WW8- BS 1WER1WBU1I
Ï##R SiïEEÏ BS 0I8TRBSBS.
Een mislukte krijgslist.
No. 45a
Woensdag 5 Juni 1913.
67e Jaargang.
Uitgever: B FALKENA Mzn., Groote Kerkstraat, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
ALLERLEI.
j
Spreken zonder denken, dat ie op reis gaan
zonder toebereidselen te hebben gemaakt.
In onze jeugd verlangen wij naar geluk in
onzen ouderdom naar vrede.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek t 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Weest steeds bereid om anderen te helpen en
men zal ook u niet in den steek laten, als gij hulp be
hoeft.
Hulp die niet noodig is, moet men niet opdriu-
gen, ook niet aan zijn kinderen.
Om met innig gevoel te schrijven, moet gij
eerst voelen.
langzaam weg. En na een goed kwartier ligt
het plein verlaten in het licht van de electri-
sche lampen, tot zoo straks de eerste morgen
schemer al over de stad daagt.
De aangename herinnering is een zonnestraal,
die het helderst schijnt als het om ons donkei begint
te worden.
teren de electrische letters van het reclame
bord. Een enkele late venter schalt zijn lang-
zamen roep tusschen het geratel en geschuifel
en gebel en getoeter.
Maar straks wordt het nog drukker, wanneer
na elven de schouwburgen uitgaan. Dan is het
een oogenblik een haast onontwarbare drukte.
De deuren van het Rembrandt-theater braken
telkens nieuwe menschenmassa’s uit en uit de
Amstelstraat dringt ’n dichten stroom bezoekers
van Grand-théatre en Flora. Taxi’s en auto’s
haasten zich naderbij voor de klandisie en ver
meerden de verwarring, die voor het Rem
brandt-theater, waar de stroom uit dat theater
en uit de Amelstraat samenkomen, ondoordring
baar is. Maar langzamerhand vloeit die men-
schenmassa uiteen. Een deel bestormt de opeen
volgende trams of rijdt in auto of rijtuig naar
huis, maar de meesten verdwijnen in café’s, moe
ten er al gauw in de overvolte tevergeefs naar
een plaats zoeken, scharrelen dan weer verder
in een ander café tusschen de dichtbezette
rijen door.
Na een half uur, drie kwartier, begint ech
ter de drukte merkbaar te minderen. Omstreeks
twaalf uur, Zaterdags wat later, trekt een deel
van het publiek, vooral dat deel, dat veraf woont
en de laatste tram nog pakken wil, af naar huis.
Langzamerhand raken nu de café’s leeg, alleen
in het coquette .Louis Seizes op den hoek,
waar de chique uitgaande wereld komt, neemt
de drukte toe. Ook op straat verminderd het
geloop en getoeter. Electrische trams rijden
niet meer. Het leven schijnt langzaam weg te
sterven.
Maar dan plotseling om twee uur flikkert
het weer op. Het is sluitingsuur en de bezoe
kers van de verschillende café’s stroomen naar
buiten en vormen daar voor een oogenblik
weer een dichte menschenmassa. Alle rijtuigen
en auto’s in de buurt komen naar dezen drukken
kant, rijden langzaam naast de troittoirs, staan
soms even stil. De koetsiers roepen, wenken
met de zweep, rappig op een vrachtje. De chauf
feurs, stemmiger, zelfbewuster, zien bedaard toe
De eene auto na de andere, het eene rijtuig
na het andere verdwijnt. De menschen stappen
Ouden zeggen, wat zij gedaan bebben wijzen,
wat gedaan moet worden gelukzoekers, wat zij doen
kunnenkinderen en dwazen, wat zij doen willen.
Men moet hart hebben, wil men iemands goede
eigenschappen waardeeren er is verstand van noode
om zijne gebreken te verdragen.
Naarmate we de dingen om ons heen vlugger
en beter begrijpen, worden we langzamer voorzichtiger
in het veroordeelen.
Pinksterdagen en het Rembrandtplein.
