f2000
DN ZE GRATIS VERZEKERING.
ID
i
1
i,
I
f 50.- uitkeeren.
SNEEKER COURANT (67ste Jaargang) en WYMBRITSERADEEL (14de Jaar gang)
r.B: f200 ...4... f 150 -ivr f 75f 50 «BB... f 25
Aanvraag Gratis Verzekering.
Woensdag 3 Maart 1915.
31e Jaargang.
Officiate! Orgaan der Gemeente Sneek.
nd
z.
Inteekenbiljet.
1
Uitgevers: Firma H. BRANDENBURG!!
Ged. Poorterijlen, - Boek KfeiflZaïd - Sneek.
Den 19en Januari overkwam onzen verzeker
den abonné A. DE RUITER; alhier, een
ongeluk. Bij t vervoer van grond werd zijn
rechterhand overreden door een kipkar en ernstig
beschadigd. Maandag 22 dezer werd ons de
geneeskundige verklaring overgelegd, dat tenge
volge dit ongeluk de wijsvinger moest
worden geamputeerd.
<9
Als gevolg hiervan, konden wij den 25en
Februari aan onzen abonné
No. 44.
Verschijnt Dinsdags- en Vrijdagsavonds.
Dit is thans de tweede uitkeering in
10 maanden. Wij gelooven dat dit reeds
voldoende ’t groote voordeel aantoont,
dat onze Gratis Ongevallen-Verzekering biedt.
Alléén zij; die bij ons als betalend
abonné te boek staan; hebben
recht op de verzekering; mede-
lezers dus niet.
Zij moeten daartoe nevenstaand aanvraag-biljet
ingevuld aan ons Bureau inleveren.
Zij die zich thans als abonné laten inschrijven
kunnen direct in de verzekering worden opge
nomen. De abonnements-prijs is per kwar
taal slechts 37V2 cent; (3 ct, per
week) franco per post 50 ct.
De Abonné’s op dit blad worden op aanvraag Gratis verzekerd tegen de gevolgen van Ongelukken voor onderstaande "”3^3
bedragen. (Risico gedekt door de Hollandsche Algemeene Verzekeringsbank te Schiedam.)
SNEEK.
r
i
r
L.
I
n.
.191
(Plaats en datum invullen)
onder teekening.)
Abonné’s buiten Sneek moeten 5 cents postzegel insluiten voor porto.
J. J. DE JONG, Woudeend.
J. DOOPER, Blauwhuis.
D. K. ZIJLSTRA, Reeg.
R. OZINGA, Scharnegoutum.
bij
Overlijden.
bij verlies
van een Duim.
bij verlies van
elke andere
Vinger.
I
a i
Ondergetekende wenscht zich te abonneeren op de NIEUWE SNEEKER
COURANT.
Naam
Naam en voornaam
(voluit
Woonplaats:
Greete Aiverteattea kwuiea uiterljk tet Maasdags- e» Doiderdags-
avondi iagesoadea werdm, kltóa tet Düudags- en Vrijdags-
morgeniR 10 uur.
ANNEX
in.
4
-I
S*Wl
Straat met huisnummer
Beroep
Ouderdom
den
■Adres
ti.
i
I
THUKPOON No. ISO.
I
Uitkeering groot f 50.
minder wilde zijn dan die van Bolsward, Fra-
neker en Leeuwarden.
Het Friesche Schild, ook wel genoemd het
Olde of Franeker Schild, had de waarde van
een daalder, maar voor de variatie was het
Sneeker Schild vier en twintig stuivers waard,
of vier schellingen, ieder van zes Vlaamsche
Grooten.
De Vlaamsche Muntstandaard was in de 14e
en 15e eeuw algemeen ook in ons land inge
voerd met een hoofdmunt van goud, zijnde een
pond Vlaamsch ter waarde van 6 guldens, die
Philippusguldens werden genoemd, 20 stuivers
of Vlaamsche Grooten. Later noemde men die
Carolieguldens. Een kroon was het derde deel
van een pond Vlaamsch of 2 gulden. De Snee
ker zilveren pasmunt bestond uit zilveren
Botghies of Botjes, waarvan er zes in een
kleinpond, of 30 centen naar onze munt gingen.
