SNEEKER COURANT (67ste Jaargang) en WYMBRITSERADEEL (14.te Jaargang)
r
Koningin der Modebladen,
BON
Koningin der Modebladen.
No. 17.
Woensdag 27 November 1912.
29e Jaargang.
Verschijnt Dinsdags- en Vrijdagsavonds.
Officieel Orgaan der Gemeente Sneek.
N ieuwstijdingen.
Ingezonden.
Uitgevers: Firma H. BRANDENBURGH
Ged. Poortezijlen, - Hoek KleillZaïld - Sneek.
TELEFOON No. 150.
NOVEMBER-nummer.
NOVEMBER-NUMMER
Nieuwe Sneeker Courant.
ANNEX
een batig
-
I'
ABONNEMENTS-FRIJS
Per jaar f 1.franco per post f 1.50, buitenland f 5.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
ADVERTENT1E-PRIJS
15 regels 25 cent, elke regel meer 4 cent.
Bij abonnement belangrijke korting.
Reclames en Ingezonden Mededeelingen 10 cent per regel.
Een prachtig nummer is het
-
DE
IS
het beste en goedkoopste der Mode
tijdschriften.
voor het
van de
PREMIE
Prijs 25 cent (fr. p.p. 30 ct.)
-
Losse nummers -
zijn a 25 ct., fr. p. post 30 ct. tegen
inlevering van onderstaande bon verkrijg
baar aan ons Bureau GED. POORTE
ZIJLEN.
Groote Advertentiën kunnen uitcrlijk tot Maandags
avonds ingezonden werden, kleine tot Dinsdags- en
morgens 10 uur.
1IEUWE SNEEKER COURANT
f
I
f t
Aanranding.
Toen Zondagavond omstreeks half negen
W. van ’t Geloof langs het Hooge Pad te
Ouddorp huiswaarts keerde, sprong plotse
ling een individu uit het houtgewas, die
hem met een mes een snede ter lengte van
3 cM. over het linkervoorhoofd toebracht.
Minnennijd schpnt de beweegreden tot deze
mishandeling te zijn.
F
Het bevat een 110-tal AFBEELDINGEN
w.o.40 Costumes, 15 Mantelcostumes,
5 Rokken, 10 Mantels, 10 Kinderjur
ken, 5 Jongensjasjes, 5 Kindermantels, 10
Hoeden, eenige Blouses, Kapsels enz. enz.
Bovendien ontvangt men er bij Cadeau
een geknipt patroon voor een
lieve Kimono Kinderjurk
M. de R.
Naar aanleiding van het verslag in uw num
mer van 30 October jl. en het officiëele Raads-
verslag, 20 November jl. verpreid, inhoudende
de behandeling van zijn ongevraagd ontslag
als Ambtenaar van den Burgerlijken Stand,
voelt ondergeteekende zich genoodzaakt eenige
opmerkingen te zijner verdediging te maken,
aangezien daarin de meeste zaken geheel be
zijden de waarheid of overdreven zijn voor
gesteld.
Om het stuk niet te lang te maken, moet
ondergeteekende zich beperken tot het vol
gende
Uit de behandeling dezer zaak is gebleken:
lo. dat de verkeerde toestanden en ver
houdingen ter gemeente-secretarie niet aan
ondergeteekende zijn te wijten.
Nimmer toch is over ondergeteekende'een
klacht bij B. en W. gedaan over zijne werk
zaamheid, houding tegenover het publiek, col
lega’s en superieuren, hetgeen tevens wordt
bevestigd door verklaringen van de andere
beambten, door een der Raadsleden medege
deeld.
Het is dan ook niet waar, wat de heer Bou-
ma releveert op blz. 467 off. raadsverslag, dat
de ambtenaren scheef voor elkander staan
deze hebben integendeel steeds in de beste
harmonie samengewerkt.
Op de vraag van den heer IJtsma, wanneer
de chef van dienst eenige klachten gedaan
heeft, dat De Jongh zijn plichten niet goed
vervulde, kon geen antwoord worden gegeven,
zoodat er geen enkel feit te constateeren viel.
