MEUBELFABRIEK NEDERLAND
FIRMA H. BRANDENBURG!!
annex SHEERER COURANT en WYMBRITSERADEEL
RECLAME KOLOM.
De Kloklieder,
M ieu we lijdingen.
Officieel Orgaan der Gemeente Sneek.
Zaterdag 7 April 1917
33e"Jaargang
55.
No.
I
J. A. HUIZINGA, Groningen.
NIEUWE 5NEEKER COURANT
■H
Bij
(In Russysk Peaske-teltsje.)-
I
andert de kloklieder.
ik!"
bin
i
sokke lytse, lytse, hinne
I
Ooitersche Tapijten, Doeken,
Kleedjes etc.
f 500 gestolen.
Drie personen, K. uit Marssum, en De V. en
v. d. M„ uit Sint-Jacobiparochie, zijn gearres
teerd, als verdacht ten nadeele van een koop
man uit Dokkum de vorige week te Leeuwar
den f 500 te hebben ontvreemd.
Ho sterk, ho rêd, ho fluch fleane de teanen
omhegens,' as wolle hja it twinkeljende stjerte
Telefoon 118.
dy’t like aid is as de kloklieder. De han boppe
syn earme,
De lichting 1911.
De Haagsche Crt. spreekt het bericht tegen,
als zou de militielichting 1911 waarschijnlijk
10 April met onbepaald verlof vertrekken.
Ontspanning voor militairen.
De Opperbevelhebber heeft een legerorder
uitgevaardigd ter voorkoming van ontspan
ningsavonden waaraan door een deel der mi
litairen aanstoot kan worden genomen.
maal aan
worden!
Wie ver wil rijden ontzie zijn paard.
In anderen zin, om dit preekwoord toe te
passen op het leven, dat, eigenlijk gezegd niets
is dan qen reis wat langer dan een andere,
laten wij zorgvuldig onze krachten ontzien en
onderhouden indien wij willen aankomen, en
natuurlijk in goede omstandigheden, aan een
gevorderden leeftijd.
De slijting van het organisme heeft velerlei
oorzaken; men vergeet dit te dikwijls. De
groei, de ongestadigheden van het weer, de
kritische leeftijd zijn er de natuurlijke oorza
ken van, waarbij zich nog voegen d_ 1—
.2..., '2
begaan en de vermoeienissen, de zorgen, het
verdriet, die wij niet kunnen vermijden.
Men kan het niet genoeg herhalen dat het
onze nalatigheid in het herstellen der verwoes
tingen die ai deze oorzaken in ons lichaam te
weegbrengen, is, die meestal van onzen ouder
dom een zoo treurig tijdperk van lijden en ge
breken maakt.
Zijn lichaam onderhouden, dat is dus zijn
paard ontzien, dat is zeker zijn in goeden staat
aan het eind van de reis aan te komen. Waar
om nalaten dat te doen, terwijl het zoo een
voudig is door het regelmatig gebruik der Pink
Pillen die het lichaam letterlijk weer opbou
wen en verjongen, door de bronnen van zijn
kracht en van zijn weerstand, dat wik zeggen,
het bloed en het zenuwstelsel, te voeden. Ver
hinderen, dat het bloed bederft en verarmt en
dat de zenuwen verzwakken, dat is alles. In
dien u dat gelukt en het zal u zeker ge
lukken met de Pink Pillen, in de geheele we
reld gewaardeerd als de wederbelever van
het bloed en de versterker der zenuwen
zult gij altijd een volmaakt lichamelijk even
wicht bewaren. De Pink Pillen, welker gebruik
geen enkelen bijzonderen levensregel noodig
maakt, worden in alle goedé apotheken ver
kocht voor den prijs van f 1.75 het doosje.
De Pink Pillen zijn verkrijgbaar a f 1.75
per doos en f9 per zes doozen bij het Hoofd
depót der Pink Pillen, Dacostakade 15, Amster
dam.
Voor Sneek en Omstreken bij de Erven Joh.
W. Meijer en fa. B. Meindersma te Sneek en
■bij alle goede Apotheken en Drogisterijen.
Abonnement: per jaar f2.
fr. p. post f2 50. Losse Nos. 5 et.
Advertentiën 1 5 reg. f 0.35
verder per regel 6 cent. Bij Abon
nement] b el angrijken korting.
