MissBlanche i.i Het stedelijk leven binnen Sneek in de 17e en 18e eeuw. NIEÜWSTIJDiNSEN. - annax SNEEKER COURANT an WYMBIRTSERADEEL QIM11I Hriiii te liMiiti Suil 41e JAARGANG Blad ■o SO Slot. UIODAGA «1 VRIJDA&8AVWI)» Brandenburgh Co., ZATERDAG 14 MAART 1995 IB 72 Sid. öij «wUh gn iv vsa etn dtüra vv les, die Vondel gaf aan een zijner vrienden: L zangers inspireerde tot rijke en ver- 1 1 B r 1 l „De nutte en wijze rede Wort van ’t begeerige oor gevat, gelijck de plant Den morgendau verzwelght, op dor en dorstigh lant.” Dit was een naklank van de Vondeliaansche wijsheids- lust, als de groote poëet aan zijn lettervriend Hooft de Graef schrijft: „Geen Gemeene Best geluck noch heil ontbeert, Daer lust tot wijsheid bloeit, en stadt en lant regeert.” slag, werd dit goedgekeurd. De commissie tot het nazien der rekening, gid. bij vbb e»n wijirelngtRz. Abonnementper jaar f 2.50 fr. p- post f 3.60. Advertentiën9 ct. p. regel. Inge zonden mededeelingen hooger, bij Abonnement belangrijke korting Advertentiën worden tevens gratis ge plaatst in de SNEEKER COURANT NIEUWE SNEEKER COURANT zeer geeft spr. toe dat van 1 zeggen is als van de Chr. Gem. Maar dat is geen wonder: want het Ideaal van Was het, om met een laatste dichtwoord te besluiten, gewijd aan het Friesland der 17e eeuw door Jan Jansz Starter, hoewel geen Fries van geboorte zijnde, doch te Franeker studeerend eh dit landje beminnend meer dan zijn eigen vaderland, was het niet mede aan de zegeningen van het onderwijs te danken, dat hij van dit nieuwe vader land kon en moest getuigen: „De braefsten zelfs, de grootste, in top van maght en staat En eere, hebben nooit het onderwijs versmaet, Dat hun te scheppen stont uit spreeckenden, en stommen De levendige stemme en boecken.” En ook de Friezen waren in grooten getale onder hen, die als v Het geheel der „Wetten” bestond uit 23 artikelen, aan vangende met „Van de Plicht des Rectors over de Duyt- sche-Scholen”. Men bedenke, dat onder „Duytsche-Scho- len” hier geenszins dient verstaan te worden: scholen, waar onderwijs gegeven werd in de Duitsche taal- en letter kunde, maar dat dit woord hier staat voor „Nederduytsch”, synoniem met Nederlandsch en dat in tegenstelling met de Latijnsche scholen, gelijk men ook thans nog spreekt van Nederduitsch (Nederlandsch) Hervormde Kerk. Die rector „zynde ’t Hooft der geheeler Schole”, sal toe-sien en sorge dragen, dat oock in de Duytsche-Scholen (met deze pluralis worden de opvolgende schoolklassen bedoeld) alles ordentelick en wel toegaet; Voorgaande daar toe met een goed exempel sijns Persoons ende sijner Discipulen, waar in hij van de Duytsche-Meesteren en lure Discipulen sal gehoorsaamd ende gevolgd worden.” Het voorbeeld was immer, is nog en zal steeds het machtigste opvoedingsmiddel blijven, gelijk de practijk van het geheele menschelijk leven bewees, bewijst en zal bewijzen, zoodat het den Koning der zangers inspireerde tot rijke en ver heven gedachten als deze: ge wone ontvangsten hadden bedragen f9039.66!/2. Vrijz. Chr. Jongeren Bond. Woensdagavond had de afd. Sneek van bo- vengenoemden Bond een propaganda-bijeen- komst belegd in de Doopsgezinde Kerk. Wegens ziekte van den voorz. opende mej. Hoekstra met een kort woord de bijeenkomst, waarna gezamentlijk het Bondslied werd ge zongen. t Daarna gaf een zangkoortje een paar num mers ten beste, waarna ds. W. H. Toe Water van Zwolle een rede hield. Spr. begon met de vraag te stellen, wat het geestelijk type is van den jongen mensch van onzen tijd. En spr. meent dat dan twee eigen schappen domineeren: in de eerste plaats twij fel: een geneigdheid tot twijfel, tot vrij felle kritiek, die de jeugd