2o. dat B. en W. alleen konden aanvoeren,
dat ondergeteekende de bekende verklaring
van C. Feikema in zijn bezit had (wat toch
niet bij de Wet is verboden) en de kracht van
hun betoog hebben gezocht in het overdreven
en verkeerd voorstellen van het gebruik, dat
ondergeteekende er van heeft gemaakt.
en Donderdags-
Vrijdags-
M. de R.
Ondergetekenden, kennis genomen hebbende
van het ter visie liggende waterschap Sneek,
Jutrijp, Hommerts, hebben tot hun leedwezen
en verwondering opgemerkt, dat daaronder
ook is opgenomen, de Ulster polder, begrensd
door de Wijmerts, Wijnsloot, het Zouw, en
Wijddraai.
Niet alléén dat deze polderlanden belangrijk
hooger liggen dan die van Jutrijp, Hommerts,
maar meer, dat die van zuid tot noord, gelijk
is aan een hellend vlak.
Daar deze polder nog al door breede vaar
waters van de andere polders gescheiden is,
zijn dit o. i. geen natuurlijke, maar gezochte
grenzen, waarbij dit bezwaar zich voordoet,
dat die niet op het laagste punt, verbinding
krijgen kan met die van Jutrijp, maar eerst
daar, waar de landen al een belangrijk hoo-
gere ligging hebben en waarvoor een plusmi
nus 40 50 meter lange duiker benoodigd is.
Het water van de lagere landen, moet door
te graven tochtslooten geleid worden door de
hooger liggende, met gevolg dat, wil men
daar het water op het gewenscht peil houden,
de hoogêre te droog komen te liggen, zoo
droog, dat er geen drinkwater voor het vee
overblijft, dat de vruchtbaarheid benadeelt,
en deze landen op zijn zachtst genomen, in
koop en huurwaarde beide, op 25 30 pro
cent komen te staan. Men zal ons licht zeggen
„Keer uw water op, door dammen en pompen”.
Maar ieder toch, die wat kennis van zaken
heeft, weet, dat landen die uit knip en veen
grond bestaan, even min waterkeerend zijn,
als polderdijken, na droge zomersdenken
we slechts aan de vorige winter en na an
dere droge jaren, maar dat vooral in den
winter van 1868 op 1869 bijzonder sterk uit
kwam.
Evenmin om het water voor de hooger lig
gende landen op gewenscht peil te houden, is
niet mogelijk, want dan zouden de laagste
landen, zoowel des zomers als des winters
altijd onder water staanen dat beoogt men
toch zeker met waterschappen niet.
Terecht wist men reeds in 1803, toen de
zuidelijke landen zijn ingepolderd, en de pol-
dermolen is gesticht, die voldoende capaciteit
bezit, om de geheele polder droog te houden,
dat met één gemaal, een gewenscht peil, voor
deze polder niet mogelijk isten bewijs dat
er nog al verskil van ligging bestaat, diene,
dat voor meer dan veertig jaren toen deze
polder eens een belangrijke hoeveelheid water
inkreeg, waardoor de hoogere landen in splis
kwamen te staan, bleven de hekpalen in het
lagere deel maar pas met de toppen boven
water zichtbaar. Waar nu uit de bijlagen
blijkt, dat dat verschil, veel minder groot is
aangegeven, dan moeteen van beiden waar zijn,
óf de opmetingen zijn niet juist gedaan, óf
het waterpas is niet meer te vertrouwen.
Ten bewijs, dat de IJlsterpolder tot een
der beste van de particuliere polders gerekend
mag worden, diene, dat toen onze ministers,
in 1910, het overstroomde Friesland in oogen-
schouw namen, zij in deze landen het genoe
gen zouden hebben gehad, op muilen te kun
nen wandelen.
Ten slotte meermalen wordt beweerd, dat
de grootste polders de voordeeligste fcijn; dit
blijft ons nog altijd een open vraag, als men
weet, dat in de laatste zestien jaren, toen
hier een nieuwe regeling der polders tot stanil
kwam, de polderlasten per jaar en per ponde-
maat met 768 cent zijn bestreden, waarmede
alle onderhoud, het salaris van den molenaar
en de vergaderingskosten gedekt waren. Een
krachtig protest zal dan ook niet uitblijven
’t is te hopen, dat Gedeputeerde Staten, onze
practische bezwaren zullen deelen, vooral daar
de oprichting van het waterschap, van deze
kleine polder, die nog geen 150 Hectaren be
draagt, niet afhankelijk isvoor het ontwor
pen Waterschap toch blijft nog 2350 Hectaren
of circa 6400 pondematen over.
