TJERKSTRA,
H
agss&as; 2000 200 150 fcajxs 75
Honig’s
JO Puddingen
V
A VFRWFR OOSTfRDilK 1214
5Vlo Pmdhrimn i 99 °|0
5 °|o Pindbrieven a 311 Vlo
I Slficiiii Orgiia dir tinimti Snit*
Venehfpt
REDERLANDSCaE HROIHEEBim
I
Nieuwstijdingen.
Reclame kolom.
3)
De Biecht.
i Brandenburgh Co.,
&OS.K Tetatöe® Ke, 150.
4Oa JAARB^HG
ZATERDAG 5 APRIL 1924
n
li
Kerknieuws.
De kerkeraad en het kiescollege der Ned.
Ahonaemaaipaï jaa» f 2.50 fs. p.
post f 3.60, Buitenbad i 8.—, alle»
bij vooraittetaliag. Lvsae Nas. 5 ei
AdvarteiittSa10 et. p. regel. Inge-
■oadsa Mededseliagea dubbel iarief^bg
Abesneraan* belangrgke korting
Kloi» Adv, kunne» lageroude» wr-
daa op d®a d*$ daz aJtgifta, tot 10 uur.
i
I
iï
e“h
:wL
MOED£RSs
doet Uw kinderen een pleizier.
Wij geven U gratis bij inkoop
van minstens één gulden, een prach
tige LUCHTBALLON.
n» V LU II Lil) SNEEK Tel. 153
Bedden, Dekens etc.
Slapeloosheid
opgericht te VeBndaill in 1890
Hypotheken i 42.000.000
9o» 53
DOTID AG» «b VRIJDAGSA VOITOfc
Uitgever»
INGEZONDEN MEDEDEELING.
KRU1ZEBROEDERSTR. 26—28
W‘«‘-
om schrik aan te jagen.
Enfin een hart dat van liefde gloeit, trot
seert alles. F. D.
HIEUWE SUEEKER COUIUÜT
annex SHEERER COURANT en WYMBRITSERADEEL
KARPETTEN
RUIME SORTEERING
DIVERSE PRIJZEN.
Sedert J. H., 32 jaar, los werkman te
Sneek, als lid van den Nederlandschen
Transportarbeidersbond door het hoofdbe
stuur geroyeerd is, is hij hevig vertoornd op
P. Mollema, voorzitter van de afdeeling
Sneek, dien hij verdenkt, in dit royement de
hand te hebben gehad. Op den 4en Maart
ging hij naar Mollema toe. In de gang van
diens huis had de ontmoeting plaats en toen
heeft H. den afdeelingsvoorzitter een slag
tegen den neus gegeven.
„Was het met een stuk ijzer?” vraagt de
politierechter. - -
„Né, met de volle vuist,” is het antwoord.
De getuige verklaart, dat hij geen schuld
heeft aan de afzetting van zijn kameraad.
De maatregel is uitgegaan van het districts-
bestuur te Harlingen. Getuige heeft wel 14
dagen last van zijn neus gehad. Een slag
dus, die aan kwam. Hij daagt me altijd uit,
voegt Mollema er nog aan toe, en ik zelf
geef daar niet de minste aanleiding voor.
De president leest een schrijven van de
communistische federatie voor, waarin
staat, dat het royement onrechtvaardig is
geweest en H. reeds al te veel heeft geleden,
om ook nog straf op te loopen.
Beklaagde zelf beweert o. m., dat Mol
lema hem bij de eerste ontmoeting wel een
half uur lang uitgescholden heeft en hem la-
gld, Mj verlies
vkb een duim.
1
de handen van Petrus is dus het eeuwige lot van
den mensch gelegd, een waarheid, moeilijk te
aanvaarden voor den mensch, maar een Godde
lijke waarheid, welke Christus dan als volgt toe
licht: „Wat gij zult binden op aarde, zal in de
hemelen gebonden zijn, en wat gij ontbinden
zult op aarde zal in de hemelen ontbonden zijn.”