vaak onvatbaar maakt voor allerlei propaganda, omdat deze daarvan ter-1 stond de eenzijdigheid gevoelt; en daarnaast een andere eigenschap, schijnbaar in strijd met de eerste, „fanatisme”. Is daarmee alle propaganda onder de jonge ren veroordeeld? Allerminst. Doch ze dient uit te gaan van de ouderen: hier ligt voor de oude ren een taak. Tot nu toe gold veel het stand punt: laat de jongelui maar gaan: we moeten XV. SNEEKER SCHOOLTOESTANDEN. „Bouw scholen en de gevangenissen zullen verdwijnen.' Dit eenzijdig-intellectualistische devies is gebleken op een leelijk misverstand te berusten. Onze tijd geeft daarvan wel de beste bewijzen, wijl, niettegenstaande de versnip pering van het onderwijs, de schooltoestanden binnen onze landsgrenzen over ’t algemeen gunstig mogen genoemd worden, terwijl toch de criminaliteit, zoowel onder vol wassenen als onder de jeugd zich niet merkbaar in dalende lijn beweegt. Het is dan ook niet in de eerste plaats het causaal verband tusschen misdadigheid en beschaving dat mij op het idee bracht, om mijn slotartikel van deze volg reeks van cultuurhistorische schetsen over Oud-Sneek te wijden aan een simpele bespreking betreffende onderwijs en opvoeding aldaar, doch dit onderwerp kon voorzeker wei het minst gemist worden op het terrein van haar stoffelijke en geestelijke beschaving, van haar maatschap pelijke geschiedenis en economisch uitleven, waarvan ik door het korte bestek nog slechts enkele lijnen in teekening bracht. Want, al leefde men toen niet in de „Eeuw van het Kind”, men verstond en behartigde met dubbelen ijver de „U welbebouwde landen zijn rijckelijck versierd Met vruchten veelderhande, en gras voor u ghediert, Hetwelcl; de Heer laet groeijen, soo vruchtbaerlijck, dat elck Sou segghen, daer te vloeijen, Kaes, Butter, Honingh, Melck. O, Friesche Aerd! rechtedel Land, Die door het swaerd de Vrijheid want.” (1621) ,,’t Wel-varen der Jeugd ende der Discipulen moet altijd d’eerste en hoogste Wet zijn: Aengesien om de selve de Schooien in-gesteld en opgerecht zijn.” „Zelf voortrêen, leeft den knaep navolgen ’s meesters spoor.” „En eenigh voorbeeldt is ’t bederf van tucht en zeden, Of d’ opgangh van de deught.” „De deughden draven hoogh op ’t voortrêen van den 2. Heer.” gemaakt van de bijdrage ad f725.19 van Sport en Liefdadigheid. De zusters Molenaar en v. d. Meulen stonden het bestuur weder volijverig bij *lt gld. bij *3 wait mb wiagar Poch was dat groote exempel niet te allen tijde een lichtend schijnsel op het pad der Sneeker jeugd. Immers in het tweede artikel reeds duikt de „geweldige” op als schoolopziener of ambulant schoolhoofd. De onderwijs organisaties hadden toen nog niet het ambulantisme den oorlog verklaard. Vandaar de bepaling, dat hij in verband met zijn geregeld schooltoezicht „ten minsten eenmaal alle Weeken in de Duytsche-Scholen gaan sal, om reeken- schap te eysschen van het uytblijven of af-wezen der Disci pulen.” Aangezien de absenten hiervan moeilijk explicatie konden geven, moest het de meester doen, in wiens klasse hij de ledige plaatsen vond. En omdat het gulden woord van Vondel „De nadruck van de straf leert wetten onder houden”, ook hier van toepassing was, maakte de „Rector” van deze bevoegdheid gebruik „des Maandags morgens (wanneer hij) inde Schole gekomen sijnde, alle diegene, dewelcke des daags te voren in des Heeren huys of in de voorgaande week buyten de School op de straat haar onbe- tamelik en ongeregelt gedragen hebben, een jegelik na sijn verdienste, tsij met de Hand-placke of andersins te straffen”. Virga en verula bewezen dus bij deze strar- executies ook hun onmisbare diensten, ’t Was trouwens