We hebben het met Pinksteren niet getrof
fen. Koude, gure dagen, die je naar de kachel
doen terugverlangen, zijn weinig geschikt voor
uitgaansdagen. En het was dan ook in de stad
terdege merkbaar. Haast zou je hieruit de ge
volgtrekking maken, dat dé Amsterdammers
zich aan het weer niet gestoord hebben en
toch maar hun traditioneel Pinkster-uitstapje
naar het Gooi of Bloemendaal of Zandvoort
hebben gemaakt. Maar de drukte in de stad
was zoo opvallend minder dan andere jaren,
dat je tenslotte wel tot de conclusie moest ko
men, dat ook de meest verstokte Pinkster-men-
schen het tegen de November-kou afgelegd
hadden. Alleen in de café’s was het wat vol
ler dan anders, konden de menschen tusschen
5 en 6 uur nauwelijks plaats krijgen om te
eten. Maar dit was waarschijnlijk meer het
gevolg van vermeerderd vreemdelingenbezoek,
bezoek van menschen uit de provincie, dan van
de lustigheid der Amsterdammers.
Op Zon- en feestdagen onderscheidt je dat
niet zoo goed. Dan lijken zoowel de Amster
dammers als de provincialen zoo geheel an
ders, dat je niet altijd precies weet, wie van
beiden je voorhebt. Maar den Dinsdag na Pink
steren behoefde je vooral in de morgenuren
de Kalverstraat maar door te loopen, om te
merken, dat er veel menschen van buiten in
de stad waren.
Voor de buitenmenschen is de Kalverstraat
nog altijd het nee plus ultra van Amsterdam.
Daar blijven ze slenteren, den morgen, den
middag, den avond, voorzoover ze geen musea
of schouwburg of bioscoop-theaters bezoeken.
Nu en dan zakken ze door de Reguliersbree-
straat eens af naar het Rembrandtplein en een
enkele eens langs Heiligen weg, over het in de
laatste jaren zoo verruimde Koningsplein en
door de Leidsche straat naar het Leidsche plein,
Toch is juist die laatse weg in bijzondere
mate de wandelplaats van de meer-gegoede
Amsterdammers en het Leidsche plein vol mon-
Humoristische Schets,
naar het Duitse h.
«Nu, mag men je gelukwenschen vroeg ik
nieuwsgierig, bij mijn vriend Anselmus Breithahn
binnentredend.
„Ja en neen antwoordde hij schouderopha
lend, dat wil zeggen met den ouden heer heb
ik de zaak in orde, maar met de dochter zelve
heb ik nog niet gesproken ik moest eerst bij
papa het terrein verkennen
„Hoor eens, mijn beste Anselmus" zeide ik
aan zijne zijde plaats nemend, „den vader in het
vertrouwen te nemen, eer de dochter ergens van
weet, is de zaak zoo onhandig aanpakken, als
maar eenigszins mogelijk is. Het meisje krijgt
daardoor natuurlijk een antipathie tegen den haar
als het ware opgedrongen verloofde."
„Zoo, meent gij Ik dacht het ook en zou mij
zeker eerst tot Mimi hebben gewend, maar die
Guido Hartmann schijnt een gevaarlijk concur
rent. Wat haar in dien gek aantrektzijn naam
Guido, zijne slanke taille, zijn schulden, ik
weet het waarachtig niet, doch dit is zeker, dat
zij hem voortrekt. Zeker zij is achttien
hij acht en twintig, en ik acht en veertig, en
deze neuswijze bakvisch schijnt een jongen wild
zang, die niets is en niets heeft, te verkiezen bo
ven mij, een man van vermogen en in de beste
jaren zijns levens
„Stel je gerust, dat beteekent alles niets. Ver-
daine middagdrukte. Maar wie 's avonds Am
sterdam op zijn best wil zien, moet naar het
Rembrandtplein gaan. Daar ziet men het uit
gaande leven, maar ziet men ook, vooral op
Zaterdagavonden, Amsterdam als wereldstad,
zooals men dat in Brussel nauwelijks ergens
bemerkt.
