MlssElanche
De zaak Keijenga.
Sl. Hicolaas-Cadeaux
Gebreide Vesten vanaf 2.60
Overhemden
Dassen
Bretels
Petten
Sokken
Boorden
Handschoenen
Wollen Sjaals,
i
l
l
s
I
I
200
150
75
Firma JOH. VOLKERS en ZOOR
MN OrgiH i« tam» lint
WOEMSDAG 3 DECEMBER 1934
Eerste Blad
■o. 19
41e JAARGABG
REOLAMEKOLOM
voor f2.50
V
a
1.25
0.19
0.27‘
0.45
0.29
0.35
0.65
0.75
V
Afdeëlino
a, HEEREN-
<^eartikei
Wat heeft U daar een keurig KOMMETJE op uw buffet staan,
lijkt wel GEDREVEN KOPERWERK.
Ja, leuk, vindt U niet
Ik kocht een nieuw model Aluminium MELKKOKER
en zes nikkelen GRATENBAKJES voor f2.10 bij de
Grootzand, Sneek, en kreeg dat Kommetje CADEAU.
OISEDAGHS na vaFDf
Brandenburgh Co.,
ts
i
te»
voon»a»sdwi ov<ara»ng«konMB mat dt» MsHiaadsmte» AS^mmskwimi» V*px»- 7IMIÜ a'
tt*»hHHix8Ui«k te» $s»(«$ra$ass» slis ease Abcuni’s versekevd tegan »>iigel«kk«n veer «VvU la
’t
ver-
een
nu
ÏSE^JJ
SSSK3
BERVi
S
niet.
w
>7
5>
I
Abonnementper jaar f 2.50 fr. p
post f 3.60.
Advertentiën9 ct. p. regel. Inge
zonden mededeelingen hooger, bij
Abonnement belangrijke korting
Advertentiën worden tevens gratis ge
plaatst in de SNEEKER COURANT
Via. toga val vasn avai-
Sfldsw» tslwiaio SP <J
NIEUWE SNEEKER COURANT
anno SNEEKER COURANT en WYMBRITSERADEEL
De verklaring van getuige IJpes.
Getuige 1 j p e s wil meedeelen dat in Nov.
’.22 de bank onder controle der A. C. gesteld is.
Naar aanleiding van het rapport inzake de on
gevraagde credieten hebben wij ons gewend tot
de Centrale. Getuige wil nu den nadruk* er op
leggen dat de dekkingswijs voor het ongevraag
de crediet is geschied op advies en met mede
werking van deskundigen der Centrale Bank;
de controle is bij de Centrale tot het einde ge
bleven en bij de aanvrage om surseance is ge
bleken dat volgens de boeken, die stonden onder
controle der A. C. vanaf Nov. 1922, de bank
goed was; helaas moest men later toch faillis
sement aanvragen.
President: Dus de A. C. noemde de posi
tie even voor het faillissement nog gunstig?
gld. bij vwliM
■rsK aan dxim.
jid. bij lavast»-
lange invalldttaj*.
De effectenverduistering staat ook vast.
President: Nu de effecten. U hebt die
beleend, beklaagde?
H. M. R.: Mijn broer kwam bij mij omdat
er geld noodig was. Ik heb hem toen de effec
ten gegeven, die hij bij de Friesche bank be
leende, met de bedoeling ze later in te lossen.
President: U mocht dat niet doen. In den
nazomer van ’23 wist U al dat de bank niet
safe was en de kans op inlossing dus gering.
H. M. R.: Wij hoopten nog dat het in orde
zou komen.
President: Ik begrijp wel dat men krom
me sprongen doet als men in de benauwdheid
zit. Men hecht zich aan een stroohalm, totdat
men die ook moet loslaten.
H. M. R.: De bank stond toen niet zoo slecht
als in Dec. ’23. In den nazomer was reeds be
sloten tot verkoop van Zeijlemaker en daarvan
verwachtten wij geld.
President: Heeft Uw jongere broer U on
der hypnose?
H. M. R.: Neen.
President: U is 40 en hij 33 en iemand
die niets van bankbeheer wist; als een virtuoos
treedt hij dan daarin op. U zou hem maar heb
ben laten werken en zelf niets meer hebben ge
daan! Ik kan mij dat niet voorstellen, hij was
toen 28 jaar. Mijnheer Bosman, hoe denkt U
daarover?