gewoonte, ook in de Hollandsche steden, dat des Maan dags de ergste belhamels in de Zondagsche kerkelijke godsdienstoefeningen „int groete schoei” afgerost werden ja niet zelden op geeselstraf getracteerd werden. Hiervan vond ik menig voorbeeld in de Leidsche Gerechtsdagboe ken ten archieve aldaar. gld. ingswaiw»a|Eft gld. bij vbtUm vim L Ivv Mn h&ad, west «f hen niet onze meeningen opdringen: zij zullen 1 zelf hun weg wel vinden. Er ligt zeker iets moois in dat standpunt: in dat vertrouwen op de waarheid, die ten slotte zal zegevieren. Maar daarmee zijn de ouderen toch niet ontslagen van de taak, den jongeren zoo onpartijdig mogelijk te getuigen van de din gen, die hun waardevol zijn. Doch dan is in de eerste plaats noodig, dat die ouderen zelf die schat in hun hart bezitten. Endie ouderen dienen niet te vergeten, dat ze zelf ook jong geweest zijn en hoe de jeugd nu eenmaal een heel andere levenskijk heeft. Maar ook de jongeren dienen te beden ken, dat die ouderen eens jong waren: met even veel illusies en idealen als zij nu; en hoe ’t gees telijk bezit van die ouderen niet maar een gril is, maar de vrucht van wat zij in hun jonger leven hebben gezocht. Dan zou er bij hen min- der kritiek zijn tegenover gedachten die nu in hun oogen ouderwetsch schijnen en afgedaan hebben. Ook die ouderen zijn door de branding van ’t leven gegaan en I -i Qvmjuuaa op zijn wijze, wat hun zekerheid, vastheid heeft 1 menschen woont toch gegeven. En daarom zijn die ouderen niet verantwoord als zij zwijgen van de dingen, die hen heilig zijn. Zeker, er zit iets goeds in dat niet willen inwer ken op de jeugd, in dat standpunt dat men wijzers „in de belydenisse van de ware Gereformeerde. Christelike Religie, ende in goede deugden, en deftigheyt njejs zóó hebben zóó bereikt, elk Want in die schijnbaar vaak onbesuisde jonge - - een stil verlangen naar i dat, wat zij niet in woorden kunnen uitdrukken, doch bij intuitie voelen ze het. ’t Is als een stil heimwee in hun ziel, naar licht, naar waarheid, naar ’t doel van dit leven. En daarom is het zoo het jammer, dat zoovele jongeren dat mooie in hen j ver. gesteunde gezinnen. De winkelbusjes brach ten op f 133.07. Het verslag eindigt met dank te betuigen aan verschillende corporaties, die steun verleenden. Met een woord van dank door den voorz. tot ver- ,,Men moet niets afsohaffen”, zeide Prof. Bolland. En zeker niet bet motto Geef MIJ maar Wel was het onderwijs aan de kinderen ten plattelande naar onze opvattingen slecht geregeld, en waren het nog in hoofdzaak kosters, die schoolmeesterden, vooral in den winter, maar de onderwijstoestanden waren hier niet on gunstiger dan elders. En al konden velen in het gure jaar getijde ten gevolge van de onbegaanbare kleiwegen de school slechts korten tijd bezoeken, toch leerden de mees ten lezen, schrijven en rekenen. „En op de geïsoleerde boerderijen werd werkelijk in den winter wel en veel gelezen, terwijl er verder allerlei huisvlijt werd beoefend, vooral houtsnijkunst.” (Prof. Dr. H. Blink.) Bovendien was het onderwijs in de steden nog funda menteler geregeld en waren de scholen aldaar druk be zocht. Sneek neemt in de geschiedenis van het onderwijs zijn eigen plaats in, die voor de 16e eeuw het meest opvallend is in het tijdperk toen een geleerde humanist als de rector Johannes Rodius de Latijnsche School aldaar bestuurde, daarin bijgestaan door den eveneens wijdvermaarden Mr. Gerardus. Dit tweetal verbreidde <te roem dezer onderwijs inrichting ver buiten de landpalen en genoot daardoor de eer, leerlingen aan zijn voeten te vinden als Joachim Hop pers, Karei van Roorda, Gellius Hotzonides, Mater zulke vooraanstaande