MissBlanche
RIEUWSTIJ0IN8EN.
OrguB iigsuti huk
ZATERDAG 14 FEBRUARI 1995.
41e JAARGANG
No 43 Eerste Blaart
't- T-~ 'I
ÜLBTHDA64 sa nUJDASSA¥01ÏD8
Brandenburgh Co.,
Svbix 150,
Een onaangenaam avontuur.
*6
het zeggen.
De
z o m e r t ij d.
Het paleis op den Kneuterdijk.
Ongelukken.
nier
dubbel waard.
D r. H. K. M u 1 d er. f
was
De schippersknecht was afkomstig
I
Dinsdagavond is plotseling te Amsterdam
in een tramrijtuig overleden de heer H. K
Te Schoten is Dinsdagavond de 70-jarige
mevrouw de wed. D. H. Jansen, die doof
was, bij het oversteken van den rijksstraat-
weg door een autobus van Beverwijk over
reden en onmiddellijk gedood.
Brandstichting.
Er brak Maandag brand uit in een turf
schuur bij het ziekenhuis te Heerenveen.
Eenige oogenblikken laaiden de vlammen
gevaar
zaam leven geleid en niet in zelfgenoegzaam-brand echter tijdig te blusschen. Het is
zegt hij tot Jezus, op diens gezegde: Onderhoudt Xpcfirht
dp trphndpn dnf- hok ib
De 18-jarige schippersknecht Kwent is
het slachtoffer geworden van kolendamp
vergiftiging aan boord^van het vaartuig van
schipper Duinkerken, bij sluis IV te Ave-
reest. Toen deze den knecht, die eerst kort
bij hem in dienst was, wilde wekken en
geen gehoor krijgend op zijn roepen, het
luik van het vooronder opende, zag hij
Kwent half uit bed liggen. Het bleek, dat
de knecht reeds was overleden en de dok
ter constateerde kolendampvergiftiging.
Kwent had voor het naar bed gaan, de
wat moet ik
naar de stad en komen in hun woning aan, waardoen om zalig te worden; Wanneer zij aan hun
alles feestelijk verlicht zooals Oom Frans,
gift. arj ««rils*
".’,.1 eau jSsdsa
HIEUW SHEEKER CQÜRAIJT
annex SNEEKER COURANT en WYMBIRTSERADEEL
dam, de plaats van bestemming te kunnen
zijn.
’t Was ruw weer, ’t regende en stormde
en omdat men wat te vroeg was, bleven
de twee reizigers maar zoolang in de auto
zitten.
Op dat uur een auto aan het station,
dat kwam een spoorwegman, met detective-
aanleg, verdacht voor. Want voor z’n ge
noegen kroop men bij zulk weer niet zoo
vroeg uit de veeren. Opgepast dus.
Ja, de politie' had het signalement ver
strekt van een tweetal lieden, die opge
spoord moesten worden.
Toen het tijd was van vertrek nam de
spoorweg-detective hen eens goed op. Ja
warempel, er was geen twijfel mogelijk,
het signalement klopte. En toen men wist
waar de reis heenging, werd fluks de po
litie te Rotterdam opgebeld en met het ge
val in kennis gesteld.
’t Bevreemdde onze niets vermoedende
reizigers wél wat, zegt de „M. Crt.”, dat
zij steeds in hun coupé alleen bleven, niet
tegenstaande er op de tusschenstations
steeds meer reizigers kwamen opzetten.
'tZou hun spoedig duidelijk worden.
Nauwelijks waren ze te Rotterdam aan
gekomen,, of daar sprongen drie recher
cheurs te voorschijn en„in naam
der wet”, enz.
Gelukkig had de heer Gr. een pas bij
zich en kon behoorlijk legitimeerenook
de heer Spr. kon het bewijs leveren, dat
hij met zeer vreedzame bedoelingen in Rot
terdam kwam en niet degeen was, die men
meende. Na eenig oponthoud konden bei
den hun weg vervolgen.
