lh,
1
DAALDERS^
1
J
f
I SNEEKER COURANT (67ste Jaargang) cn WYMBRITSERADEEL (14* Jaargang)
ZIJN MOORDENAAR.
Officieel Orgaan der Gemeente Sneek.
BEECHAMS P1CXEN
waak zeer GEVAARLIJKE
ziekten.
Zaterdag 12 Juli 1913. 29e Jaargang.
No, 83.
N ieuwstijdingen.
Ged. Poortezijlen, - Hoek Kleinzand Sneek.
I
1
Vrijdagsavonds.
Uitgevers: Firma H. BRANDENBURGH W tv -
Verschijnt Dinsdags- en Vrijdagsavonds.
v<>'
FRYSKE TELTSJES,
fen T. E. HOLTROP.
C'
len jier ljuente hja.
1.50
1 Kilo
G
10
I Oa»
Men oebandele zijne kinderen niet als
(Wordt vervolgd.')
en
4. te
Groote Advertentiën kunnen uiterlijk tot Maandagi
avonds ingezonden werden, kleine tot Dinsdags
morgens 10 uur.
TELEFOON No. 150.
md
evens
dels-
krijg-
bij
IER,
?ER-
I, S.
5RF,
'irma
H.
ister-
uit voorraad
■s- en Donderdagg
en Vrijdags-
slaven, wanneer men wil, dat ze eenmaal
vrije mannen zullen zijn. Rochefort
—o
Feuilleton.
het gejubel der verzamelde menigte, vloog
dj pijlsnel vooruit. Ieder haalde verlicht
adem; men ijlde naar de landingsplaats,
enen wierp de beide mannen weer touwen
toe en legde de boot vast. Bibberend van
de koude, doorweekt van het zeewater, steeg
ie visscher uit bet vaartuigmet een en
kelen sprong daarentegen had de dolle ba
ron vasten grond onder de voeten en stond
hij hoog opgerioht tusschen zijne vrienden,
die hem geluk wenschten.
„De netten zijn uitgeworpen, ambtsraad
verduiveld stuk werk; morgen gaan wij
ie terug halen ik kan u uitnoodigen op
een heerlijk botje!"
Bollmeyer trok de schouders op en ging.
Hij was de eenige, die het niet vermocht
den baron geluk te wensohen met zijn hel
denfeit.
„Laat ons gaan, heeren naar ’t bad-
hótelDe champagne zal vloeien 1“ riep
von Glatbeck, terwijl hij zich onder zijn
kennissen begaf, hier en daar een schertsend
woord richtend tot een der dames.
„Waar is freule Clarissa?" vroeg hij als
toevallig de barones von Struendorfi
,,’t Was mijn dochter te koud; zij is naar
huis gegaanik hoop, dat gij morgen zelf
haar gelukwenschen komt halen" antwoordde
de barones.
Intusschen had men het badhótel bereikt.
De ambtsraad was evenwel niet te bewegen
mede naar binnen te gaan.
„IJdele snoever,” mompelde hij, terwijl
bij op zijn woning toetrad, „klatergoud,
mooie praatjes en vleierijen oogst hij in en
wat verliest hij Enfin, wie weet, waar
dan“ achteruit f daar wordt het met groote ’t goed voor is 1“
dringend gesmeekt, ik, oude kerel, weet
waaraohtig niet wat ik zou hebben gedaan.
Hij is en blijft een dolle jongenEnfin,
wanneer hij gelukkig terugkeert, loopt mis
schien alles nog goed af. Dat mii dit is ont
gaan Geen sterveling in den omtrek gist
de verhouding tusschen den baron en Cla
rissa. Hm wie weet waar het goed voor
is; dat die dolle kerel het meisje geluk zal
aanbrengen, geloof ik nietwel zal zij zijn
reddende engel zijn."
Volgens gewoonte liep de ambtsraad steeds
in zich zelf mompelend verder en bevond
zich, voor hij het eigenlijk zelf dacht, ten
derden male op het havenhoofd. Nog altijd
donderde de zee, opgezweept door den wind
of in kloven neergeslingerd.
„Vervloekt weer I" bromde de oude, ter
wijl hij zijn muts met beide handen vast
hield.
Op het andere einde stonden de badgas
ten bij elkander. Met gespannen aandacht,
terwijl geen woord werd gesproken, volgde
men de kleine boot met hare bemanning.