Had men hier niet eerder mogen verwachten
dat Christus zou zeggen: „Wat ik U in den
Hemel bind, zult gij op aarde binden enz.” Hier
rijst het diepe mysterie: is dan de hemel af
hankelijk gesteld van de aarde? mysterie, dat
door Christus’ leven en lijden is weggevallen, de
menschheid vraagt niet meer, doch knielt aan
biddend neer. Uit de Hebreeuwsche grondtekst
blijkt dat Christus met het binden en ontbinden
het oog had op zedelijke boeien, waarvan voor
onze ziel de sterkste is: de zonde, welke trou
wens in den bijbel het eenige beletsel wordt
genoemd om in den Hemel te komen. Hieruit
volgt dus dat Petrus de macht kreeg zonden
te vergeven, immers hij kon de hemel open- en
toesluiten. Diezelfde macht heeft de Zaligmaker
ook uitgestrekt over al zijne leerlingen, immers
in Matth. 18 18 zegt Hij tot al zijn apostelen:
„al wat gij op de aarde binden zult zal in de
hemelen gebonden zijn en al wat gij op aarde
ontbinden zult, zal in de hemelen ontbonden
zijn”, terwijl Christus na zijne verrijzenis tot
zijne discipelen nog zeide: „Gelijk mij de Vader
gezonden heeft, zend ik u, zoo gij iemands zon
den vergeeft, dien worden ze vergeven, zoo gij
iemands zonden houdt, dien zijn ze gehouden”
(Joh. 20 21 e. v.).
Christus zond dus zijne leerlingen de wereld
in om zonden te vergeven, een macht welke
overging op hunne wettige opvolgers. Ware dit
niet zoo, een wezenlijk deel zou uit de kerk ge
vallen zijn, en bovendien had Christus een zen
ding voor de eeuwen: „Ik ben met U tot het
einde der dagen”, zeide Hij immers. De aposte
len zijn gestorven en dit woord is dus gespro
ken over hunne hoofden tot hen, die in den loop
der eeuwen hun wettige opvolgers zouden zijn.
Ook zij hebben dus de macht zonden te verge
ven. Waar Christus sprak: „Wien gij de zonden
vergeeft zijn zij vergeven, dien gij ze houdt, zijn
ze gehouden,” volgt daaruit dat de apostelen
niet alleen waren zondenvergevers, maar ook de
beoordeelaars van zonde en zondaar, en dit
ambt uitoefenden onder eigen verantwoordelijk
heid. Als de apostelen nu zullen oordeelen over
een zonde, moeten zij deze kennen, zij moet hun
dus worden medegedeeld, waaruit volgt dat de
zondaar zijn zonden moet belijden. Geen vergif
fenis van zonden is mogelijk zonder vooraf
gaande belijdenis. Jezus zelf heeft wel zonden
vergeven zonder belijdenis, maar Christus is
God en ziet op den bodem van ’s menschen
Dinsdagavond sprak in de vierde conferentie
voor niet-Katholieken Z.Eerw. pater M. Gijls-
wijk.
Heeft spr. in de eerste conferentie aangetoond
dat de Katholieke kerk op het gebied van het
leergezag onbuigzaam is, buigzaam is zij in alles
wat de leer niet raakt; dan betoont zij barm
hartigheid naar het voorbeeld van Jezus Chris
tus zelf, Wiens barmhartigheid in het bijzonder
zich toont in het sacrament van de biecht, toe
gediend in de door een tusschenschot van tra
liewerk in twee vertrekken verdeelde biecht
stoel, in het eéhe waarvan de priester in paarse
stola - teeken van rouw en boete - heeft plaats
genomen, terwijl in ’t andere de biechteling ge
knield ligt. Alleen het biechten der groote zon
den is verplicht, hoewel aangeraden wordt, en
het ook de praktijk in de R.-K. kerk is, dat ook
kleine zonden gebiecht worden. Het ter biecht
gaan veroorlooft dus niet de gevolgtrekking, dat
de biechteling groote zonden bedreven heeft.
Kleinere zonden worden naar den aard gebiecht,
dus er dient verklaard tegen welke deugd ge
zondigd is, bv. in gedachten, door kwade be
geerten, door het uitspreken van zondige taal,
niet wordt dus in dit geval gevorderd dat de ge
dachten geopenbaard worden of de zondige
woorden worden uitgesproken. Ook naar het
getal dienen zij gebiecht, dus hoe vaak bij
benadering eventueel men tegen dezelfde
deugd gezondigd heeft. Ook dienen de omstan
digheden medegedeeld waaronder gezondigd is,
daar deze den aard der zonde geheel kunnen
veranderen: een leugen is een zonde tegen de
waarheid, lijdt een ander er schade door, dan
is het ook een zonde tegen de rechtvaardigheid,
wordt iemands goede naam er door aangetast
dan ook een zonde tegen de liefde. Omstandig
heden die de schuld verzwaren of verlichten
dienen ook medegedeeld: als een arme bv.
steelt is dat niet zoo erg dan wanneer de rijke
het doet. Spr. vertelde een en ander van de ge
beden voor en na de biecht, de priester spreekt
na de biecht woorden van vermaan, troost of
opwekking en spreekt dan de absolutie, welke
den biechteling de zonde vergeeft.