Da lijfspreuk vau den rooker ie en
blijft
Geef MIJ maar
giu. öij MMS
Zooals men weet, heeft de Koningin
eenige jaren geleden het paleis op den
Kneuterdijk in Den Haag beschikbaar ge
steld tot ambtswoning van den minister
van buitenlandsche zaken, voor een be
paalden termijn, welke binnenkort ten einde
loopt.
Het moet niet in de bedoeling liggen,
dezen termijn te veilengen.
4» SwfaisiSBKÊ si!» Abenné’s tesgaa aacslrsfcem AVvV
De afdeeling Naaldwijk van den Vrij
heidsbond heeft besloten, aan de Vrijhelds-
bondsche fractie van de Tweede Kamer te
verzoeken, voor het wetsontwerp tot
afschaffing van den zomertijd te stemmen.
De Kamer van Koophandel te Utrecht
heeft in haar vergadering zich uitgesproken
voor behoud van den zomertijd.
Het jaarverslag van den secretaris deelde o. a.
mee, dat de vereeniging 46 leden telt, de Jonge-
liedenvereeniging 24 leden en de Knapenvereeni-
ging 54. Er was ontvangen f 523.25, uitgegeven
f414.31, batig saldo f 108.94.
Een aantal jonge meisjes van de Chr. gym-
nastiekvereeniging, onder leiding van den heer
Jongejans, gaf daarna een zeer aardig en dank
baar nummer.
In bonte afwisseling volgden daarna op elkan
der voordrachten, een pantomime, een samen
spraak enz.
Een dubbelkwartet, onder leiding van den heer
Plat, zong eenige liederen. De sopraan domi
neerde daarbij zoodanig, dat de andere partijen
weinig uitkwamen. Toch werd er zuiver gezon
gen en vielen de nummers wel in den smaak.
„Sonorita” luisterde met haar muziek de sa
menkomst op.
Nog werden eenige tableaux gegeven, die den
bijval van het publiek mochten wegdragen. 7
waren heel aardig.
Ds. Te Winkel eindigde met een kort woord
van dank aan alle medewerkenden, waarna hij
voorging in dankgebed.
onnementper jaar f 2.50 fr. p.
post f 3.60.
Advertentiën9 ct. p. regel. Inge
zonden mededeelingen hooger, bij
Abonnement belangrijke korting
Advertentiën worden tevens gratis ge
plaatst in de SNEEKER COURANT
programma vermeld stond, ving aan met op te
merken, dat het niet zijn plan was een rede te
houden. Hij wilde alleen een woord spreken
voor jonge menschen, naar aanleiding van Mar-1
cus 10 17—22: de geschiedenis van den rij
ken jongeling.
Wat heeft deze jonge man, die tot Jezus komt, fel op en was voor het ziekenhuis g-
veel aantrekkelijks. Hij heeft een rein, deugd- niet uitgesloten. De brandweer wist den
zaam leven geleid en niet in zelfgenoegzaam-1 brand echter tijdig te blusschen. Het is
heid, als wou hij zeggen: zóó braaf ben ik, gebleken, meldt het „Hdbl.”, dat de brand
re treboX2elS;°hPpbd,etnS «ezegde:Onde/h°l'd»'gesticht is en wel door een 29-jarigen
ae geboden: dat heb ik van mijn jonkheid af A
gedaan. Neen, hij meent oprecht wat hij zegt. En e Plecgdehet armenhuis van /Engwtrden,
hij heeft niets te veel gezegd. Op zijn leven viel dat in de benedenverdieping van het
niets aan te merken. Hij wordt door het volk een i Zlekenhuis ‘s gevestigd. De man is gear-
overste genoemd, een bewijs, dat hij door zijn resteerd. Hij heeft bekend.
vond, terwijl naar alle waarschijnlijkheid
iets zwaars, b.v. de 3 vingers-dikke bed-
stedeplank hun op de hoofdjes zou zijn
gevallen.
