SNEEKER COURANT(67ste Jaargang) en WYMBRITSERADEEL (14de Jaargang) Uit onze Raadzaal. b Closet-Rollen. z I Suiker- of Eiwitziekte. No. 9. Woensdag 30 October 1912. 29e Jaargang. Officieel Orgaan der Gemeente Sneek. Uitgevers: Firma H. BRANDENBUKGH Ged. Poortezijlen, - Hoek Kleilizaïld - Sneek. TELEFOON No. 150. iten. k .-T Firma B. MEINDERSMA. Verschijnt Dinsdags- en Vrijdagsavonds. ANNEX zal te Ze vaten. Wethouders der ge en heden (Vergadering van Vrijdag 25 October 1912, ’s avonds 8 uur.) de jury ABONNEMENTS-FRIJS Per jaar f 1.franco per post f 1.50, buitenland f 5. Afzonderlijke nummers 2 cent. ADVERTENT1E-PRIJS 15 regels 25 cent, elke regel meer 4 cent. Bij abonnement belangrijke korting. Reclames en Ingezonden Mededeelingen 10 cent per regel. Amster- Ibestuur, i vleesch ijd druk ?er bljjft Ver. iland brief van B. en luidt „Burgemeester „meente Sneek, „Overwegende, 'edragen heid tot tnddag. lid werd bepaald van een gebracht resteljjke 'riesland, P. Hiem- 'jj verte-i QO leden f 315 - 310 ReclameKolom ft 1O cent per regrel. ber. ktober H. van I 1406 306 iet schip «zonden, door de het pas- J«. Het ers, ge- elukkig o. te pulp, i Volks- V. Krop heer M. rz. dank em ver- houden Tweede ire Dr. geldige Mac- I. van rksehen I pecteur I ird aim I betee- I zal. I 10, en 15 cent per stuk. met de redenen, komt in onderstaand verslag voor. o.m. in de rede van den heer De Wolf Als gevolg hiervan stellen B. en W. den Raad thans zijn ontslag voor als Ambtenaar van den Burgelijken Stand welk ontslag de Raad moet geven. De Jongh heeft zich daarop in een ver weerschrift verdedigd. Ook dit verweerschrift is vrijwel geheel terug te vinden in de gevoerde discussies, die wij met het oog op de groote belang stelling voor deze zaak zooveel mogelijk woordelijk zullen weergeven. Red. bestendigd mag blijven dit wordt ten volle door De Jongh beaamd. Op zich zelf genomen heeft deze zaak dit groote nut, dat het nu eens publiek wordt gemaakt en dat het personeel van de Se cretarie, zoowel als het College van B. en W. constateert, dat daar een toestand be staat die niet bestendigd mag blijven. Hier draait de geheele zaak om. Er wordt gesproken van toestanden die niet bestendigd mogen blijven. Er wordt niet over gesproken welke die toestanden zijn en evenmin welke gevolgen die mede brengen. De ambtenaar is op leugens gewezen. Hiervan wordt niets nader medegedeeld. Het was dunkt mij ter zake geweest, dat bij de stukken de noodige gegevens overlegd waren, waaruit een en ander zou kunnen blijken. Dit had deze goede zijde gehad, dat de opspraak zich niet behoefde te bepalen tot kletspraat en het uiten van vermoedens, doch dan was ’t officieel behandeld en bekend geworden. De mededeeling van die nadere gegevens ontbreekt en dat betreur ik. Misschien wil het D.B. dit straks nader toelichten. In de tweede plaats wordt gezegd dat de Jongh de opsteller is geweest van de ver klaring van Feikema en hij deze heeft ge bruikt om den Secretaris in een slecht dag licht te plaatsen. Deze verklaring houdt in dat Feikema f 200 aan den Secretaris heeft ge geven tot het verkrijgen van een zeker recht, ik meen een vergunningsrecht. Ik heb dat stuk nooit gezien. Ik geloof evenwel niet dat dit zoo’n ingewikkeld stuk isnaar ’k meen een een voudig episteltje, slechts enkele regels groot*. Wanneer wij nu aannemen dat het een zeer eenvoudig stuk isdan doet het eigenaardig aan te hooren dat de Jongh de mede op steller van dat stuk is geweest. Men krijgt den indruk, dat het een zeer kunstig in el kaar gezet document is geweest en dat een man, met de bekwaamheden van den heer de Jongh, daarin de hand moet hebben ge had. Ik zou daarom graag weten of het inder daad zoo’n belangrijk stuk is geweest. Aangenomen echter, dat de Jong het zelfs geheel geschreven heeft dan kan ik mij dat heel goed voorstellen, zonder nog aan iets strafbaars te denken. Ik kan mij het geval denken dat iemand, niet kunnende schrijven en een feit kennende dat