Onze Abonné’s hebben recht op gra
tis Verzekering tegen Ongelukken
Nederland en het voorloopige Russische
bewind.
De Nederlandsche regeering heeft het voor
loopige bewind in Rusland nog niet officieel
erkend. Doch den Nederlandschen gezant - te
Petrograd is opgedragen op den gebruikelijke!!
voet de officieuse betrekking met dat bewind
te onderhouden.
Distributieregeling van huiden en leer.
De minister van landbouw heeft den burge
meesters een afdruk doen toekomen van een
distributieregeling voor huiden en leder, waar
van de dttum van inwerkingtreding zal wor
den vastgesteld, zoodra de nog vereischte
voorbereidende werkzaamheden zullen zijn af-
geloopen.
Verschijnt
DINSDAGS en VRIJDAGSAVONDS
Uitgevers
Snzek Telefoon No. 150.
tichteby him? En praet hja lusterjend mei
him oer de dingen fen’t forline? Foar syn
geasteseach forrize foarmen, dy’t it each fen
Het dure schoenwerk.
Wij vernemen, dat de nieuwe distributiere
geling voor looistoffen, huiden en leder hoofd
zakelijk strekt tot het tegengaan van specula
tie. Blijkens de regeling wordt alleen goedkoop
reparatieleder en als regel uitsluitend aan
schoenlappers verstrekt. Aan schoenmakers in
I--- ---- 1 de buiten- het algemeen goedkoop zoolleder te verstrek-
sporigheden, die "wij vrijwillig of ons ondanks ken is ondoenlijk gebleken. Overwogen wordt
voor de categorie der reparateurs, die met het
oog op hun omstandigheden het meest noodig
hebben, ook regeeringsschoenen beschikbaar
te stellen.
De nieuwe regeling zal waarschijnlijk nog
deze maand in werking treden.
De petroleum-, benzine- en gasolienood.
Van bevoegde zijde wordt medegedeeld, dat
de beschikbare voorraden petroleum, benzine
en gasolie en de bestaande vooruitzichten om
deze* voorraden aan te vullen van dien aard
zijn, dat tot eene bezuiniging in gebruik zoo
vergaand als slechts eenigszins mogelijk is
moet worden overgegaan.
Te’ verwachten is de benoeming van een
toewijzingscommissie om het weinige, dat er
te verdeden is, te doen afleveren op zoodani
ge wijze als met het algemeen belang het best
is overeen te brengen1; Het is uitgesloten dat
zal kunnen worden voldaan aan verzoeken van
particulieren om een der bedoelde’ producten af
te staan, ook niet voor verwarmings-, verlich-
tings- of kookdoeleinden. Voor het particulier
automobielverkeer zal eveneens geen nieuv/e
benzine worden beschikbaar gesteld. Het is
onnoodig, ook voor de gemeentebesturen, ver
zoeken om beschikbaarstelling ten behoeve der
straatverlichting in te dienen, daar de te be
noemen commissie het vraagstuk der voorzie
ning in zijn (geheelen omvang zal bezien.
Ous aardappelrantsoen.
De minister van Landbouw heeft bepaald,
dat in verband met den vrij aanzienlijken voor
raad minder duurzame aardappelen, die in elk
geval.vóór 15 Me* e.k. verbruikt moeten zijn,
en de noodzakelijkheid om elk voedingsmiddel
op de meest economische wijze te bezigen,
door hem het rantsoen van aardappelen ver
hoogd wordt van 12 K.G. tot 20 K.G. pe'r hoofd
en per vier weken oyer de periode ingaande
16 April e.k. en eindigende 14 Mei d.a.v.
In verband daarmede wordt het rantsoen
voor rijst, gort en havermout voor deze peri-
Te lage aangifte voor belastingen.
De exportslager Andries v. d. S. te Meppel,
is wegens het doen van een valsche aangifte
voor de rijksinkomstenbelasting tot f 2500
boete veroordeeld.
1916 naar Parijs vertrokken is om daar zijn
zakenconnecties uit te breiden. Ongeveer half
October daarop schreef hij naar Amsterdam,
dat hij eenige dagen later zou terugkomen.
