SNEEKER COURANT (67ste Jaargang) en WYMBRITSERADEEL (14de Jaargang)
Jocelyn Grey.
28e Jaargang.
No. 78.
Zaterdag 29 Juni 1912.
BRANDENIRIRGH
Officieel Orgaan der Gemeente Sneek.
Naar buiten.
N ièu wstijdingen.
Feuilleton.
ReolameKolom
ft 1O cent per reg-el.
Op geen enkel
Pieiziervaartuig
mogen de eerste middelen bij voorkomende
ongelukken ontbreken.
Uitgevers: Firma
Ged. Poortezijlen, - Hoek Kleimand - Sneek.
Verschijnt Dinsdags- en Vrijdagsavonds.
AM. EX
-
„Uw
Je
woordde zij ernstig.
EINDE.
Groote Advertentiën kunnen uiterlijk tot Maandags
avonds ingezonden worden, kleine tot Dinsdags
morgens 10 uur.
Nei buten, Janke. De
De Belgen tsjin de
«I
VERBANDTROMMELS en VERBAND-
STOFFEN enz. worden geleverd door
Firma B. MEINDERSMA.
van lagere geestelijke be-
verstrooiïng en vermaak,
er
is gelegen,
komen.
Niets heeft zulk een besohavenden invloed
dan de liefde. Huiselijk krakeel geeft den
omgang een gemeenen toon. Huiselijke
eendracht veredelt.
TELEFOON No. 150.
en Donderdags-
en Vrijdags-
ADVERTENT1E-PRIJS
1—5 regels 25 cent, elke regel meer 4 cent.
Bij abonnement belangrijke korting.
Reclames en Ingezonden Mededeelingen 10 cent per regel.
Jocelyn loosde een zucht van verlichting.
„O, wat ben ik daar blij om. En nu
En nuhoe lang moet het nu nog
duren voor je mij het recht geeft, geheel
voor je te zorgen?11 eindigde hij haar zin.
Zij trok haar hand haastig terug. „Tony,
Tony I dat kan niet. Ik heb het je moeder
beloofd.»
„Dat weet ik,» antwoordde hij. „En mijn
moeder zal mij rekenschap geven voor de
leugen, die ze jou verteld heeft. Ja, een
wreede leugen. Ik vond een brief van haar
op jou kamer en ik heb die geopend om te
zien of ik daaruit ook iets kon gewaar
worden omtrent de plaats waarheen je ge
gaan was. Het schrijven gaf me inlichtingen
over andere zaken. Mijn moeder herinnert
je aan je belofte mij nooit te huwen, omdat
er erfelijke dronkenschap is in je moeders
familie. Zij herhaalt, dat je moeder werkelijk
nog in leven is, hopeloos verslaafd aan de
drank, waggelend van de eene kroeg naar
de andere.
Jocelyn bedekte haar gezicht met beide
handen. „Ga niet verder. Het heeft me al
tijd vervolgd
„Maar het is een leugen, begrijp je het
niet, liefste?”
Hij nam haar handen weer in de zijne.
Het is je verteld, omdat mijn moeder
wenschte, dat ik een meisje van een deftige
familie zou trouwen. Je moeder stierf óp
den dag, dat jij geboren bent en ofschoon
zij lang aan het tooneel verbonden was ge
weest, heeft zij altijd een zeer matig en
respectabel leven geleid. Ik geef je mijn
eerewoord, dat ik de waarheid spreek.”
Jocelyn stond op. Al de moeheid en zorg
schenen verdwenen te zijn. „Als jij het zegt,
moet het waar zijnantwoordde zij een
voudig. „Dat was het, wat ons gescheiden
hield.”
„En dus staat er nu niets ons huwelijk
in de weg?”
„Ik weet niets meer,” zeide zij zachtjes.
18.) SLOT.
Het meisje uitte eenige woorden van dank.
Nu de spanning voorbij was, voelde zij zich
uitgeput en heel graag nam ze het vriende
lijke aanbod van de vreemdelingen aan.
Tegen den middag verliet de vriendelijke
dame Jocelyn’s kamer en ging naar de
bibliotheek, waar haar vader op haar zat te
wachten. Hij zag terstond, dat zij buitenge
woon ontroerd was.
„Ik geloof haar verhaal zij hadden het
al in bijzonderheden gehoord van Mevr.
Fox geloof het in alle opzichten. En
vader», haar stem beefde een weinig, „haar
naam is dezelfde als de onze, Grey, en haar
voornaam is Jocelyn.»
