SNEEKER COURANT (67ste Jaargang) WYMBRITSERADEEL (14de Jaargang) Bij den Paal der Heidenen. Ferdinands Freün von brackel door N. en A. VAN DER STEELE. No. 32. Zaterdag 18 Januari 1913. 29e Jaargang. Officieel Orgaan der Gemeente Sneek. R E X-Z O L E N N ieuwstijdingen. Uitgevers: Firma H. BRANDENBURGS Ged. Poortezijlen, - Hoek KleillZand - Sneek. TELEFOON No. 150. Almelosche Ververij en Chemische Wasscherij, GEER. Verschijnt Dinsdags- en Vrijdagsavonds. Wordt vervolgd. I PALTHE. Spoedige aflevering. daardoor Specialiteiten ABONNEMENTS-PRIJS Per jaar fl.franco per post fl.50, buitenland f5. Afzonderlijke nummers 2 cent. ADVERTENT1E-PRIJS 15 regels 35 cent, elke regel meer 6 cent. Bij abonnement belangrijke korting. Reclames en Ingezonden Mededeelingen 10 cent per regel. Heb den moed, critiek uit te oefenen over u zelf, ten einde u de vernedering te be sparen die van anderen te moeten aanhooren. Feuilleton. geven warme voeten. Per paar 10 cent. FIRMA B. MEINDERSMA. Uit het Duitsch van 41.) ANNEX en Donderdags- Vrijdags- Groote Advertentiën kunnen uiterlijk tot Maandags avonds ingezonden worden, kleine tot Dinsdags- en morgens 10 uur. zij hoorde spoedig niets meer van zijne "„z. “op zij hem luid bij zijnen >k zelf over hare onvoor zichtigheid, daar zij wist, in welk gevaar zij daardoor haren man kon brengen. Zij was er van overtuigd, dat zoo zij zijn wil niet deed, hij alleen over zee zou gaan en haar achterlaten, en dan moest zij afstand doen van de schitterende vooruitzichten, die zij zich droomde. Angstig sloop zij naar haar kind terug, dat luid weenend in’t gras lag. Zij hief het op; maar de kleine bengel wilde zich niet laten bedaren. Verhit, ver moeid en opgewonden, als zij was, kreeg zij er thans een proefje van, wat het was. met zoo’n klein kind de wereld door te trekken. Afgemat zette zij zich eindelijk bij den paal neder. „Wij kunnen ’t niet behouden, het is on mogelijk om het mee te nemenhij heeft gelijk 1“ mompelde zij. „Honderden doen het, voornamen en armen,zeide hij. „Zij zal goed voor hem zijn. De jongen zal het daar beter hebben dan bij ons. En wanneer het ons goed gaat, laten wij hem nakomen. Dan zal hij ’t heerlijk hebben, dan maak ik alles weder goed. Hier zouden we beiden van gebrek omkomen,ging zij voort, als sprak zij tot het kind. „Daarginder gaat ’t gemakkelijk met rijkworden, zeggen de menschendaar kan men zijn fortuin maken“. Haar onnoozel kopje zocht de smart te verdooven door de lichtende beelden, die zij zich voorstelde. Jenka’s inlichtingen waren juist geweest Marie vertoefde nog altijd bij Walmuth, daar de vriendin slechts langzaam herstelde. Zij was niet gewoon vele brieven te ontvan gen zij had van hare ouders nog kort ge leden bericht ontvangen en blikte daarom met verbazing op den omslag van een brief, die daar zooeven was gebracht en welks onbekende schrift en eenigszins slordige vorm haar zeer vreemd voorkwamen. Een post stempel ontbrak, daarom moest de brief uit de naaste omgeving komen. Marie vermoedde een bedelbrief, en de half uitgewischte potloodregels schenen dit te bevestigen. Hoe verder zij echter met de ontcijfering kwam, des te onaangenamer werd het haar te moede. Het was het ver zoek van een ongelukkige, omopdenzelfden. dag, in de eerste uren van den namiddag, bij den paal der heidenen te komeneene verzekering, dat zij alleen konde helpen, vooral een dringend smeeken, om toch te komen, wijl zij daardoor iemand van de vertwijfeling redde. De sporen van tranen, welke de brief ver toonde, waren zeer goede voorsprekers. Marie was nog niet achterdochtig gewor den door