MEUBELFABRIEK NEDERLAND FIRMA H. BRANDENBURG!! annex SHEERER COURANT en WYMBRITSERADEEL RECLAME KOLOM. De Kloklieder, M ieu we lijdingen. Officieel Orgaan der Gemeente Sneek. Zaterdag 7 April 1917 33e"Jaargang 55. No. I J. A. HUIZINGA, Groningen. NIEUWE 5NEEKER COURANT ■H Bij (In Russysk Peaske-teltsje.)- I andert de kloklieder. ik!" bin i sokke lytse, lytse, hinne I Ooitersche Tapijten, Doeken, Kleedjes etc. f 500 gestolen. Drie personen, K. uit Marssum, en De V. en v. d. M„ uit Sint-Jacobiparochie, zijn gearres teerd, als verdacht ten nadeele van een koop man uit Dokkum de vorige week te Leeuwar den f 500 te hebben ontvreemd. Ho sterk, ho rêd, ho fluch fleane de teanen omhegens,' as wolle hja it twinkeljende stjerte Telefoon 118. dy’t like aid is as de kloklieder. De han boppe syn earme, De lichting 1911. De Haagsche Crt. spreekt het bericht tegen, als zou de militielichting 1911 waarschijnlijk 10 April met onbepaald verlof vertrekken. Ontspanning voor militairen. De Opperbevelhebber heeft een legerorder uitgevaardigd ter voorkoming van ontspan ningsavonden waaraan door een deel der mi litairen aanstoot kan worden genomen. maal aan worden! Wie ver wil rijden ontzie zijn paard. In anderen zin, om dit preekwoord toe te passen op het leven, dat, eigenlijk gezegd niets is dan qen reis wat langer dan een andere, laten wij zorgvuldig onze krachten ontzien en onderhouden indien wij willen aankomen, en natuurlijk in goede omstandigheden, aan een gevorderden leeftijd. De slijting van het organisme heeft velerlei oorzaken; men vergeet dit te dikwijls. De groei, de ongestadigheden van het weer, de kritische leeftijd zijn er de natuurlijke oorza ken van, waarbij zich nog voegen d_ 1— .2..., '2 begaan en de vermoeienissen, de zorgen, het verdriet, die wij niet kunnen vermijden. Men kan het niet genoeg herhalen dat het onze nalatigheid in het herstellen der verwoes tingen die ai deze oorzaken in ons lichaam te weegbrengen, is, die meestal van onzen ouder dom een zoo treurig tijdperk van lijden en ge breken maakt. Zijn lichaam onderhouden, dat is dus zijn paard ontzien, dat is zeker zijn in goeden staat aan het eind van de reis aan te komen. Waar om nalaten dat te doen, terwijl het zoo een voudig is door het regelmatig gebruik der Pink Pillen die het lichaam letterlijk weer opbou wen en verjongen, door de bronnen van zijn kracht en van zijn weerstand, dat wik zeggen, het bloed en het zenuwstelsel, te voeden. Ver hinderen, dat het bloed bederft en verarmt en dat de zenuwen verzwakken, dat is alles. In dien u dat gelukt en het zal u zeker ge lukken met de Pink Pillen, in de geheele we reld gewaardeerd als de wederbelever van het bloed en de versterker der zenuwen zult gij altijd een volmaakt lichamelijk even wicht bewaren. De Pink Pillen, welker gebruik geen enkelen bijzonderen levensregel noodig maakt, worden in alle goedé apotheken ver kocht voor den prijs van f 1.75 het doosje. De Pink Pillen zijn verkrijgbaar a f 1.75 per doos en f9 per zes doozen bij het Hoofd depót der Pink Pillen, Dacostakade 15, Amster dam. Voor Sneek en Omstreken bij de Erven Joh. W. Meijer en fa. B. Meindersma te Sneek en ■bij alle goede Apotheken en Drogisterijen. Abonnement: per jaar f2. fr. p. post f2 50. Losse Nos. 5 et. Advertentiën 1 5 reg. f 0.35 verder per regel 6 cent. Bij Abon nement] b el angrijken korting. Onze Abonné’s hebben recht op gra tis Verzekering tegen Ongelukken Nederland en het voorloopige Russische