Hij liep op haar toe.
gon hij.
„Ja, zij is de dochter van Claud», ant-
De mensch is geen natuurwezen meer.
Eeuwenlange beschaving heeft hem veran
derd en vervormd en allerlei behoeften
doen ontstaan, die hij van nature niet zal
gekend hebben. Heel ons geestelijk leven
is toch ten slotte het gevolg van die be
schaving, al heeft de ontvankelijkheid er
voor natuurlijk in ons oorspronkelijk we
zen gelegen. En dat geestelijk leven deed
allerlei behoeften geboreg worden, die, ge
voegd bij andere, die ons van nature eigen
waren, ons een anderen vorm van leven
deden zoeken dan onze oude voorouders.
Zoo kregen wij ook meerdere behoefte nog
aan het te zamen leven met anderen, om
dat dit aan onze geestelijke behoeften ge
makkelijker liet voldoen.
Die behoefte tot samènleven bestond van
nature al. De mensch, heeft men wel ge
zegd, is een gezellig dier. Hij zoekt den
omgang en de nabijheid van zijn soortge-
nooten, zooals ook sommige dieren dat
doen, reeds van nature. Maar de ontwik
keling van het leven maakte die behoefte
aan samenleving sterker. Allereerst reeds
doordat ze meer samenwerking eischte.
Hoe ingewikkelder het maatschappelijk le
ven werd, des te nauwer werd die samen
werking en des te noodzakelijker werd dus
het samenleven in grootere groepen.
De reusachtige ontwikkeling van nijver-
steld. Er scheen niets anders op te zitten,
dan de politie in den arm te nemen. Eerst
ging hij echter terug naar Talbot’s Inn om
te hooien of daar ook nadere berichten ge
komen waren. Shelley stond op hem te
wachten. In zijn hand hield hij een avond
blad en zijn uiterlijk toonde, dat hij nieuws
had.
„Zij hebben Beaumont gevonden,» zei hij
op een eigenaardigen toon. „Zie, de krant
is juist uit.»
Hij bad gelijk. Beaumont was gevonden
of liever zijn verminkte lijk onder een
omgeslagen auto aan den voet van een
steilen heuvel in Essex. De chauffeur, die
er afgekomen was met een gebroken arm,
had, naar er in het blad vermeld werd, aan
de politie een vreemd verhaal opgedischt,
dat de reporters tevergeefs hadden trachten
uit te visschen.
„Ja, ze hebben hem gevonden.» Anthony
Blake zuchtte diep. „Hij heeft zijn verdiende
loon. Nu moet ik uitvipden, wat er met
haar gebeurd is. Zij moet daar ook ergens
zijn.»
Drie uren later, had hij een ernstig gesprek
met de plaatselijke politie-inspecteur. Eerst
was die ambtenaar zeer terughoudend ge
weest, omdat hij strenge bevelen ontvangen
had van de overheids-persoon daar ter plaat
se, die ook voorzitter van het gerecht was,
doch toen hij ontdekte, hoeveel zijn bezoe
ker reeds wist, vertelde hij hem, waar Joce
lyn was.
De heer Grey keek Tony scherp aan, toen
hij de ontvangkamer op het kasteel binnen
trad met het kaartje in zijn hand.
„U wenscht juffrouw Grey te spreken
zeide hij. Zij is ernstig ongesteld na hoogst
onaangename ondervindingen, en zij is niet
in staat iemand te ontvangen. Zij sprak
echter over hoogst belangrijke inlichtingen,
welke zij u wenschte te gevendeze schijnen
haar te drukken en daarom had ik al om
u getelegrafeerd. Dat telegram schijnt u niet
bereikt te hebben.
Hoe hebt u vernomen, waar zij was Dit
laatste vroeg hij met koele stem.
Tony kleurde. „Ik heb haar overal ge
zocht. Zoodra ik naar de stad terug keerde
de brief, die hij op Jocelyn’s kamer gevon
den had. Shelley stond haastig op. We
moeten dien Beaumont opzoeken.»
„Juist», antwoordde Tony. „Maar ik vrees,
dat dit niet zoo gemakkelijk zal gaan.»
Hij bleek gelijk te hebben. Beaumont was
niet in zijn woning en de bediende, die
open deed, verklaarde, dat hij hem in geen
dagen gezien had.