ervaringen, zooals in de wijde we reld gerijpte menschen die opdoen, totdat zij eindelijk zoover komen, in alles een mis dadige bedoeling te zien. Bij rustig nadenken dacht zij weliswaar aan de mogelijkheid eener sluwe berekening op hare vrijgevig heid. Maar het kon ook een wanhoopskreet wezen van een hart, dat in den grootsten nood zijne toevlucht nam tot een verzoek, zooals alleen in het uur der vertwijfeling wordt ingegeven. Ofschoon in het schrijven ook haar zwijgen werd verlangd, vermocht zij toch niet alleen een besluit te nemen. Walmuth was echter voor eenige dagen op reis gegaan, daar hij nu zijne vrouw on der de hoede en zorgen van Marie wist en juffrouw Walmuth was nog ziek en zwak. Toch besloot Marie deze om raad te vragen. Zij had levendige tegenwerpingen van de zijde barer vriendin verwacht en er over nagedacht, wat in dat geval haar plicht zou zijn. Maar juffrouw Walmuth nam de zaak ernstig op, liet zich den geheimzinnigen brief toonen en meermalen den inhoud daarvan herhalen. Het handschrift bood geen verdere verklaringen; men zag, dat het met opzet was veranderd. De zin, dat deze aangelegenheid ook in ’t verder leven Tan Marie zoude ingrijpen, scheen juffrouw haar over en tranen vielen op de zoo even geschreven woorden. Met een plotselinge beweging frommelde zij het papier ineen en wierp het weg: „Ik kan ’t niet zien, ik wil niets daarmede te maken hebben riep zij uit. Hij nam hare opgewondenheid kalmer op, dan men zoude verwacht hebben, raapte het blad op, mrakte het weder glad en ver duidelijkte de zinnen, welke de tranen on leesbaar hadden gemaakt. Hij wist, dat dat verfrommelde, door tranen besproeid blad, juist de beste voorspreker zoude zijn. Nadat hij het papier had opgevouwen en het adres daarop had geschreven, maakte hij zich klaar om het op de post te brengen. Jenka liet alles begaan, zonder het hoofd naar hem om te wenden, als vreesde ze, door een of ander teeken den indruk te wekken toe te stemmen. Hij sprak ook geen woord verder tot haar, wierp noch op haar, noch op het kind een blik, maar baande zich een weg door de struiken en ging heen. Eerst nadat hij verdwenen was, scheen Jenka zich ervan bewust te worden, dat het besluit genomen was. Met een doordringen den kreet sprong zij hem na. Maar de strui ken hadden zich reeds achter hem gesloten. In hare vertwijfeling wierp zij het kind op ’t zachte mos en trachtte haren man na te ijlen. Doch de doornen hielden haar terug, en i" schreden. Dan rie] naam, doch schrol Walmuth bizonder bezig te houden. Zij vroeg Marie herhaaldelijk of zij niet een vermoe den had, waarop dat betrekking kon heb ben, en daar Marie hierop ontkennend ant woordde, vroeg zij eindelijk verder, of zij van de rampen gehoord had, die de familie Wilthelm in den laatsten tijd hadden ge troffen. Walmuth had zijne vrouw ondanks hare ziekte iets daarvan meegedeeld, en juffrouw Walmuth kon de gedachte niet van zich afzetten, dat deze brief daarmee in betrek king stond. Zij voelde zich daarom verplicht, Marie het verloop van het proces mede te deelen. Door de gevangenneming van den ouden Wilthelm was diens vrouw met twee nauwelijks den kinderschoenen ontwassen dochters in den treurigsten toestand geraakt. Het was niet onmogelijk, dat zij in Marie eene redster hoopten te vinden. Juffrouw Walmuth voegde bij hare mededeeling de waarschuwing, dat Marie zich toch vooral niet, zelfs niet in ’t minste of geringste met deze familie zou inlaten. Marie was van dat verhaal zeer bleek ge worden zij had niets van deze verandering in de familie Wilthelm vernomen en deze nieuwe onthulling