Slechts wanneer een bliksemstraal de zee
scharlakenrood kleurde, of een windvlaag
het wolkengordijn vaneen reet, om het matte
maanlicht door te laten, vertoonde het ranke
vaartuig zich aan hun blikken.
„Daar is hij „Kijk I" „Daar I
„Waar, waar?" „Daar boven op die groote
golf 1“ „Hij is verloren„Neen, daar
komt hij weer te voorschijn."
Dergelijke uitroepen hoorde men slechts
dan weer was alles een oogenblik stil.
„Hij leeft dus nog, dacht de ambtsraad
en deed zijn best om uit al die vermomde
gestalten de barones von Struendorfi te her
kennen, wat moeilijker viel, dan hij wel had
gedacht. Eindelijk gelukte het hem. De ba-
I
SNEEK. BjjK.B. van 21 Juni (St.bl. no.
300) is het besluit van B. en W. va i Sneek
waarbjj nieuwe voorwaarden werden ver
bonden aan de vergunning tot het oprich
ten van een lompen en beenderen bergplaats
aan de firma A. M. Kuyt, vernietigd.
Oud-Hindeloopen.
Nu het zeebad Hindeloopen is geopend
en het te verwachten is, dat Hindeloopen,
evenals het vorig jaar door duizenden vreem
delingen zal worden bezocht, is het ter
wille dier bezoekers, niet ondienstig te wij-
ABONNEMENTS-PRIJS
Per jaar fl.50, franco per post f2.—, buitenland f5.—
Afzonderlijke nummers 3 cent.
ADVERTENT1E-PRIJS
1—5 regels 35 cent, elke regel meer 6 cent.
Bij abonnement belangrijke korting.
„Clarissa Clarissa freule vonStruen-
dorff!" hoorde men roepen.
„Freule Clarissa klaagde over koudehet
spattende zeewater heeft haar leelijke poet
sen gespeeld; zij volgde mijn raad en liet
zich door mij naar huis brengen," sprak de
ambtsraad.
„Ik dank u, lieve vriend," antwoordde
de barones.
„Mag ik aanstonds ook van uw ridder
dienst gebruik maken doch ik wil nog
eenige minuten wachten, want ik ben in
derdaad nieuwsgierig, hoe dat schouwspel
zal eindigen."
Evenals het overige gezelschap beschouwde
de barones het waagstuk niet anders als een
zenuwprikkelende voorstelling, om de een
tonigheid van het zeebad te brekenzij sprak
met zulk een onverschilligheid, dat het den
ambtsraad duidelijk werd, dat zij niet ’t minst
dacht aan de verhouding, welke tusschen
Clarissa en den baron bestond.
De wolken scheurden vaneenspookach
tig glinsterden de beschuimde koppen de
golven in het maanlicht. Heel in de verte
dook zoo nu en dan de boot op om in ’t vol
gende oogenblik weer te verdwijnen. In
koortsachtige spanning staarden de toeschou
wers over het water. Nog behoorde de be
manning tot de levenden, doch hoe lang
nog? Zie, thans was niets meer van hen te
den.
Een uur van spanningdaar kwam uit
de verte een stip te voorschijn, die hoe lan
ger hoe grooter werd. Nu was zij duidelijk
te onderscheidenzij nadert het havenhoofd
de golven slingeren het voorwerp nu voor-,
inspanning door de branding gebracht
met behulp van toegeworpen touwen wordt
de boot de haven ingetrokken. Begroet met
dy ’t hja mei hjar hiele herte Ijeaf krige,
en mei de Ijeafde kaem ek de libbensnocht.
Hja boaske en yn hjar jonge lok forgeat
hja de Dea. Mar dizze hie better ünthald
en forgeat syn forsprekken net. Do ’t de
twa jier om wierne, kaem er krekt op
Are en tiid om it frouminske to heljen.
Hja wier mem wirden en siet, in laeits
fen ïok om ’e lippen en in himmel fen
sillichheid yn ’e eagen, mei hjar lytse pop
„Ik ben het, freule Clarissa," sprak de
ambtsraad zacht, „kom mee, want bij God
daar boven in den Hemel, hij is uwer niet
waard.”