Hij wist niet, waar zijn meester op dat
oogenbïik was. Zelfs het goudstuk, dat Tony
in zijn hand drukte was niet bij machte
hem eenige inlichtingen te ontlokken. Op
de club was het precies gelijk. Beaumont
was er niet geweest. Zij gingen nog naar
een paar andere plaatsen, waar Beaumont
dikwijls kwam, nergens konden zij iets te
weten komen. Tegen middernacht keerden
zij terug naar de kamers van Tony, ten
einde raad.
Tony kon niet stilzitten. „Gebruik wat»,
zei hij tegen Shelley, wijzende op de ge
dekte tafel. „Neen, ik zal niets gebruiken.
Ik weet niet wat we moeten doen. Misschien
vinden we hem morgenochtend in de City
op zijn kantoor. En toch, en toch hij
hield zich plotseling in.
„Zullen we naar de-politie gaan?» vroeg
Shelley.
Tony schudde het hoofd. „Dat moet ons
laatste hulpmiddel zijn terwille van haar
naam. Als er iets van uitlekte, zou ze voor
altijd geschandvlekt zijn. Maar als ik hem
te pakken krijg
Na een poosje ging Shelley op de sofa
liggen en viel in een onrustige sluimering.
Tony bleef den geheelen nacht wakker,
telkens sprong hij op en liep hij de kamer
op en neer.
Hij was op ’t kantoor van Beaumont,
zoodra het geopend werd.
„Neen, ik heb hem niet gezien I” zei de
procuratiehouder. Wij verwachten hem de
eerste dagen ook niet. Hij is eenigen tijd
dochter had hem voor zijn overlijden ver- op reis.»,
„Waarheen vroeg Tony.
„Dat kan ik u niet zeggen, mijnheer
Blakeantwoordde de man. „Hij is met
zijn auto uit. Dat is alles, wat ik weet’»
Tony verliet het kantoor, diep teleurge-
SNEEK. Mej. F. G. Nieveen alhier komt
als nr. 1 voor op de voordracht voor onder
wijzeres te Alblasserdam.
De heer P. C. Faber te Bolsward,
tijdeljjk onderwijzer aan school nr 2 alhier
komt voor als no 3 op de voordracht voor
onderwijzer te Pingjum.
HEEG. Op de voordracht voor onder
wijzeres aan de Openbare Lagere School
alhier komen voor de dames A. Bakker te
Woudsend, G. Zondervan te Njjega (Schar-
sterbrug) en G. L. de Jong te Heerenveen.
Het Friesche tijdschrift »Sljucht en
Rjucht* van 29 Juni 1912 bevat o.m. de
volgende artikelen
Famylje, Madzy, en
Friezen to Snits, E.
ABONNEMENTS-PRIJS
Per jaar fl.franco per post fl.50, buitenland f5.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
„Claud’s be-
arbeid, maar ook door de zenuw
achtige gejaagdheid en vermoeiende veel
zijdigheid van het stadsleven. Zij geneest
alleen door de rust van het buiten zijn,
die het gezonde evenwicht weer herstelt,
doordat we ons niet zoo voortdurend meer
voortgedreven voelen 'en niet zoo telkens
weer door nieuwe indrukken overstelpt wor
den. Want zoo de indrukken buiten al vaak
dieper mogen zijn, zij dringen niet in zoo
sterke mate en zoo veelvuldig op ons aan.
Is dit eigenlijk voor ons geestelijk leven
niet veelal het verschil tusschen het buiten
zijn en het stadsleven Ons geestelijk leven
buiten is dieper, kan althans dieper zijn,
doordat we rustiger leven en niet iedere
indruk direct door een andere verdrongen
wordt. Dat leven is in de stad veelzijdiger
omdat de indrukken meerdere zijn en van
meer onderscheiden aard. En hierom nu
drijven ook de behoeften van ons geestelijk
leven ons bijwijlen naar het buitenleven
terug, omdat we er ons geestelijk evenwicht
terug vinden en er dieper leven, ernstiger
inkeeren in ons zelven en sterkere indruk
ken krijgen.
Zoo brengen ons diezelfde behoeften, die
ons het groote-stadsleven doen zoeken en
mede ooraak zijn van de ontwikkeling van
dat leven, toch ook weer terug naar buiten
en naar de natuur. Mr. K.
voorts ook kunnen dienen
de landbouwers in uwe gemeente opmerk
zaam te maken op het groote belang, dat
in de eerste plaats voor hun zelven in
om genoemd gevaar te voor-
HOOFDSTUK X.