niet door den beugel kan, zich tot een ander om hulp wendt. Daarmede echter neemt die andere de ver antwoordelijkheid niet op zich, te minder, waar die eerste het met eigen naam onder- teekent. Op deze wijze zou het kunnen zijn dat men een zeer prijzenswaardige daad verrichtte en allerminst een strafbare daad. Dit nog te minder als er aan toegevoegd moet worden, dat het opgestelde stuk niet de minste bewijskracht heeft. Anders zou het zijn als het dAarvoor zou moeten dienen. Ook wat het punt betreft van het in een slecht daglicht stellen van den Secretaris vertrouw ik, m. de V. dat u straks nader zult aantoonen waarin dat bestaat. Ik kan daarover thans niet spreken en moet dat sparen tot straks, wanneer‘ik meerdere in lichtingen zal hebben ontvangen. De genoemde commies zou tegenover B. en W. een onbetrouwbare houding hebben aangenomen. Dat kan zijn. Dienaangaande wordt echter slechts een enkele zinsnede ge geven, zonder meer. Ook te dezen opzichte zullen wij nader moeten weten waarin dat beeft bestaan. „Overwegende dat dientengevolge aan den „commies verlof is gegeven onder voorwaarde, „dat hij ontslag zou vragen en ondanks dat „verlof niet heeft genomen, doch op 17 Oct. „zijn functie heeft voorgezet, door weder zijn „gewone plaats in te nemen”. Ik zou willen vragen, „waar zit hier de logika” Daar wordt aan een ambtenaar onder voor- waarde van ontslag-aanvrage, verlof gegeven. Hij aanvaardt die voorwaarde niet omdat hij daartoe geen reden heeft. Ik vraag, had hij het verlof kunnen nemen zonder aan de ge stelde voórwaarde te voldoen? De Jongh aanvaardt het niet en moest dus weer op zijn werk zijn en hieruit concludeert nu het D.B. dat hij deswege ontslagen moet worden. Ik heb daarover verbaasd gestaan Hier is de fout. Het D.B. verkeerde in de meening dat hij was geschorst; in dat eval echter had hij niet terug behoeven te bedragen »n de re- lovendien «en 20-tal rd goed- 0. litgetrok- «ezicht op „der op de Secretarie der gemeente zijne „plaats in te nemen „dat door deze handeling Burgemeester en „Wethouders genoodzaakt zijn geweest ge noemden de Jongh in zijne betrekking van „Commies ter Secretarie te schorsen „Overwegende, dat èn zijne handelingen „tegenover den Secretaris der Gemeente èn „zijn optreden tegenover het College van „Burgemeester en Wethouders het thans on- „mogelijk maken de Jongh als Commies ter „Secretarie te handhaven „Gelet op art. 179p der Gemeentewet; „Besluiten „aan den Commies ter Secretarie Johan- „nes Bernardus de Jongh met ingang van „1 November 1912 ontslag uit zijne betrek king te geven.11 ïn verband met dit ontslag als ambte naar ter Secretarie stellen B. en W. nu voor hem ook te ontslaan als ambtenaar van den Burgerlijken Stand. Nu vraag ik, mijnheer de Voorz zijn hier nu motieven aanwezig om dezen stap te doen. Ik meen toch, dat, waar de Raad ge plaatst wordt voor het feit om hierover te beslissen, de motieven, waarop zich dat be sluit zal moeten baseeren, hier besproken moeten worden. Ten eerste het motief, dat de bestaande toestand niet bestendigd mag blijven. Mijn heer de Voorz. wat is dat voor een motief. Het tweede is, dat de Jongh de opsteller is geweest van het stuk van Feikema, waar van hij zou weten dat het geen bewijskracht heeft. Als ik na ga wat-dienaangaande is besproken, meen ik mij te herinneren, dat door de Jongh aan B. en W. is verklaard, dat dit stuk bij Feikema aan huis was ge schreven en is het mij niet duidelijk waar om de Jongh in dezen gefraudeerd heeft. Ik meen gelezen te hebben dat de stukken bij hem aan huis zouden zijn gemaakt. In de 2e plaats zou genoemde Commies tegenover B. en W. een zeer onbetrouwbare houding hebben aangenomenuit niets is mij gebleken waarin dat bestaat. Ik mag toch zeker vragen waarin dat heeft bestaan. De Jongh staat, naar ik meen, bekend als een goed burgerdat het seore- tarie-personeel hem kent als een die altijd bereid is de zaken te behandelen met de noodige ambitie. Ik meen dan ook, als