Het polderbestuur van Ijlst.
B. WALSTRA, Voorz.
W. ABMA.
A. RIJPKEMA Secr.
redenen
De Secretaris nl. vernomen hebbende, dat
ondergeteekende weer een requestje om bui-
tenlandsch verblijf enz. had geschreven voor
den toenmaligen Wethouder, wijlen den heer
H. F. Pijttersen, ten behoeve van zijn zoon
milicien-verlofganger, maakte hem daarover
het leven meermalen lastig en verbood zulks
in het vervolg.
Dat schrijven, waarvoor hij zich in zijn
vrijen tijd belangeloos beschikbaar stelde, ver
diende van de zijde van den Secretaris geen
afkeuring, waarop de heer van Akkeren, de
toenmalige Hoofdeommies, den Secretaris ook
heeft gewezen.
Daar hij meermalen gehoord had, dat de
Secretaris zelf ook zijn diensten had aange
boden o.a. aan den heer C. Feikema ter ver
krijging van eene vergunning tot verkoop van
sterken drank in het klein in het vroegere
hótel Bouma en daar n.b. f 200 voor had ge
nomen, vroeg ondergeteekende zich af, of dit
geen meten met twee maten was en moest
deze verklaring ondergeteekende toch te ge
legener tijd kunnen dienen tot verweer.
Door den heer Dr. Bouma is gezegd, dat
ondergeteekende dat stuk in den zak droeg,
dat het dienst deed in café’s en n. b. kroe
gen en de oorzaak werd van t proces-Chris-
tian. Niets is minder waar.
Dat stuk werd niet door hem bij zich ge
dragen of in café s of in kroegen (die hij
nooit bezoekt) alzoo in het publiek vertoond.
Zelfs de heer Christian, die het ongepast aan
haalde, had het niet in handen gehad of ge
lezen, doch wist het bestaan er van en dit
kon toch ook van anderen zijn, die er vanaf
wisten. (N. B. De heer Westra was met
de f 200-z a ak F e i k e m a bekend vóór
hij Raadslid was.)
De aanschaffing eener schrijfmachine door
de gemeente van een leverancier niet-ingeze-
tene was de oorzaak van het beleedigings-
proces-Christian, de verklaring Feikema b ij-
z a a k en door Christian ten onrechte vermeld.
(Ik verwijs daarvoor naar het ingezonden stuk
van den heer Christian in uw nummer van
23 November jl.)
Mr. van Binsbergen, verdediger van Chris
tian, heeft de verklaring-Feikema nooit in zijn
bezit gehad en dus in dat proces ook niet
overgelegd.
Ondergeteekende heeft bij de Instructie ver
klaard het stuk niet ten behoeve van het pro-
ces te hebben aangeboden, maar bij Mr. Van
Binsbergen advies te hebben ingewonnen, wat
toch ieder vrij staat. Er buiten gelaten, dat
zaken uit eene geheime instructie niet mogen
worden publiek gemaakt, komt ondergetee
kende dan ook ten sterkste op tegen het ge
sprokene door den heer Dr. Bouma„dat on
dergeteekende de verklaring aan Mr. Van Bins
bergen, verdediger van Christian, had aange
boden om er gebruik van te maken” en ver
der: „toen Mr. van Binsbergen er bij kwam,
moest hij, de Jongh, erkennen, dat hij het
wel aangeboden had”.
Het is ondergeteekende bij persoonlijk be
zoek aan Mr. van Binsbergen geblekendat
Mr. van Binsbergen afzonderlijk door den
rechter van Instructie is gehoord en onderge
teekende daar niet bij is geweest noch den
heer Mr. van Binsbergen bij de Instructie heeft
ontmoet
dat Mr. van Binsbergen, hem ondergetee
kende, heeft verklaard: gezegd te hebben,
dat hij wel gemeend heeft, dat het
stuk hem aangeboden werd, maar
later verklaard heeft zulks ver
keerd te hebben begrepen”;
dat Mr. van Binsbergen vooraf nog heeft
gezegd, dat het stuk-Feikema hem Chris
tian in geen enkel opzicht kon van dienst
zijn en geheel buiten zijn verdediger om, het
eerst door Christian is vermeld, zoo ook de
aangeroerde postzegelquaestie.