Maar, aldus Bwie zal
Niemand of niets is in staat, om hiervan
een juiste toedracht te geven.
Van dit ontzettend droeve komend op
de meer zakelijke aangelegenheden vertelde
B. nog, dat het door hem bewoonde huisje
aan een inwoner Van Zuid wolde toebehoorde,
dat hij zijn inboedel verzekerd had voor
f 520, welke bescheiden som hij, naar
ontvangen gegevens, spoedig uitbetaald
zou krijgen en dan zou trachten elders een
kampje grond met een klein huisje te koopen
om met nieuwe spullen in andere omgeving
het leven verder te vervolgen. Tenzij!
We konden niet nalaten ’t gezin B.
nog eens goed op te nemen en ons hun
toestand goed in te denken, niet het mingt
wat betreft de zware vermoedens? Zou een
moeder tot zulke dingen in staat zijn?
Zoumaar neen, waartoe meer zulke
vragen.
In ’t dorp vernamen we bij verder onder
zoek, dat het in de omgeving van B. niet
altijd pais en vrede was. Verder, dat toen
de veldwachters bij ’t brandende huis
gearriveerd waren, vrouw B. als een lijdelijk
toeschouwster de ramp stond aan te staren,
maar dat een -van de beide gerechtsdienaren
na met een forschen trap den weinig weer
stand biedenden buitenmuur te hebben
ingeduwd, de beide kinderlijkjes van achter
de gesloten bedsteedeuren heeft gehaald.
Het grootste jongetje had daarbij de beide
armpjes, als om zijn hoofdje te beschutten
hoog opgetrokken't lag achterin de bed
stede, het andere, kleinste kereltje, lag met
een handje onder ’t hoofd, op de voorste
plaats.
De politieman had daarop de beide ont
zielde kinderlichaampjes met zijn uniform
jas toegedekt en daarna naar 't gemeente
lijk lijkenhuisje doen overbrengen.
Bij de door den dokter gehouden lijk
schouwing later op den dag, werd in de
hersenen geronnen bloed geconstateerd,
waarmee de justitie in Assen werd in kennis
gesteld. Opmerkelijk daarbij is, dat het
echtpaar B. zich verder nog niet weer
bekommerd heeft over de beide lijkjes.
Algemeen wordt in het dorp over dit
niet-alledaagsche voorval gesproken. Hoofd
schuddend ziet men elkaar aan, maar het
meest gaat het medelijden uit naar de twee
kleine zoo noodlottig om 't leven gekomen
knaapjes.
Een noodlottige brand.
In het Witteveen, onder de gemeente
Ruinen (Dr.), heeft Maandagmorgen een
brand met noodlottigen afloop ten huize
van den arbeider Benak plaats gehad.
Deze vertelde aan de „Mepp. Crt.” het
volgende
Maandagmorgen plm. 6 uur had hij zich
als gewoonlijk naar zijn werk begeven.
Zijne vrouw had twee van de drie kinderen,
(3 jongens) n.l. het oudste van vijf jaar en
’t tweede van drie jaar, aangekleed,
’t jongste van anderhalf jaar bleef ge
woonlijk wat langer slapen en verdere
huishoudelijke bezigheden verricht. Te
ongeveer negen uur had ze zich naar de
buren begeven om een geleende kruiwagen
terug te brengen. Bij ’t maken van een
buurpraatje, hadden dezen haar er op attent
gemaakt, dat haar woning in brand stond.
Op eens sloegen dikke rookwolken uit ’t
dak, weldra gevolgd door groote vlammen.
Het ergste van al was echter, dat de beide
jongste kinderen in huis waren. De oudste,
nauwelijks beseffende, wat er gebeurde,
wilde moeder nog gaan halen en ontkwam
zoodoende aan ’t lot, hetwelk zijn beide
jongere broertjes overkwam.