Vanuit de Reguliersbreestraat komende heeft
men aan zijn linkerhand langs het drukke ge
deelte van het plein één rij van café’s met hun
lichtende gevels in pompeusen stijl, hun uitste
kende marquisen, waaronder de stoelen staan
saamgedrongen en hun electrische lichtbollen.
Er tusschen deftigt de pralerige gevel van het
Rembrandt-theater, met zijn pronkerige o ver
ladenheid, zoo recht thuis behoorend in deze
mondaine omgeving, maar tevens het aanzien
van straat een er moderne wereldstad verleven
digen. De boomen van het plantsoen in het
midden, waar verscholen in het dichte groen
Rembrandt prijkt op zijn hooge voetstuk, sprei
den in den witten lichtschijn der electrische
lampen hun onderste bladerenmassa’s als helle
vlakken vol wiemelende lichtplekjes, terwijl
boven hun wijdsche kronen steken als dichte,
zware koepelingen in het onbekende van den
nacht. Aan den overkant lichten de electrische
bollen of kleine gaslampen van de tweede-rangs-
café’s, die aan die zijde het plein omsluiten,
Daar staan rijtuigen en taxi-auto’s en is wat
geloop van menschen. Maar de eigenlijke drukte
gaat langs den anderen kant, waar de groote
café’s zijn. Uit Amstelstraat en Reguliersbree
straat gulpen steeds nieuwe stroomen, taxi’s
toeteren en razen voorbij, rijtuigen ratelen aan.
Telkens klingelen de electrische trams over het
plein, uitschietend uit de Reguliersbreestraat
en den weg nemend langs de café’s de Am
stelstraat in of dé Utrechtsche straat of uit
de Utrechtesche straat en verdwijnen in het
smalle steegje tusschen Gouden Hoofd en
Theater-Bar. Voor de café’s, voor de Kroon
vooral, en Mille Colonnes en Gouden Hoofd
zitten de menschen opgepropt en telkens ko
men er nieuwe en gaan er heen in slenterend
gepraat. Hoog boven op den Nieuwen Karsse-
boom, op den hoek van de Amstelstraat, schit-
Beschaving wordt niet voldoende door het in
prenten van ge- en verboden bevorderd. fEllen Key.)
Schat naar de gevels der huizen het daarbinnen
niet.
Heb geduld met hen, die lijden en vergeef hun
veel. Van u, die gelukkig, gezond en in evenwicht
zijt, moet de kracht en zelfbeheersching komen, en
dikwijls staat, men beschaamd tegenover hun geest
kracht.
Als gij eerlijk zijt tegenover uzelf, kunt gij niet
valsch zijn jegens anderen.
Speel niet met uren, want gij zijt niet zeker
van één minuut.
moet Hartmann vluchten, om de gevangenis te
ontgaan, en terwijl hij zich over de grenzen in
veiligheid stelt, gaat gij rustig uw gang en viert
uw bruiloft. Voila tout
Hoe eenvoudig de zaak ook scheen, moest ik
echter al mijne overredingskracht te hulp roepen,
eer ik Anselmus voor mijn plan had gewonnen.
Eindelijk gaf hij toe wij overlegden nog een en
ander, en met de woorden «tot morgen dus
scheidden wij in opgewekte stemming.
De zaak was spoedig geschikt. Eene beleedi-
ging was gemakkelijk te vinden, de uitdaging
volgde en na verloop van drie dagen waren wij
op eene afgelegen plek in het woud tot het duel
op het pistool bij elkander. Ik was secondant van
mijn vriend en daar de tegenpartij in de stad
weinig kennissen had, bezorgde ik ook hem een
secondant dien ik natuurlijk in ons plan had
ingewijd. De bepalingen lieten overigens aan dui
delijkheid niets te wenschen over op tien pas
sen afstands schieten tot een der beide partijen
buiten gevecht was gesteldBevend aan al zijne
leden, stelde zich mijn vriend in gevechtspositie,
zijn tegenpartij was bleek maar overigens
kalm. Op mijn commando „drie!" zouden beiden
tegelijk schieten.