Herhaalde malen moet Christian er op ge
wezen zijn, dat genoemde zaken op de zijne
geen invloed konden hebben.
Zoo heeft men een zaak, die buiten de Se
cretarie liep en alleen betrekking had op eene
particuliere handeling van den Secretaris,
breed uitgemeten, hetgeen door den heer R
S. H. Visser, lid van den Raad, dan ook
betiteld werd met den naam „kletspraatjes”,
„de sop de kool niet waard”.
3o. Verder berust de bewering, dat onder
geteekende tegen B. en W. een onbetrouwbare
houding heeft aangenomen, geheel op een ver
keerd weergeven van de verklaringen,
De onbetrouwbaarheid moest daarin bestaan,
dat ondergeteekende eerst had gezegd, dat
de verklaring was geschreven bij den heer
Feikema aan huis en later bij hem onder
geteekende. Dit eerste was eene verklaring
van Feikema en op den naam van onderge
teekende gezet. Ook is door ondergeteekende
nooit ontkend, dat er van de verklaring eene
photographie bestaat, omdat hem alleen ge
vraagd werd of hij ook wist, dat er eene ge-
photographeerde missive of dito uittreksel
bestond.
Tot zoover bestond aldus geen enkel gron
dig feit, waarop Burg, en Weth. een schorsing
of ontslag konden gronden.
Door het gedurig aanzetten van een der
Raadsleden om op een of andere manier den
toestand aan de Secretarie te verbeteren,
Ondergeteekende had alléén belang bij ge- werd ondergeteekende op 16 October 1.1. voor
noemde verklaring om de volgende gegronde Burg, en Weth. geroepen.
32 leden opge
komen om de huishoudelijke zaken af te
doen. Het jaarverslag van den secretaris
werd met genoegen aangehooid. De reke-
kening en verantwoording wees
slot aan van enkele guldens.
Het bestuurslid de heer J. Visser, als
mede de keurmeesters de h.h. Tj. Kampstra
en J. Meinsma werden herkozen,* terwijl
gekozen werd de heer W. Boonstra voor
een tusschentjjdsche vacature.
Er werd besloten den komenden winter,
ijs en wederdienende, drie rijderden te hou
den en wel de eerste van manspersonen,
die niet meer dan vjjf gulden hebben ge
wonnen, de tweede van vrouwen, die gem
hooger prjjzen of cadeaux hebbben behaald
dan f 15, terwijl de derde rjjderij aan het
bestuur werd overgelaten.
Ten slotte, had nog een reglements-wp-
ziging plaats, zoodat het lidmaatschap in ’t
vervolg is opengesteld voor hen, die den
leeftpd van 16 jaren hebben bereikt, ter
wijl te voren de leeftijdsgrens 18 jaren
was. Het bestuur achtte deze wijziging nood-
zakeljjk, daar het ledental was gedaald van
87 tot 75.
OÜDEGA (W.) Vergadering van de af-
deeling »Heeg< van de Fr. Landb. Mjj.
alhier, onder voorzitterschap van den heer
D. de Gavere. Aanwezig 42 leden. De
hoofdschotel van deze vergadering was het
verslag van den voorzitter als afgevaardigde
naar de algemeene vergaderiug te Leeu
warden. In een keurig verslag gaf spreker
de indrukken weder, die lijj van deze ver
gadering had gekregen en releveerde in
’t kort de lezing van den voorzitter Dr.
Rengers en die van den heer Van Hoek,
inspecteur van den Landbouw.
Verder voerde spreker zijn hoorders terug
naar den tjjd van algemeene malaise voor
den Frieschen landbouwer, toen Troeletra
sprak van »arm Friesland« noemde de
namen der mannen, die toen in de bres
waren gesprongen, om verbetering in den
toestand te brengen en die als loon voor
hun onvermoeid strijden, op de algemeene
vergadering als leden van verdienste be
noemd waren, De vergadering dankte met
applaus den spreker voor diens zakelijk
verslag.
