SNEEKER COURANT (67ste Jaargang) WYMBRITSERADEEL (14de Jaargang)
Bij den Paal der Heidenen.
Ferdinands Freün von brackel
door N. en A. VAN DER STEELE.
No. 32.
Zaterdag 18 Januari 1913.
29e Jaargang.
Officieel Orgaan der Gemeente Sneek.
R E X-Z O L E N
N ieuwstijdingen.
Uitgevers: Firma H. BRANDENBURGS
Ged. Poortezijlen, - Hoek KleillZand - Sneek.
TELEFOON No. 150.
Almelosche Ververij en Chemische Wasscherij,
GEER.
Verschijnt Dinsdags- en Vrijdagsavonds.
Wordt vervolgd.
I
PALTHE.
Spoedige aflevering.
daardoor Specialiteiten
ABONNEMENTS-PRIJS
Per jaar fl.franco per post fl.50, buitenland f5.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
ADVERTENT1E-PRIJS
15 regels 35 cent, elke regel meer 6 cent.
Bij abonnement belangrijke korting.
Reclames en Ingezonden Mededeelingen 10 cent per regel.
Heb den moed, critiek uit te oefenen over
u zelf, ten einde u de vernedering te be
sparen die van anderen te moeten aanhooren.
Feuilleton.
geven warme voeten.
Per paar 10 cent.
FIRMA B. MEINDERSMA.
Uit het Duitsch van
41.)
ANNEX
en Donderdags-
Vrijdags-
Groote Advertentiën kunnen uiterlijk tot Maandags
avonds ingezonden worden, kleine tot Dinsdags- en
morgens 10 uur.
zij hoorde spoedig niets meer van zijne
"„z. “op zij hem luid bij zijnen
>k zelf over hare onvoor
zichtigheid, daar zij wist, in welk gevaar
zij daardoor haren man kon brengen.
Zij was er van overtuigd, dat zoo zij zijn
wil niet deed, hij alleen over zee zou gaan
en haar achterlaten, en dan moest zij afstand
doen van de schitterende vooruitzichten, die
zij zich droomde. Angstig sloop zij naar
haar kind terug, dat luid weenend in’t gras
lag. Zij hief het op; maar de kleine bengel
wilde zich niet laten bedaren. Verhit, ver
moeid en opgewonden, als zij was, kreeg
zij er thans een proefje van, wat het was.
met zoo’n klein kind de wereld door te
trekken. Afgemat zette zij zich eindelijk bij
den paal neder.
„Wij kunnen ’t niet behouden, het is on
mogelijk om het mee te nemenhij heeft
gelijk 1“ mompelde zij. „Honderden doen het,
voornamen en armen,zeide hij. „Zij zal
goed voor hem zijn. De jongen zal het daar
beter hebben dan bij ons. En wanneer het
ons goed gaat, laten wij hem nakomen.
Dan zal hij ’t heerlijk hebben, dan maak
ik alles weder goed. Hier zouden we beiden
van gebrek omkomen,ging zij voort, als
sprak zij tot het kind. „Daarginder gaat
’t gemakkelijk met rijkworden, zeggen de
menschendaar kan men zijn fortuin maken“.
Haar onnoozel kopje zocht de smart te
verdooven door de lichtende beelden, die
zij zich voorstelde.
Jenka’s inlichtingen waren juist geweest
Marie vertoefde nog altijd bij Walmuth,
daar de vriendin slechts langzaam herstelde.
Zij was niet gewoon vele brieven te ontvan
gen zij had van hare ouders nog kort ge
leden bericht ontvangen en blikte daarom
met verbazing op den omslag van een brief,
die daar zooeven was gebracht en welks
onbekende schrift en eenigszins slordige vorm
haar zeer vreemd voorkwamen. Een post
stempel ontbrak, daarom moest de brief uit
de naaste omgeving komen.
Marie vermoedde een bedelbrief, en de
half uitgewischte potloodregels schenen dit
te bevestigen. Hoe verder zij echter met de
ontcijfering kwam, des te onaangenamer
werd het haar te moede. Het was het ver
zoek van een ongelukkige, omopdenzelfden.
dag, in de eerste uren van den namiddag,
bij den paal der heidenen te komeneene
verzekering, dat zij alleen konde helpen,
vooral een dringend smeeken, om toch te
komen, wijl zij daardoor iemand van de
vertwijfeling redde.