Sedert heeft men niets meer van hem verno
men, althans niet direct. Door bemiddeling
van het ministerie van Buitenlandsche Zaken,
welks hulp men inriep ten einde iets van het
lot van den heer Hoefnagels te vernemen,
kreeg de familie bericht, dat hij aangehouden
en gearresteerd was onder verdenking van
spionnage. Familie en vrienden 'hebben toen,
eveneens door bemiddeling van den «minister
van Buitenlandsche Zaken, pogingen gedaan
om te bewerken, dat de heer Hoefnagels door
een advocaat zou worden ter zijde gestaan, en
juist dezer dagen kregen zij uit den Haag be
richt, dat hij voor het aanbod had bedankt,
omdat hij zich reeds-van de hulp van een ad
vocaat verzekerd had.
Het blad vernam, dat een zoon van den heer
Hoefnagels reeds zeven jaar in Berlijn woont,
en dat zijn dochter, met een Duitscher ge
huwd, eveneens in Duitschland gevestigd is.
Niet onwaarschijnlijk is deze omstandigheid
van ongunstigen invloed geweest op den loop
van het proces.
Een duikboot in het net.
Met verlies van het geheele vischwant is te
IJmuiden binnengevallen de logger K W 105,
van de reederij Lammens te Katwijk. De
schipper rapporteerde, dat het verlies veroor
zaakt werd doordat een onderzeeboot in het
trawlernet stoomde. Dit werd door hem hier
uit afgeleid, doordat de- logger op eens met
kracht achteruit getrokken werd. De schipper,
die hiervan gevaar duchtte, heeft daarop beide
lijnen, staaldraad, doorgehakt.
syn lichem al lang net mear sjen koe.
Hy sjucht in bernekoar, dat de wyde lieten
sjongt en Naoum, de aide pope, dy’t al fiiftsjin,
ia al tweintich jier dea is, bitsjinnet de mis.
Hünderten gelovigen büge hjar hollen ef
sjugge op somlike eagenblikken omhegens, as
foarmen hja in koarnfjild, hwaens halmen foar-
oer büge ef rize as in sigentsje der oerhinne
wacit. Hwet in bikende ge’sichten! Mar de
iene nei de oate binne hja fen de ierde for-
dwoun. Der is syn heit mei syn strange antlit
en dernjonken syn fromme broer. Eh tichterby
stiet er seis: soun en krêftich, it hert fol hope
en Ijeauen, wachtsjènd op it lok.... Hwer,
hwer is dat allegearre bleaun?
En liken as in flam, dy’t foar’t hja dwêst
wirdt, yetris klear flikkeret, sa forljochtet it
oantinken fen -de aldman hommels it forline,
sa’t seis de tsjusterste hemen, der’t er de wei
net mear nei ta wist, bigjinne to glanzgjen.
Alles sjucht er wer op ’e ny: syn warber,
rêstleas wirkjen, de ilinde, de smert, it swiere
bodzjen for.it deistich brea.... Hwer bleau
de hope? Hy sjucht syn ünfortsjinne lyen....
Hwer bleau it Ijeauen? En yn ’e tsjerke, lofts,
sjucht er, dat by de fronen in famke delknib-
belt, fris as' in roas, biddend en mei delsleine
eagen: syn breid. It moeisum wirk, de donkere
ilinde, syktmen e» soargen hawwe ringen hjar
fleur .skeind en it jeuchlike fjür fen hjar eagen
dwêst: en hja forliet it libben, krom de rêch
troch de lést fen in swier en Ijochtleas bistean,
dróvich as Jn dizige hjerstnacht, en de eagen
wirch skrieipd om al it leedzje, dat hjar diel
op ierde wier. len soan hie hja him neilitten,
mar de meilyenleaze dea meande ek syn lib
ben
Sünt bistyng det for him neat mear op 'e
wrald as dit keammerke yn ’e aide toer, ticht
by de wolkens, net fier fén de stjerren fen-
dinne, der’t de winen fry rüzen en brüzen....
„Mikheïtsj! Mikheïtsj!”, klonk in stimme yn
’e lichte. .,Sliepe jy? Ho haw ik it nou mei
jou, Mikheïtsj?”
Hwent der moast for de twadde kear let
wirde. Mikheïtsj gyng gau oereiri en gr.ypte
it tou. Op ’e ny fleaen de teanen üt de wag-
geliende brünzen koer en forspriede hjar boppe
it dal.