De biecht is het door Christus ingesteld sa
crament, waarin de priester dus den biechteling
;de zonden vergeeft. Zij is niet het middel om
menschelijke troost te gaan halen, waaraan een
ieder wel eens behoefte heeft, maar is een door
Christus ingestelde en gewilde Goddelijke instel
ling. Ten bewijze daarvan haalt spr. aan Matth.
16 19, waar Christus tot Petrus zegt: „En ik
zal u geven de sleutels van het Koninkrijk der
hemelen.” Christus geeft hier dus Petrus het
recht den hemeldeur open en toe te sluiten,
iemand daarin te laten of er buiten te sluiten. In 7 hart,
VAN DE LEEUWARDER RECHTBANK.
Zitting van Woensdag 2 April.
Terwijl het tjalkschip „Vertrouwen” den
5en October te Stavoren lag, kwam er een
kommies aan boord, die van den 31-jarigen
schipper K. v. d. R„ gedomicilieerd te
Sneek, het bewijs vroeg, bedoeld bij het
koninklijk besluit van 24 Mei 1922, welk be
wijs moet dienen, om schippers, wier woon
plaats niet bekend is, te kunnen aanslaan in
de inkomstenbelasting.
De schipper beweerde, dat hij dit bewijs
niet had.
De rijks-'advocaat, mr. Romkes te Gronin
gen, eischt, bij verstek, f 40 boete of 40 da
gen hechtenis, bij welken eisch de subs.-
officier zich aansluit.
Vonnis f 30 boete of 30 dagen hechtenis.
Roijale gift.
Door wijlen G. H. Smits, oud-burgemees-
ter vaU Eibergen, is aan de gemeente Ei-
bergen gelegateerd: een groote, prachtige
villa met koetshuis, koetsierswoning, schu
ren en tuinen en de prachtige kerkloobos-
schen met boerderij, enz. Een en ander ver
tegenwoordigende een kapitale waarde. De
villa moet bestemd worden voor gemeente
huis c. a. en de kerkloobosschen voor ge
meentelijke wandelbosschen.
Radio-preeken.
Werd, zoo zegt de Stand., aanvankelijk
gedacht, dat vanuit Bloemendaalsch Geref.
kerk de prediking van het Evangelie per
radio voor het eerst in Nederland door het
luchtruim zou gaan, de heer Joh. de Heer
is blijkbaar in dit opzicht deze kerk voor,
Vrijdagavond 4 April a.s. tusschen 9 en 10
uur zal door hem te Hilversum een Radio-
Maranatha-toespraak gehouden worden.
Geen kinderen ’s avonds op straat.
Door den heer J. L. Jansen, lid van den
Raad van Amsterdam, is een voorstel in
gediend om te verbieden, dat kinderen be
neden 13 jaar in de wintermaanden na half
acht ’s avonds zonder geleide nog op straat
zijn. In de zomermaanden zou de heer Jan
sen hen tot 9 uur op de openbare straat wil
len toelaten.
De commissie voor strafverordeningen, in
wier handen het voorstel werd gesteld, ad
viseerde echter om dit niet aan te nemen.
Zij meent, dat de ouders en verzorgers er
zelf voor moeten zorgen, dat de kinderen
’s avonds niet alleen langs de straat zwer
ven.
Liederenavond-Riek Frank.
We krijgen hier Woensdagavond in de
Harmonie (Sperkhem) mej. Riek Frank, die I
een aantal liederen zal zingen, begeleid door
den pianist Seyler. De kritieken over dit
tweetal zijn onverdeeld gunstig. Hier volgen
er eenige:
„Nieuwe Arnhemsche Courant” van 9 Ja
nuari 1924:
„Verrukkelijk zong zij van blauwen
hemel en lentezonneschijn uit Amaranthe’
Waldeslieder, en een ontdekking is dat aan
doénlijk liefderijke stuk, een kleine solo-
cantate, die Schubert en Mahler vereenigt.