Getuige Bosman: Ik kan het mij ook niet
voorstellen.
President: Over de boedel teentjes zul
len wij niet spreken; dit is niet ten'laste gelegd.
De boedel Wiersma: Hoe is het met die f 14000
gegaan voor landverkoop, die hebt U niet ver
antwoord?
H. M. R.: Dit wachtte op de verklaring voor
de successie.
Het O. M. vraagt verhoor der beklaagden te
samen en over alle feiten achter elkaar.
President: Dan zal ik U straks hooien.
Gaat U nu zitten, beklaagde! Nu over de effec-
ten-verduistering door Johannes R., gepleegd ten
nadeele van v. d. Goot. Hoe staat het daarmee,
Johannes?
giö. bij varHan van
hand, «S «eg
Op den tweeden dag der behandeling Za
terdag is er veel minder belangstelling van
de zijde van het publiek, Sneekers zijn er al zeer
weinig.
De rechtbank is samengesteld als de eerste
dag; de griffier mr. Bevers wordt echter ver-
vangen door mr. Heijmeier.
Tegenwoordig zijn de getuigen de hh. IJpes
en Zandhuizen.
Bij de opening der zitting vraagt getuige
IJ pes een kleine toevoeging aan zijn verklaring
van jl. Woensdag te mogen doen.
President: Ik zal U daartoe straks in de
gelegenheid stellen.
Het verhoor van den getuige-deskundige.
Getuig e-d eskundige Bosman wordt
nu eerst gehoord, maar de President wil
eerst ’n klein resumé geven van wat is gebeurd.
Op 15 Augustus 1918 is deurwaarder H. M. R.
als directeur der Coöperatieve Sneeker Midden-
standscredietbank benoemd. 1 October werd
Joh. R. aangesteld of in ieder geval kwam hij
bij zijn broeder in dienst. 1 November 1919 is
door beklaagden met Zandhuizen, de president-
comm. der Coöp. M.-B. en zekere Poulus aan
gekocht de klompenhandel Zeijlemaker. Daar
voor was een belangrijk bedrag noodig; iedere
firmant zou f 10.000 storten. Poulus werd vrij
gesteld om zijn financieelen toestand. Later is
nog f5000 bijgestort door de R.’s, zooals het
heet, en Zandhuizen heeft toen ook nog zoo
veel gestort. Met dat bedrag van f 15000 ieder is
begonnen. Het was lang niet voldoende en om
aan meer geld te komen werden van 4 Nov.
1919 de stortingen der diverse deposanten van
de bank beschouwd als privé stortingen bij de
Reijenga’s. Ze werden niet verantwoord in de
bankboeken. Op zeer enkele uitzonderingen na
werden echter wèl bankkwitanties afgegeven,
zoodat de deposanten wel denken moesten dat
zij vorderingen op de bank hadden.
Bovendien werden nog gelden uit de bank
genomen door de Reijenga’s. De deurwaarder
teekende dat in zijn privé kasboek aan; of Joh.
R. dat ook ergens aanteekende weet men niet.
Op deze wijze is een groot bedrag aan de
bank onttrokken, op ’t laatst bij de Coöperatie
wel f 100.000, welk bedrag in zijn geheel plot
seling in Juli 1921 in de bankboeken verscheen
onder diverse debiteuren. Op 23 Mei ’22 is daar
bij nog een post van f 49000 geboekt. Daarvoor
zijn later twee kwitanties opgemaakt, toen de
Algemeene Centrale Middenstandsbank aanmer
kingen maakte. Die kwitanties zijn aanwezig?
Getuige Bosman: In het dossier.
President: Toen is de Coöperatie omge
zet in de N. V. en beide Reijenga’s werden di-.
recteur. Toen werd ook een „geheim” kasboek
ingevoerd en kwamen groote bedragen daarin
voor, niet in de bankboeken echter.