Bij ’t weergeven van dit gedeelte schoot
den vader ’t gemoed even vol. Dat zijn
huis, met al z’n hebben en houden een
prooi der vlammen geworden was, dat hij
op ’t moment niets anders had, dan de
weinige, waardelooze, grootendeels versleten
kleeding van hemzelf,benevens de incomplete,
half voltooide van zijn vrouw en oudste
zoontje, betreurde hij wel, maar dat ook
zijn beide jongste spruiten daarbij den dood
gevonden hadden, was hem toch te machtig.
Te meer, zoo vervolgde hij, daar men be
weert, dat ze en nu komt nog ’t ver
schrikkelijkste van al door mijn vrouw
de hersenpan zouden zijn ingeslagen! Dat
is met andere woorden, vooraf eerst ver
moord!
Even ontroerden we bij ’t aanhooren
van zulke woorden, zegt de verslaggever.
Nogmaals, daar stonden ze, de vader en
moeder met hun eenigst overgebleven kind,
bij de weinige overblijfselen van hun have,
daarbij onder de ontzettende verdenking
van moord op hun beide zoo gruwelijk
om het leven gekomen kinderen! Wat zal
en wat moet er niet in de ziel van zulke
menschen omgaan.
Natuurlijk was onze eerste vraag: maar
konden deze stumperds dan niet gered
worden, was er geen kans op, om ze uit
de vlammenzee te halen? En onmiddellijk
daaropmaar hoe verklaart gij dan die
ingedrukte kinderkopjes?
B. en de inmiddels naderbij gekomen
vrouw B., wie de lange vochtige haren nog
om en over de schouders hingen, ontkenden
de kans op redding. Hoe gaarne ook, ’t kachel nog eens bijgevuld en men veron-
was onmogelijk. Met al ’t huisraad warenderstelt, dat hij, des nachts wakker gewor-
de beide kinderen totaal verbrand. Volgensden, en zich onwel gevoelend, heeft willen
hun vermoeden zouden deze met lucifers opstaan, doch daartoe de kracht niet meer
gespeeld hebben, in of bij de bedstede,had. De schippersknecht was afkomstig
waardoor het vuur direct gretig voedsel luit Hoogeveen.
WOUDSEND. Onze plaatsgenoot, D. G.,
visscher van beroep, ving op de Brekken
onder Oudega een snoek van pl.m. 26 pond.
Een zeldzaam buitenkansje, waar toch mees
tal de visschers klagen over schrale vangst
Een paar mannen vonden ’tde moeite
waard om met het kolossale beest ter be-
zichtiging rond te gaan, om op deze ma-
nier nog een daghuur te verdienen. Zoo
op die manier, is ’t beestje zijn gewicht
dubbel waard. F. D.
H jjia. SSJ 1 8
iS ee» etn<, er
Kaja en haar jongen het nestje gereed te ma
ken en s’ avonds kwam hij vaak luisteren naar
haar zang. En eindelijk breekt die stralende
voorjaarsdag aan, welke deze twee gelukkiger
in het huwelijk ziet verbinden, als zij ingaan
in het zonnige tooverland van hun liefde
Het is den morgen na hun huwelijk, Kaja en
Helle gaan uit om wat bloemen te plukken,
Oom Frans is alleen en snuffelt wat rond in
z’n oude papieren. Als hij daar zoo zit, oude
herinneringen bij hem opkomen en voor hem
opengaat het volle besef van zijn huidig geluk,
is dat voor zijn zwakke hart te veel, dat hart
breekt van geluk, hij sterft, een glimlach om
de lippen
Als Kaja hem, thuiskomend, vindt, is zij rade
loos van smart, doch als zij de glimlach om z’n
lippen ziet, beseft zij toch ook dat doodgaan
levensboek scheurt, welke ons het liefst zijn.
