
weringen,’ maar als ik vragen mag, waarmee
kan ik u van dienst zijn?
Ik ben drie misdadigers op het spoor, die
ik geloof hier in Weenen gevonden te heb
ben en die in uw hotel verblijf houden.
Met die woorden opende hij een portefeuil
le en kreeg daaruit drie photographieën, die
hiji den hotelier liet zien.
Kent u die gezichten?
lijken aanleg tot het lagere moesten dalen en
bijvoorbeeld door handenarbeid in 't bezit van
bestaansmiddelen moesten komen, wordt op
door gaans noodlottige wijze gestreefd den
strijd om 't bestaan te strijden.
Is van dezen alleronaangenaamsten toestand
de schuld te wijten aan de personen die er in
verkeeren? En in deze eenvoudige vraag zit
juist het hoofdmctief voor de oorzaak. De
moeilijke kwestie der beroepskeuze een le
vensvraag voor de jongeren, waarbij helaas!
in onze dagen wel eens de standsbegrippen
der ouders den doorslag geven heeft veel
verdere gevolgen dan menigeen wel denkt.
Dat jonge lieden te dien aanzien een beslist
zich openbarende neiging vertoonen, is lang
niet algemeen; in zeer vele gevallen weten zij,
op ’t oogenblik dat zij het zouden moeten weten,
niet welken kant zij uit willen.
Indien de maatschappij eens zoo ingericht
kon worden, dat ieder het arbeidsveld uitzoekt,
waar hij zich het liefst zou willen bewegen en
men zich om de vruchten van dien arbeid
niet had te bekommeren, dan zou men vaak
heel iets anders aanschouwen dan thans wordt
gezien en zou menigeen, die nu voor de studie,
voor ’t ambtelijk leven of voor een zetel op
een kantoor wordt bestemd, liever de zee be
varen, den akker beploegen of het gereedschap
hanteeren en omgekeerd.
Vraag eens ’t oordeel van ervaren mannen
die het weten kunnen hoe menigmaal in onzen
tijd uit ledige halmen graankorrels gedorscht
moeten worden
Hoe groot is ’t aantal dergenen, die na vele
struikelingen bij verschillende examens ten
laatste slagen en daardoor meestal toch mis
plaatst zijn in ’t ambt, dat hun later wordt
toe vertrouwd «Met ’t ambt komt verstand*
is nog niet steeds een regel zonder uitzonde
ring.
Daartegenover staat dat velen, wier werk
kring soms in een werkplaats aanving, zich in
dat gareel niet schikten en door eigen studie
hooger op gingen de meest schitterende ga
ven werden later bewonderd. De historie van
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Kan gezegd worden, dat bij de hedendaag-
sche samenleving, met haar eischen van stand
en fatsoen, en met de veelzijdige gelegenheid,
welke zij aanbiedt om langs allerlei wegen
lot een hoog standpunt van welvaart en aan
zien te komen, de kans op aankweeking van
een soort van ontevredenheid, geboren uit
overschatting van eigen krachten grooter
wordt?
Naar, waarheid getuigd, zal in elk geval in
een meer primitieve maatschappij dit hoog-
heidsbesef niet zoo veelvuldig voorkomen.
Waar de groote massa in eenvoudigen arbeid
haar levensonderhoud vindt, wordt naar het
meerdere niet gestreefd,omdat men het
niet kent; ieder vindt zijn taak aangewezen
en heeft er volkomen vrede mee. Weinig
ingewikkelde levensvormen hebben dit vóór,
dat men er zich gemakkelijk in thuis gevoelt,
en het is niet zonder een gevoel van jaloersch-
heid dat wij terugdenken aan een tijd, reeds
zeer ver achter ons liggende, waarin de men
schen veel meer dan thans de dingen namen
zooals ze kwamen en weinig moeite hadden
om er zich in te schikken. Dan ook liep
niemand rond met het idee dat hij «zijn car
rière had gemist«, zooals men dat tegenwoor
dig noemt dat ’t leven hem boosaardiglijk
onthield datgene waarop hij aanspraak heeft.