Om de tsjerke hinne bigjint de prosesje. Fin-
dels wapperje op de wyn; de gouden knoppen
glinsterje yn 't Ijocht fen de kearsen. In berne-
en in mannekoar sjonge bar om bar.
De rook fen wier’k riist omhegens nei de
kloklieder’. It folk ütert syn blierens: „Chris
tus is opstien! Ja: Christus is.opstien!”
Mikheïtsj heart de lüden en syn hert trillet.
Is it troch wille, dat syn aid, faek-pleage hert
oandien is en skriemt?
En hy liedt, hy liedt sünder ophalden....
It is, as wirdt de metalen stimme kreftiger,
orn’t de siele fen Mikheïtsj oandien is en hy
wer tinkt oan earder dagen, wylst er al dy-
jingen, dy’t syn libben swierder makken, for-
jowt.
Superphosphaat.
De minister van landbouw, nijverheid en
handel’ heeft het volgende bepaald:
Het is verboden superphosphaat af te leve
ren. te verhandelen, tc'n geschenke te geven of
op eenigerlei wijze te vervreemden, tenzij in
opdracht of met goedkeuring van de commis
sie belast met de zorg voor den aanvoer en
de distributie van kunstmeststoffen, korter ge
noemd Kunstmestcommissie.
léste stoun! En hjoed herhellet hy wer d’alde
klachte: „Hwennear mei ik myri holle del-
lizze?”
As er by de klok komt, set er de lantearne
del en giet nei’t greate galmgat, der’t strak de
brünzen klok, dy’t hjar forspriede boppe it
dal. Der yn ’e lichte, om de tsjerke hinne,
leit it hóf mei syn grêfteikens. De measte hou-'
ten krüsen, ünder in tek fen strie oan it
haedein fen de grêfheuvels, steane skean,
hwent se binne al sa aid en somliken binne
skeef stjitten, do’t de snie opromme waerd;
mar se steane der, as wierne hja weitsers oer
de deaden, as spraetten se biskermjend hjar
earmen boppe hjarren üt.
Het vonnis-Schröder en zijn gevolgen.
Het betreurenswaardig vonnis door het
Haagsche gerechtshof tegen den hoofdredac
teur van de Telegraaf, Schröder, gewezen be
treffende het in gevaar brengen van onze
neutraliteit, heeft reeds betreurenswaardige ge
volgen gehad. Betreurenswaardig noemen wij
dit vonnis omdat de Nederlandsche recht
spraak met deze veroordeeling een stap heeft
gedaan op een weg, waarvan het einde niet
is te zien. Immers nu het hof éénmaal beslist
heeft dat een uitdrukking in een bepaald blad
tegen zekere mogendheid gericht onze neutra
liteit in gevaar brengt, zullen de buiten-
Jandsche regeeringen terecht
onze regeering aansprakelijk
stellen voor alle uitingen in de
bladen, welke haar niet aanstaan:
hetgeen tengevolge zal moeten hebben dat
onze regeering een soort censuur zal
moeten invoeren, iets waartegen de
gansche Nederlandsche pers verplicht is met
klem te protesteeren.
Wij hopen dan ook dat ons hoogste rechts
college een andere opvatting omtrent onze
persvrijheid zal huldigen dan de heeren van
het Haagsche Hof en Schröder alsnog ontslaan
zal van rechtsvervolging.
Zooals wij reeds schreven zijn de betreu
renswaardige gevolgen van <Je Haagsche be
slissing niet uitgebleven.
Dinsdag 1.1. hebben de'gezanten van Frank
rijk en Italië stappen gedaan bij onzen minis
ter van Buitenlandsche Zaken, ten einde diens
aandacht te vestigen op de termen, waarin het
requisitoir, den 14den Maart door jhr. mr. Van
Brandeler, in verband met de zaak-Schröder
uitgesproken, vervat was.
Tevens wezen de beide gezanten den minis
ter van-Buitenlandsche Zaken op het feit, dat
in de Nederlandsche pers artikelen verschenen
waren, waarin de Entente-mogendheden veel
scherper werden aangevallen dan het geval is
met de Centrale Mogendheden in het geïncri
mineerde artikel van ,de „Telegraaf”.