deed haar sidderen. Die trich, haar arme Dietrich, wiens diep rechts gevoel, wiens teeder eergevoel zij kende, hoe moest hij Ijjden I Hij moest een ver moeden daarvan gehad hebben, en dat was het zeker geweest, waarom hij zoo haastig was weggegaan. Nu nogmaals met haar vrienden een discussie over Dietrich te gaan voeren, ware Marie onmogelijk geweest. Zij gevoelde echter ook, dat het tevergeefs zoude zijnwant zij hoorde uit de woorden van juffrouw Walmuth, hoe deze gebeurte nis haar in hare minachting over deze fa milie nog had versterkt. „Neen, die hebben er hoogstens hier een paar als offers geslacht11, sprak hij spottend. „Maar thans helpt geen aarzelen meer wat geschieden moet, moet dadelijk afge daan worden. Zoo lang het kind hier ligt, zullen wij in de nabijheid wachten en zien, hoe alles afloopt. De schuilplaats bij den molen kunnen wij dezen nacht ook wel ge bruiken. Morgen zijn we dan op bepaalden tjjd ter plaatse. Marie Sohnittler zal bij de verrassing wel niet dadelijk op de gedachte komen, het woud te laten afzoeken. Wan neer zij echter op dien inval kwam, dan zijn wij reeds ver genoeg weg“. Zonder verder op zijne vrouw te letten, nam hij een boekje uit den zak, scheurde er een blad uit en begon met een potlood te schrijven. De eerste bladen verscheurde hij, totdat hij er een had beschreven, waar mee hij tevreden was. Hij bad zijn hand zooveel mogelijk verdraaid. Men kon dat duidelijk aan het schrift zien; doch dit wilde hij juist. „Daar lees*1, zei hij, toen hij geëindigd had. „Lees, of ’t zoo voor haar past.11 Hij hield haar het blad voor. De vrouw nam het papier, staarde een oogenblik daarop maar hare oogen liepen Beste uitvoering. 800 werklieden, in alle afdeelingen. Pelterijen worden geverfd in Marter, Skunks, Alaska enz. Van gewone veeren worden Pleureuses gemaakt desgewenscht met aanvulling van veeren. Depót te Sneek bij Firma S. GROENHUIZEN. I V rt A. 1O cent per regel. s groote trom te slaan ’t volksgeweten heeft wakker geschud, en de belangstelling voor de groote onderwijskwestie heeft gaande gehou den. Intusschen zit ’t kenmerkend verschil van Bond en N. O. G. hem niet in de werk wijze, noch in ’t feit dat de Bond geen hoof den van scholen toelaat, maar in de programs der Vereenigingen. ’t Program van ’t N. Q. G. ligt vrijwel in de neutrale zone, ’t is een gemeenschappelijk pro gram, waarop inderdaad wel punten voorko men, die zich in aller sympathie mogen ver heugen, maar dat toch nooit de grondslag kan zijn van een innige samenwerking van catego rieën met uiteenloopende belangen en diver- geerende inzichten. Verder wijst spreker er op, dat de strijd voor de openbare school, dien ’t N. O. G. nu ook eens zal aanvatten, wel degelijk op poli tiek terrein ligt, ja dat juist de schoolkwesiie de kwestie is, waarop rechts en links te hoop loopen. Ten slotte geeft debater een overzicht van ’t werken dei- afdeelingen Sneek en Leeuwar den van 't N. O. G. Als 2e debater trad op de heer Ronner, hoofd van school No. 2. Deze verklaart voor stander te zijn van eene vakvereenfging van de leerkrachten aan de openbare scholen aan gezien hij ontkent, dat er principieel verschil bestaat in de economische omstandigheden van onderwijzers en hoofden van scholen. Hij verwijst bij dezen naar de Nederl. Ver- eeniging voor Spoor- en Tramwegpersoneel, die ook uit leden bestaat met uiteenloopende sa larissen en hiërarchische positie. Zooals deze vereeniging is tegen groepsvertegenwoordiging, zoo wenscht ook spreker aaneensluiting van alle openbare leerkrachten. In zoovere staat hij dus aan de zijde van de inleidster