Vol vertrouwen leunde het jonge meisje
tegen den ouden heer. „Het is de droom
mijner kindsheid, die zoo even in de golven
is begravenbreng mij naar huis, waarde
ambtsraad.”
Zwijgend wandelden beiden in de richting
van het dorpals een kind leidde hij het
schoone meisje. Voor het huis van den vie-
scher Marquard bleven zij staan.
„Zal ik bij u blijven, Clarissa Het is
nog donker in de kamer; ’t schijnt, dat
uwe moeder nog op het havenhoofd isl"
„Ga tot baar en zeg” haar stem stokte,
tranen maakten het haar onmogelijk ver
der te gaan.
„Ik zal haar zeggen, dat gij u niet wel
gevoelt en dat ik u naar huis heb gebracht
„Doe dat; een onwaarheid is het niet.”
Zij opende de deur en verdween in het
nauwe, duistere portaal. Een oogenblik nog
bleef de ambtsraad op de straat staan en
zag hij door het venster, hoe de visschers-
vrouw de kamer binnentrad en licht bracht,
dat echter in ’t volgend oogenblik weer
werd uitgeblazenstil, in het nachtelijk
duister gehuld, lag de hut daar zoo vreed
zaam. Niemand vermoedde, welken strijd
daarbinnen een jong hart te strijden had.
De wind flloot nog altijd scherp over de
golven af en toe schoot een bliksemstraal
naar beneden en verlichtte het zandige pad,
schreden naar den rand van het havenhoofd, dat de ambtsraad volgde.
„Het is een schandaal voor God en de
wereld, om met zulk een weer te gaan va
ren, om zijn gezondheid en zijn geluk op
het spel te zetten, alleen om de ijdelheid te
streelen. Had Clarissa mij slechts half zoo rones vroeg juist naar haar dochter.
yetteris op it skouder tikke
Kom nou mar gau, sei er sêft en
meilijend.
Och, Ijeave Dea, stammere it aide
minske mei hjar ynfallene müle, lit my
noch hwet bliuwe. It libben is de moeite
noch wol wirdich. Jow my yet fiif jier.
Nou ha jy fêst genóch fen it lib
ben, sei er.
Ljeave Dea, bea it frouminske wer,
jow mij noch hwet tiid. Ik bin hjir yn ’t
libben noch sa nedich. Sjoch dizze lytse
jonge, myn beppesizzer, hofolle help dy
yet fennoaden is. Jow my noch tweintich
jier. Den is hy great en bin ik ré. Jo
binne earen goed op my west, wêz it yetteris,
op myn knibbels smeek ik it jo.
De Dea, dy him nou ienkeer forliede
litten hie, fen syn fêste oarder óf to wiken,
koe ek for dit pas net wegerje. Hy knikte
en fordwoun.
De beppesizzer fen it frouminske woeks
yn tweintig jier op as in greate doochneat,
dy ’t dei oan dei ’t libben fen de aide
frouw ta in lést en in lijen makke. Hy
formoezze it léste bytsje jild, dat hja bi-
sparre hie, brocht ünear oer syn slachte
en stoar yn skande en ellinde.
It frouminske stie einliks lykme allinnich
op ’e wrald. Hja wier swak en gamme-
lich, koe pas mear rinne en mar in bytsje
maer hearre en sjen, do ’t de Dea hjar
Ingezonden Mededeelingen 10 cent per regel.
zen op de voornaamste bezienswaardigheden,
welke het oude stadje, dat op zich zelf
reeds door haar typische indeeling, beziens-
waardig is, kan geven.
In de eerste plaats noemen we de >oud
Hindelooper Kamer,van Mevr. Ejjsinga te
Leeuwarden. Een uitvoerig verslag hierover
werd reeds in dit blad opgenomen.
In de tweede plaats dient gewezen te
worden op het zoo aardig optrekje van Mej.
S. Veldheer. Hierin ziet men een groep
beelden, aangekleed in »oud Hindelooper
kostuum.
In den hoek links zit de moeder (levens
groot) op een stoel, met een klein kindje
van 2 maanden, gekleed in >oud Hinde-
looper« kleeren, op de schoot. Naast haar
staat de bekemfc geschilderde Hindelooper
wieg. In den hoek rechts staat een vrouw
gekleed in een »wentke.« Tusschen deze
vrouw en de moeder staat achter den eiken
houten tafel een jongetje van een jaar of 12.