Met oud-Nederlandsche minneliederen en
Poulence’s Bestiaire kon zij wat men het
allerverst uiteen zou wanen, overspannen.
Om Middeleeuwsch en hedendaagsch zoo
tot elkaar te brengen, daartoe behoort de
geheel eigenaardige naiveteitswijsheid
waarmee de stem van Riek Frank openba
ringen schenkt. En ook wat haar vizionaire
gevoeligheid vermocht in uitingen zoo schit
terend als Debussy’s Rodel, La Grotte en
Chansons de Bilitis, was even boeiend als
overtuigend. Ik zal dit samenzijn met haar
niet licht vergeten.”
„Nieuwe Rotterdamsche Courant” van 22
Januari avondblad A.:
„Riek Frank’s stem is helder en ex
pressief, de klank wordt voor in de mond
gevormd en leent zich derhalve uitstekend
voor de Romaansche talen; hare articulatie
is onberispelijk, haar aesthetisch gevoel
zuiver, zoo dat men momenten van groote
innigheid beleefde.”
Utrechts Nieuwsblad van 14 Februari ’24:
zulk een concert is een daad.
Hier was een opzettelijk verwerpen van alle
gewichtigdoenerij, van alle virtuosenre-
clame. Hier was, stijl: in de keus der wer
ken, in het verblijdend-ernstige en zuivere
musiceeren. Hier was leiding voor den mu-
zikalen smaak. Hier was verder een volko
men op-de-hoogte-van-zijn-tijd-staan. Hier
was een gezonde veelzijdigheid. Naast Mo
zart en Bruckner stond Johann Strausz jun.,
naast hen Satie, Debussy, Milhaud, Pou-
lence, Pyper, en men was geen oogenblik
étonné de les trouver ensemble. Men hoorde
ze aan als gelijk gerechtigden.
En zoolang zulk een concert zooveel luis
teraars trekt als Dinsdagavond, behoeven
we voor stilstand of teruggang in onze mu
zikale cultuur niet te vreezenHet lied
van Bruckner scheen haar het minst goed
te liggen, hoezeer daar een groote buig7
zaamheid van stem te bewonderen was,
maar de Hollandsche liederen van Debussy
werden iets buitengewoonsOver den
pianist Seyler niets dan goeds. In de bege
leidingen onovertroffen, in het solospel ver
blijdend fijn afgewogen iedere noot en met
een verrukkelijk toucher.”
Tot zoover deze kritieken, die naar het
ons voorkomt genoeg zeggen. Wij verwach
ten Woensdag een talrijke schare in de
Harmonie.
brengt U in een toestand van volkomen uit*
putting. Rltjnhardt’s Zenuwtnblelten
overwinnen slapeloosheid spoedig. Koker 75
ot. Bij apoth. en drogisten.
Het eerste kievitsei.
Clinge Dorenbos dicht in „De Telegraaf”
het volgende:
Het allereerste Kievitsei
Is nou alweer gevonden.
En met een oorkonde erbij,
Der Koningin gezonden.
Hoe weet zoo’n eierzoeker het
Toch steeds zóó in te pikken,
Om altijd juist het éérste ei
Weer op den kop te tikken?
Zoo’n knappe kwieke kievitskip,
Je zou waarachtig zeggen:
Hoe legt dat leepe dier het aan
Om juist het éérst te leggen?
Hoe gaat het verder aan het Hof,
Met ’t delicieuse hapje?
Eet onze Landsvrouw ’t hééle ei,
Of krijgt de prins het kapje?
De kievit die het eitje lei,
Krijgt die niet eens een lintje?
„Wie gapte daar dat ei van mij?
’t Kost mij een Kievitskindje.”
unr<'« r I ■<-' r T~
moet een werkdadig voornemen zijn. Toch mag
men niet altijd zeggen, dat iemand die herhaal
delijk struikelt, niet het oprechte voprnemen
heeft gehad zich te beteren; men valt herhaal-
delijk door zwakheid. Christus zeide dan ook tot
Petrus, toen deze vroeg hoe dikwijls hij zou
vergeven: „Niet zeven maal maar zeventig
maal zeventig maal”, dus zoo dikwijls de zon
daar met oprecht berouw tot U komt.