Op 28 Febr. 1923, toen de A. C. een controle
had ingesteld, verscheen de post diverse debi
teuren ad f149000 plus rente ad f16000 ten
name der Reijenga’s in de boeken. De Reijen
ga’s hebben toen, om deze post omlaag te bren
gen, wat de A. C. eischte, gezegd, dat de bank
deposito’s eigenlijk stortingen bij hun privé
waren; de deposanten wilden liever met de per
sonen der directie zaken doen dan met de bank.
Toch waren die deposito-houders tot nog toe
bank-crediteuren. Commissarissen hebben, wat
niet te begrijpen is, met die bewering en toe
stand genoegen genomen, daardoor werden dus
de Reijenga’s concurrenten van de Bank.
Alle depositohouders werden nu aangeschre
ven om hun kwitanties te verwisselen, zgn. om
dat ’t om ’t zegelrecht moest, doch met de be
doeling hun andere kwitanties te geven, waar
door de deposanten crediteuren van Reijenga
privé werden. Is dat ook geschied?
Getuige Bosman: Gedeeltelijk wel, ge
deeltelijk zijn ook nieuwe bankkwitanties gege
ven. Het bestuur had, om de bewijzen te zien
dat omgewisseld werd, overlegging der oude
kwitanties gevraagd, en in beide gevallen kre
gen de Reijenga’s nu die kwitanties in handen
en konden zij ze toonen. In totaal is overgeboekt
op privé Reijenga f 150.000, waaronder dan
alle soorten depositobewijzen en de ongeoor
loofde credieten aan Zeijlemaker (f37.000), Vos
(f7000), Poulus (f5000) enz.
President: En nu komt het evenement. In
Dec. ’23 zou een nieuw onderzoek van de A.
C. plaats hebben en wat gebeurde toen?
BEZICHTIGT ONZE
SPECIAL E-ETALA6ES
Na een ongesteldheid waarbij de rooker zich
alle genotmiddelen heeft moeten ontzeggen,
is het eerste wat hij vraagt:
Geef MIJ maar
antwoordelijk. Beklaagden moesten hun toe
vlucht wel nemen tot een „meniste leugen”.
Hebben bekl. niet getracht van alle kanten gel
den te krijgen om de zaak en régie te houden?
President: De controle werd toch om
den tuin geleid.
Getuige Bosman: Het bestuur had aan de
A. C. uitdrukkelijk controle van deze zaak ge
vraagd.
Mr. Hepkema: Achtte U de eisch uitvoer
baar?
Getuige: Neen. Het bestuur had toen de
Reijenga’s zulke groote verplichtingen op zich
namen, de financiëele positie van deze heeren
moeten doen onderzoeken.
De President resumeert nog dat er wei
nig aandeelen in de N. V. Middenstandsbank
zijn geplaatst. De Reijenga’s namen toen van
de f20.000 f14.500, doch „die kon je wel aan
je laars lappen”, die hadden geen geld, dus er
was maar f 5500. Nu hoe is het met de f 100.000
verduisterde gelden uit de dagvaarding gegaan?
Hoe kreeg U de bedragen, die de fa. Zeijlema
ker ontvangen had?
Getuig e-d eskundige legt nu uit dat
hij dit door de boeken der fa. Zeijlemaker, die
volkomen in orde waren, vond. De Reijenga’s
hadden op 30 Juni ’21 f 156.000 in Zeijlemaker
gestort, tot 31 Dec. 1921 steeg dit tot f 184.000.
Gedeeltelijk was dit onmiddellijk uit de bank
kas, gedeeltelijk door de omwisseling der depo
sitobewijzen uit de bankkas verkregen, f29.600
van dit bedrag was in de bankboeken verant
woord, doch daar op de Reijenga-rekening kwa
men ook de niet met toestemming van ’t bestuur
gegeven leeningen aan Zandhuizen, Weissen
bach enz., en met hun eigen privé opnamen
steeg dit bedrag weer tot f 179.455; door afboe
king der privé deposito’s kwam men dan weer
tot f 113.000. Getuige noemt nog eenige cijfers,
waarop de President vraagt: Gaat de ver
dediging met de cijfers van het rapport accoord?
De V e rd e d i g e r s: Zeker M. de P.
President: Beklaagden ook?
Beklaagden: Ja M. de P.
President: Dus vast staat dat f113.000
aan de Bank was onttrokken. Konden beklaag
den dat bedrag fourneeren?