tegenover den Bond van Ned. Ond. maar lid van ’t N. O. G. kan hij even min zijn hij is nolens volens een klaplooper. Immers practisch komt ’t lid-zijn van ‘t N. O. G voor hem neer op ’t lid-zijn van afd. Sneek van dat genootschap. En deze afd. heeft ge toond voor een jviertal jaren geen begrip te hebben van eene goed georganiseerde onder- wijzers-vakvereeniging. Toen nl. werd door de afdeeling ingediend een door de meerder heid aangenomen adres aan den Raad, waarin voor alle Sneeker onderwijzer(essen) en hoof den van scholen een behoorlijke regeling hun ner jaarwedde werd gevraagd. Onderteekend door den Voorzitter en den Secretaris der af deeling, ging dit adres naar den Raad. Evenwel ook een tweede adres volgde die richtingeen adres van den Voorzitter der afdeeling, opgemaakt geheel buiten de afdee ling om en wel voor ’t persoonlijke belang van genoemden voorzitter. Een dergelijke handelwijze vond de spreker zoo onorganisa torisch, dat hij een zeer zacht gestelde motie van afkeuring aan ’t adres van dien voorzit ter bij de afdeelingsvergadering indiende. Tot verbazing en niet minder verontwaar diging van den indiener werd deze motie ver worpen, o. a. mede door Voorzitter, Secretaris en Penningmeester. NIEUWE SNEEKER COURANT N. O. G. Zondagmiddag werd op de bovenzaal van „De Drie Friezen” een openbare vergadering gehouden, uitgeschreven door ’t Ned. Ond. Gen., waarin als Spreekster optrad Mej. E. Weeveringh van Amsterdam, lid van ’t Hoofd bestuur. Als onderwerp was gekozen„Doel en stre ven van ’t Ned. Ond. Genootschap.” Spreekster begon met de mededeeling dat velen niet bij ’t Genootschap zijn aangesloten, omdat dezen niet op de hoogte zijn met ’t streven en werken van ’t Genootschap. ’t N. O. G., zei mej. W., is zoo ingericht, zoo geformuleerd, dat ieder bij ons terecht kan. In de 70 jaren, die ’t N. O. G. werkt, heeft ’t veel tot stand gebracht. De instellingen van ’t Genootschap bewijzen dat. De Spaarbank, die nu over millioenen be schikt, de Levensverzekering-Maatschappij, ’t Ondersteuningsfonds, mogen meteen worden genoemd. „Men hoort zoo weinig van ’t Ge. nootschap, men weet er zoo weinig van’’ zeg gen de buitenstanders De menschen, vervolgt mej. W., moeten overtuigd worden, om tot ’t Genootschap toe te treden. „Lakschheid in eigen gelederen,” zegt Spr., is er de oorzaak van dat dit zoo weinig ge beurt. Dat is trouwens een verschijnsel, ’t XIV. Aber eine Art des Sohmerzes Wehe, wer sie je gesehen! Treurig wie die Winterkalte, Eisig wie des Nord winds Wehen Legt so stumm sich auf uns nieder, Macht das Hert so Starr und Kalt; Alle seine Blüten sterben In dem eis’gen Hauche bald. F. v. Bbackel. cursussen voor bewegings-spelen. Spr. deelt mee, hoe :t Genootschap, door zich in verbinding te stellen met den Bond voor Lichamelijke Opvoeding, in deze zaak veel succes heeft geoogst. De 3e zaak is de actie voor de openbare school, nu in ’t ontwerp Grondwetsherz. die openbare school in plaats van regel aanvul ling dreigt te worden. Wij zijn verplicht de openbare school te handhaven. Hoe we dat moeten doen Goed doorwerken, opdat onze school in aan zien komt bij de ouders van de kinderen. Be halve de dagelijksche, zelfsprekende, dient er m 't bijzonder nog voor gelegenheids-propaganda te worden gezorgd. 