Kaja is wanhopig, men zegt tot haar als troost
„je hebr toch de herinnering”, maar Dante ze
terecht: „Er is geen grooter smart dan de her
innering”, daarbij toch voelt men z’n smart dub
bel zwaar. Haar leven dreigt te gaan van een
zaamheid tot grooter eenzaamheid, slechts werk
tuigelijk zor gt zij voor Helle
Doch dan hoort zij op een avond haar kind
haar Helle, in de slaapkamer het spel spelen,
dat hij zoo vaak met Oom Frans speelde, he
telefoonspel. Nu spreekt hij echter niet me
Oom Frans, maar met God, Wien hij vraagt dat
Hij tot moeder zal zeggen dat Helle zoo alleen
is en dat moeder bij hem moet komen. En Kaja
gaat een licht op, zij wijdt zich aan haar jongen,
en van toen zeiden de menschen dat zjj
kranig over haar ongeluk heenzette. Maar in
haar blijft een groote eenzaamheid, doch mei
de troost dat zij niet absoluut van Oom Frans
gescheiden is, doch zij eenmaal elkaar en allen
weer zullen ontmoeten, „als de ziel vleugelen
krijgt”.
Een wijs en vroom boek, zegt spr. „Eisch
alles, geef alles”. Wij hebben inderdaad die
waarschuwing wel noodig, wij willen zoo graag
wat knutselen, wij doen zoo graag wat aan re
volutiebouw. Doch op den grooten dag der in
spectie der zielen zal God komen en zijn win
kelhaak aanleggen aan dien revolutiebouw. Den
ken wij daaraan! Ware het leven als een lange
gang, aan het eind waarvan een ijzeren deur,
die alles voor goed afsloot, wij waren een
troep bedrogen menschenkinderen! Maar zoo
is het niet, als Oom Frans zeggen wij het en
voelen wij het, de ziel krijgt vleugelen, het mys
terie van den dood brengt onze onsterflijke zie
zijn verlossing.
De heer F. W. C. de Haas sloot de vergade
ring welke door den heer J. Vonk was ge
opend met een woord van dank aan den
spreker en aan het Vrijzinnig Zangkoor, dat mei
eenige liederen de bijeenkomst had opgeluisterd
Het Middelbaar Technisch onderwijs te Sneek.
In de vergadering van de Kamer van Koop
handel voor Friesland gisteren te Leeuwarden
gehouden, deelde de voorzitter o. m. mee, dat
de voorzitter van ’t bestuur der Middelb. Tech
nische School te Sneek de hulp der Kamer heeft
ingeroepen ter voorkoming van hare opheffing
(maatregel van bezuiniging). Het bureau der
Kamer was verdeeld over de zaak en wenscht
dienaangaande het gevoelen der vergadering te
vernemen. De secretaris, dr. Otten, geeft nog
eenige toelichting.
De heer Eriks zal gaarne de instandhouding
der school helpen bevorderen. De heer Peletier
is in zeker opzicht voor den moreelen steun der
Kamer. De heer Postma duidt het belang der
inrichting voor een groot deel der provincie en
voor de financieel minder sterken aan. De heer
De Boer acht het ook van belang, dat de school
behouden blijft, omdat er een ernstig midden-
standsbelang bij betrokken is. Een 50-tal leer
lingen zouden niet naar Leeuwarden kunnen
gaan. De heer Van Asperen redeneert in den-
zelfden geest. De heer Koopmans onderstelt, dat
een aanvraag om financieelen steun het gevolg
zal zijn en is daar niet tegen. De heer Hepkema
acht die kans niet groot.
De voorzitter was in het bureau tegen een
request in het belang van het behoud der
school, al sprak hij daarmee geenszins uit. d
hij voor hare opheffing is.
De Kamer bejluit algemeen tot het verleen,
van moreelen steun, waaruit niet de bereidvér
klaring moet worden gelezen, om de sche
later financieel te steunen. L. Ct.
Jaarfeest C. J. V. Timotheus.
In de Harmonie (Sperkhem) hield de C. J. V.