Getuige: Ik vermoed van niet.
Op vragen van den President en mr.
Hepkema legt getuige dan uit dat de post
„diverse debiteuren f 100.000” moest gecreëerd
om het kassaldo, dat op papier abnormaal hoog
was, met de werkelijke toestand in overeenstem
ming te brengen.
President: Dus ook om het bestuur op
een dwaalspoor te brengen?
Het O. M.: De naam „diverse debiteuren”
was valsch.
President: Wie waren de diverse debi
teuren?
Getuige Bosman: De Reijenga’s.
Geen gelden uit Zeijlemaker in de zakken der
Reijenga’s gekomen.
De volgende vraag van het O. M. zal trach
ten aan het licht te brengen of wat men in
onze stad dikwijls heeft hooren beweren ook
’n belangrijk deel van de gelden der bank welke
naar Zeijlemaker heetten te gaan, aan de Reijen
ga’s is ten goede gekomen. Men hoort nog zoo
dikwijls dat „de heeren wel een potje achteruit
zullen hebben”. Het hier volgende doet echter
vermoeden dat dit niet juist is.
Het O. M.: J. Reijenga was tevens de finan
cier van de fa. Zeijlemaker; is het ook moge
lijk, dat in de boeken van Zeijlemaker geknoeid
is? Ik vraag dit omdat een ieder de ontzaglijke
verliezen opvallen, welke deze zaak had. Zijn
dat ook verliezen op papier en heeft in werke
lijkheid het geld een andere bestemming kunnen
krijgen?
Getuige Bosman: Ik acht dit onmogelijk.
Ik heb in opdracht van Zandhuizen, die dat ook
dacht, in 1923 de zaak Zeijlemaker onderzocht,
de boekhouding is daar goed in orde, en alle
ontvangen geld is ook verloren.
Het O. M.: Dus U acht het niet waarschijn
lijk dat de R.’s zelf het geld ten eigep bate heb
ben aangewend?
Ge ui ge: Neen, de Zeijlemaker-verliezen
hebben die gelden opgeslorpt.
Mr. Hepkema: Wij geven toe dat ruim
f 100.000 aan de bank is onttrokken, maar U
zal nu zelf wel willen toegeven dat als in plaats
van de post „diverse debiteuren f 100.000” was
geboekt „Zeijlemaker f 100.000”, de zaak boek
houdkundig in orde was. Enkel de specificatie
was verkeerd.
Getuige: Ja.
Het O. M.Ze moesten van het geld af
blijven, daar gaat het om.
Mr. Hepkema: Een dief die verduistert,
TK gid. bij va^ÜM
«w ««us na® viagw
gaven maar niet de ontvangsten gecontroleerd,
hoewel men die met de kohieren en ook eenigs-
zins met de begrooting kon nagaan.
Het O. M.: De kwasi-optelfouten zijn dus
nooit onder het oog van het bestuur geweest.
H. M .R.Nooit is het kasboek opgevraagd.
President: U bekent dus dat U verduis
terd heeft?
H. M. R.: Ik had het geld niet in kas.
President: Hiermede is het feit der
duistering erkend.
H. M. R.Ik erken het.
President: Hoe kwam U tot de verduiste
ring van die f 12000? Hoe zit deze zaak?
H. M. R.De Jong gaf in het voorjaar ’23
te kennen ’t deposito te willen omzetten in
waterschapsleening. Met gesloten beurs is dat
bedrag toen naar het waterschap overgeboekt.
President: Was dit deposito in de bank
boeken vermeld?
H. M. R.: Ik weet het niet.
Getuige Bosman: Het was niet vermeld.
He,t O. M.: H. M. R. heeft dus die f12000
niet in handen gehad?
Getuige Bosman: Dat geld is niet ineens
in handen van H. M. R. gekomen.
Het O. M.: Het is toch successievelijk door
het deurwaarderskantoor genoten?
Getuige Bosman: Ja.
Het waterschap.
De verduistering bekend.
President: Het verhoor over de f 100.000
is hiermede afgeloopen. Nu het waterschap.