De heer Allizé en de hertog de Cavello heb
ben ten slotte den minister van Buitenland
sche Zaken gevraagd, welke maatregelen de
Nederlandsche regeering dacht te nemen, ten
einde den eerbied voor onpartijdigheid en
neutraliteit bij de rechtspraak te verzekeren
De Engelsche gezant zal binnenkort nu ook
wel eens met een protestje komen, want wij
gelooven dat de „vriendelijke” toespelingen
welke menig orgaan in ons vaderlandje in defl
loop van dezen oorlog heeft gemaakt op En
geland, al evenveel gevaar voor onze onzijdig
heid
Ter dood veroordeeld.
Omtrent de terdoodveroordeling door den
krijgsraad te Parijs van den 53-jarigen Neder
lander B. Hoefnagels, uit Amsterdam, wordt
aan het Hdbl. gemeld:
In September 1916 heeft Hoefnagels zich in
betrekking gesteld met den Duitschen spion-
nage-agent te Kleef en is daarna naar Frank
rijk gegaan, in schijn om vertegenwoordiging
te zoeken voor grooté firma’s, doch in werke
lijkheid om te spionneeren. Hij verzamelde in
lichtingen -over troepenbeweging' aan de sta
tions in het Oosten en over juiste ligging der
fabrieken van oorlogsbehoeften, die hij over
bracht aan den bedoelden Duitschen spionnage-
agent, in brieven, met onzichtbaren inkt ge
schreven.
Hij werd ter dood veroordeeld op verplet
terende bewijzen, ondanks zijn betuigingen van
onschuld en liefde voor „la belle France”.
HoefnagelsJs vader van een groot gezin.-
De Fransche bladen zeggen, dat hij te Am
sterdam op grooten voet leefde.
Het Handelsblad meldt nog nader dat de
heer Hoefnagels,, die te Amsterdam een agen-
tuur en commissiehandel dreef, in September
f 2400 gerold.
Den groentekoopman F. W. van der A„ uit
Loosduinen, is te Rotterdam een portefeuille
met f 2460 aan bankpapier ontrold.
Paasehverlof jaarklasse 1909 landstorm.
De minister van oorlog deelde de Kamer
mede:
Als gevolg van een nader door den opper
bevelhebber van land- en. zeemacht gemaakte
bepaling, geldt de regeling, getroffen voor het
Paasehverlof der dienstplichtigen, onder meer
ook voor de jaarklasse 1909 van den land
storm.
Fierderop rize heech de keale stammen en
tüken fen de bjirken, dy’t as wite streken
binne op de swarte tsjustrens fen it donkere
dinnebosk derefter. Erj, üt it krüpend hout en
üt de greiden, üt it boulan en de iggen fen de
rivier riist yn ’e nacht in rook omhegens, in
pittige rook fen jong grien, fen knoppen dy’t
iepen boarste •scille as in lye twjirre en de
soele sinne hjar, aeie. Mikheïtsj rükt it:' hwet
scil dizze werberte him bringe? Scil er jim-
mer, jimmeroan nei boppen klimme moatte,
eltse joun as 't skimerich wirdt om troch syn
lieden alle echo’s wekker to meitsjen yn ’e
romte om him hinne? Ef scil er einlings ek ris
rêste meye, der yn ’e lichte, ünder in krüs?
„Jimme witte it allinnich mar”, lüsterde hy,
wylst er from-earbiedich in' krüs sloech en
syn eagen de himel sochten, dy’t glanzich wier
fen stjerrefünkeling. „As it Jins wollen is, den
scil ik noch langer libje”.
„Mikheïtsj! Mikheïtsj!” ropt ünderoan ’e
treppen in stimperige stimme. It is de koster,
wirge eagen, digert hy omdoch
nei boppen: nëarrte sjucht er Mikheïtsj yn 'e
birikke.
Mar dit is net foldwaende. As’t Peaske is,
moatte alle klokken liede. En wylst er mei
syn iene han de gewoane klok liedt, bringt er
mei de oare in lytser klokje yn biweging, dat
heger lüd jowt en set syn foet ünderwilens
op in hefboam, sa’t de basklok ünder him
bigjint to lieden. It klinkt as in akkoart: ieu
tean fen silver, ien fen brüns en ien djippe
oargeltoan; en mei hjar tryen jubelje hja üt
oer de hiele wrald, oer ierde en himel, de
blide tynge: „Christus is opstien!”