Een koperen botje had eene waarde van een
half zilver botje, onderverdeeld in vier duiten.
Met „Sneza Grate” werd bedoeld een Snee
ker Groot (van zilver)deze stond dus gelijk
met een „klein pond”, zooals de later aange
munte „Schellingen”. Dubbele schellingen
werden ook zilvermarken genoemd.
Andere zilveren munten dan schilden, schel
lingen en stuivers of zilver botjes en koperen
pasmunt zijn te Sneek niet geslagen.
Het Munthuis stond aan de Kruizebroeder-
straat, op den hoek van het straatje, dat op
den stadswal uitloopt en tor herinnering vau
het vroegere feit Muntstraat wordt genoemd.
De geslagen Munten, alsmede de muntspecie,
baren en platen werden in zware, met ijzer
beslagen kisten ,,in het Huys der Ghemeynte”
bewaard, want gezien de onrustige tijden, bood
het Munthuis, zoo dicht bij den stadswal ge
legen, geen al te veilige plaats aan.
Tot en met het jaar 1493 zijn te Sneek
munten geslagen, doch ze bleven wel in den
omloop tot na de Saksische regeering, die in
1498 aanving en in 1515 eindigde.
De hertogelijke munten onder het bestuur
van Albrecht 14981500 George en Hendrik
15001504 en van George alleen 15041515
zijn te Leeuwarden geslagen. Sedert dien wer
den de oude Stedemunten aan het gebruik
onttrokken en ingeruild tegen die, welke prijk
ten met de beeldenaars der Gubernatores Frisiae.
De Waag.
Volgens een oude „oirkonde” bezat Sneek
reeds in het jaar 1427 het recht om een Waag
te hebben. Dit is nu wel niet overeen te bren
gen met de verleening van stedelijke of poor-
tersrechten, die met zich brachten „het holden
van een Merckwaeghe omme toe weeghen die
Botter en de Keze, Solt, Vleysch, Hunnich
ende Wax”, en zal de stadswaag eerder van
1294 dan van 1427 dateeren. Vóór de opneming
van Sneek in de rei der Friesche steden was
„die olde Buyrte fan Sneek” al een belangrijk
„marktvlek”, waer velerhande comenscap (koop
handel) werd gedreven, dus moet er voor 1294
reeds een waag hebben bestaan. Ik neem aan,
dat in 1427 een nieuwe stadswaag op de plaats
der tegenwoordige zal zijn gebouwd.
Duidelijk invullen s.e.p.
Betaling per kwartaal. Betaling per week.
(Doorhalen wat niet gewenscht wordt.)
Ondergeteekende, verzoekt als betalend Abonné op de
NIEUWE SNEEKER COURANT
een polis voor verzekering tegen ongelukken.
NIEUWE SNEEKER COURANT
ABONNEMENTS-PRIJS
Per jaar fl.50, franco per post f2.buitenland f5.
Afzonderlijke nummers 3 cent.
ADVERTENTIEPRIJS
1 5 regels 35 cent, elke regel meer 6 cent.
Bij abonnement belangrijke korting.
Ingezonden Mededeelingen 10 cent per regel.
Abonnementen worden aangenomen aan ons Bureau (Ged. Poor-
tezijlen), bij alle Brievengaarders en Boekhandelaren en bij de
heeren
S. VAN KONINGSVELD, IJlst.
P. A. TEPPEMA, Uitwellingerga.
A. BUMA, Abbega.
IJ. KINGMA, Poppingawier.
Napjus, de 18e-eeuwsche, historieTorgehesd»
stadssecretaris van Sneek, sprak ook alg zys
meening uit, dat in 1427 de nieuwe waag is
gebouwd, maar dat de stad reeds vroeger kat
waagrecht bezat.