bewind. De Nederlandsche regeering heeft het voor loopige bewind in Rusland nog niet officieel erkend. Doch den Nederlandschen gezant - te Petrograd is opgedragen op den gebruikelijke!! voet de officieuse betrekking met dat bewind te onderhouden. Distributieregeling van huiden en leer. De minister van landbouw heeft den burge meesters een afdruk doen toekomen van een distributieregeling voor huiden en leder, waar van de dttum van inwerkingtreding zal wor den vastgesteld, zoodra de nog vereischte voorbereidende werkzaamheden zullen zijn af- geloopen. Verschijnt DINSDAGS en VRIJDAGSAVONDS Uitgevers Snzek Telefoon No. 150. tichteby him? En praet hja lusterjend mei him oer de dingen fen’t forline? Foar syn geasteseach forrize foarmen, dy’t it each fen Het dure schoenwerk. Wij vernemen, dat de nieuwe distributiere geling voor looistoffen, huiden en leder hoofd zakelijk strekt tot het tegengaan van specula tie. Blijkens de regeling wordt alleen goedkoop reparatieleder en als regel uitsluitend aan schoenlappers verstrekt. Aan schoenmakers in I--- ---- 1 de buiten- het algemeen goedkoop zoolleder te verstrek- sporigheden, die "wij vrijwillig of ons ondanks ken is ondoenlijk gebleken. Overwogen wordt voor de categorie der reparateurs, die met het oog op hun omstandigheden het meest noodig hebben, ook regeeringsschoenen beschikbaar te stellen. De nieuwe regeling zal waarschijnlijk nog deze maand in werking treden. De petroleum-, benzine- en gasolienood. Van bevoegde zijde wordt medegedeeld, dat de beschikbare voorraden petroleum, benzine en gasolie en de bestaande vooruitzichten om deze* voorraden aan te vullen van dien aard zijn, dat tot eene bezuiniging in gebruik zoo vergaand als slechts eenigszins mogelijk is moet worden overgegaan. Te’ verwachten is de benoeming van een toewijzingscommissie om het weinige, dat er te verdeden is, te doen afleveren op zoodani ge wijze als met het algemeen belang het best is overeen te brengen1; Het is uitgesloten dat zal kunnen worden voldaan aan verzoeken van particulieren om een der bedoelde’ producten af te staan, ook niet voor verwarmings-, verlich- tings- of kookdoeleinden. Voor het particulier automobielverkeer zal eveneens geen nieuv/e benzine worden beschikbaar gesteld. Het is onnoodig, ook voor de gemeentebesturen, ver zoeken om beschikbaarstelling ten behoeve der straatverlichting in te dienen, daar de te be noemen commissie het vraagstuk der voorzie ning in zijn (geheelen omvang zal bezien. Ous aardappelrantsoen. De minister van Landbouw heeft bepaald, dat in verband met den vrij aanzienlijken voor raad minder duurzame aardappelen, die in elk geval.vóór 15 Me* e.k. verbruikt moeten zijn, en de noodzakelijkheid om elk voedingsmiddel op de meest economische wijze te bezigen, door hem het rantsoen van aardappelen ver hoogd wordt van 12 K.G. tot 20 K.G. pe'r hoofd en per vier weken oyer de periode ingaande 16 April e.k. en eindigende 14 Mei d.a.v. In verband daarmede wordt het rantsoen voor rijst, gort en havermout voor deze peri- Te lage aangifte voor belastingen. De exportslager Andries v. d. S. te Meppel, is wegens het doen van een valsche aangifte voor de rijksinkomstenbelasting tot f 2500 boete veroordeeld. 