Timotheus gisterenavond haar 37e jaarfeest.
De zaal was flink bezet.
Nadat ds. Te Winkel was voorgegaan in ge
bed, sprak de voorzitter der vereeniging een
kort openingswoord.
Ds. Te Winkel, die als feestredenaar op het Mulder, een bekend chirurg te Leeuwarden
Het Verloren Tooverland.
Voor de afd. Sneek van den Nederlandschen
Protestantenbond en van de Ver. v. Vrijz. Her
vormden sprak Dinsdagavond in Amicitia ds. A.
Klaver van Hoorn over „Het Verloren Toover
land”. Spr. leidde zijn onderwerp in met te her
inneren aan wat Ru, in mevr. Hille Garthé’s
boek „De plaats waar gij staat is heilige grond”
de weg der zeven vreugden noemt, <je weg, die
zij dagelijks van en naar school ging, die een
ander eentonig zou vinden, maar voor haar, die
weet op te merken, steeds vol nieuwe verras
singen en vreugden is. Tot die zeven vreugden
rekent zij bv. het venster van een bloemenwin
kel, het zien van de schoonheid van den avond
hemel, het venster van haar ouderlijk huis. En
een andere vreugde op die weg is Ru het ven
ster van een boekwinkel, waar zij de schat
van boeken bewondert. Hoe heerlijk zou he
zijn zich dat alles te kunnen koopen, want boe
ken waren Ru een vreugde des levens. Er zijn
„verstandige” menschen die zeggen dat boeken
koopen geld weggooien is; inderdaad zijn er
zulke boeken, maar er zijn er ook die de vreugde
des levens vergrooten, perspectief brengen in
den dagelijkschen plichtenweg, dat zijn de
goede boeken, die rijker, wijzer en vromer ma
ken. Tot die boeken rekent spr. dan ook hqt al
oudere „Het Verloren Tooverland” van Blicher-
Clausen. De hoofdpersoon daarin is het meisje
Kaja.dat aan de ingang van het leven staat en
het leven uitdaagt tot haar te komen met zijn
goed en z’n kwaad, z’n geluk en z’n smart. Z
beseft nog niet dat het leven niet uitgedaagd
behoeft te worden, doch wel komt. Kaja’s moe
der is in een krankzinnigengesticht, haar vader
gaat op in z’n zaken, zij is aangewezen op Oom
Frans veel jongere broer van haar moeder
die haar in stilte lief heeft. Kaja let echter niet
op hem, ze rekent hem tot het „gewone’ leven
en haakt naar ruimer sfeer, die Peter Damm,
een tooneelspeler, een mooie menschenpop zon
der ziel, haar beweert te kunnen geven. Oom
Frans waarschuwt haar heel voorzichtig voor
een huwelijk met dezen man, dat niet zou kun
nen beantwoorden aan de hooge eischen, die
men behoort te stellen voor een huwelijk; aan
het „Geef alles, Eisch alles”, zooals dat vol
gens Oom Frans in het huwelijk moet zijn.
Kaja trouwt toch met Peter, döch al spoe
dig komt de verwijdering; Kaja, opgevoed
in de leerschool van een Oom Frans kan
zich niet tevreden stellen met dit oppervlakkige
leven, deze twee karakters kunnen Zich moeilij
aanpassen, een aanpassing slechts dan mogelij)
.als de ware liefde, die alle dingen gelooft, hoopt
en verdraagt, er is. Als Peter, wanneer Kaja
moeder zal worden, dit lastig en onaesthetisch
blijkt te vinden, beleedigt hij in haar dat gevoel
van begenadigdheid van God, dat iedere a.s.
moeder bezit, bij beleedigt daarmee ook haar
kind en zij gaat naar een dorp om daar haar
moederschap af te wachten. Peter troost ziel,
met een actrice. En zoo zag Peter Kaja’s han
den niet bezig met die kleine stukjes kleeding,
waarin straks het kindje gehuld zou zijn, noc!
zag hij het gereed maken van het wiegje, hi,
leefde niet mee met al die schoone voorberei
ding; wèl echter deed dat Oom Frans, de fijn
besnaarde ziel, die zich als een martelaar over
zijn teleurstelling heenzette en Kaja geregeld
opzocht. Zij leerde thans begrijpen wat zij hac
verloren, hoe zij de diamant vertrapt had,* voor
een stukje waardeloos glas. Het leven was al
tot haar gekomen en schreef haar levensboek
reeds met letters rood als bloed.