De sporen van tranen, welke de brief ver
toonde, waren zeer goede voorsprekers.
Marie was nog niet achterdochtig gewor
den door ervaringen, zooals in de wijde we
reld gerijpte menschen die opdoen, totdat
zij eindelijk zoover komen, in alles een mis
dadige bedoeling te zien. Bij rustig nadenken
dacht zij weliswaar aan de mogelijkheid
eener sluwe berekening op hare vrijgevig
heid. Maar het kon ook een wanhoopskreet
wezen van een hart, dat in den grootsten
nood zijne toevlucht nam tot een verzoek,
zooals alleen in het uur der vertwijfeling
wordt ingegeven. Ofschoon in het schrijven
ook haar zwijgen werd verlangd, vermocht
zij toch niet alleen een besluit te nemen.
Walmuth was echter voor eenige dagen
op reis gegaan, daar hij nu zijne vrouw on
der de hoede en zorgen van Marie wist en
juffrouw Walmuth was nog ziek en zwak.
Toch besloot Marie deze om raad te vragen.
Zij had levendige tegenwerpingen van de
zijde barer vriendin verwacht en er over
nagedacht, wat in dat geval haar plicht zou
zijn. Maar juffrouw Walmuth nam de zaak
ernstig op, liet zich den geheimzinnigen
brief toonen en meermalen den inhoud
daarvan herhalen. Het handschrift bood
geen verdere verklaringen; men zag, dat
het met opzet was veranderd. De zin, dat
deze aangelegenheid ook in ’t verder leven
Tan Marie zoude ingrijpen, scheen juffrouw
haar over en tranen vielen op de zoo even
geschreven woorden. Met een plotselinge
beweging frommelde zij het papier ineen
en wierp het weg: „Ik kan ’t niet zien, ik
wil niets daarmede te maken hebben riep
zij uit.
Hij nam hare opgewondenheid kalmer
op, dan men zoude verwacht hebben, raapte
het blad op, mrakte het weder glad en ver
duidelijkte de zinnen, welke de tranen on
leesbaar hadden gemaakt. Hij wist, dat dat
verfrommelde, door tranen besproeid blad,
juist de beste voorspreker zoude zijn.
Nadat hij het papier had opgevouwen en
het adres daarop had geschreven, maakte
hij zich klaar om het op de post te brengen.
Jenka liet alles begaan, zonder het hoofd
naar hem om te wenden, als vreesde ze,
door een of ander teeken den indruk te
wekken toe te stemmen.
Hij sprak ook geen woord verder tot
haar, wierp noch op haar, noch op het kind
een blik, maar baande zich een weg door
de struiken en ging heen.
Eerst nadat hij verdwenen was, scheen
Jenka zich ervan bewust te worden, dat het
besluit genomen was. Met een doordringen
den kreet sprong zij hem na. Maar de strui
ken hadden zich reeds achter hem gesloten.
In hare vertwijfeling wierp zij het kind op
’t zachte mos en trachtte haren man na te
ijlen. Doch de doornen hielden haar terug,
en i"
schreden. Dan rie]
naam, doch schrol
Walmuth bizonder bezig te houden. Zij vroeg
Marie herhaaldelijk of zij niet een vermoe
den had, waarop dat betrekking kon heb
ben, en daar Marie hierop ontkennend ant
woordde, vroeg zij eindelijk verder, of zij
van de rampen gehoord had, die de familie
Wilthelm in den laatsten tijd hadden ge
troffen.
Walmuth had zijne vrouw ondanks hare
ziekte iets daarvan meegedeeld, en juffrouw
Walmuth kon de gedachte niet van zich
afzetten, dat deze brief daarmee in betrek
king stond. Zij voelde zich daarom verplicht,
Marie het verloop van het proces mede te
deelen. Door de gevangenneming van den
ouden Wilthelm was diens vrouw met twee
nauwelijks den kinderschoenen ontwassen
dochters in den treurigsten toestand geraakt.
Het was niet onmogelijk, dat zij in Marie
eene redster hoopten te vinden. Juffrouw
Walmuth voegde bij hare mededeeling de
waarschuwing, dat Marie zich toch vooral
niet, zelfs niet in ’t minste of geringste met
deze familie zou inlaten.