't Beste is geen grondwetsherziening, maar ’t is zeer de vraag of die is te keeren. Als we zien hoe traag de Staatsmachine loopt kan ’t zijn, dat er in de eerste vier ja ren van Grondwetsherziening niets komt. Komt die echter aan de orde, dan gestreden voor de openbare school zooals deze nu is. Laat ons vóór den tijd bedenken dat, als we nu niet óen zijn, we kans loopen alles te verliezen. Laten we ons krachtig concentreeren, om 't goede te houden. Ge zult zeggen Bemoeit ’t Genootschap zich niet met verkiezingen „Wij hebben genoeg gelegenheid’’, is ’t ant woord, om voor de openbare school op te ko men. Noodig en wenschelijk is ’t, waar de gelegenheid zich voor doet, te verkondigen wat de openbare school wil en wat ze doet. Laat ons zorgen, dat er steeds een van ons is, om te waken in ’t belang der openbare school, die gehandhaafd moet blijven als in stituut voor volkseenheid en volkskracht. Daarvoor doet spreekster een beroep op de welwillendheid en de medewerking van de aanwezigen. Namens de afdeeling Sneek van den Bond van N. O. neemt de heer Van Wesemael deel aan t debat. Spreker begint met er op te wijzen dat de inleidster zich juist over de meest brandende kwestie in de onderwijzerswereld nl. over den zelfstandigheidsstrijd der klasse-onderwijzers niet heeft uitgelaten en concludeert dat in leidster ’t uitvechten hiervan met vertrouwen aan de groepsvereeniging, de B. v. N. O. schijnt te willen overlaten. Waar Inleidster zelf ’t bestaansrecht der groepsvereeniging erkend heeft, behoeft deba ter er niet meer voor te pleiten, maar stelt hij zich tevreden met er op te wijzen, dat aan die groepsvereeniging niet alleen dit „onder deel van dit onderdeel” wel mag worden toe vertrouwd, doch dat de Bond ook bereid en in staat is, ’t geheele onderwijsterrein ter be arbeiding voor zijn rekening te nemen. Dat de Bond een andere strijdwijze voert dan ’t N. O. G. doet spreker genoegen, want hij meent dat men met de oude manier van „rustig en voorzichtig beleid’’ inderdaad in sommige gevallen niet komt tot ’t doel, en dat de B. v. N. O. in veel gevallen juist door op de Na deze ervaring trok de spreker zich uit een dergelijke afdeeling terug. Hoe gaarne overigens dus, hij kin van deze afdeeling geen lid zijn. Van den Bond van Ned. Ond. mag hij geen lid zijn en van de Hoofdenver- eeniging wil hij dat niet. Er blijft hem dus niets anders over dan bij zijn klaplooperschap voorloopig te volharden. De kwestie Ronner wil spreekster' met een enkel woord afdoen. Fouten in de afdeeling hier, dienen buiten beschouwing te blijven. ’t Is ’t beste dat de heer Ronner weer als lid bij de afdeeling toetreedt, dan kan de heer R. de zaak in de richting sturen, die hij verlangt. Aan 't adres van den heer Wesemael zegt spreekster, dat in art. 21 medezeggingschap van alle leerkrachten is geregeld. De hoofden zijn nu eenmaal mondig, de onderwijzers on mondig. Bij man en vrouw is dat evenzoo. Laat de verstandhouding tusschen dezen niets te wenschen, dan is er van mondig of niet mondig geen sprake meer. Verder antwoordt mej. W. den heer Wese mael dat ’t N. O. G. allerminst op haar instel lingen drijft, dat in de wet staat behartiging van ’t onderwijs, niet ’t openbaar onderwijs; dat Volksonderwijs een vereeniging is voor ouders en onderwijzersdie vereeniging is ons te groot. Waarom Verder antwoordt mej. W. nog op de gestelde vragen van den heer W.Hoe staat ’t Ned. Ond. Gen. tegenover medeleden van de Hoof- denvereeniginghoe tegenover politieke en godsdienstige vrijheid, hoe tegenover de rich ting die door de openbare school moet wor den verdedigd,? Met den wensch, dat allen de handen ineen slaan, om de openbare school, die nog hoog staat, haar hooge plaats te doen behouden, eindigt mej. W. onder daverend applaus van de vergadering. De Soolaal-Democratie en de Verkiezingen in 1913. Over bovenstaand onderwerp sprak Dins dagavond voor de afd. S. D. A. P. alhier, de