figuren op staatkundig en godsdienstig terrein. Dit was ook in den tijd, toen te Leeuwarden in de stins Aid Leuwerd Meester Lambert en later Meester Thijs met zooveel gezag leeraarden en de Groninger St Maartenschool tot ongekenden bloei werd gebracht door den Erasmiaan Regnerus Praedinus, dus in de eerste helft .der 16e eeuw. Doch ik mag Uw aandacht thans niet vragen voor dit stukje vergeten 16e eeuwsche onderwijs-geschiedenis van het hooge Noorden, dat misschien eerlang eens vollediger bekend zal worden door de vruchten van onderzoek het welk de Zwolsche Rijksarchivaris Dr. M. Schoengen reeds jaren geleden heeft ingesteld, en zooals we het van dezen hoogbegaafden geleerde mogen verwachten, niet zonder MI tLv0 In den tijd der Republiek had Sneek nog zijn Latijnsche ge- van ’t zoeken der jongeren en hetgeen de ouderen bezitten de rijkste vruchten kunnen voortbren- den heer Piccardt gericht voor het uitvoerig gen. slag, werd dit goedgekeurd. 't Is echter een feit, dat de meeste jongeren F kritisch staan tegenover de Gemeente. Nu bestaande uit de hh. Brinkman en Sikkes, deelde niets zooveel slechts te bij monde van laatstgenoemde mede dat de die Gemeen- uitgaven f8403.23 /2, saldo f636.43. Deze reke- te is zoo hoog en daarom moet de afstand welning werd met een woord van dank aan den heel groot zijn! Maar daar staat tegenover, dat penningmeester, den heer Hofstee, voor zijn ii i. wh»m»u m school en daarnaast een groote stadsschool voor gewoon lager onderwijs. Hoe het daar toeging of toegaan moest, leeren ons zekere „Wetten”, wier inhoud de aandacht ten volle verdient. Zulke „wetten” als plaatselijke onderwijs verordeningen of geestelijke schoolreglementen namen de plaats in van onze Lager Onderwijswet, die thans voor het geheele land geldt, doch toen ontbrak, waardoor tevens van eenheid in de onderwijszaken absoluut geen sprake kon zijn. „Ofschoon van een op één leest geschoeid lager onderwijs in de landen van de Unie nog niets te bespeuren valt, treft men toch een opvallende overeenkomst aan tus schen de verordeningen der verschillende steden en pro vincies. Zij zijn dikwijls woordelijk hetzelfde.” (Dr. Y. H Rogge.) Dit geldt echter niet geheel van die der Friesche steden, gelijk mij bij onderlinge vergelijking van diverse archiva lische bescheiden betrekkelijk het onderwijs uit de stede lijke archieven aldaar bleek. Die „Wetten der Duytsche Schooien der Stede Sneeck” nu, waarvan hierboven sprake was, geven een beeki in omtrekken van het schoolleven ten tijde der Republiek binnen genoemde Stad. Om de inhoud er van algeméén bekend te maken werd het officieele stuk gedrukt: „tot Sneek, bij Eelke Volkerts Wieringa, Boekverkooper bij de Vismarckt, A° 1690”, waarvan het stadsarchief aldaar nog een exemplaar bezit. De „Wetten” werden aangekondigd en ingeleid met de volgende schoone gedachte van diep paedagogisch sen timent: aan den Heiligen Geest op Zijn onnaspeurlijke wijze met allerlei nietigheden. te verrichten. Maar toch, hier ligt een plicht voor de oude- heen is het te vinden. Wie inderdaad wil luiste- dat zoo dicht bij te vinden is, wat we zoeken, op het nut van verbetering der volkshuisvesting voor de bestrijding der t.b.c. Van gemeentewege Dat is de ervaring geweest al in de oudste zijn op de zonzijde een paar zolderkamers met tijden. Spr. herinnert aan ’t verhaal van Sa- openslaande ramen in die woningen aange- muel in 'f Oude Test, en de gelijkenis van den bracht, wat alle gezinsleden ten goede komt jongeling, die de .wereld in wilde trekken, uit Met dankbaarheid wordt in het verslag melding het Nieuwe Test, ze is en blijft de erva- -- -- ring, ook voor onze jeugd. En