Daar de katholiek weet welke voorwaarden
aan de biecht verbonden zijn, zal hij er zich wel
voor wachten heiligschennis te plegen door dit
sacrament te ontvangen, zonder oprecht be
rouw; hij weet dat dit dan toch nutteloos is en
de beklagenswaardige staat van zijn ziel nog
beklagenswaardiger maakt door heiligschennis.
Zeker is de biecht dus geen gelegenheid om een
vrijbrief tot zondigen te krijgen, deze belijdenis
van zonden onder oprecht berouw is inderdaad
niet gemakkelijker dan rechtstreeks Gods ver
giffenis in het verborgene te vragen. Men zou
kunnen zeggen dat Christus juist de biecht ge
wild heeft als rem tegen het kwaad, door den
mensch het verkrijgen van vergiffenis niet te
gemakkelijk te maken. De biecht acht spr. heil
zaam voor het individu, omdat ze de zondaar
gelegenheid geeft zich uit te spreken, waaraan
hij behoefte heeft en waardoor hij in zijn be
zwaarde ziel tot vernieuwing en zuivering kan
komen; heilzaam voor het huisgezin omdat de
biechtvader eventueel alle pogingen zal aanwen
den, desnoods door vergiffenis te weigeren, mo
gelijk verstoorde eendracht tusschen echtge-
nooten te herstellen en de kinderen te doen bui
gen voor het ouderlijk gezag; heilzaam voor
de maatschappij, ook de niet-katholieke, waar
van de grondslag de deugd der rechtvaardigheid
is. De katholiek toch weet dat hem, die steelt
geen vergiffenis wordt geschonken als hij het
gestolene niet teruggegeven en de aangebrachte
schade niet hersteld heeft.
De biecht is geliefd bij den katholiek, die
weet dat hij niet tot zijn biechtvader gaat als
tot een onbarmhartig rechter, maar ook tot een
mensch, die weet hoever zwakheid kan gaan.
Hij gaat gaarne omdat de priester hem raad kan
geven en hem het middel wijzen sterker te
staan, hij gaat tot hem als zijn besten vriend,
wien hij toevertrouwt wat hij zijn moeder zelfs
niet zou zeggen. Hij weet dat de priester zelfs
ten koste van zijn leven, zijn geheim zal bewa
ren, de priester draagt de teerste geheimen van
anderen in zich, maar met zich mee naar het
graf. Spr. eindigt met door tal van aanhalingen
van niet-katholieken (Luther, Anckermann,
Pestalozzi enz.) te betoogen, dat zelfs niet-
katholieken zeer waardeerend van de biecht
spreken.
Er was een flink publiek.
Directie Mr. G. BROUWER Jzn.
Mr. M. J. BOS
8.pL 5.42S470.78»
Pandbrieven f 40.000.000
IE SÏA bij verlies
van <333 vinger
te vechten. Hij spreekt tegen, dat Mollema
hem aan een betrekking bij de gasfabriek
heeft geholpen, zooals die getuige verklaart.
De subs.-officier neemt aan, dat Mollema
niet heelemaal vrij van schuld is, maar de
menschen moeten op vergaderingen eikaars
meeningen respecteeren. Beklaagde is onbe
hoorlijk opgetreden.
Eisch en vonnis: f25 boete of 25 dagen
hechtenis. Beklaagde doet niet terstond af
stand van zijn recht, om in hooger beroep te
gaan. L. C.
Bedrog bij een harddraverij.
De rechtbank heeft uitspraak gedaan in
de bekende zaak van Tjeerk G., veehouder
te Heeg, die op 22 Aug. 1921 bij een hard
draverij te Irnsum voor paarden die geen
prijs gewonnen hadden, een paard Alie van
zijn broer, dat niet aan die voorwaarden
voldeed, in de baan gebracht heeft en welk
paard den eersten prijs behaalde.
T. G. verklaarde voor de rechtbank te
Heerenveen werkelijk met zijn eigen paard
Nellie gereden te hebben en werd vrijge
sproken. Bij een latere vervolging wegens
meineed en het daarbij gehouden getuigen
verhoor is o. a. gebleken, dat G. bij de hard
draverij alle moeite heeft gedaan om Nellie
op Alie te doen gelijken, zoo is met een
kalkkwast het paard een wit sokje en een
witte kol gegeven, zoodat het geleek op het
paard Alie.