Dat is nu wel een weinig anders. In onze
dagen zijn machtige organisaties en grootsche
ondernemingen, voor welke leiders en bestuur
ders en een leger van subalterne ambtenaren
noodig zijn door hoe velen wordt een plaat
sje als eenig gunstbewijs daar niet aangenomen
of aangewezen en op minder waardige wijze
vervuld. De dienst van den grooten alverzorger,
den Staat, vraagt de werkkracht van een leger
van personen en het verkrijgen van een ambt
is veler streven.
Ook hier geldt het menigwerfveel zijn ge
roepen, doch klein is ’t aantal der uitverkorenen.
Door velen, die door minder bedeelden geeste-
Ziet u, voor een half uur
van
te wisselen, wat ik ook
geeft ze wel terug. Waarop een ander ant
woordde: Ik bezit nog maar een biljet van
1000 francs. Ik kan zelf ook in moeilijkhe
den komen enw wat dan? Zal mij: een
vreemde, in Weenen dan iemand helpen?
Gooi niet zoo onzinnig met geld om je heen,
dan kom je niet in moeilijkheden.
Het gesprek werd den hotelier precies
overgebracht en hiji gaf order dat de kamer
kellner en de portier van heden af de drie
vreemden nog scherper in het oog zouden
houden dan tot dusverre. Dat gebeurde.
Den volgenden dag kwam een der drie
vreemden bij den hotelier en vroeg hem
om een biljet van 1000 francs te wisselen.
Aha, dacht Schauderl, dan heeft hij .zich
toch laten vermurven. Zijn tweede gedachte
was evenwel, het bankje te laten onderzoe
ken of het echt was, want hiji vertrouwde
deze drie gasten nu eenmaal niet.
Er is iets niet in den haak, zeide hiji
tegen den ober, pas maar op, of ik geen
gelijk krijg.
Ik ben een menschenkenner en wiji moe
ten op onze hoede wezen.
Geen half uur nadat dit gesprek gevoerd
was, kwam de ober in de kamer van den
hotelier en deelde dezen mede, dat een vreem
de heer hem wenschte te spreken.
De heer Schauderl ging dadelijk naar den
kleinen, wat somberen ontvangstsalon en
vond daar een zeer corpulent man van on-
Toen hun rekening zoowat 300 gulden be
liep, vond de eigenaar het gewenscht hun
die eens te presenteeren.
Franz, zeide hiji tot zijn ober, schrijf jij
voor die drie vreemdelingen de rekening eens
uit. We zullen ze eens een kleine domper
opzetten; ik ben benieuwd of ze betalen
zullen.
Zoo gezegd,
werd aangeboden
betaald.
Maar meneer Schauderl, de eigenaar, ver
trouwde toch de heeren niet volkomen. Hiji
stak het geld biji zich, ging daarmee naar
den bankier en informeerde of de bankjes
echt waren.
Hiji kreeg een volkomen bevredigende bood
schap. De drie ingenieurs leidden ihtusschen
hun vroolijk leventje verder, dronken cham-
Niet dat ik weet,
missaris.
Ik dacht het.
brengt een van die kerels mij: een biljet
1000 francs om f
gedaan heb. Excuseer mij een oogenblik, ik
ben dadelijk terug.
Met die woorden ging hij de deur uit,
maar kwam een oogenblik later terug met
een bankbiljet in de handen, dat hij de
la Roche overhandigde met de woorden:
Wilt u als ’t u blieft eens onderzoeken of
dit biljet echt is?
De commissaris bekeek het biljet van alle
kanten, draaide het links en rechts om,
nam een loupe uit zijn zak om het water
merk en het nummer na te kijken en gaf
den hotelier het biljet terug met de woor
den:
Dit biljet is echt. In dat opzicht behoeft
u niet de minste zorg te hebben. Die kerels
hebben genoeg echt geld. Maar ik zit ze
achterna voor hun oplichterijen en diefstal.
Maar om nu tot de hoofdzaak te komen:
hoe pakken wiji ze?
Schauderl haalde de schouders op.