Marie was van dat verhaal zeer bleek ge
worden zij had niets van deze verandering
in de familie Wilthelm vernomen en deze
nieuwe onthulling deed haar sidderen. Die
trich, haar arme Dietrich, wiens diep rechts
gevoel, wiens teeder eergevoel zij kende,
hoe moest hij Ijjden I Hij moest een ver
moeden daarvan gehad hebben, en dat was
het zeker geweest, waarom hij zoo haastig
was weggegaan. Nu nogmaals met haar
vrienden een discussie over Dietrich te gaan
voeren, ware Marie onmogelijk geweest. Zij
gevoelde echter ook, dat het tevergeefs
zoude zijnwant zij hoorde uit de woorden
van juffrouw Walmuth, hoe deze gebeurte
nis haar in hare minachting over deze fa
milie nog had versterkt.
„Neen, die hebben er hoogstens hier een
paar als offers geslacht11, sprak hij spottend.
„Maar thans helpt geen aarzelen meer
wat geschieden moet, moet dadelijk afge
daan worden. Zoo lang het kind hier ligt,
zullen wij in de nabijheid wachten en zien,
hoe alles afloopt. De schuilplaats bij den
molen kunnen wij dezen nacht ook wel ge
bruiken. Morgen zijn we dan op bepaalden
tjjd ter plaatse. Marie Sohnittler zal bij de
verrassing wel niet dadelijk op de gedachte
komen, het woud te laten afzoeken. Wan
neer zij echter op dien inval kwam, dan
zijn wij reeds ver genoeg weg“.
Zonder verder op zijne vrouw te letten,
nam hij een boekje uit den zak, scheurde
er een blad uit en begon met een potlood
te schrijven. De eerste bladen verscheurde
hij, totdat hij er een had beschreven, waar
mee hij tevreden was. Hij bad zijn hand
zooveel mogelijk verdraaid. Men kon dat
duidelijk aan het schrift zien; doch dit
wilde hij juist.
„Daar lees*1, zei hij, toen hij geëindigd
had. „Lees, of ’t zoo voor haar past.11 Hij
hield haar het blad voor.
De vrouw nam het papier, staarde een
oogenblik daarop maar hare oogen liepen
Beste uitvoering.
800 werklieden,
in alle afdeelingen.
Pelterijen worden geverfd in Marter,
Skunks, Alaska enz.
Van gewone veeren worden Pleureuses
gemaakt desgewenscht met aanvulling van
veeren.
Depót te Sneek bij
Firma S. GROENHUIZEN.
I
V
rt
A. 1O cent per regel.
s
groote trom te slaan ’t volksgeweten heeft
wakker geschud, en de belangstelling voor de
groote onderwijskwestie heeft gaande gehou
den. Intusschen zit ’t kenmerkend verschil
van Bond en N. O. G. hem niet in de werk
wijze, noch in ’t feit dat de Bond geen hoof
den van scholen toelaat, maar in de programs
der Vereenigingen.
’t Program van ’t N. Q. G. ligt vrijwel in de
neutrale zone, ’t is een gemeenschappelijk pro
gram, waarop inderdaad wel punten voorko
men, die zich in aller sympathie mogen ver
heugen, maar dat toch nooit de grondslag kan
zijn van een innige samenwerking van catego
rieën met uiteenloopende belangen en diver-
geerende inzichten.
Verder wijst spreker er op, dat de strijd
voor de openbare school, dien ’t N. O. G. nu
ook eens zal aanvatten, wel degelijk op poli
tiek terrein ligt, ja dat juist de schoolkwesiie
de kwestie is, waarop rechts en links te
hoop loopen.
Ten slotte geeft debater een overzicht van
’t werken dei- afdeelingen Sneek en Leeuwar
den van 't N. O. G.
Als 2e debater trad op de heer Ronner,
hoofd van school No. 2. Deze verklaart voor
stander te zijn van eene vakvereenfging van
de leerkrachten aan de openbare scholen aan
gezien hij ontkent, dat er principieel verschil
bestaat in de economische omstandigheden
van onderwijzers en hoofden van scholen.
Hij verwijst bij dezen naar de Nederl. Ver-
eeniging voor Spoor- en Tramwegpersoneel, die
ook uit leden bestaat met uiteenloopende sa
larissen en hiërarchische positie. Zooals deze
vereeniging is tegen groepsvertegenwoordiging,
zoo wenscht ook spreker aaneensluiting van
alle openbare leerkrachten.