Mededeeling werd gedaan dat teWouds-
end een cursus wordt gehouden in paar
denkennis. Met algemeene stemmen werd
herkozen als bestuurslid, de heer K. Okma.
Voor ’t aftredend lid, den heer M. Nauta,
die zich niet weer verkiesbaar stelde, werd
met 23 stemmen gekozen de heer Sj. As
ma te Heeg, tegen 19 stemmen op den
heer K. Visser te Heeg. Daarna had de
uitreiking der medailles en diploma’s plaats
aan de prijs- en premiewinnaars op de on
langs gehouden keuring van fokvee te Heeg.
De voorzitter had ’t genoegen namens de
Jury te kunnen mededeelen, dat er vooruit
gang in den veestapel valt te bespeuren
in deze omstreken.
Een opgewekte discussie ontspon zich,
naar aanleiding van een vraag van een der
leden of ’t ook op den weg der afdeeling
ligt, een beraestingsproefveld voor deze
streken aan te leggen, daar volgens zijne
meening verbetering van den bodem ten
grondslag moet liggen aan de verbetering
van ’t fokvee. De vergadering kon met
deze zienswijze meegaan en ’t bestuur be
loofde stappen in die richting te zullen
doen.
J. B. de JONGH.
Sneek, November 1912.
P.S. Andere nieuwsbladen worden beleefd
verzocht dit stuk over te nemen.
willekeurige handelingen een einde worden ge
maakt.
Bovendien zou het zeer gewenscht zijn, dat
de Ambtenaren ter Secretarie zich vereeni-
gen in een afzonderlijken bond, opdat ze al
leen dan gezamenlijk beter kunnen optreden
voor hun belangen en hun recht.
Dankbaar zal ondergeteekende steeds blij
ven voor de h.h. Raadsleden, die zoo krachtig
het ontslag-voorstel bestreden.
Had het hoor en wederhoor in den Raad
ook met vroegere en tegenwoordige collega’s
plaats gehad de andere heeren Raadsleden
zouden voorzeker ook een andere gedragslijn
gevolgd hebben.
Ook is het, naar ondergeteekende
gehoord heeft, niet twijfelachtig, hoe zijne
stadgenooten over het ontslag denken.
De toekomst zal dit laatste zeker nog wel
aantoonen.
Met beleefde dankzegging voor de opneming,
Hoogachtend,
Hem werd o. a. gevraagd, wat hij tegen den
Secretaris had in te brengen.
Hij heeft gemeend niet hierop te moeten
ingaan.
Ook op vroegere verhooren heeft hij ge
meend geen aanklager te moeten zijn van
zijne superieuren, waaruit ook weer onbetrouw
baarheid of achterhoudendheid is geconsta
teerd.
In deze vergadering werd mij verlof aange
boden onder voorwaarde (niet onder ver
plichting) 1 December a.s. ontslag aan te
vragen.
Ondergeteekende heeft geantwoord, dat dit
hem wel wat kras en onverdiend voorkwam
en daar eerst nog eens over wilde denken.
Alvorens een definitief besluit te nemen,
verzocht ondergeteekende Burg, en Weth. in
die vergadering nogverhoord te wor
denin een besloten zitting van
den Raad met het personeel ter
Secretarie, den vroegeren Hoofd
commies J. vanAkkerenende bo
den, waarop door Burg, en Weth. niet werd
ingegaan
Verlof verleend is hem niet, geen
datum van ingang er van genoemd
zelfs.
Vandaar, dat ondergeteekende den 17 Octo
ber zijne functie weder voortzette.
Deze handeling nu noodzaakte Burg, en
Weth. hem te schorsen.
Deze misvatting was nu het eerste feit,
waarop hij geschorst werd.
Daar hij echter niet geschorst of ontslagen
was als Ambtenaar van den Burgerlijken
Stand, vroeg hij Zondagmorgen d. a. v. aan
den Heer Burgemeester of hij ook moest af
kondigen, daar de heer Pottinga, Ambtenaar
van den Burgerlijken Stand uit de stad was.
Deze correcte houding wordt door het Dag.
Bestuur gequalificeerd als verregaand brutaal
of dom en genoemd Bestuur negeerend.