Mr. T ijs ma: Om het verhoor te bekorten,
wensch ik te verklaren, dat de verdediging zon
der meer de juistheid der cijfers van het rap
port daarover toegeeft, als getuige verklaart
daarbij te volharden.
Getuige: Volkomen»
Het O. M.: Dus is in confesso („wordt be
kend”, Verslagg.), dat ook de f 12.000 in de kas
van het deurwaarderskantoor zijn gevloeid?
Mr, T ij s m a: tiet is beter dat beklaagde zelf
dit zegt.
President: Beklaagde H. M. R. kom eens
hier. De getuige Cnossen, voorzitter van ’t wa
terschap, heeft hier een goeden indruk gemaakt.
Ik begrijp niet hoe hij en zijn medebestuurders
het tekort niet ontdekten. U heeft willens en we
tens verkeerde optellingen onder ’t kasboekje
gesteld, nietwaar?
Beklaagde: Het kasboek is nooit gecon
troleerd.
Getuige Bosman: Het bestuur heeft met
lofwaardigen ijver de kwitanties met de uitga
ven in de rekening vergeleken, maar niet is na
gegaan of de ontvangsten conform de omslag-
kohieren waren.
H. M. R.: Er zijn posten in het kasboek ge
schreven, die niet in de rekening verantwoord
zijn. Men heeft wel de kwitanties voor de uit-
VcJMShgBÜ
Seskk Tslei®*® J*®» 150»
Bekl. J. R.: Ik meende dat ik deze effecten
kreeg als onderpand voor zijn schuld, die f 1500
was.
Getuige Bosman: Maar dat heele effecten
bezit daarvoor te geven is toch vreemd?
President: Juist, de waarde was wel een
f 7000 a f 8000. Hij gaf U de effecten in bewa
ring en U heeft ze beleend en er is niets van
terecht gekomen. Dat was Uw schuld, U mocht
niet beleenen.
Beklaagde: Ik meende wel gedeeltelijk.
President: Erkent U dat U beleend hebt.
Beklaagde: Ja.
President: Nu de obligatie van f 500 N. I.
van T. Alkema, die bij de A. C. beleend was.
Beklaagde: Ik heb daarvoor geen geld
ontvangen, maar deze is gekomen bij de dek
king voor de A. C„ die was echter ruim vol
doende.
President: Het was toch beleend en dat
mocht niet. U beschikte er over en dat was ver
duistering: een daad van toeëigening. Als U
later kon zou U het misschien ingewisseld heb
ben, maar zoo doet iedereen die verduistert.
Bekl. J. R.Maar dit stukje had ik zeer
waarschijnlijk wel terug kunnen krijgen.
President. Maar het is niet gebeurd. Nu
de verduistering van effecten van De Jong. Hoe
was het daarmee?
J. R.: Die heb ik beleend, maar die man had
een schuld bij ons en moest daarvoor onderpand
geven; ik had geen pandacten voorradig, maar
ik ontleende aan de schuld het recht tot belee-
ning.
President: De man heeft toch afgelost,
en U had de effecten toen nog in bewaring.
J. R.: Het was een rekening-courant, die
eens debet stond, dan weer niet.
Getuige Bosman: De usance is in zoo’n
geval een pandacte op te maken: dat is niet ge
schied.
President: Getuige De Jong verklaart dat
U niet beleenen mocht. U erkent echter het feit
wel.
President: Accountant, hebt U mij nu nog
iets mee te deelen?
Getuige Bosman: Neen, M. de P.
President: Dan krijgt getuige IJpes nu
gelegenheid voor het afleggen zijner verklaring.
gist Islj vauu
VU ««n «dlrvinganr
Getui ge B osman: De A. C. had uitdruk
kelijk geëischt dat het crediet Reijenga tot
f 40.000 terug gebracht moest worden. Het cre
diet was op dat moment f56000 en nu boekte
men f 16000 af toen de heer Nierstrasz kwam.
President: Men bedroog dus de A. C.?
Mr. Hepkema: Was die eisch van de A. steekt het geld in de zak, en dat gebeurde hier
C. practisch uitvoerbaar? Neen, die was onver-
M
Het O. M.: Bewaar dat maar voor Uw plei
dooi.
President: En nu moeten wij uitpluizen
wie de schuldigen zijn bij die verduistering, ge
tuige!