wij tot dit ontslag zullen moeten over gaan, dat de Raad dan nog wel meer op helderingen zal mogen ontvangen. De familie de Jongh is gedurende 70 ja- ren in dienst der gem. geweesteerst de vader, daarna de zoon. Gedurende reeds 31 jaren heeft deze zijn beste krachten aan de ge meente gewijd. Mogen wij als gemeenteraad van Sneek nu dezen stap doen en tot dit ontslag me dewerken? Op deze vraag antwoord ik „neen“. Daarvoor zijn de motieven niet steekhoudend. Daarom geloof ik dat de Raad zaltoonen uit vrije mannen te bestaan die schouder aan schouder zullen staan om niet de last van het D. B. over te nemen, zoodat niet het D. B. de schuld krijgt doch de Raad de schuld zal dragen van het besluit dat hier vallen zal. Dit wordt nu reeds rondge- bazuind door een der wethouders. De heer Ytsma: Mijnh. de Voorzitter. Het heeft ook mjj bevreemd, dat een zoo gewichtige stap als het ontslaan van een ambtenaar heeft plaats gehad op grond van de motieven die ons zijn verstrekt. De heer De Wolf heeft gepoogd deze onder de oogen te zien en ook ik zie mij genoodzaakt, ze een voor een nader te releveeren. In de eerste plaats doe ik opmerken dat hier gescheiden moet blijven de functie van ambtenaar ter Secretarie en ambtenaar van den Burgerlijken stand. Deze kwestie had geheel gescheiden kunnen blijven wanneer het D. B. motieven had opgegeven, die er toe zouden moeten lijden, de Jongh ook als ambtenaar van den Burgelijken stand te ontslaan. Ik constateer dat dit laatste niet is gebeurd. Alleen is gezegd, dat het D. B De Jongh uit eerstgenoemde functie heeft ontslagen en als gevolg daarvan nu voorstelt hem ook te ontslaan als ambtenaar van den Burgerlijken stand. Ik denk niet dat de Raad op zoo weinige gegevens hiertoe zal medewerken. De gege vens strekken er niet toe om hem zoo Geconstateerd wordt door B. en W. dat de bestaande toestand ter Secretarie niet an weg- ond niets der ge. komen. Na de schorsing kwam hij dan ook niet weer. Dit kan dus geen reden zijn om zoo tegen hem op te treden. „Overwegende zijne houding tegenover den „heer Van der Laan”. Daar staat weer zoo’n volzinook dat zal hoop ik straks nader door U totgelicht wor den en dan zal ik allicht daar het een en ander wel over willen zeggen. Verder zijn optreden tegenover B. en W. ook dit wordt niet nader toegelicht. Er wordt slechts gesproken van onbetrouwbaar heid en wensch ik daarover eveneens nadere inlichtingen. „Een en ander maakt het onmogelijk hem „als ambtenaar van den Burgerlijken Stand „te handhaven”. Deze geheele geschiedenis, en vooral de ontslagbrief maakt op mij den indruk, dat men met de pinibele toestand aan onze se cretarie verlegen zat. Men heeft overlegd wat is er aan te doen wellicht ook hebben B. en W. zich zelf afgevraagd of zij de zaak ook wat te lang hebben laten loopen. Een juiste oplossing heeft men misschien niet kunnen vinden en het gevolg is geweest dat „De Jongh er dan maar uit moest”. Gebeurt dat misschien in de verwachting dat hij na zijn ontslag krachtig zal mede werken om de ware oorzaak bekend te ma ken? Heeft het misschien deze strekking dat overwogen is „als wij hem er uit zetten, dan zal hij straks zooveel publiek maken, dat aan onze secretarie kan beginnen? Ik heb deze gedachte niet van mij af kunnen zetten. Op zijn minst had men bij de stukken kunnen leggen een relaas van feiten van ingekomen klachten, van niet goed vervul len van zijn taak enz. Geen enkele klacht heeft, voor zoover mij bekend, den Raad bereikt. Wij staan dus voor een feit, dat wij een ambtenaar moeten ontslaan op wiens werk geenerlei aanmerking te maken was. Er gaat aan dit ontslag geen berisping zelfs vooraf. Geen attent maken op slecht werk, op slecht levensgedrag of wat dan ook. Er gaat niet een waarschuwing aan vooraf, niets van dat alles heeft plaats gehad! Op den ontslag brief afgaande moet de Raad hem dus ont slaan. Ik hoop van het D.B. straks nadere in lichtingen te verkrijgen, anders toch zal het mij