1916 naar Parijs vertrokken is om daar zijn zakenconnecties uit te breiden. Ongeveer half October daarop schreef hij naar Amsterdam, dat hij eenige dagen later zou terugkomen. Sedert heeft men niets meer van hem verno men, althans niet direct. Door bemiddeling van het ministerie van Buitenlandsche Zaken, welks hulp men inriep ten einde iets van het lot van den heer Hoefnagels te vernemen, kreeg de familie bericht, dat hij aangehouden en gearresteerd was onder verdenking van spionnage. Familie en vrienden 'hebben toen, eveneens door bemiddeling van den «minister van Buitenlandsche Zaken, pogingen gedaan om te bewerken, dat de heer Hoefnagels door een advocaat zou worden ter zijde gestaan, en juist dezer dagen kregen zij uit den Haag be richt, dat hij voor het aanbod had bedankt, omdat hij zich reeds-van de hulp van een ad vocaat verzekerd had. Het blad vernam, dat een zoon van den heer Hoefnagels reeds zeven jaar in Berlijn woont, en dat zijn dochter, met een Duitscher ge huwd, eveneens in Duitschland gevestigd is. Niet onwaarschijnlijk is deze omstandigheid van ongunstigen invloed geweest op den loop van het proces. Een duikboot in het net. Met verlies van het geheele vischwant is te IJmuiden binnengevallen de logger K W 105, van de reederij Lammens te Katwijk. De schipper rapporteerde, dat het verlies veroor zaakt werd doordat een onderzeeboot in het trawlernet stoomde. Dit werd door hem hier uit afgeleid, doordat de- logger op eens met kracht achteruit getrokken werd. De schipper, die hiervan gevaar duchtte, heeft daarop beide lijnen, staaldraad, doorgehakt. syn lichem al lang net mear sjen koe. Hy sjucht in bernekoar, dat de wyde lieten sjongt en Naoum, de aide pope, dy’t al fiiftsjin, ia al tweintich jier dea is, bitsjinnet de mis. Hünderten gelovigen büge hjar hollen ef sjugge op somlike eagenblikken omhegens, as foarmen hja in koarnfjild, hwaens halmen foar- oer büge ef rize as in sigentsje der oerhinne wacit. Hwet in bikende ge’sichten! Mar de iene nei de oate binne hja fen de ierde for- dwoun. Der is syn heit mei syn strange antlit en dernjonken syn fromme broer. Eh tichterby stiet er seis: soun en krêftich, it hert fol hope en Ijeauen, wachtsjènd op it lok.... Hwer, hwer is dat allegearre bleaun? En liken as in flam, dy’t foar’t hja dwêst wirdt, yetris klear flikkeret, sa forljochtet it oantinken fen -de aldman hommels it forline, sa’t seis de tsjusterste hemen, der’t er de wei net mear nei ta wist, bigjinne to glanzgjen. Alles sjucht er wer op ’e ny: syn warber, rêstleas wirkjen, de ilinde, de smert, it swiere bodzjen for.it deistich brea.... Hwer bleau de hope? Hy sjucht syn ünfortsjinne lyen.... Hwer bleau it Ijeauen? En yn ’e tsjerke, lofts, sjucht er, dat by de fronen in famke delknib- belt, fris as' in roas, biddend en mei delsleine eagen: syn breid. It moeisum wirk, de donkere ilinde, syktmen e» soargen hawwe ringen hjar fleur .skeind en it jeuchlike fjür fen hjar eagen dwêst: en hja forliet it libben, krom de rêch troch de lést fen in swier en Ijochtleas bistean, dróvich as Jn dizige hjerstnacht, en de eagen wirch skrieipd om al it leedzje, dat hjar diel op ierde wier. len soan hie hja him neilitten, mar de meilyenleaze dea meande ek syn lib ben Sünt bistyng det for him neat mear op 'e wrald as dit keammerke yn ’e aide toer, ticht by de wolkens, net fier fén de stjerren fen- dinne, der’t de winen fry rüzen en brüzen.... „Mikheïtsj! Mikheïtsj!”, klonk in stimme yn ’e lichte. .,Sliepe jy? Ho haw ik it nou mei jou, Mikheïtsj?” Hwent der moast for de twadde kear let wirde. Mikheïtsj gyng gau oereiri en gr.ypte it tou. Op ’e ny fleaen de teanen üt de wag- geliende brünzen koer en forspriede hjar boppe it dal. Om de tsjerke