„Een twee
Sidderend hief Anselmus het wapen op en sloot
de oogen....
„Drie
Ik hoorde slechts een knal, mijn vriend wan
kelde en stortte neder, terwijl het pistool zijne
hand ontviel. Alles ging oogenschijnlijk zóó na
tuurlijk in zijn werk, dat ik mijn vriend nog lan
gen tijd daarna verdacht, van sterker onder den
laat u op mijne hulp, ik zal wel weten te be
werken, dat gij den jongen „Von Habenichs" op
zijde kunt schuiven
„Op zijde schuiven?" riep Anselmus levendig,
„als hij m ij maar niet op zijde schuift. Hij sluipt
den halven dag zoo ijverig om het huis zijner
aangebedene rond, dat hij reeds eenmaal, ver
dacht van te willen inbreken, door de politie is
gearresteerd en moet verklaard hebben, dat het
meisje naar goddelijk recht hem, en hèm alleen,
toebehoorde en dat hij ieder op leven en dood
wil bevechten, die haar hem zou willen ontnemen.
Ook van mijne pogingen heeft hij gehoord en hij
heeft gezworen, mij te zullen uitdagen."
„Uitdagen hij wil u uitdagen?
Kijk, dat is heerlijk!" viel ik hem in de rede,
terwijl mij een gelukkig idéé inviel.
«Heerlijk Ben je gek Ik, die nooit een
pistool of degen in de hand heb gehad, zal mij
door dezen jongen opsnijder koelbloedig laten
doodschieten of overhoop steken
„Juisthij zal u doodschieten, dan moet
hij vluchten en kan zijne aangebedene natuurlijk
niet meenemen 1“
Anselmus staarde mij aan, als vreesde hij, dat
ik werkelijk gek was geworden, zoodat ik het
noodig oordeelde mij hader te verklaren.
«Dat is toch zoo helder als de dag,« vervolgde
ik op eenigszins gewichtigen toon. „Gij hebt ook
geen greintje verbeeldingskracht of ondernemings
geest. Hoor evenwel Gij duelleert met Hart
mann op de pistool, ik zorg er voor dat ze met
los kruit worden geladen en bij het eerste schot,
dat er wordt gelost, laat ge u vallen, alsof ge
doodelijk zijt getroffentijdens wij u wegvoeren,
indruk van het oogenblik te zijn geweest dan in
gewijden zouden vermoedendat hij namelijk
werkelijk van schrik was neergestort. Wij
mijn medegetuige en ik schoten tóe en droe
gen den „zwaar gewonde" naar zijn rijtuig. Daarop"
snelde ik naar den als wezenloos rondstarenden
Hartmann. „Hij sterftriep ik hem toe, „hij
sterft! Vlucht, wanneer uw vrijhe d u lief is
„Vluchten zou ik vluchten", sprak hij
toonloos, „en Mimi, mijn alles, mijn leven, zou
ik verlaten
„Nu ja", riep ik geërgerd, „wat wildet gij
dan anders doen Gij verlangt toch niet, op
staatskosten in de eene of andere vesting opge
sloten te worden En uwe Mimi zal zich zeker
ook niet uit liefde voor u mede laten opsluiten
„Gij hebt helaas, gelijkmij blijft geen
andere uitweg over
„Dus voort naar uw rijtuig en naar het Zui-
derspoorwegstationOm 8 uur vertrekt de eer
ste trein
Na eenige oogenblikken rolde zijn coupé weg
en terwijl ik mij met zelfvoldoening de handen
wreef, keerde ik naar mijne vrienden terug en
steeg mede in het rijtuig, waarin Anselmus reeds
lang weder was „bijgekomen."
„Alles marcheert uitstekend riep ik, trotsch
op het gelukken van mijn plan, «hij is reeds
op weg naar de grenzen en Mimi vertellen wij,
dat uw mededinger op uwe bedreiging is gevlucht
en niet durft terugkeeren. En over twee dagen
viert gij bruiloft wij moeten spoed achter de
zaak zetten
Fier op onze zege, reden wij in snellen draf
naar de stad terug.
R COURANT,