Iets meer op den voorgrond zit een 3-jarig
meisje op de vloer, spelende met een Hin
delooper pop.
Keurig en smaakvol is alles ingericht,
liet geheel geeft een zeer aardig aanzien.
Verder wjjzen we op de echte antieke
binnen beschildering in de woning van den
heer H. Glashouwer. De. bonte binnenbe-
schildering in de voor- en achterkamer de
zer woning is zeer oud en geeft een aardig
denkbeeld van het Hindelooper schilderwerk
Ook mag niet vergeten woraeu uc
Ne, sei de Dea mei in feste stem, vereeniging »Oud Hindelcopen* bjjeen-
T" gebrachte verzameling van »oud Hindeloo-
per< kostuums en goederen. Deze verzame
ling met een tiental in het oud Hindeloo
per kostuum, aangekleeds poppen, zjjn ten
toongesteld in de achterkamer van het
weeshuis.
Een bezoek aan al deze vier inrichtingen
is wel de moeite waard en bezorgt den be
zoeker een aangename afwisseling.
De groote toren met zijn drie transen,
in 1701 afgebrand, is in 1734 wederom op
gebouwd. Deze toren helt, gemeten van af
de derde omgang 1,32 Meter naar het
Noord-Oosten over.
Het oude stadhuis, waaronder de voor
malige Waag, is gebouwd in 1683. Vroe
ger hield het Kantongerecht hierin zitting.
BOLSWARD. Naar de Bolsw. Ct. mee
deelt, is alhier uit de afd. der geheelont-
houdersvereenigingen een commissie gevormd
om eene Winkelraamtentoonstelliog of een
z.g.n. vBlauwe WinkeU te organiseeren.
Men zoekt baar een geschikt gebouw.
In moanne In wike In
dei In ure bea hja mei in triljend
lüd, wylst de lea hjar skodde en hja mei
bleke, dwêste eagen nei him opseach?
Né, andere de Dea, nou is ’t ge
nóch.
En do naem er it frouminske mei.
op ’e skerte to boartsjen, do ’t de Dea
hjar op it skouder tikke.
’t Is tiid, sei er siintsjes, nou kin
ik dy frij meitsje fen de libbenstwang.
Forheftich seach de jonge mem op en
skrilde tobek for ’t frèeslik oansicht fen
de Dea, dy hja ienkear mei safolle langstme
socht hie.
Nó, o né róp hja, en mei de han-
nen gear bigoun hja to bidden
Ljeave Dea, jy hienen gelyk. Do ik
by jo kaem mei myn dwaes forsyk, koe
ik it libben yet net. Nou wit ik, hofolle
nocht it jaen kin, en nou wit ik ek, hoe
nedich in minske yn ’t libben wêze kin.
O, ik smeek jo, jow my ütstel en nim my
noch net wei.
Do de Dea skodholle, forfette hja
Haw ik it den net fortsjinne, wol
jy it net dwaen- om mij, doch it den om
myn bern, om myn lyts famke. Hja is
noch gjin heal jier en hja kin hjarsels noch
net redde. Hwet scil der fen hjar wirde,
as hjar memke weinomd wirdt Hja scoe
ommers stjerre, en jy seoenen twa libbens
krije, wylst ik jo mar ien skildich bin.
Jow my ütstel towille fen myn bern.
Goed den, sei de Dea, ik scil jo sin
dwaen. Hjoed oer in jier kom ik werom.
Den is jou famke wol sa fier, det jy de
soarch for ’t bern oan oaren oerlitte kinne.
Hwet is in jier? flaaide de mem.
kinne? Hat se bij it opgroeijen net altyd
de memmehan nedich om hjar to lieden?
Wêz for dis kear genedich. Jow my noch
tweintig, né jow my noch fiif en tweintig
jier, om myn bern lokkich to sjen. Den
scil ik jo sunder tsjinakseljen folgje. For
jo is dy tiid ommers net mear as in eagen-
blik, for my is ’t in iwichheid.
De Dea andere neat, mar gyng foart en
liet it frouminske yn hjar wêzen.