hinne bigjint de prosesje. Fin- dels wapperje op de wyn; de gouden knoppen glinsterje yn 't Ijocht fen de kearsen. In berne- en in mannekoar sjonge bar om bar. De rook fen wier’k riist omhegens nei de kloklieder’. It folk ütert syn blierens: „Chris tus is opstien! Ja: Christus is.opstien!” Mikheïtsj heart de lüden en syn hert trillet. Is it troch wille, dat syn aid, faek-pleage hert oandien is en skriemt? En hy liedt, hy liedt sünder ophalden.... It is, as wirdt de metalen stimme kreftiger, orn’t de siele fen Mikheïtsj oandien is en hy wer tinkt oan earder dagen, wylst er al dy- jingen, dy’t syn libben swierder makken, for- jowt. Superphosphaat. De minister van landbouw, nijverheid en handel’ heeft het volgende bepaald: Het is verboden superphosphaat af te leve ren. te verhandelen, tc'n geschenke te geven of op eenigerlei wijze te vervreemden, tenzij in opdracht of met goedkeuring van de commis sie belast met de zorg voor den aanvoer en de distributie van kunstmeststoffen, korter ge noemd Kunstmestcommissie. léste stoun! En hjoed herhellet hy wer d’alde klachte: „Hwennear mei ik myri holle del- lizze?” As er by de klok komt, set er de lantearne del en giet nei’t greate galmgat, der’t strak de brünzen klok, dy’t hjar forspriede boppe it dal. Der yn ’e lichte, om de tsjerke hinne, leit it hóf mei syn grêfteikens. De measte hou-' ten krüsen, ünder in tek fen strie oan it haedein fen de grêfheuvels, steane skean, hwent se binne al sa aid en somliken binne skeef stjitten, do’t de snie opromme waerd; mar se steane der, as wierne hja weitsers oer de deaden, as spraetten se biskermjend hjar earmen boppe hjarren üt. Het vonnis-Schröder en zijn gevolgen. Het betreurenswaardig vonnis door het Haagsche gerechtshof tegen den hoofdredac teur van de Telegraaf, Schröder, gewezen be treffende het in gevaar brengen van onze neutraliteit, heeft reeds betreurenswaardige ge volgen gehad. Betreurenswaardig noemen wij dit vonnis omdat de Nederlandsche recht spraak met deze veroordeeling een stap heeft gedaan op een weg, waarvan het einde niet is te zien. Immers nu het hof éénmaal beslist heeft dat een uitdrukking in een bepaald blad tegen zekere mogendheid gericht onze neutra liteit in gevaar brengt, zullen de buiten- Jandsche regeeringen terecht onze regeering aansprakelijk stellen voor alle uitingen in de bladen, welke haar niet aanstaan: hetgeen tengevolge zal moeten hebben dat onze regeering een soort censuur zal moeten invoeren, iets waartegen de gansche Nederlandsche pers verplicht is met klem te protesteeren. Wij hopen dan ook dat ons hoogste rechts college een andere opvatting omtrent onze persvrijheid zal huldigen dan de heeren van het Haagsche Hof en Schröder alsnog ontslaan zal van rechtsvervolging. Zooals wij reeds schreven zijn de betreu renswaardige gevolgen van <Je Haagsche be slissing niet uitgebleven. Dinsdag 1.1. hebben de'gezanten van Frank rijk en Italië stappen gedaan bij onzen minis ter van Buitenlandsche Zaken, ten einde diens aandacht te vestigen op de termen, waarin het requisitoir, den 14den Maart door jhr. mr. Van Brandeler, in verband met de zaak-Schröder uitgesproken, vervat was. Tevens wezen de beide gezanten den minis ter van-Buitenlandsche Zaken op het feit, dat in de Nederlandsche pers artikelen verschenen waren, waarin de Entente-mogendheden veel scherper werden aangevallen dan het geval is met de Centrale Mogendheden in het geïncri mineerde artikel van ,de „Telegraaf”. De