Getuige: Dat is Uw werk.
Het O. M.: Maar ik wil U toch vragen, U,
die met deze menschen in dezen tijd vaak ge
sproken heeft, is volgens U H. M. R. op de
hoogte van de geschiedenis met de boeken?
Getuige: Hij houdt vol yan niët; toch
heeft hij wel deposito-bewijzen enz. geheel vol
ledig ook ten name van de bank geschreven.
Mr. T ijs ma: Waren die ook niet geboekt?
Getuige: Neen.
Het O. M.: Een bewijs dat hij het wel wist!
Mr. T ij s m a: Privé-kwitanties!
Getuige: Bankkwitanties!
Mr. T ij s m a: Dat was een vergissing.
Het O. M.: Getuige, dit bevestigt U toch in
de meening, dat hij wel wat wist?
Getuige: Zeker.
Eenige gevallen.
De Pr e s i d e n t noemt nu een aantal bedra
gen door S. Woudstra te Koudum gestort:
f2000, f 1000, 3 X f3000, later f15000, terug
betaald f6000. Van al die handelingen stond
niets in de bankboeken, hoewel de man bank
kwitanties door J. Reijenga geteekend, had.
Getuige: Dat is zoo. Eigenaardig is dat
deze man in 1920 f 5000 had gestort en dit wel
was verantwoord.
President: Zekere Wijbenga stortte
f 7700, kreeg een bewijs van de N. V. getee
kend H. M. Reijenga, J. Wiersma stortte in ’23
f 5000, geteekend J. Reijenga, Keulen f 1000,
geteekend H. M. R. Zij komen niet in het bank
book voor. Gaastra stortte f900 en kreeg geen
zuiver bankbewijs. Mej. De Vries, Lemmer,
stortte f 1000, Rollema, Goënga, f700, kregen
allemaal gewone witte kwitanties, geteekend J.
Reijenga. Al die menschen meenden dat ze bij
de bank stortten.
Getuige: Rollema alleen niet; die wilde bij
de deurwaarder storten.
Het O. M.: En dit waren toch geen boedelbe-
dragen, het was meestal spaargeld.
Getuige: Zeker, hoofdzakelijk kleine spaar
ders.
Presiden: Nu de omwisseling der kwitan
ties. U. Koopmans te Sneek had ’n bank-depo-
sitie van f 9000; omstreeks medio Augustus ’23
werd deze f9000 als tc;igbetaald af gevoerd en
als storting ten gunste der Reijenga’s bijge
schreven. Het deposito-bewijs ten name der
bank werd ingenomen en vervangen door een
volkomen gelijkluidende kwitantie, waarop ech
ter de naam van de Middenstandsbank niet
voorkomt. Rienstra te Nijland had een spaar
boekje met f 1000; medio Augustus 1923 is dit
bedrag als terugbetaald afgevoerd en als stor
ting ten gunste der Reijenga’s geboekt. Het op
gevraagde boekje is afgeschreven en vervangen
door een deposito-bewijs, gelijkluidende aan die
van de bank, maar de naam Middenstandsbank
komt er niet op voor; beide zijn door J. Reijen
ga geteekend.
Getuige: „Ze teekenden allebei wel”.
President: Hetgeen U ten deze vermeld
hebt zijn enkele uit vele gevallen?
Getuige: Zeker.
Mr. Hepkema: De f149.000 is later be
schouwd en erkend door het bestuur als een
privé schuld van de Reijenga’s. Een dief die iets
steelt, maar het terugbrengt, heeft zijn diefstal
hersteld.
President: Is bij die herstelling de
f 100.000 ook op tafel geweest, mr. Hepkema?
Mr. Hepkema: Als dat geschied was, wa
ren ze nog al minder strafbaar geweest.
President: Papier is geduldig. Zoo kun
je altijd terug betalen.
Mr. Hepkema: Dit is in overleg met het
bestuur geschied. De burgemeester en alle an
deren vonden het goed.
Het O. M.: De schuld is niet kwijtgescholden.
President: Ze hebben niet gecontroleerd
en wisten niet hoe het eigenlijk zat.
Het O. M.: Dezerzijds wordt de boeking niet
ontkend.