Fiif en tweintich jier forrounen, fiif en
tweintich jier fen noed en soarch, fen ünk
en leed for it frouminske. Hjar alden, dy
hjar lang in stipe wést hienen, waerden
In koarten tiid letter mette'hja de man, helle troch de Dea. Hjar ynljeave man
moast hja to hóf bringe. Mei moeite brocht
se hjar dochter great, en do ’t safier wier
forliet de faem hjar om to trouwen. Hjar
houlik waerd lykwols neat as lijen. Mei
koarten stoar de jonge frou en gau dêrnei
hjar man. It frouminske, dy nou beppe
wier, bleau efter mei in lytse jonge.
Do kaem de Dea op ’e nij en róp hjar
op, om mei him troch de tsjustere poarte
to tsjên.
GEBRs. TJALLEMA,
Huis- en Decoratieschilders,
Suupmarkt, SNEEK BOZUM.
Solied adres voor alle WERKZAAM
HEDEN het vak betreffende.
Eigen Malerij met de nieuwste machines
volgens oud recept.
Enorme keuze in BEHANGSELPAPIER
en op staal.
XXVI.
It frouminske en de Dea.
In tsjep jongfaem fen noch gjin twein
tich jier kloppe oan de poarten fen de Dea.
Hwa is dér róp de Seineman en
liet syn bonken rattelje.
O, lit my by jo ynkomme, sei de
faem mei ljuentsjend lüd. Ik bin it libben
sa sêd, it is sa forfeelsum. Ik ha nearne
gjin nocht oan, alles stiet my tsjin en
nimmen op de wrald hat my nedich.
Ik scoe sa graech dit ierdske libben for-
litte, en dèrom sykje ik myn taflecht by
jo, by de Dea, dy ’t üs frij makket fen
alle soargen. Doch dochs de 'poarte for my
iepen
De Dea knarste op de tosken en liet de
toarre fingerseinen oer de hirde ribben rat
telje, om de faem bang to meitsjen, mar
hja haldde oan mei bidden en smeken, hwent
hja miende yn it libben gjin inkele striel
fen Ijocht mear to sjen, gjin inkele treast
mear to finen.
Hark ris, fanke, sei de Dea einliks,
dat giet sa mar net. It heart net sa, det
de minsken bij my komme. Gjin wolkom
ha se den fen my to wachtsjen. Mar ik
com bij de minsken, as it hjar tiid is. En
frill flyri lit -x4~-yrxii- - TX - j rr—.1',,'.?
net, hwet libjen is, en hwa noch net libbe
hat, moat yet net stjerre. Kear werom
Ten dizze neare poarte en lear it libben
dnnen.
As it moat, scil ik de lést wer op
my nimme. Mar lit my net to lang wachtsje,
jea de faem, hwent o it libben fait my
sa swier, it is 'sa tsjuster, sa langwilich.
Bisykje it neijer, andere de Dea.
Om ’t dy lykwols net to swier to meitsjen,
scil ik dy oer twa jier, op dy selde dei en
üre as ’t nou is, fen it libben forlosse.
Den kom ik, om dy to heljen.
Hjirmei koe de faem hinnegean.
E. VON WALD—ZEDTWITZ.
(Schrijver van „De dochter van den Spion").
2).
„Wat duivel, Glatbeck, waar zit je toch,”
klonk ’t uit de duisternis, „dat zaakje
duurt verduiveld langSteek in zee,
anders kunnen wij onzen tijd beter besteden
in ’t badbötel. De dikke ambtsraad zal reeds
op ons zitten wachten.”
Verschrikt verborg Clarissa zich achter
den mast. „Heeft dit smeeken niets gebaat,”
dacht de ambtsraad, dan gelukt het mij in
geenen deele. Laat hem varen, wie kan er
wat aan veranderen
„Vooruit l” riep de heldere stem van den
baron; met ééu sprong was hij in de schuit.
„Hoera, naar zeebeval hij en maakte de
ketting los. Clarissa drukte de hand op
het hart en werktuigelijk deed ze een paar
„Richard Richard I” een kleine gou
den ring met blauwen steen viel in de gol
ven zij wankelde, doch twee sterke armen
omvatten haar. Bewusteloos zonk Clarissa
ineen.
1 4
I
X
i
DIJ LICHTE aandoeningen
X. v aangewend, voorkomen]
■—.I. -
NIEUWE SNEEKER COURANT
ANNEX
«Kxs-fi ii ii aa iai u
Mi” 1. Finxr
T3 1- ----
ROMAN VAV