In zoovere staat hij dus aan de zijde van
de inleidster tegenover den Bond van Ned.
Ond. maar lid van ’t N. O. G. kan hij even
min zijn hij is nolens volens een klaplooper.
Immers practisch komt ’t lid-zijn van ‘t N. O. G
voor hem neer op ’t lid-zijn van afd. Sneek
van dat genootschap. En deze afd. heeft ge
toond voor een jviertal jaren geen begrip te
hebben van eene goed georganiseerde onder-
wijzers-vakvereeniging. Toen nl. werd door
de afdeeling ingediend een door de meerder
heid aangenomen adres aan den Raad, waarin
voor alle Sneeker onderwijzer(essen) en hoof
den van scholen een behoorlijke regeling hun
ner jaarwedde werd gevraagd. Onderteekend
door den Voorzitter en den Secretaris der af
deeling, ging dit adres naar den Raad.
Evenwel ook een tweede adres volgde die
richtingeen adres van den Voorzitter der
afdeeling, opgemaakt geheel buiten de afdee
ling om en wel voor ’t persoonlijke belang
van genoemden voorzitter. Een dergelijke
handelwijze vond de spreker zoo onorganisa
torisch, dat hij een zeer zacht gestelde motie
van afkeuring aan ’t adres van dien voorzit
ter bij de afdeelingsvergadering indiende.
Tot verbazing en niet minder verontwaar
diging van den indiener werd deze motie ver
worpen, o. a. mede door Voorzitter, Secretaris
en Penningmeester.
NIEUWE SNEEKER COURANT
N. O. G.
Zondagmiddag werd op de bovenzaal van
„De Drie Friezen” een openbare vergadering
gehouden, uitgeschreven door ’t Ned. Ond.
Gen., waarin als Spreekster optrad Mej. E.
Weeveringh van Amsterdam, lid van ’t Hoofd
bestuur.
Als onderwerp was gekozen„Doel en stre
ven van ’t Ned. Ond. Genootschap.”
Spreekster begon met de mededeeling dat
velen niet bij ’t Genootschap zijn aangesloten,
omdat dezen niet op de hoogte zijn met ’t
streven en werken van ’t Genootschap.
’t N. O. G., zei mej. W., is zoo ingericht, zoo
geformuleerd, dat ieder bij ons terecht kan.
In de 70 jaren, die ’t N. O. G. werkt, heeft ’t
veel tot stand gebracht. De instellingen van
’t Genootschap bewijzen dat.
De Spaarbank, die nu over millioenen be
schikt, de Levensverzekering-Maatschappij, ’t
Ondersteuningsfonds, mogen meteen worden
genoemd. „Men hoort zoo weinig van ’t Ge.
nootschap, men weet er zoo weinig van’’ zeg
gen de buitenstanders De menschen, vervolgt
mej. W., moeten overtuigd worden, om tot ’t
Genootschap toe te treden.
„Lakschheid in eigen gelederen,” zegt Spr.,
is er de oorzaak van dat dit zoo weinig ge
beurt. Dat is trouwens een verschijnsel, ’t
XIV.
Aber eine Art des Sohmerzes
Wehe, wer sie je gesehen!
Treurig wie die Winterkalte,
Eisig wie des Nord winds Wehen
Legt so stumm sich auf uns nieder,
Macht das Hert so Starr und Kalt;
Alle seine Blüten sterben
In dem eis’gen Hauche bald.
F. v. Bbackel.
cursussen voor bewegings-spelen.
Spr. deelt mee, hoe :t Genootschap, door
zich in verbinding te stellen met den Bond
voor Lichamelijke Opvoeding, in deze zaak
veel succes heeft geoogst.
De 3e zaak is de actie voor de openbare
school, nu in ’t ontwerp Grondwetsherz. die
openbare school in plaats van regel aanvul
ling dreigt te worden.
Wij zijn verplicht de openbare school te
handhaven.
Hoe we dat moeten doen
Goed doorwerken, opdat onze school in aan
zien komt bij de ouders van de kinderen. Be
halve de dagelijksche, zelfsprekende, dient er m
't bijzonder nog voor gelegenheids-propaganda
te worden gezorgd.
't Beste is geen grondwetsherziening, maar
’t is zeer de vraag of die is te keeren.
Als we zien hoe traag de Staatsmachine
loopt kan ’t zijn, dat er in de eerste vier ja
ren van Grondwetsherziening niets komt. Komt
die echter aan de orde, dan gestreden voor
de openbare school zooals deze nu is.