onmogelijk zijn mijn stem aan uw voor stel te geven. De heer Brouwer. Mijnh. de voorz. Wij leden van den Raad hadden niet kun nen denken dat wij in onze stad een tweede Drêyfus-zaak zouden krijgen, ’n Dreyfus-zaak in ’t klein. Het is gegaan zooals ik wel had verwacht, dat een van de inferieuren in dezen moest wijken terwijl de superieur in kwestie erbij langs zou gaan. Ik zeg, de superieur er bij langs zou gaan. Daarvoor heb ik mijn redenen. Wat toch is in het vorig D. B. afgespeeld? Het is menig keer voorgekomen dat de vorige Bur gemeester, de heer Mr. Alma, verklaarde gebukt te gaan onder den druk van den Secretaris. Hij wilde geen ongelukken be ginnen; daarvoor was zijn humaniteit te groot. Dat wilde hij niet! Jammer genoeg I De humaniteit kan ook te ver gaan! Nu dit D. B. dat geen humaniteit bezit (ik overdrijf niet) pakt de zaak niet aan zooals het behoort. Men wist wie de Secre taris was. Heeft men ooit klachten gehoord over de Jongh? Heeft men gezegd, hij doet dit of dat niet goed? Is integendeel niet altijd gezegd dat De Jongh Ik begrijp dan ook niet waarom verleden week het voorstel ter tafel kwam, hem ge legenheid te geven ontslag te vragen. Ik begrijp er niets van! Er wordt in de stukken gesproken dat de verhouding aan de secretarie niet schitte rend was. Ja, slecht is deze, doch aan wie de schuld? Ik kan u een verklaring toonen van den vroegeren commies ter Secretarie van Akke ren, dat hij met de Jongh steeds in goede verstandhouding heeft samengewerkt. Het overige personeel heeft geweigerd daaronder zijn bandteekening te plaatsen, doch mondeling zullen ze dezelfde verklaring willen afleggen. Er is iets bijzonders te verwachten. Dat blijkt duidelijk uit de enorme opkomst van ’t publiek, dat nooit te voren zoo talrijk aanwezig was. De geheele vestibule is gevuld en de hh. raadsleden hebben moeite zich een weg te banen tusschen de nieuwsgierigen door. Als de zitting voor ’t publiek geopend wordt is ’t een dringen om een plaats op de publieke tribune te krijgen doch de helft van de nieuwsgierigen moet zich tevreden stellen met een plaatsje op de gang. Is de agenda dan zoo belangrijk? bevat slechts 1 punt: Opdat onze lezers de gevoerde discussies goed kunnen volgen laten wij de geschie denis, die aan dit voorstel vooraf ging, nog even beknopt volgen. In de maand Juli j.l. stond de heer K. Christian terecht, wegens beleediging van den Gem-Secretaris, wien hij had beschul digd geldelijk voordeel te hebben genoten van het aanschafien eener schrijfmachine ter secretarie. Bij de behandeling bleek, dat Chr. tot deze verdenking was gekomen, o.a. omdat hij een stuk had gezien waarin de heer C. Feikema verklaarde den Secretaris f 200 te hebben betaald, voor ’t hem verstrekken van een vergunningsrecht. Naar aanleiding van deze laatste zaak is later door den Minister van Justitie een nieuw onderzoek gelast, waarbij bleek, dat de Commies ter Secretarie de Jongh dit stuk van Feikema in zijn bezit had. Intusschen heeft deze instructie niets op geleverd, daar geen enkel bewijs kon wor den gevonden. In een der volgende raadsvergaderingen is toen aan B. en W. verzocht, de verkeerde toestanden en verhoudingen die ter Secre tarie zouden bestaan, ernstig te onderzoeken en daarin verbetering te brengen, terwijl in een besloten zitting B. en W. gemachtigd werden, daarvoor de noodige stappen te doen. Als een gevolg daarvan was den Commies de Jongh aangeraden ontslag te vragen, dat hem dan eervol zou worden verleend, De Jongh heeft dit geweigerd, daar hij zich niet bewust was iets te hebben gedaan dat aanleiding kon geven tot een ontslag. Hij is daarop den 17en October door B. en W. geschorst en den 23en d.a.v. ontslagen als ambtenaar ter Secretarie. De ontslagbrief, De Vergadering wordt te kwart na acht geopend, door den Voorz. den heer P. J. de Hoop, Burgemeester. Waarn. secretaris de heer J. Pottinga. Tegenwoordig de hh. Dr. G. Bouma, S. E Westra (Wethouders), G. Wilhelmy, K. J. P. Dwarshuis, A. Brouwer