Tn de 18e eeuw stond het oude gebouw er
nog, dat in 1756 werd vergroot aan de zijde
van Kronenburg door aankoop van een heeres-
huis. Even als nu was in vroeger tijd da Waag
een aanhoudende zorg voor het stedelïk be
stuur en reeds voor eeuwen spande de Magis
traat zich in om deze instelliag te does
bloeien. Op drukke weekmarkte» aa* iet
einde der 17e eeuw kwamen er wel eeas over
de 1000 „ferdels” of vierde vaten koter ea
200 schipponden kaas aan de waag.
Ten tijde der Saksische regeering wist Saeek
het uitsluitend waagrecht van Wjjmbritsera-
deel en omliggende plaatsen te bedingen. Ook
Karei van Gelder bevestigde in 1517 het waag-
privilege dat de dorpen rondom Saeek geea
openbare waag mochten houden, die tot schade
der stad zouden wezen. Zoo bleef de Sneeker
waag in bloei, waardoor een levendige uit
voerhandel op het binnen- en buitenland ont
stond. Toen men in 1706 eenige vermindering
van aanvoer bespeurde, besloten de geïnteres
seerde leden der Vroedschap om een „Vrjje
Weekmerck” in te stellen, wat ten gevolge
had, dat de waag wederom „voeruit” ging.
In 1725 werd voor het gebouw een luifel,
op elf pilaren rustende, gemaakt, welk afdak,
na betrekking van voornoemd huis werd ver
lengd.
De grootste boteraanvoer in de 18e eeuw
bedroeg 1410 vierendeelen, en die van de kaas
320 schippersponden op één marktdag, die dooi
de eeuwen heen op Dinsdag werd gekouden.
Mindere aanvoeren bewogen ziek echter „o.
en de by” genoemde cijfers die een duidelfk
bewijs leverden hoe kolossaal de aanvoer en
omzet der zuivelproducten waren.
Boven de stadswaag bevond zich de Hoofd
wacht waarop in troebele tijden vaak een klein
garnizoen lag, dat uit Leeuwarden hierheen
kwam, ter handhaving van orde en rust. In
1672 lag er een compagnie van het regiment
Oranje-Friesland en in 1748 vier en twintig
soldeniers „voor mogelyke gebeurlykheden”.
Zij bleven hier slechts korten tjjd, want er
gebeurde niets en bij het afscheidnemen der
gewapende macht gaf het stadsbestuur te ken
nen „dat men zelf wel voor de orde zou zor
gen en dat in Sneek geenerlei attentaten zou
den plaats vinden”. Sedert dien tijd venteef-
den er de vreedzame klepperlieden, die under
het bevel stonden van de Burgerwacht. Tien
uur ’s avonds trokken de nachtwachts „rate
lend om het uur” langs ’s Heeren wegen en
meldden zich om beurten aan kjj den officier
van de wacht.
Bij eene verbouwing in 1770 vond men op
de waagzolders oude ijzeren harnassen, storm
hoeden, hellebaarden, pieken, strijdbijlen, looden
en ijzeren kogels, die bij belegeringen m vorige
eeuwen als strijdmateriaal hadden gediend.
„Als van geenen dienst meer zijnde, heeft
men die dingen weggedaan*, luidde het rap-
In de Leeuwarder Courant vervolgt de heer
P. Janzen zijn artikelen over onze stad
In da Olde Buyrie wan Smeek.
De zoogenaamde ridders van Maltha hadden
reeds in 1206 „binnen de Olde Buyrte van
Sneeck” een klooster van de Johanniter Orde,
genaamd het Hospitaal van St. Jansberg, ge
bouwd. Hierdoor waren de bewoners van het
convent ook wel bekend onder den naam van
Johanniten of St. Jans Heeren. De eerste kom
man deur van het Sneeker Convent was Gellius
Ilstanus, of eenvoudiger op zijn Friesch Jelle
van IJlst.