Steatich klinkt de bas en hastich is it, lüd
fen de tenor-klok, as wier dy bang, dat hja
efteroan komme seoe. De aide toer skoddet,
as driicht hja yn inoar to fallen; gleon binne
de touwen yn Mikheïtsj’s hannen; en Mikheïtsj
seis, bleek as in wytling, wylst it swit pearelt
op syn foarhoile, springt hinne en wer, laits-
jend en skriemend tagelyk: „Christus is op
stien!”
Alle leedzje en tsjinstuiten binne hommels
forgetten en forgetten binne fortriet en tsjin-
wirking. Langjend drinkt syn siele de klokke-
teanen en hy wit net mear hwet’it is: in jubel-
lüd, in kleyende sang of in lüstrjend liet fen
hope. It is, as biskriemt er de ierde en sjucht
er de weelden fen de himel winkjen; en derom
laket en skriemt er wis tagelyk. En net al-
linne de klokken binne as libbende wêzens
om him hinne: alle minsken, dy’t er ienris
Ijeave, binne tichteby him en hja lüsterje alle-
gearre, dat einlings de stoun fen forlossing
for him kommen is, de stoun fen it Lok; dat.
liken as Christus opstien js, hy,' de earme,
aide Mikheïtsj ringen stjerre scil en wer wek
ker wirde om it nye libben to genietsjen.
En hy liedt en hy liedt.Én ünder yn ’e
tsjerke en om de tsjerke hinne sjugge de mins
ken eltsoar forheard oan en hja sizze, dat de
aide Mikheïtsj nea yn syn libben sa hearlik-
moai de Peasketiid ynlet hat.
Mar hommels swyt de bas, midden yn. ïn
sin.,.Den de middelklok en it is, as saeie
hjar teanen wirch en stjerrerrd del yn it dal.
Eangstme is to fornimmen yn it skriemend
lüd fen de tenor.... Swakker wirdt hjar lie
den, süntsjes falie de slaggcn en einlings haldt
it lüd op, as róp in woune, fluchtsjende fügel
for it lést.
Swier fait Mikheïtsj op it bankje del, mei
strakke eagen en stive müle. ’t Is, as sjugge
de stjerren him oan, as roppe hja him, de
moaie stjerren fen de kalme himel....
Goede minsken, dy’t der yn de lichte wenje,
siikje for jimm’ klok in oare lieder: de aide
Mikheïtsj hat syn eigen deaklok let....
(Neiforteld.) RINKE TOLMAN.
1 de hutten liken wol hounehokken. Hwet wier
1 it bosk in ein fen him óf en sa fier as er eagje
koe, laei it dal. En de- rivier like krekt -op in
1 sulveren lint. En it wier süy.er in aerdichheit
om der hielendal yn’’e lichte hjar eigen hüske
op to siikjen. Mar de measte niget hied er
oan 'e greatens fen it dal.
„Krekt as it libben seis”, tocht de aide klok-
lieder glimkjend. „As men jong is, liket it yen
lang ta en der skynt mar gjn ein oan to kom-
men. En nou’t ik aid bin, sjuch, nou kin ik ’t
1 hiele libben wol op myn hanpalm halde. It
fornaemste is, dat men goed libbet, dat men
nóch lofts nóch rjuchts öfwykt fen de wei der
gerjuchtichheit.Ik bin den ek hielendal
net bang for de dea: it scil my wêze, as gèan
1 ik wer nei myn mem ta. Alles scil wol goed
komme!”
1 En yetris bisjucflt er de stjerrebylden: nou
is it tiid om to lieden. Hy giet by T galmgat
wei, set syn mütse óf, slacht in krüs, dekt
syn holle wer en lükt mei beide hannen oan
it tou. Mei in greate swaei slacht de klepel
1 tsjin ’e brünzen klokmantel oan en den trilje
de lüd-weagen plechtich yn ’e stille loft. Yct
- in slach en yet in slach. Ho fleurich klinke
nou de klanken, dy’t de bliere, Ijochte Peaske-
wille ütjubelje: de werberte fen de natür yn
de xVaerme sinnestrieling, it wekker wirden
fen de siele dy’t wer hoopje doar. De fjouwer
mürren ten de aide toer kjirmje en kreakje
fen de founeminten oant it heechste puntsje ta.