Voor het afleggen van een valschen eed
terechtstaande, heeft de rechtbank hem we
gens meineed te Heerenveen veroordeeld tot
8 maanden gevangenisstraf. De eisch was 1
jaar.
Vóór het vonnis werd uitgesproken, be
kende G. dat hij meineed heeft gepleegd,
dat hij niet met het paard Nellie op de baan
was uitgekomen maar met het paard Alie.
De stand van het boezemwater.
Ged. Staten hebben besloten, alle sluizen
in de provincie te sluiten en het provinciaal
stoomgemaal stop te zetten.
De gemiddelde boezemwaterstand is he
den 20.8 c.M. boven Z.P.
Niet met open armen, maar
Met een liefdevol hart werd hij ontvan
gen. Een jongeman die zijn beminde een
bezoek had gebracht en ’s avonds tegen
tienen zijn stalen ros besteeg, om met het
hart vol „minnevier” naar Eindhoven terug
te peddelen, moest ervaren dat met de
wraakzucht van jaloersche medeminnaars
niet te lachen valt. Want toen hij een hon
derd meters circa in zoet gemijmer had
doorgefietst, werd hem plotseling een stort
bad toegediend in den vorm van een em
mer met vuil.
Hevig ontsteld vluchtte hij terug naar zijn
meisje, dat hém in dezen onwelriekenden
toestand niet precies met open armen kon
ontvangen, maar zich toch liefdevol over
hem ontfermde.
De politie zoekt den laaghartigen dader.
Want ’t is niet de eerste keer dat'deze laffe
daad wordt uitgespeeld. Schoonmama in
spe verzekerde dat dit nu reeds de vijfde
minnaar is van een harer dochters, die op
deze wijze wordt getracteerd. Anders wel
de belijdenis.
De praktijk der zondebelijdenis, openbaar
zoowel als geheim, is er door alle eeuwen ge
weest en het ware ook niet mogelijk geweest
haar later door menschen te doen invoeren, om
dat de verplichting tot belijdenis van zonden,
zelfs die welke men aan z’n moeder niet zou
meedeelen, een ook voor priester en bisschop
geldende verplichting, een zoo zware, vernede
rende last is, dat zij niet door een mensch zou
kunnen worden opgelegd zonder groot verzet
te veroorzaken. Nimmer is daarvan iets gehoord,
ja zelfs de afvallige sekten der eerste eeuwen,
die er wel tegen op gekomen zouden zijn als de
Paus van Rome een nieuwigheid had ingevoerd,
hebben aan de zondenbelijdenis vastgehouden.
Dat was niet mogelijk als Christus zelf die ver
nederende last niet op den mensch had gelegd.
Kan een priester, een mensch dus, zonden
vergeven? Rechtstreeks kan God het alleen; aan
den katholiek bv., die niet in staat is belijdenis
te doen, en naar spr. vurig hoopt ook aan den
niet-katholiek als het volkomen, volmaakte be
rouw zich van het hart heeft meester gemaakt.
Maar juist omdat God zoo machtig is kan Hij
zijn macht wel overdragen aan een schepsel,
aan den priester, die naar eigen oordeel, aan
sprakelijkheid en verantwoordelijkheid zonden
vergeeft, maar uit naam van Christus en uit de
macht hem door Christus geschonken. Christus
blijft dus de eenige middelaar en de priester is
slechts het instrument door God gebruikt om
Zijne genade op de menschen toe te passen.
Vraagt men: zou het niet veel treffender zijn als
de zondaar direct tot den Vader kon gaan, dan
antwoordt spr., dat dit schoon, aandoénlijk en
treffend moge zijn, doch de vraag slechts is wat
God wil en daarnaar heeft de mensch zich te
plooien. Chr. zelf heeft die tusschenpersonen ge
steld toen hij zijn 12 apostelen de wereld inzond
met de boodschap zonden te vergeven of te hou
den. Maar als de katholiek tot zijn priester gaat
is dat toch ook niet minder schoon en treffend,
hij ziet immers in dien priester een geheiligd
persoon, die in de biechtstoeel de plaats van
Jezus Christus bekleedt. De katholiek ziet in
hem den Vader, tot wien hij gaat. De vernede
ring aan de belijdenis der zonden verbonden,
verbrijzelt het hart, tranen ontspringen de ziel,
tranen van het berouw, die de ziel reeds schoon-
wasschen. Gij, aanwezigen, zegt spr., ziet in
den priester geen geheiligd persoon, gelooft
ook niet in dat heilig sacrament en als de biecht
een menschelijke instelling zou zijn, dan lagen
alle booze vermoedens ten opzichte van deze
belijdenis inderdaad voor de hand. Maar de
biecht is een Goddelijke instelling, het oog van
Christus waakt er over, de H. Geest houdt er
zijn vleugels beschermend over uitgespreid,
kende dus de zonde zonder voorafgaan- iToch wil de kerk er rekening mee houden, dat
Herv. Gemeente te Drachten besloten, in de ter heeft uitgenoodigd, een partijtje met hem
bestaande vacature van den overleden pre
dikant Aris (rechtz.) een tweeden vrijzinni
gen predikant te beroepen.