wie dat heeft ondervonden, wien de zoe- kende liefde Gods geopenbaard geworden is, bij het verzachten van het leed in de' door de die zal zich geroepen gevoelen tot den arbeid, de dienende arbeid als Zijn dienstknecht. Die arbeid behoort te geschieden in de meente. Zij zal er door de wisselwerking niet een bepaalde Gemeente UC1C IÏC1 rVj UICXCAJl VIv. - haar ideale beteekenis, zooals ze over richtin gen en kerken heen het Godsideaal van Christus aan de menschheid wil brengen. Spr. hoopt dat in de gelederen der afd. Sneek van den V. C. J. B. ’t ware besef van de roeping moge aanwezig zijn en dat vele niet-aangeslote- nen zich niet zullen schamen voor de ontroering, die ’t groote wonder ook in hun ziel zal wek ken, maar het aan zich zullen laten voltrekken en ’t zullen gaan uitleven in de afdeeling. 't Koortje zong nog een paar liederenj waarna de goed bezochte vergadering met een woord van dank aan spr. en opgekomen belangstellen den werd gesloten. Gevonden voorwerpen. Aanwezig aan het bureau van politie, Nieuwe Veemarkt, en aldaar te bevragen op alle werk dagen tusschen ID/2 en uur, de navolgende voorwerpen als gevonden gedeponeerd op 13 Maart 1925: paar grijze wanten; houten sier speld; bos sleutels. Aanwezig en te bevragen bij de navolgende ingezetenen, onderstaande voorwerpen, als ge vonden aangegeven op 13 Maart 1925: bruine pOrtemonnaie met inhoud, W. Wierstra, 3e Zo- merrakbuurt 9; blauwe koopmansjas, D. Wind. W. de Zwijgerstraat 65; paar grijze handschoe nen, j. de Jong, Hendrik Cazimirstr. 14; zwart lederen boekentasch met inh„ F. de Ruiter, le Oosterkade 37; beurs met inhoud, Wed. Hiem- stra, Boschstraat 27. Ver. tot Bestrijding der Tuberculose. In „Onder de Linden” had Woensdagavond de ledenvergadering plaats van de Ver. tot Be strijding der Tuberculose onder voorzitterschajj van dr. G. Bouma. De secretaris de heer J. H. H. Piccardt las de notulen welke onveranderd werden vastgesteld. Dezelfde heer bracht het jaarverslag uit, waaraan het volgende is ont leend: De propaganda-campagne door een dertigtal dames op touw gezet, voerde het ledental van 281 met een contributie van f357.75 op tot 860 met een contributie van f 1055.70. Herinnerd werd aan de zoo geslaagde vergadering met dr. Doijer en de niet minder geslaagde tocht naar het sanatorium te Appelscha. Verheugend was ook van de Prov. Friesche Vereeniging „Het Groene Kruis” te mogen vernemen, dat Dr. Qer- brandy, t.b.c.-specialist te Leeuwarden, bij ge breke aan een districts-consultatiebureau, te zijnen huize te Leeuwarden Woensdags om 3 uur gratis consult wilde geven. Door bemidde ling onzer vereen, is daarvan door 8 patiënten (2 ouderen, 6 kinderen) gebruik gemaakt, waar voor de betrokkenen zeer erkentelijk waren. Met de nazo'rg-contróle op ex-sanatoriumpatiënten werd voortgegaan. Wat de sterfte aan t.b.c. be treft, per 10.000 levenden stierven resp. in Ne derland, in Friesland en te Sneek: 1920 14.72, 11.99, 11.60; 1921 12.70, 10.35, 11.05; 1922 11.37, 8.70, 9.49; 1923 10.46, 7.87 5.01; 1924 10.64, 8.06, 7.05. Een poging tot uitzending van praetuberculose kinderen uit Sneek naar gezin nen te Mirns en Bakhuizen mislukte, mocht iemand in staat zijn bemiddelend voor zulk een plaatsing ook elders in Gaasterland enz. te kun nen zijn, dan houdt het bestuur zich aanbevolen voor mededeeling daaromtrent. De ver. is gaarne bereid f 5 per kind per week daarvoor beschik baar te stellen. Aan de 3 vacantiekolonieveree- nigingen te dezer stede is f510 subsidie ver leend, nl. 30 ct. voor 1700 verpleegdagen van uitgezonden kinderen. Voor winterverpleging werden per vacantiekolonie twee kinderen voor volledige verpleging op kosten der vereeniging aangewezen. In de Sophiastichting te Scheveningen zijn 2 kinderen geruimen tijd en met succes verpleegd. 