Toen werd Kaja’s kind, een jongen. Helle
genaamd, geboren en zij werd doodziek; den
kend dat zij sterven ging, vroeg zij Oom Frans
voor haar kind te zorgen, want Peter was daar
voor niet geschikt, die was zelf een kind, en zij
biechtte ook te beseffen het hoogste verworpen
te hebben. En Oom Frans luisterde naar die
biecht als een beheerschte persoonlijkheid, maar
in zijn hart stormde het. Hij was een van die
menschen wier lot het is altijd te dienen, een
mensch van de dienende liefde. Kaja sterft ech
ter niet; met Helle keert zij bij Peter terug, om
dat Oom Frans haar heeft geleerd dat men in dit
leven worstelen moet en moet trachten van z’n
gebroken geluk nog iets te maken. En de band
tusschen man en vrouw is inderdaad zoo sterk,
dat men bij waarachtige liefde elkaar veel ver
geeft, maar als Peter doorgaat buitenshuis bloe
men van zondige liefde te plukken en de huwe
lijksmoraal verlaagt tot die van hond en kat
moraal helaas tegenwoordig door bioscoop en
menig tooneelstuk maar al te vaak gepropageerd
verlaat Kaja met haar jongen het huis, om
voor zich zelf te zorgen.
Vaak komt ’s avonds Oom Frans haar bezoe
ken en veel spreken zij dan met elkaar. Dik
wijls ging dat gesprek over de angst voor dei
dood, die Kaja had, een onrust wel te begrijpen,
want wij hebben de aarde lief, wij slaan de pen
nen van onze tent hier vast in de aarde. Ieder
mensch worstelt met die onrust als hij dat mys
terie voelt naderen, waarvan, zooals Maeter
linck zegt, slechts een dunne glaswand ons
scheidt, een wand die wij meenen sterk te zij
doch door een enkele druk van den vinger van
den dood ineenrinkelt. Ook Oom Frans is slecht
door zoo’n dunne glaswand gescheiden van den
dood, want hij heeft een hartkwaal; hij le
Kaja echter den dood te zien als het moment
waarop de ziel vleugels krijgt, een woord
Kaja eerst ten volle begrijpt als zij aan 't sterf-
bed van haar krankzinnige moeder zit, en deze
in haar laatste heldere oogenblik van Oom Frans
hoort dat de dood is het opengaan van gevan
genisdeuren; de oogen der stervende schenen
te breken als bij het zien van een groot licht
„de vleugels” zegt Kaja dan.
Oom Frans had jaren Kaja lief gehad en
om met den bijbel te spreken zij waren als
één dag. Overdag is hij nu druk bezig voor
ernstige, hooge opvatting Van het leven eerbied j
had weten af te dwingen bij het volk.
De oude rabbijnen zeiden: Zeg mij wat er nog
voor i..„ ----o
teekend, zijn leerlingen dier rabbijnen, het zijn De heeren Gr. en Spr. trokken heel vroeg
giü ÖV e«ï£l«s> vkk
sa» vrtiavlaQor
die zijn vrouw hier had denken binnen te leiden i lingschap.
had besteld, en Kaja gaat van kaars tot kaars Zoo heeft ook Jezus dezen jongeling gezien,
dooft deze en in haar is nu het volle besef, d;. Doch Hij legde direct de vinger op hetgeen in
het leven maar al te vaak die bladen uit ons hem verkeerd was. Als hij toch zegt: Goede
i-„ii, kat m.fo* Meester, dan zegt Jezus onmiddellijk: Niemand
is goed dan Eén, nl. God. Deze ontzaglijke
waarheid houdt Jezus hem óp hetzelfde moment
voor. Niettegenstaande dat oogenschijnlijk harde
woord, beminde Jezus hem. Hij ziet in hem, Hij
doorgrondt hem, zooals Hij Petrus doorzag, en
om zijn oprechtheid, om de eerbied, waarmee
Hij tot Jezus opzag, had Hij hem lief.