Was hij niet gekomen, het had zeker ook
weder een feit tegen hem geweest. Het woord
feiten was toch een geliefd stopwoord in de
verdediging. Een feit wordt gecreëerd, om
dannog wel in den meervoudsvorm als overj
tuigingsmiddel bij den Raad dienst te doen.
Uit dit alles blijkt, dat men k tort et
a travers middelen heeft willen zoeken een
dossier tegen hem in elkander te zetten.
Bij zulk gebrek aan gegronde redenen en
het bijhalen en scheppen van aanklachten is
het geen wonder, dat de heer Visser hier een
hoor en wederhoor heeft noodig geoordeeld
en deze met nog 4 andere h,h. raadsleden
hun rechtsgevoel zouden beleedigd achten op
deze gronden een getrouw en eerlijk ambte
naar te ontslaan.
Het is juist, zooals de heer IJtsma zei:
„Deze geheele geschiedenis en vooral de
ontslagbrief maakt op mij den indruk, dat
men met den penibelen toestand aan onze
Secretarie verlegen zat.
Men heeft overlegd, wat is er aan te doen
wellicht ook hebben B. en W. zichzelf afge
vraagd of zij de zaak ook wat te lang hebben
laten loopen.
Een juiste oplossing heeft men misschien
niet kunnen vinden en het gevolg is geweest
dat: de Jongh er dan maar uit moest”.
Het is B. en W. gegaan als een vertoornd
vader, die de orde onder zijn kroost willende
herstellen, de eerste de beste maar een pak
slaag toedient.
Tot bezinning gekomen, blijkt het hem een
onschuldige .te hebben getroffen.
In zulk een toestand is van rechtsgevoel
en rechtsgronden geen sprake en moet men
eigenlijk zeggen: Vergeef het hem, want hij
wist niet, wat hij deed.
De grond van het ontslag berust op een
nietszeggend onstrafbaar feit uit het particu
liere leven en al het andere is hieraan vast
geknoopt.
Rationeeler zou het geweest zijn, dat men
had doen uitmaken, wie in de zaak-Feikema-
v. d. Laan de onbetrouwbare was.
De heer Brouwer, die alhier geen Dreyfus
onschuldig wil zien veroordeeld, heeft in dui
delijke woorden aangetoond, waar de schoen
hem wringt.
De heer Bouma zegt(zie blz. 466 raads-
versl.) „Wij kennen den heer De Jongh nau
welijks.”
Maar dan vraag ik, hoe kan men dan oor-
deelen en veroordeelen een ambtenaar, die 31
jaar onberispelijk zijn beste krachten aan de
gemeente heeft gegeven.
Had men mij en mijn werk beter gekend,
dan was voorzeker zoo maar niet in eens door
dat alles een streep gehaald.
Grond voor een beschuldiging tegen onder
geteekende zou er geweest zijn, als men van
hem had kunnen zeggen
dat hij totaal ongeschikt was voor zijne be
trekking of dat hij een dagdief was geweest
van tijd, door de gemeente betaald, of dat hij
zich geld van de gemeente had toegeëigend,
of dat hij in zijn particulier leven wegens on
zedelijke handelingen was uitgesteenigd of
zoo iets meer.
Uit de voorgevallen geschiedenis blijkt dui
delijk, dat de belangen van ambtenaren van
de secretarie op deze wijze niet veilig zijn.
Binnen korten tijd als genoemde beambten
zullen worden opgenomen in het pensioenfonds
van Burgerlijke ambtenaren en alzoo rechts
positie verkrijgen, zal dan ook gelukkig aan
SNEEK. Voor de be'rekking van le Com
mies ter Secretarie alhier (vac. de heer J.
B. de Jongh) hebben zich 23 sollicitanten
aangemeld.
Aan de Amsterdamsche üniversiteit
werd Zaterdag bevorderd tot arts de. heer
B. D. G. Kappenborg van hier.
ROORDAHÜIZÜM. De heer J. de Schif-
fart postbode alhier is' na gehouden examen
toegelaten tot den postcursus te Arnhem.
J0RWERD, 25 Nov. Ofschoon het regel
schgnt te zijn, dat huishoudelijke Verga
deringen slecht worden bezocht, toch zijn
er enkele vereenigingen die hierop een gun
stige uitzondering maken en dit is ’t geval
met de ijsclub »Jorwerd«.
Zaterdagavond waren er