De kleare lüdeïi stoarmje de wiidten yn as
in great tal byen en forspriede hjar, rêd, réd
fleanend nei’t noarden en ’t easten, nei’t süden
en 't westen, oeral de bliere tynge bringend:
oan 't doarp, oan it bosk, oan de rivier en oan
de deaden, dy’t rêste op it lytse hóf.
Einlings swyt de brünzen stimme. "It léste
tal teanen is net sa great en net sa fluch: it is,
as binne hja wirch eji moedleas, om’t hja hjar
kammeraten, dy’t al sa fier, sa fier binne, net
mear ynhelje 'kinne. Hja falie der jinsen by
de dinnen delefkes klinkt hjar lüd noch
en den swye hja yn ’e sliepende loft.
De mis is bigoun. Eren gyng Mikheïtsj nei
Onderen ta, kni.bbele yn in hoekje tichteby de
tsjerkedoar, bea, tocht nei en harke nei it ge
bet en de sang. Mar hjoed bliuwt er, hwer’t
er is; hy is sa wirch, sa wirch.Hy d o a r t
net nei Onderen ta to geanhwent scil er strak,
as er de klok wer liede moat, omheech klimme
kinne? Hy giet op syn bankje sitten en prak-
kesearret.Hweroer?
De nachtwyn waeit tsjin it klokketou, dat
süntsjes hinne en 'wer slingert. Nöli en den
heart er it folie lüd fen ’e koarsang; troch de
greate ófstan binne fen de meldyen mar in-
kelde brokstikjes düdlik to fornimmen en fen
de wirden forstiet er hielendal neat. Hwer
prakkesearret er oer? Hy wit it seis net. Lib
bet de klok en komt dy hjar siele Ijeavjend
Kamerverkiezing Amsterdam IV.
de gehouden stemming ter verkiezing
van een Ifd van de Tweede Kamer in het dis
trict Amsterdam IV (vacature wijlen prof. mr.
G. A. v. Hamel) is gekozen prof. mr. J. A. v.
Hamel (U. L.) met 1343 stemmen.
De heer Jos. Loopuit (S. D. A. P.) verkreeg
924, en de heer D. Wijnkoop (S. D. P.) 74 stem
men.
ode bepaald op 0.7 K.G. rijst en 0.3 gort en
havermout per hoofd der bevolking.
Goedkoop kalfsvleesch.
Verschillende export-slagerijen in Nederland
stellen thans nuchtere kalveren, geslacht onder
toezicht van rijkskeurmeesters, voor gemeente
besturen en gemeentelijke levensmiddelen-bu-
reaux verkrijgbaar voor den prijs van 25 a 30
ets. per K.G., franco spoorwagen. De vracht
komt dus voor rekening van den afnemer.
Aangezien echter gezorgd wordt, dat het
vleesch zooveel mogelijk van uit de dichtstbij
gelegen export-slagerij haar de aanvragende
gemeente wordt gezonden, blijven de trans
portkosten tot een minimum beperkt.
Voor bestellingen hebben de gemeentebestu
ren zich te wenden tot het secretariaat der
centrale commissie, Amsterdam, Reguliers-
gracht 80, of tot den administrateur der
Vleeschvereeniging, Heemskerckstraat 2a', ’s-
Gravenhage.
Een 30 gemeentebesturen en gemeentelijke
levensmiddelenbedrijven hebben onmiddellijk
van deze aanbidding gebfuik gemaakt, met het
resultaat, dat reeds tienduizenden kilo’s
vleesch van uitnemende kwaliteit voor zeer
lagen prijs hun weg in de huizen en op de ta
fels der arbeiders hebben gevonden.
Proef met stalen helmen.
Bij eenige korpsen dér landmacht worden
proeven genomen met stalen helmen. Daarbij,
zal worden nagegaan, in hoeverre zij voldoen
bij geforceerde marschen en c. q. de wijze van
medevoeren, wanneer op marsch een ander
hoofddeksel (b.v. veldmuts) wordt gedragen.
Hangmatten in het leger.
Bij het leger wordt een proef genomen met
het gebruik jvanhangmatten als slaapgelegen
heid.
toer.
„Ja, hjir
„Sjugg’ jy my net?”
„Is’t noch gjin tiid om to lieden?’1 freget
de koster.