Zoo slaat Jezus nog jonge menschen gade,
die in waarheid tot Hem willen komen.
Jezus wijst den jongeling op'wat hem in den
weg staat: verkoop al wat gij hebt. Hij opent
hem een poort, en als hij die in wil, nl. Jezus
volgen, en los laat wat hem bindt, dan zal hij er
iets beters voor in de plaats ontvangen.
Ook onze jonge menschen ontbreekt menig
maal één ding; zij houden vast aan één zonde,
wat hun tot een struikelblok wordt. Jezus legt
daarop de vinger, wijst het hun aan.
Den rijken jongeling ontbrak nog veel, doch
de eerste stap moest gedaan. Hij moest leeren
los te laten, en als hij dat deed, zou Jezus hem
het pad der zaligheid wijzen.
De jongeling ging bedroefd weg. Dit weggaan
van hem is voor velen een afschuwelijk misver
stand geworden. Immers, het bedroefd weggaan
is nog geen bewijs van onverschilligheid of van
toorn. Hij is niet ver van het koninkrijk der
hemelen. Voor dat oogenblik was de eisch van
Jezus hem evenwel nog.t* *:waar. Veel zal hij
nog moeten doormaken, innerlijk zal hij een
zwaren strijd tegemoet gaan, omdat hij nu de
ijdelheid der dingen beter leert inzien.
En zoo is ook de eisch van het verkoopen,
van het los laten, voor de jonge menschen van
onzen tijd nog van kracht. Geef op, laat los,
en stel niet uit. Jezus zegt: Kom tot Mij en volg
Mij. Zonder zelfverloochening, zonder zelfopoffe
ring zal dit niet kunnen, maar als het gebeurt,
dan geeft Jezus meer dan aardsche schatten ooit
kunnen geven, hier bij aanvang, straks in den
hemel in volmaaktheid.
gits UigoraJ vnuu swew- gia, iitf «au
iilctazi oinuac SI) lvé»ia ^tunct vm4 st a&p J V
i
Een onaangenaam avontuur overkwam
mij te doen is. Zulke figuren, als hier ge- dezer dagen een paar Meppeler ingezetenen.
Paulus-menschen, vol vuur en ijver. Alles heeft per auto naar Zwolle. Een chauffeur bracht
hij gedaan. En nu komt hij tot Jezus met de hen daarheen, opdat zij daar den eersten
vraag: Wat moet ik doeft? Hij verwacht dat[rejn l(Onden nemen om spoedig in Rotter-
deze leeraar hem meerdere -dingen zal voorhou- i
den, die vroegere leermeesters niet wisten. Hij i
is geen hoogmoedige, die meent, dat er niets
meer te doen is, eerder een zoekende, een die
ledig is, en nu zoekt naar het middel om die
leegheid te vullen.
Spreker wou, dat er vele van zulke jonge
menschen waren. Men heeft den jongeling uit
deze geschiedenis vaak verkeerd voorgesteld.
Maar het is een grooten zegen, wanneer de jon
gelingen uit hun jeugd meenemen een rein leven,
niets vreeselijks is. Zij, Kaja en Helle, reizen wanneer zij vroeg leeren vragen
Schepper gedenken in de dagen hunner jonge-
Zoo heeft ook Jezus dezen jongeling gezien.
Doch Hij legde direct de vinger op hetgeen in