Laat ons vóór den tijd bedenken dat, als
we nu niet óen zijn, we kans loopen alles te
verliezen.
Laten we ons krachtig concentreeren, om 't
goede te houden.
Ge zult zeggen Bemoeit ’t Genootschap zich
niet met verkiezingen
„Wij hebben genoeg gelegenheid’’, is ’t ant
woord, om voor de openbare school op te ko
men. Noodig en wenschelijk is ’t, waar de
gelegenheid zich voor doet, te verkondigen
wat de openbare school wil en wat ze doet.
Laat ons zorgen, dat er steeds een van ons
is, om te waken in ’t belang der openbare
school, die gehandhaafd moet blijven als in
stituut voor volkseenheid en volkskracht.
Daarvoor doet spreekster een beroep op de
welwillendheid en de medewerking van de
aanwezigen.
Namens de afdeeling Sneek van den Bond
van N. O. neemt de heer Van Wesemael deel
aan t debat.
Spreker begint met er op te wijzen dat de
inleidster zich juist over de meest brandende
kwestie in de onderwijzerswereld nl. over den
zelfstandigheidsstrijd der klasse-onderwijzers
niet heeft uitgelaten en concludeert dat in
leidster ’t uitvechten hiervan met vertrouwen
aan de groepsvereeniging, de B. v. N. O. schijnt
te willen overlaten.
Waar Inleidster zelf ’t bestaansrecht der
groepsvereeniging erkend heeft, behoeft deba
ter er niet meer voor te pleiten, maar stelt
hij zich tevreden met er op te wijzen, dat aan
die groepsvereeniging niet alleen dit „onder
deel van dit onderdeel” wel mag worden toe
vertrouwd, doch dat de Bond ook bereid en
in staat is, ’t geheele onderwijsterrein ter be
arbeiding voor zijn rekening te nemen.
Dat de Bond een andere strijdwijze voert
dan ’t N. O. G. doet spreker genoegen, want
hij meent dat men met de oude manier van
„rustig en voorzichtig beleid’’ inderdaad in
sommige gevallen niet komt tot ’t doel, en dat
de B. v. N. O. in veel gevallen juist door op de
Na deze ervaring trok de spreker zich uit
een dergelijke afdeeling terug. Hoe gaarne
overigens dus, hij kin van deze afdeeling
geen lid zijn. Van den Bond van Ned. Ond.
mag hij geen lid zijn en van de Hoofdenver-
eeniging wil hij dat niet. Er blijft hem dus
niets anders over dan bij zijn klaplooperschap
voorloopig te volharden.
De kwestie Ronner wil spreekster' met een
enkel woord afdoen.
Fouten in de afdeeling hier, dienen buiten
beschouwing te blijven.
’t Is ’t beste dat de heer Ronner weer als
lid bij de afdeeling toetreedt, dan kan de
heer R. de zaak in de richting sturen, die hij
verlangt.
Aan 't adres van den heer Wesemael zegt
spreekster, dat in art. 21 medezeggingschap
van alle leerkrachten is geregeld. De hoofden
zijn nu eenmaal mondig, de onderwijzers on
mondig.
Bij man en vrouw is dat evenzoo.
Laat de verstandhouding tusschen dezen
niets te wenschen, dan is er van mondig of
niet mondig geen sprake meer.
Verder antwoordt mej. W. den heer Wese
mael dat ’t N. O. G. allerminst op haar instel
lingen drijft, dat in de wet staat behartiging
van ’t onderwijs, niet ’t openbaar onderwijs;
dat Volksonderwijs een vereeniging is voor
ouders en onderwijzersdie vereeniging is
ons te groot.
Waarom
Verder antwoordt mej. W. nog op de gestelde
vragen van den heer W.Hoe staat ’t Ned.
Ond. Gen. tegenover medeleden van de Hoof-
denvereeniginghoe tegenover politieke en
godsdienstige vrijheid, hoe tegenover de rich
ting die door de openbare school moet wor
den verdedigd,?
Met den wensch, dat allen de handen ineen
slaan, om de openbare school, die nog hoog
staat, haar hooge plaats te doen behouden,
eindigt mej. W. onder daverend applaus van
de vergadering.
De Soolaal-Democratie en de
Verkiezingen in 1913.