heer Allizé en de hertog de Cavello heb ben ten slotte den minister van Buitenland sche Zaken gevraagd, welke maatregelen de Nederlandsche regeering dacht te nemen, ten einde den eerbied voor onpartijdigheid en neutraliteit bij de rechtspraak te verzekeren De Engelsche gezant zal binnenkort nu ook wel eens met een protestje komen, want wij gelooven dat de „vriendelijke” toespelingen welke menig orgaan in ons vaderlandje in defl loop van dezen oorlog heeft gemaakt op En geland, al evenveel gevaar voor onze onzijdig heid Ter dood veroordeeld. Omtrent de terdoodveroordeling door den krijgsraad te Parijs van den 53-jarigen Neder lander B. Hoefnagels, uit Amsterdam, wordt aan het Hdbl. gemeld: In September 1916 heeft Hoefnagels zich in betrekking gesteld met den Duitschen spion- nage-agent te Kleef en is daarna naar Frank rijk gegaan, in schijn om vertegenwoordiging te zoeken voor grooté firma’s, doch in werke lijkheid om te spionneeren. Hij verzamelde in lichtingen -over troepenbeweging' aan de sta tions in het Oosten en over juiste ligging der fabrieken van oorlogsbehoeften, die hij over bracht aan den bedoelden Duitschen spionnage- agent, in brieven, met onzichtbaren inkt ge schreven. Hij werd ter dood veroordeeld op verplet terende bewijzen, ondanks zijn betuigingen van onschuld en liefde voor „la belle France”. HoefnagelsJs vader van een groot gezin.- De Fransche bladen zeggen, dat hij te Am sterdam op grooten voet leefde. Het Handelsblad meldt nog nader dat de heer Hoefnagels,, die te Amsterdam een agen- tuur en commissiehandel dreef, in September f 2400 gerold. Den groentekoopman F. W. van der A„ uit Loosduinen, is te Rotterdam een portefeuille met f 2460 aan bankpapier ontrold. Paasehverlof jaarklasse 1909 landstorm. De minister van oorlog deelde de Kamer mede: Als gevolg van een nader door den opper bevelhebber van land- en. zeemacht gemaakte bepaling, geldt de regeling, getroffen voor het Paasehverlof der dienstplichtigen, onder meer ook voor de jaarklasse 1909 van den land storm. Fierderop rize heech de keale stammen en tüken fen de bjirken, dy’t as wite streken binne op de swarte tsjustrens fen it donkere dinnebosk derefter. Erj, üt it krüpend hout en üt de greiden, üt it boulan en de iggen fen de rivier riist yn ’e nacht in rook omhegens, in pittige rook fen jong grien, fen knoppen dy’t iepen boarste •scille as in lye twjirre en de soele sinne hjar, aeie. Mikheïtsj rükt it:' hwet scil dizze werberte him bringe? Scil er jim- mer, jimmeroan nei boppen klimme moatte, eltse joun as 't skimerich wirdt om troch syn lieden alle echo’s wekker to meitsjen yn ’e romte om him hinne? Ef scil er einlings ek ris rêste meye, der yn ’e lichte, ünder in krüs? „Jimme witte it allinnich mar”, lüsterde hy, wylst er from-earbiedich in' krüs sloech en syn eagen de himel sochten, dy’t glanzich wier fen stjerrefünkeling. „As it Jins wollen is, den scil ik noch langer libje”. „Mikheïtsj! Mikheïtsj!” ropt ünderoan ’e treppen in stimperige stimme. It is de koster, wirge eagen, digert hy omdoch nei boppen: nëarrte sjucht er Mikheïtsj yn 'e birikke. Mar dit is net foldwaende. As’t Peaske is, moatte alle klokken liede. En wylst er mei syn iene han de gewoane klok liedt, bringt er mei de oare in lytser klokje yn biweging, dat heger lüd jowt en set syn foet ünderwilens op in hefboam, sa’t de basklok ünder him bigjint to lieden. It klinkt as in akkoart: ieu tean fen silver, ien fen brüns en ien djippe oargeltoan; en