heer Mr. G. W. Sannes van Groningen. Spr. behandelde in groote trekken de poli tieke toestand van thans en hoe eenerzijds de burgerlijke partijen en anderzijds de Sociaal- democratie staan tegenover de groote vraag stukken van den dag. Allereerst constateerde Spr., dat de tegen woordige regeering niets heeft tot stand ge bracht van de sociale wetgeving, waar zoo verlangend naar wordt uitgezien door heel ’t arbeidende volk, terwijl de nog in behande ling zijnde verzekeringswetten van dien aard zijn dat ze de heele bewuste arbeidersklasse tegen zich in ’t geweer hebben geroepen. Wat van de burgerlijke democraten^op dit gebied te verwachten is, heeft de behandeling van de bakkerswet geleerd, toen de Vrijz. Dem. terwille van de belangen van ’t groot-kapitaal tegen deze wet stemden. welk men in alle groote vereenigingen ziet. ’t Ligt tevens aan de werkwijze van ’t N. O. G.j dat uitgaat van ’t beginselrustig en in stilte arbeiden, geheel in overeenstemming met den tijd waarin ’t Genootschap is ont staan. ‘t Genootschap is n.l. geboren in een tijd van berusting. De Bond is van een anderen tijd, uit dien van den reclamewagen, van groote dure advertentiën, uit den tijd van de luidruchtige reclame. Twee werkwijzen, van Bond en Genootschap, zijn nu naast elkaar gezet. Noch de een, noch de ander heeft t recht elkaar van verkeerden arbeid te beschuldigen. Misschien is ’t aan 't adres van ’t Genoot schap, dat de Bond vooraf heeft wakker ge schud. De ervaringen van de ouderen, met ’t vuur van de jongeren diende echter samen te gaan. Die strijd in kleinen kring, tusschen klas- seonderwijzer en hoofden van scholen, moest van de baan zijn. Tegenover buitenstanders, tegenover ’t publiek, breekt men elkaar af. Dat verklaart, hoe ’t komt dat ’t Genootschap rustiger werkt dan de Bond. In den Bond is geen plaats voor hoofden van scholen, in ’t Genootschap is plaats voor iedereen. Is hard vooruitgaan altijd goed vraagt mej. W. „Haast u langzaam,is in de practijk de practische weg om vooruit te komen. Men zegt wel eens ’t Genootschap doet niets. Spreekster zit nu 5 jaren in ’t Hoofd bestuur, ze kan daarom beoordeelen wat er in ’t H. B. omgaat. Ziet ’t Hoofdbestuursblad pa, en ge kunt zien, wat er in stilte omgaat. Ja, veel doet ’t Genootschap in stilte, en zulks met ’t oog op goede afwikkeling, vooral van kiesche zaken. Behalve die kleine zaken een paar groote, die aantoonen dat 't Genootschap nog altijd dien breeden blik heeft, dien ’t vroeger bezat. Als eerste van die groote zaken wordt de gemeenschappelijke Salarisactie genoemd waarin de geheele onderwijzerswereld is be trokken. Een einde moet er komen aan ’t schreeuwend onrecht dat er nog overal in den lande heerscht. Die actie bedoelt een algemeen beginsalaris, periodieke verhooging, vaste vergoeding voor hoofden en vergoeding voor bijacten, waarin onderwijs wordt gegeven. Tegenover veel stoffelijk voordeel op 't plat teland, staat veel nadeel, n.l. duurdere op voeding van de kinderen. ’t Werken in school op ’t platteland, 't wer ken op school in de stad, ’t moet beide goed verricht worden, alzoo ook goed betaald. In de groote gemeenten begint ’t wat te lij ken op wat ’t wezen moet, op ’t platteland op geen stukken na. De salarisactie is geheel aangegaan op initiatief van 't N. 0. G. Allen hebben meegedaan, behalve de Bond. De salarismeeting in Den Haag op 17 Febr. 1912 is een groot moment geweest. 3500 personen waren daar tegenwoordig, waaronder ook vele niet-leden. De 2e zaak die mej. W. noemde, waren de

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1913 | | pagina 1