Mikheïtsj sjucht nei de stjerren, dy moaie
goud-glanzge, twinkeljende stjerren, dy’t syn
frjeonen waerden. De Greate Bear stiet al
dat er rêst, d’ aid man; mar de goede God
stjürt de dea, dy’t syn lichem nimt, noch net.
Syn soannen hat er al bigroeven en syn bêrns-
bêrn ek al, mar hy libbet noch. En dat is
swier to dragen....
Ho faek hat er it foarjiersfeest net ynlet?
Hy wit it aet: hy kin’t net Onthalde. Ho faek
hat er, hjirre yn ’e toer, net lange nei "syn
aerdich heech, mar noch net heech genóch.
„Né”, andert hy. „It is noch to ier; ik wit
it”. En sa is it: hy wit it Hat er forlet fen
in haloazje? Warskógje de stjerren him net,
hwennear it tiid is om to kloklieden? De stjer
ren kent ér like goed as de fjilden en it wild;
hy kint hjar rin like goed as’t rêstleas liet fen
de weagen en it driuwen fen de lytse wite
wolkens yn ’e loft:. dat allegearre'heart bv
syn bertegroun en. net ien tel fen syn fibben
hat er earne oars libbe.
Libbe! Libbe er eigentlik wol?
Den sjucht er it forline, it fierste forline
wer, earst hast net to ünderskieden; mar lin-
kendewei komt der teikening yn ’e dïze; bi-
sünderheden wirdt er gewaer en einlings
sjucht er de bylden al skerper en skerper en
ien for ien gean. se oan syn siele-each foarby,
Sa tichteby binne se en sa düdlik, dat it wier,
as koe hy se bitaeste.
Hy sjucht him seis wef, de earste kear, dat
syn heit him by de han fêst hold en him mei-
naem nei de toer ta; iq blond boïke wier hy
dodestiids en syn eagen blonken fen blierens,
fen greatskens, fen biwündering; en syn hier-
ren fleagen hinne en wer, net troch de wyn,
dy’t oer ’e groun strykt, sa’t stofwolkens, snie
ef droege blêdden dwirrelje en stoue, mar
troch de wyn, dy’t mei amper to fornimmen
wjukslach fier boppe d’ierde swevet. Under-
oan, hielendal ünderoan seach er minsken, och,
sokke lytse, lytse, hinne en wer wrimeljen;
De joun kaem stil by it dal en de earste ski-
mers hongen boppe it lytse doarp, dat as in
nêstke laei twisken it wald en de rivier In
tinne dize riisde omhegens yn de stjer-ljochte
foarjiersnacht. As yn in dream sa kalm, sa
wémoedich en ünwirkelik wier de wrald. En
oeral wenne rest: der klonk gjn stimme,
gjin sang, gjin roppen en seis de rissèljende
lüden sweien....
Mar twisken de kantige lege hüskes, swart
tsjin ’e wazige, dizige eftergroun, flikkeret in
flamke en yet ien en yet ien.Nou fordwine
se efter in wente, den blinke hja wer fleurich
en blier, op en del dounsjend al nei’t de min
sken hjar foetten delsette. Der pipet in doar,
der kleppert in lük; in houn bilet; in boere-
karre riidt fen 't hiem en boldert op de greate
wei. Amper sjenber forskine wêzens üt it
bosk: de biwenners fen de gehuchten üt ’e
omkriten, dy’t nei tsjerke ta geane.
De aide, lyjse tsjerke leit op in kling, der’t
men oer it hiele dal sjen kin. Sont inkelde
ameryen binne al hjar finsters forljochte; it
is, as stiet hja yn ’e bran fen al it kearse-
Ijocht. Mar de toer, dy’t riziefi is, bliuwt
tsjuster.
Yn de meagere fjouwerkantige toer kreakje
de formöge treppens. Der giet immen süntsjes
-. nei boppen ta: it is de aide kloklieder Mik
heïtsj. It dizich Ijocht fen syn lantearne skynt
nou en den troch de toerfinsterkes nei büten,
hieltiten heger:... Moeisum rint Mikheïtsj op
de smelle, kronkeljende treppens. De léste
moannen koed er it skoan fornimme, dat syn
foetten minder waerden en ek syn eagen
waerden der net better op. It wirdt syn tiid.
opleverden als die in andere organen
tegen de Centralen geuit! De zaak is nu een-
het rollen en kan werkelijk mooi