Toen Shelley terugkwam in Talbot’s Inn
na zijn uitstapje naar de zuidelijke voorstad
vond hij Tony Blake ongeduldig wachtende
op Jocelyn’s kantoor. Zonder een oogenbïik
te dralen deed hij verslag. Tommy had ge
lijk gehad. Het- was de dochter van dien
drogist. De oude man was dood, doch zijn
laten. Naar men in de buurt vertelde was
zij secretaresse geworden van een man,
Beaumont geheeten, die in die buurt woonde,
i* Tony knikte grimmig. Dat bevestigt mijn
vermoedens en hij vertelde den ander van
en ontdekte dat zij gemist werd, trachtte
ik haar op te sporen.» Toen, voelende dat
de gastheer van Jocelyn het recht had alles
te weten, vertelde hij hem de geheele ge
schiedenis.
Eindelijk knikte de oude man. „U hebt
heel goed en verstandig gehandeld.» Hij
sloeg weer ’n blik op het kaartje. „Antho
ny Blake! Is u verwant met lord Walton?»
„Zijn neef» antwoordde Tony eenvoudig.
De houding van den ouden heer werd
hartelijker. Ik ben blij u te ontmoeten, blij
te weten dat mijn kleindochter zulke trou
we vrienden heeft.»
Tony keek hem vol verbazing aan.
kleindochter!» riep hij uit.
De stem van den strengen ouden heer
beefde. „Ja, mijn kleindochter, het kind
van mijn zoon, Colonel Gland Grey».
De jonge man keek het raam uit. Einde
lijk zei hijik heb uw zoon goed gekend.
Hij was mijn held, toen ik een jongen was.»
Er was weer een oogenbïik stiltetoen
wendde de oude man zich naar de deur
„fkzal Jocelyn laten weten, dat u hier is.»
Jocelyn stond met moeite op, toen Tony
de kleine zitkamer binnen trad.
„Dag, beste Tony Ik wist wel, dat je
me zoudt vinden.»
Hij nam haar voor de eerste maal in zijn
armen. „Ik was toch te laat, liefste. Je
was al in ve'lige handen.»
Zij maakte zich zachtjes los. „Je zoudt
me toch wel gevonden hebben. Ze hebben
het je zeker verteld. Laten wij er niet over
praten nu nog niet ten minste. Er ie
nog wat andersdie stukken» haar stem
beefde. „Zij hebben die, iémand heeft ze in
handen door mijn zorgeloosheid.»
Hij knielde naast haar stoel en nam haar
hand in de zijne. „Neen, liefste, niemand
heeft ze nu. Men liet mij op het politie
bureau de overblijfselen van Beaumont’s jas
zien hij huiverde en in de zak zaten
de half verbrande afschriften, welke het
meisje hem gezonden had. Ik herkende ze
onmiddellijk aan sommige woorden. Alles
wat zij nu nog kan hebben, zijn de laatste
bladzijdjes. Hij had zelfs de stenografische
aanteekeningen.»
onze velerlei behoeften van weelde en ver-1 telijke
maak en van die andere, die ons geestelijk
leven in ons geschapen heeft
Maar en dit is het eigenaardige
ook onze geestelijke behoeften drijven ons
vaak naar buiten, terug naar de natuur.
De onbewuste drang in ons naar een her
stel van den band, die ons aan de natuur
bindt, is zeker niet sterk genoeg om ons
in de natuur terug te brengen.
Wij zijn het contact met de natuur te zeer
kwijt geraakt, dat dat dit de meesten onzer
nog zou kunnen terugtrekken. Die in
stinctieve behoefte wordt nauwelijks meer
gevoeld. Maar wel voelen we eenerzijdsde
behoefte aan meerdere en vollediger rust
dan we in het stadsleven kunnen vinden
en anderzijds het verlangen on in de een
zamer stilte van het buitenleven meer tot
ons zelven te kunnen inkeeren.
Het is thans de tijd, dat al wie tijd en
geld beschikbaar heeft voor enkele weken
of maanden de stad ontvlucht en naar buit
ten trekt. Sommige streken van ons land,
Gelderland, het Gooi, het Zuiden van Lim
burg, een deel van Noord-Brabant en van
Utrecht zijn nu als ’t ware overstroomd
met stedelingen. Hotels en pensions zijn er
vol van gasten voor langer of korter tijd.
En wie het nog beter betalen kan, trekt
naar Zwitserland of de Rijn of de Arden
nen. Sommigen moeten na»-' buiten voor
hun gezondheid. De meesten gaan omdat
het mode is of ze het wel aardig vinden.