mei hjar tryen jubelje hja üt oer de hiele wrald, oer ierde en himel, de blide tynge: „Christus is opstien!” Steatich klinkt de bas en hastich is it, lüd fen de tenor-klok, as wier dy bang, dat hja efteroan komme seoe. De aide toer skoddet, as driicht hja yn inoar to fallen; gleon binne de touwen yn Mikheïtsj’s hannen; en Mikheïtsj seis, bleek as in wytling, wylst it swit pearelt op syn foarhoile, springt hinne en wer, laits- jend en skriemend tagelyk: „Christus is op stien!” Alle leedzje en tsjinstuiten binne hommels forgetten en forgetten binne fortriet en tsjin- wirking. Langjend drinkt syn siele de klokke- teanen en hy wit net mear hwet’it is: in jubel- lüd, in kleyende sang of in lüstrjend liet fen hope. It is, as biskriemt er de ierde en sjucht er de weelden fen de himel winkjen; en derom laket en skriemt er wis tagelyk. En net al- linne de klokken binne as libbende wêzens om him hinne: alle minsken, dy’t er ienris Ijeave, binne tichteby him en hja lüsterje alle- gearre, dat einlings de stoun fen forlossing for him kommen is, de stoun fen it Lok; dat. liken as Christus opstien js, hy,' de earme, aide Mikheïtsj ringen stjerre scil en wer wek ker wirde om it nye libben to genietsjen. En hy liedt en hy liedt.Én ünder yn ’e tsjerke en om de tsjerke hinne sjugge de mins ken eltsoar forheard oan en hja sizze, dat de aide Mikheïtsj nea yn syn libben sa hearlik- moai de Peasketiid ynlet hat. Mar hommels swyt de bas, midden yn. ïn sin.,.Den de middelklok en it is, as saeie hjar teanen wirch en stjerrerrd del yn it dal. Eangstme is to fornimmen yn it skriemend lüd fen de tenor.... Swakker wirdt hjar lie den, süntsjes falie de slaggcn en einlings haldt it lüd op, as róp in woune, fluchtsjende fügel for it lést. Swier fait Mikheïtsj op it bankje del, mei strakke eagen en stive müle. ’t Is, as sjugge de stjerren him oan, as roppe hja him, de moaie stjerren fen de kalme himel.... Goede minsken, dy’t der yn de lichte wenje, siikje for jimm’ klok in oare lieder: de aide Mikheïtsj hat syn eigen deaklok let.... (Neiforteld.) RINKE TOLMAN. 1 de hutten liken wol hounehokken. Hwet wier 1 it bosk in ein fen him óf en sa fier as er eagje koe, laei it dal. En de- rivier like krekt -op in 1 sulveren lint. En it wier süy.er in aerdichheit om der hielendal yn’’e lichte hjar eigen hüske op to siikjen. Mar de measte niget hied er oan 'e greatens fen it dal. „Krekt as it libben seis”, tocht de aide klok- lieder glimkjend. „As men jong is, liket it yen lang ta en der skynt mar gjn ein oan to kom- men. En nou’t ik aid bin, sjuch, nou kin ik ’t 1 hiele libben wol op myn hanpalm halde. It fornaemste is, dat men goed libbet, dat men nóch lofts nóch rjuchts öfwykt fen de wei der gerjuchtichheit.Ik bin den ek hielendal net bang for de dea: it scil my wêze, as gèan 1 ik wer nei myn mem ta. Alles scil wol goed komme!” 1 En yetris bisjucflt er de stjerrebylden: nou is it tiid om to lieden. Hy giet by T galmgat wei, set syn mütse óf, slacht in krüs, dekt syn holle wer en lükt mei beide hannen oan it tou. Mei in greate swaei slacht de klepel 1 tsjin ’e brünzen klokmantel oan en den trilje de lüd-weagen plechtich yn ’e stille loft. Yct - in slach en yet in slach. Ho fleurich klinke nou de klanken, dy’t de bliere, Ijochte Peaske- wille ütjubelje: de werberte fen de natür yn de xVaerme sinnestrieling, it wekker wirden fen de siele dy’t wer hoopje doar. De fjouwer mürren ten de aide toer kjirmje en kreakje fen de founeminten