Ik zal u een voorstel doen. Het eerste is,
I dat u de kamers van die drie kerels streng
laat bewaken, opdat ze ons geen van drieën
ontsnappen; het tweede is, dat we zorgen,
dat u hedenmorgen geen voet buiten het
hotel zet, want uw aanwezigheid is onder
alle mogelijke omstandigheden dringend
ncodzakelijk. Wanneer u er op een oogen
blik, dat we moeten ingrijpep, niet was, zou
het geheele plan in de war kunnen loopen;
en het derde is, dat u niemand, ook uw
vrouw, een enkel woord zegt van wat we
op het spoor zijn en dat ik hier in uw
huis ben.
Afgesproken, zeide de hotelier.
Dan laat u de heeren rustig aan de table
heden, geen te hooge eischen aan het leven
stellen, zijn eigen krachten niet overschatten,
de meening laten varen dat men steeds ver
ongelijkt wordt, ’t zijn al te maal raadgevin
gen, welke gebleken zijn steekhoudend te zijn
doch een verstandige leiding bij de beroepskeus
en de gedachte sterken en aankweeken, dat
de zegen van den arbeid vooral ligt in de wijze
waarop men dien verricht, zijn tevens van over
wegend gewicht voor de meest ernstige le
vensvraag.
Had ik dat maar geweten!
Had ik daar maar niet gezeten!
Had ik mij maar niet verpraat
Had ik, had ik! wenscht uw harte
Nu helaas met bittre smarte.
Had ik! komt altijd te laat.
O, wat is er vaak geleden,
Wat al vruchteloos gebeden,
Bij dat woordje, na den val!
Vraag in tijds, wat goed of kwaad is;
zoo gedaan. De
en met een
de kunst en van de letterkunde aller volken
bevat namen, die met eerbied genoemd wor
den en waarvan de dragers heel wat strijd
hebben moeten voeren eer zij de vleugels van
hun genie konden ontplooien.
Velen die in onze dagen zoogenaamd voor
i «de kunstzich aan passen, weten niet hoeveel
volharding en zelfkennis hiertoe noodig is
niet ieder die gevoel heeft voor de harmonie
der tonen, is een Joseph Haydn. Wat wor
den zij, die min of meer prozaïschen arbeid
verwerpen om aan de Muzen het hof te gaan
maken, soms wreedelijk teleurgesteld? Dezen
aanvaarden niet alles wat haar geboden wordt
en toonen zich voor de warmste hulde weer
barstig, dichters zonder gloed en phantasie,
schrijvers zonder eenig talent, schilders
Zij vullen te vergeefs den voorhof van den
tempel der ware kunst gewijd, doch slagen
er niet in tot het heiligdom te worden toege
laten.
In onze hedendaagsche maatschappij gaat
gelukkig niemand onder, die het werk, waar
toe hij zich aanbiedt en dat van hem verlangd
wordt, goed doet.
Met den nederig sten arbeid kan men succes
hebben, mits er met »heilig vuur« gewerkt wordt,
d.i. iets van de ziel geschonken wordt. En
dit wordt te zeer vergetener is een soort
van werken, dat den rraam van «arbeiden on
waardig isarbeid zonder liefde voor ’t vak,
en bezieling voor den geest van ’t individu
is geen werk.
Een hedendaagsch gezegde drukt dit zoo
eigenaardig uit in«men werkt niet voor de cen
ten alleen maar ook voor de eer.«
Onder de vele ontevredenen, die wij allen
zoo af en toe ontmoeten, zijn er niet weinigen
te vinden, die «bezielende arbeid* nooit geleerd
hebben.
En dat is de kunst in het vak van ieder
onzer, zoowel van de hoogste rangen tot de
laagste standen. Een ieder moet zich «geven*
bij zijn «arbeid* Ter bestrijding dezer maat
schappelijke ziekte is geen algemeen recept
bekend. Het zich voegen naar de omstandig-
antwoordde de com-
Kies daarom, éér het te laat,
En uw «Had ik* worde «Ik zal!«
W. W.
R COURANT,
A