Maar enkelen ook om de rust terug te
vinden, die de drukte en opwinding en in
spanning van het stadsleven hun ontnomen
hebben. Die rust is de lichamelijke, maar
ook de geestelijke.
Eigenlijk zijn die twee nooit heelemaal
te scheiden. Wie lichamelijk vermoeid is,
is het ook geestelijk voelt zich ook
lichamelijk niet uitgerust. Maar toch valt
hier nog wel te onderscheiden, in zooverre
lichamelijke of geestelijke vermoeidheid de
oorzaak kan zijn. En die geestelijke ver
moeidheid ontstaat door te ingespannen gees-
Aan het Zondag te Grouw te houden 2e
zangersfeest van den Bond van gemengde
zangkoren in Friesland zullen 23 zang
koren deelnemen. Na een optocht met mu
ziek te een uur zal de wedstrjjd geopend
worden met samenzang van alle deelne
mende vereenigingen onder leiding van den
heer Jan Nieuwenhuis. Uitgevoerd zal wor-
het »Dokter-Eeltsje Sankje.*
De Commissaris der Koningin in de pro
vincie Friesland heeft inzake hooibroeien
o.m. het volgende geschreven aan de burge
meesters
In verband met de oorspronkelijke kracht
van het gewas en voorts met de ongelijk
matige, in den laatsten tjjd slechte weers
gesteldheid, moet, naar de meening van
direkteuren der onderlinge brandwaarborg-
maatschappjj te Woudsend, ten aanzien van
den hooioogst van dit seizoen worden ver
wacht, dat zich vele gevallen zullen voor
doen, waarbjj handelend optreden noodig
zal zjjn, wil de hevige broei geen brand
tengevolge hebben.
Door direkteuren is daarom besloten, ook
dit jaar hunnerzijds weer toe te passen de
hooi-inspektie, waarvan de uitvoering aan
deskundigen wordt opgedragen. Daartoe is
steun en medewerking van het betrokken
gemeentebestuur noodig.
Gaarne voldoe ik dan ook aan het ver
zoek van direkteuren, om, evenals vroeger,
uwe medewerking voor het genoemde doel
in te roepen.
Daartoe zou
heid en verkeer had niet het minst schuld
aan het ontstaan van de reusachtige steden
die onze tijd kent. Maar daarnaast dreven
ook veelal geestelijke behoeften de men-
schen naar de groote steden. Het leven is
er veelzijdiger en schitterender, kleuriger
eu veelvormiger. Er zijn verschillende van
die geestelijke behoeften, die alleen in de
stad met haar schouwburgen en concertza
len en leesmuseum’s en schilderijententoon
stellingen volle bevrediging kunnen vinden.
Er zijn ook tal
hoeften, die aan
waaraan men slechts in de stad voldoen
kan. En zoo zoekt ook veelal de mensch,
wien de noodzakelijkheid niet naar de stad
dringt, toch het grootestadsleven met zijn
velerlei genietingen en verscheidenheid,
zijn rijker veelzijdigheid en schitterende
kleurigheid.
Is het de natuurlijke band tusschen de
kern van ons eigenlijk wezen en de natuur
om ons, die ons toch telkens weer naar
de natuur, naar buiten terugdrijft
Wij hooren toch eigenlijk niet tusschen die
hooge steenen wallen, die de huizenrijen
langs ons op trekken, in die opeenhopingen
van huizen en fabrieken en kantoren, waar
men nauwelijks de blauwe lucht ziet en
de zonneschijn en alleen wat boomen en
bloemen, in stadstuinen en -parken kunst
matig opgekweekt.
Met sterke banden zitten we nog altijd
vast aan bosch en veld. Onze oogen ver
langen naar het groen van weiden en boo
men en onze zinnen hunkeren onbewust naar
de streeling van zachten avondwind en het
gefluister van boomen. We worden moe
van het grijs van asfaltstraten, van het ge
raas van wagens en trammen enmenschen
van de bonte kleurigheid van het stadsleven
En wij wenschen het natuurleven terug,
willen den band hersteld zien tusschen ons
en de natuur. Kunnen we het nog berei
ken Is de vervorming van zooveel eeuwen
niet zoo diep, dat we niet meer los kunnen
raken van dat andere leven, niet meer van
NIEUWE SNEEKER COURANT
i
I*
I
I
m
ie
;s
Naar Robert Russelt.
(I
Sljucht en Rjucht.
De laatste hinderpaal.
Zangersfeest te Grouw.
Maatregelen hooibroeien.