oant it heechste puntsje ta. De kleare lüdeïi stoarmje de wiidten yn as in great tal byen en forspriede hjar, rêd, réd fleanend nei’t noarden en ’t easten, nei’t süden en 't westen, oeral de bliere tynge bringend: oan 't doarp, oan it bosk, oan de rivier en oan de deaden, dy’t rêste op it lytse hóf. Einlings swyt de brünzen stimme. "It léste tal teanen is net sa great en net sa fluch: it is, as binne hja wirch eji moedleas, om’t hja hjar kammeraten, dy’t al sa fier, sa fier binne, net mear ynhelje 'kinne. Hja falie der jinsen by de dinnen delefkes klinkt hjar lüd noch en den swye hja yn ’e sliepende loft. De mis is bigoun. Eren gyng Mikheïtsj nei Onderen ta, kni.bbele yn in hoekje tichteby de tsjerkedoar, bea, tocht nei en harke nei it ge bet en de sang. Mar hjoed bliuwt er, hwer’t er is; hy is sa wirch, sa wirch.Hy d o a r t net nei Onderen ta to geanhwent scil er strak, as er de klok wer liede moat, omheech klimme kinne? Hy giet op syn bankje sitten en prak- kesearret.Hweroer? De nachtwyn waeit tsjin it klokketou, dat süntsjes hinne en 'wer slingert. Nöli en den heart er it folie lüd fen ’e koarsang; troch de greate ófstan binne fen de meldyen mar in- kelde brokstikjes düdlik to fornimmen en fen de wirden forstiet er hielendal neat. Hwer prakkesearret er oer? Hy wit it seis net. Lib bet de klok en komt dy hjar siele Ijeavjend Kamerverkiezing Amsterdam IV. de gehouden stemming ter verkiezing van een Ifd van de Tweede Kamer in het dis trict Amsterdam IV (vacature wijlen prof. mr. G. A. v. Hamel) is gekozen prof. mr. J. A. v. Hamel (U. L.) met 1343 stemmen. De heer Jos. Loopuit (S. D. A. P.) verkreeg 924, en de heer D. Wijnkoop (S. D. P.) 74 stem men. ode bepaald op 0.7 K.G. rijst en 0.3 gort en havermout per hoofd der bevolking. Goedkoop kalfsvleesch. Verschillende export-slagerijen in Nederland stellen thans nuchtere kalveren, geslacht onder toezicht van rijkskeurmeesters, voor gemeente besturen en gemeentelijke levensmiddelen-bu- reaux verkrijgbaar voor den prijs van 25 a 30 ets. per K.G., franco spoorwagen. De vracht komt dus voor rekening van den afnemer. Aangezien echter gezorgd wordt, dat het vleesch zooveel mogelijk van uit de dichtstbij gelegen export-slagerij haar de aanvragende gemeente wordt gezonden, blijven de trans portkosten tot een minimum beperkt. Voor bestellingen hebben de gemeentebestu ren zich te wenden tot het secretariaat der centrale commissie, Amsterdam, Reguliers- gracht 80, of tot den administrateur der Vleeschvereeniging, Heemskerckstraat 2a', ’s- Gravenhage. Een 30 gemeentebesturen en gemeentelijke levensmiddelenbedrijven hebben onmiddellijk van deze aanbidding gebfuik gemaakt, met het resultaat, dat reeds tienduizenden kilo’s vleesch van uitnemende kwaliteit voor zeer lagen prijs hun weg in de huizen en op de ta fels der arbeiders hebben gevonden. Proef met stalen helmen. Bij eenige korpsen dér landmacht worden proeven genomen met stalen helmen. Daarbij, zal worden nagegaan, in hoeverre zij voldoen bij geforceerde marschen en c. q. de wijze van medevoeren, wanneer op marsch een ander hoofddeksel (b.v. veldmuts) wordt gedragen. Hangmatten in het leger. Bij het leger wordt een proef genomen met het gebruik jvanhangmatten als slaapgelegen heid. toer. „Ja, hjir „Sjugg’ jy my net?” „Is’t noch gjin tiid om to lieden?’1 freget de koster. Mikheïtsj sjucht nei de stjerren, dy moaie goud-glanzge, twinkeljende stjerren, dy’t syn frjeonen waerden. De Greate Bear stiet