Reeds had het klooster 88 jaren binnen de
stad gestaan, waarschijnlijk ter plaatse van het
Old Burger Weeshuis, toen alle houten huizen
der nog jonge stad in 1295 door brand wer
den vernield. Ook het klooster ging in vlam
men op. Slechts twee huizen en de kerk, die
wel van steen zullen geweest zijn, bleven ge
spaard. Bij den opbouw der stad is het kloos
ter verplaatst ten noordoosten buiten Sneek,
waar nu de Middelbaar Technische en Am
bachtsschool staat.
De grond binnen de stad bleef het eigen
dom van de St. Jansheeren en is vermoedcljjk
overgedragen aan den i.tichter van het Kruis
broederklooster in 1462.
Het St. Anthonius-Hospitaal of Gasthuis stond
onder het patronaat der St. Jansheeren. De
kapel van St. Anthonius was reeds voor 1390
bekend en ging over aan de Kruisbroeders,
waarom deze kapel ook wel genoemd werd
Broerekerk. In 1580 is het gebouwencom
plex tot Burgerweeshuis ingerieht.
Vóór den geduchten brand in 1295 had de
stad een geringen omvang en lag besloten tus-
schen den Hemdijk ten noorden, de stads
grachten ten westen, het Schapenplein ten
oosten en het Hoogend ten zuiden. Tusschen
deze grenzen lag vroeger veel open terrein
met schuren bebouwd, waarin het boerenbe
drijf werd uitgeoefend, want de koemelkerijen
lagen toen binnen de wallen en wel in hoofd
zaak aan de binnenhaven, waar zich de Schar
ren of mestbergplaatsen bevonden ten gunsti-
gen afvoer van „Dong en rtiwchte”.
Men noemt deze verzamelplaatsen in het
Friesch Rüwchskernen. Later is dat woord in
de stadstaal verbasterd tot Scharn.
In de 14e eeuw was reeds een tweede ver-
grooting der Olde Buyrte noodig. Hiertoe
maakte men de kruin van den Hemdijk, thans
Oosterdijk genoemd, gelijk met de achtergele-
gen erven en zette deze ophooging zuid- en
oostwaarts voort in de daarop volgende eeuw
met den vrijkomenden grond uit de ontgraving
der nieuwe grachten, die, naarmate men die
per kwam, zandiger weri. De opgehoogde
terreinen noemde het volk weldra het Klein
en het Grootzand en den huizenaanbouw „de
nieuwe stad over het water”.
Afgebrand I
In het jaar 1417 brandde er wederom een
groot gedeelte van de stad af aan de zijde van
de Marktstraat, van ouds Breedeplaats of Stads
plaats genoemd. „Het Huys der Ghemeynte”
moet toen mede in vlammen zijn opgegaan,
want het stedelijk archief met de vermeende
perkamenten oorkonde van Karei den Groote,
behelzende de Vrijheid der Friezen, werd door
het vuur verteerd.
Toen in het jaar 1457 nogmaals het groot
ste noordelijk en westelijk deel der stad af
brandde, besloot het bestuur tot radicaal in
grijpen en verbood het bouwen van houten hui
zen met stroodaken of rietafdekkingen binnen
de wallen, gelijk toen veelal geschiedde. Ver
plichtend werd gesteld het bouwen van stee
nen huizen, met tichelplaten van gebakken
klei of pannen gedekt. Een brandweer werd
ingesteld en verdere bepalingen werden ge
maakt betreffende de zekerheid tegen brandge
vaar. Daaronder werd begrepen de halfjaar-
lijksche schouw over de schoorsteenen en rook
leidingen het aanwezig hebben van brand
ladders, leeren brandemmers en ijzeren haken,
opdat bij het uitbreken van mogelijken brand
het gevaar dadelijk bestreden kon worden. Na
de ramp van 1457 werd de stad volgens de
kroniekschrijvers Petri en Winsemius „fraaier
dan ooit voorheen gebouwd en nam teffens
zoodanig in aanzien toe, dat haar in 1465 het
Muntrecht werd verleend.”
Muntrecht.
Dat recht was feitelijk meer een liefhebberij
van den Hoofdling of Hoofdman, die niets