Rzn., F. de Wolf, J. IJtsma, J. J. de Boer, J. H. Bont, J. Hu- ges, Mr. S. Velllinga, R. S. H. Visser en C A. Zelvelder. Afwezig de hh. A. Elzer en D. Gorter. De Voorz. opent de vergadering en stelt aan de orde het eenig punt der agenda. B. en W. stellen voor: J. B. de Jongh, dien zij zich tot hun leedwezen zagen genoodzaakt op 23 October j.l. te ontslaan als Ambtenaar ter Secretarie, thans ook te ontslaan als Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, daar zijn tegenwoordigheid ter Secretarie niet meer gewenscht wordt geacht. De heer De Wolf: Mijnh. de Voorz. Toen ik het voorstel tot ontslag van den heer De Jongh ontving, vroeg ik mij zelf af „wat mag toch zijn voorgevallen. Ik ben eenige dagen uit de stad geweest en de ge dachte kwam bij mij op dat slechts plotse linge krankzinnigheid dit voorstel zou kun nen billijken. Ik wil niet zeggen dat die bij deze of gene bestaat, maar het moest toch ergens hebben bestaan. Ik sprak eenige heeren van het D. B. en kwam tot de conclusie dat het bij dezen niet te zoeken wasik sprak met De Jongh doch ook daar zat het niet. Ik vroeg mij af, wat mag dan toch wel de oorzaak zijn en spoedde mij toen naar de Secretarie om de stukken in te zien. Ik heb deze‘stukken voor mij en wensch het een en ander de revue te laten passeeren, om ook hen, die hier zijn komen hooren, te laten weten welke stukken ons zijn voorge legd, om tot den stap van het ontslag te kunnen komen. Ik begin bij het eerste stuk, de ontslag- Waan de Jongh deze dat naar aanleiding van „klachten van het publiek en de beschul- „digingen door C. Christian en anderen uit- „gebracht tegen den Secretaris dezer ge beente, het Burgemeester en Wethouders „door eigen onderzoek, zoowel als uit de In structie door den Rechter-Commissaris der „Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden „gebleken is; „lo. dat de toestanden en verhoudingen, „die thans op de gemeentesecretarie bestaan „in het belang van de gemeente niet besten digd mogen worden „2o. dat de Commies de Jongh mede op steller is van de bekende verklaring van „C. Feikema, van welke verklaring de Jongh, „zelf wetende, dat deze niet de minste be- „wijskracht heeft, tegenover personen bui- „ten het Gemeentebestuur staande, gebruik „heeft gemaakt om den Secretaris Jac. van „der Laan in een slecht daglicht te stellen „3o. dat genoemde Commies de Jongh, te „dezer zake tegenover hun College een zeer „onbetrouwbare houding heeft aangenomen „Overwegende, dat dientengevolge in „hunne vergadering van den 16 October j 1. „door den Burgemeester en de beide Wet houders aan den Commies de Jongh verlof „is gegeven, onder voorwaarde, dat hij zijn „ontslag zou aanvragen met ingang van 1 „December e.k.; „dat genoemde de Jongh echter ondanks „het verleend verlof en hun uitdrukkelijk „aan hem kenbaar gemaakt verlangen om „ontslag te vragen, daaraan niet heeft vol- „daan, maar den 17 October d.a.v. zijne func- „tie als Commies heeft voortgezet door we- 85 15 30 23 100 14 130 vette i 27 alles Groote Advertentiën kunnen uiterlijk tot Maandags- en Donderdags- avonds ingezonden werden, kleine tot Dinsdags- en Vrijdags- morgens 10 uur. NIEUWE SNEEKER COURANT Ier F J leeld. esch •f Dr. G. DAMMAN, 76 Rue du Trone, Brussel (België) kan U een algeheele, snelle genezing verzekeren zonder latere aanvallen, zelfs in de meest verouderde en ernstige gevallen, door een geneesmiddel hetwelk geneeskrachtige plantenstoffen bevat, welke tot op heden on bekend waren. Vraagt Brochures S 32 over Suikerziekte of Brochure E 32 over Eiwitziekte, direct bij den dokter te Brussel of bij de Export Cy. Neder land, N. Z. Voorburgwal 232, Amsterdam. bekwaam en accuraat ambtenaar, buiten de deur te zetten. de groote schoonmaak zijn taak met ijver vervulde Voorstel tot ontslag als ambtenaar van den Burgerlijken Stand, van den ambtenaar ter secretarie J. B. de Jongh.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1912 | | pagina 1