Over bovenstaand onderwerp sprak Dins
dagavond voor de afd. S. D. A. P. alhier, de
heer Mr. G. W. Sannes van Groningen.
Spr. behandelde in groote trekken de poli
tieke toestand van thans en hoe eenerzijds de
burgerlijke partijen en anderzijds de Sociaal-
democratie staan tegenover de groote vraag
stukken van den dag.
Allereerst constateerde Spr., dat de tegen
woordige regeering niets heeft tot stand ge
bracht van de sociale wetgeving, waar zoo
verlangend naar wordt uitgezien door heel ’t
arbeidende volk, terwijl de nog in behande
ling zijnde verzekeringswetten van dien aard
zijn dat ze de heele bewuste arbeidersklasse
tegen zich in ’t geweer hebben geroepen.
Wat van de burgerlijke democraten^op dit
gebied te verwachten is, heeft de behandeling
van de bakkerswet geleerd, toen de Vrijz. Dem.
terwille van de belangen van ’t groot-kapitaal
tegen deze wet stemden.
welk men in alle groote vereenigingen ziet.
’t Ligt tevens aan de werkwijze van ’t N. O.
G.j dat uitgaat van ’t beginselrustig en in
stilte arbeiden, geheel in overeenstemming
met den tijd waarin ’t Genootschap is ont
staan.
‘t Genootschap is n.l. geboren in een tijd
van berusting. De Bond is van een anderen
tijd, uit dien van den reclamewagen, van
groote dure advertentiën, uit den tijd van de
luidruchtige reclame.
Twee werkwijzen, van Bond en Genootschap,
zijn nu naast elkaar gezet.
Noch de een, noch de ander heeft t recht
elkaar van verkeerden arbeid te beschuldigen.
Misschien is ’t aan 't adres van ’t Genoot
schap, dat de Bond vooraf heeft wakker ge
schud. De ervaringen van de ouderen, met ’t
vuur van de jongeren diende echter samen
te gaan.
Die strijd in kleinen kring, tusschen klas-
seonderwijzer en hoofden van scholen, moest
van de baan zijn. Tegenover buitenstanders,
tegenover ’t publiek, breekt men elkaar af.
Dat verklaart, hoe ’t komt dat ’t Genootschap
rustiger werkt dan de Bond.
In den Bond is geen plaats voor hoofden
van scholen, in ’t Genootschap is plaats voor
iedereen.
Is hard vooruitgaan altijd goed vraagt
mej. W. „Haast u langzaam,is in de practijk
de practische weg om vooruit te komen.
Men zegt wel eens ’t Genootschap doet
niets. Spreekster zit nu 5 jaren in ’t Hoofd
bestuur, ze kan daarom beoordeelen wat er
in ’t H. B. omgaat.
Ziet ’t Hoofdbestuursblad pa, en ge kunt
zien, wat er in stilte omgaat. Ja, veel doet ’t
Genootschap in stilte, en zulks met ’t oog op
goede afwikkeling, vooral van kiesche zaken.
Behalve die kleine zaken een paar groote,
die aantoonen dat 't Genootschap nog altijd
dien breeden blik heeft, dien ’t vroeger bezat.
Als eerste van die groote zaken wordt de
gemeenschappelijke Salarisactie genoemd
waarin de geheele onderwijzerswereld is be
trokken. Een einde moet er komen aan ’t
schreeuwend onrecht dat er nog overal in den
lande heerscht.
Die actie bedoelt een algemeen beginsalaris,
periodieke verhooging, vaste vergoeding voor
hoofden en vergoeding voor bijacten, waarin
onderwijs wordt gegeven.
Tegenover veel stoffelijk voordeel op 't plat
teland, staat veel nadeel, n.l. duurdere op
voeding van de kinderen.
’t Werken in school op ’t platteland, 't wer
ken op school in de stad, ’t moet beide goed
verricht worden, alzoo ook goed betaald.
In de groote gemeenten begint ’t wat te lij
ken op wat ’t wezen moet, op ’t platteland
op geen stukken na. De salarisactie is geheel
aangegaan op initiatief van 't N. 0. G. Allen
hebben meegedaan, behalve de Bond.
De salarismeeting in Den Haag op 17 Febr.
1912 is een groot moment geweest.
3500 personen waren daar tegenwoordig,
waaronder ook vele niet-leden.
De 2e zaak die mej. W. noemde, waren de