C4j gld. bij vsrilss van
en andere huiselijke feestjes
vragen een extraatje, ook
1 op den middag- of avond-
disch. Een pudding is een
algemeen gewilde tractatie.
•Met een paar pakjes
Honig’s Pudding maakt
men een pudding zoo fijn
als met andere middelen
moeilijk is te bereiken. Ge
bruikt daarom uitsluitend
Gefabriceerd met Honig’s Maïzena.
ook de priester een zwak mensch kan zijn, daar- 1
om zijn de strengste maatregelen genomen de
heiligheid van de biecht te beschermen; de
eeuwige gelofte van zuiverheid maakt den pries
ter met alle gedachten geheel gewijd aan God,
mocht het heilige worden misbruikt, dan wordt
den biechtvader het/ambt voor ’t geheele leven
ontnomen, en andere strenge straffen op hem
toegepast. De biecht is dan ook door alle eeu
wen heen het schoonste sieraad van de Katho
lieke kerk gebleven.
Wat de biechteling betreft, deze moet gezon
digd kunnen hebben, kinderen en degenen die
niet over hun geestelijke vermogens beschikken,
kunnen dus aan dit sacrament geen deel heb-
ben. Alle andere geloovigen, ook priesters, ook
de bisschop, ja ook de onfeilbare, maar niet
onfaalbare paus, moeten biechten; de paus doet
het iedere week bij een eenvoudig kloosterling.
De verplichting tot biechten bestaat in het uur
van sterven en eens in het jaar omstreeks Pa-
schen, als men in groote zonden vervallen zou
zijn. De biecht is overigens volkomen vrij; men
kan gaan bij welken priester men wil, in welke
stad men wil. Streng verboden is het den biecht
vader den naam van den biechteling te eischen.
Deze vrijheid wordt den katholiek gegaran
deerd, opdat hij gaarne en gemakkelijk zijne
zonden zal belijden. Er dient echter voor ge
zorgd dat het biechten nu niet wordt tot een
vrijbrief om te zondigen. Daarom wordt alleen
vergeving geschonken als er oprecht berouw
aanwezig is en het oprechte voornemen niet
weder in de zonde te vervallen. Men kent het
volmaakte berouw, berouw over de zo.nde, om
dat men God verloren heeft, waarbij dus de
liefde tot God op den voorgrond treedt, en het
onvolmaakte berouw, waarbij men spijt heeft
over de zonde omdat men den hemel er door
verloren, de hel er door verdiend heeft, en waar
bij de liefde tot God niet op den voorgrond
treedt doch wel aanwezig is. Het volmaakte be
rouw wordt niet gevorderd voor vergeving van
zonden in de biecht, God heeft zich in zijn
barmhartigheid tevreden gesteld met het onvol
maakte berouw, toegevoegd aan de belijdenis
in de biecht. Als echter het berouw niet is ont
leend aan het bovennatuurlijke, wordt geen ver
geving geschonken, bv. als er alleen berouw
"is omdat men bij de zonde in handen der Justi
tie is gevallen, een ziekte heeft opgeloopen, enz.
Ook moet het berouw algemeen zijn, blus berus
ten op beweegredenen, welke leiden tot af
schuw van alle groote zonden, ook moet het
levendig besef bestaan, dat men liever alles ver
liezen wil dan God en den hemel. Ontbreekt
een dezer vereischten, dan wordt de zonde niet
vergeven. Ook het oprecht voornemen niet weer
te zondigen moet er zijn: Men mag niet zeg
gen: „Ik zou wel willen”, maar: „Ik .wil”; het