al dat er rêst, d’ aid man; mar de goede God stjürt de dea, dy’t syn lichem nimt, noch net. Syn soannen hat er al bigroeven en syn bêrns- bêrn ek al, mar hy libbet noch. En dat is swier to dragen.... Ho faek hat er it foarjiersfeest net ynlet? Hy wit it aet: hy kin’t net Onthalde. Ho faek hat er, hjirre yn ’e toer, net lange nei "syn aerdich heech, mar noch net heech genóch. „Né”, andert hy. „It is noch to ier; ik wit it”. En sa is it: hy wit it Hat er forlet fen in haloazje? Warskógje de stjerren him net, hwennear it tiid is om to kloklieden? De stjer ren kent ér like goed as de fjilden en it wild; hy kint hjar rin like goed as’t rêstleas liet fen de weagen en it driuwen fen de lytse wite wolkens yn ’e loft:. dat allegearre'heart bv syn bertegroun en. net ien tel fen syn fibben hat er earne oars libbe. Libbe! Libbe er eigentlik wol? Den sjucht er it forline, it fierste forline wer, earst hast net to ünderskieden; mar lin- kendewei komt der teikening yn ’e dïze; bi- sünderheden wirdt er gewaer en einlings sjucht er de bylden al skerper en skerper en ien for ien gean. se oan syn siele-each foarby, Sa tichteby binne se en sa düdlik, dat it wier, as koe hy se bitaeste. Hy sjucht him seis wef, de earste kear, dat syn heit him by de han fêst hold en him mei- naem nei de toer ta; iq blond boïke wier hy dodestiids en syn eagen blonken fen blierens, fen greatskens, fen biwündering; en syn hier- ren fleagen hinne en wer, net troch de wyn, dy’t oer ’e groun strykt, sa’t stofwolkens, snie ef droege blêdden dwirrelje en stoue, mar troch de wyn, dy’t mei amper to fornimmen wjukslach fier boppe d’ierde swevet. Under- oan, hielendal ünderoan seach er minsken, och, sokke lytse, lytse, hinne en wer wrimeljen; De joun kaem stil by it dal en de earste ski- mers hongen boppe it lytse doarp, dat as in nêstke laei twisken it wald en de rivier In tinne dize riisde omhegens yn de stjer-ljochte foarjiersnacht. As yn in dream sa kalm, sa wémoedich en ünwirkelik wier de wrald. En oeral wenne rest: der klonk gjn stimme, gjin sang, gjin roppen en seis de rissèljende lüden sweien.... Mar twisken de kantige lege hüskes, swart tsjin ’e wazige, dizige eftergroun, flikkeret in flamke en yet ien en yet ien.Nou fordwine se efter in wente, den blinke hja wer fleurich en blier, op en del dounsjend al nei’t de min sken hjar foetten delsette. Der pipet in doar, der kleppert in lük; in houn bilet; in boere- karre riidt fen 't hiem en boldert op de greate wei. Amper sjenber forskine wêzens üt it bosk: de biwenners fen de gehuchten üt ’e omkriten, dy’t nei tsjerke ta geane. De aide, lyjse tsjerke leit op in kling, der’t men oer it hiele dal sjen kin. Sont inkelde ameryen binne al hjar finsters forljochte; it is, as stiet hja yn ’e bran fen al it kearse- Ijocht. Mar de toer, dy’t riziefi is, bliuwt tsjuster. Yn de meagere fjouwerkantige toer kreakje de formöge treppens. Der giet immen süntsjes -. nei boppen ta: it is de aide kloklieder Mik heïtsj. It dizich Ijocht fen syn lantearne skynt nou en den troch de toerfinsterkes nei büten, hieltiten heger:... Moeisum rint Mikheïtsj op de smelle, kronkeljende treppens. De léste moannen koed er it skoan fornimme, dat syn foetten minder waerden en ek syn eagen waerden der net better op. It wirdt syn tiid. opleverden als die in andere organen tegen de Centralen geuit! De zaak is nu een- het rollen en kan werkelijk mooi

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1917 | | pagina 1