3 kinderen en 1 oudere kregen hoogtezon-bestra- Jing. Ruim 80 zieken werden gesteund (1923 70). In het Ziekenhuis te Sneek werden ver pleegd 9 patiënten, in Appelscha 3. Het aantal ligtenten in gebruik was 16, 29 patiënten werd een ledikant met matras geleend, 14 een ligstoel, één gezin werd gesteund voor hulp in de huis houding. Goederenontsmetting vond 6 maai plaats. In overleg met B. en W. werden eenige gemeentewoningen in huur gegeven aan door de ver. aangewezen gezinnen. Het verslag wijst In deze drie bepalingen waren al de rectorale verplich- tingen besloten. Daarentegen waren die „der Duytsche Meesteren” in een 20-tal voorschriften vastgelegd. Dat I was dus wel meten met ongelijke maten, hoewel het in i een lijkdicht op een mijner voorvaderen luidde: „Getrouwe dienst houdt elck verplicht, zoo kleyn als groot, die werekt voor ’t broodt.” Natuurlijk was de eerste eisch, dat die Sneeker onder- in de belydenisse van de ware Gereformeerde i __j zeer waard is gediend te worden als der zeden (sic!) den Discipulen voorgaan”, waarna wer- de Gemeente van Christus. Spr. bedoelt daarmee kelijk vroom volgt, als ons aller hoogste' beroeps- of njet een bepaalde Gemeente van de een of an- ambtsplicht ,?ende sullen sy getrouwelik, neerstiglik, ende jere kerk, maar de Gemeente van Christus in uyt consciëntie, als voor Godt in haer Ampt omgaan." Een veel ergere kwaal dier tijden dan gelijk onze huidige maatschappij te zien geeft, was de onmatigheid in spijs en drank, weshalve „de ergerlike dronckenschappen en diergelijeke ondeughden” der meesters gestraft werd met ontzetting uit hun ambt. „In tijds en op de gesette uuren sullen sy haar in de Schole vervoegen en laten vinden”, nl. op gewone werkdagen van 811 en 14 uur, en „na het ingaan, sullen sy den kosteliken tyd met ledige en on nodige wandelipge ende t’samenspreekingen niet slyten ende toebrengen.” Dus geen schoolwandelingen toen, nog minder een vertrouwelijk gesprek tusschen onderwijzer en leerling! Of dit dan ook het leergesprek uitsloot? Schoolverzuim was niet toelaatbaar; plaatselijk bestond reeds lang een leerplichtwet, eeuwen voordat minister Goeman Borgesius zijn ontwerp van een wet öp den leer plicht zou indienen. Wegblijven was slechts geoorloofd „met weten ende goed kennen des Rectors, ofte Scholar- chen”. Met de laatsten kunnën hier bedoeld zijn de gewone onderwijzers, doch ook „toezienders opde schooien”, gelijk vele steden die hadden, uit het plaatselijk onderwijzers- corps gerecruteerd door den Magistraat en die in hun werkzaamheden kunnen vergeleken worden met de tegen woordige locale Commissies van Toezicht op het Lager Onderwijs. De voornaamste werkzaamheid der onderwijzers bestond voorts in den zorg, „dat op den dag des Heeren, op Bidde- dagen en andere tijden, op de welcke de openbare Gods dienst geoeffend word, behalven op de Ordinare Woens dag, hare kinderen neerstig in des Heeren huys komen, haar stil ende zedigh dragen (let wel: die kinderen!), ende de nalatige ende wederspannige sullen van haar gestraft worden.” Op die wijze moesten de zaden van den gods dienst in de dikwijls weinig ontvankelijke kinderhartjes ingeplant worden, om geen of geringe voedingsaarde te vinden! Paedagogische krachttoeren, die móésten misluk ken en onmethodische godsdienstleering, die vruchteloos móést zijn!! Doch hoeveel van dat oude zure en verzuurde zuurdeesem wordt nóg door het kostelijke onderwijsdeeg gemengd! Verder zouden ze zonder aanzien des persoons luie, spijbelende, halsstarrige en ongehoorzame leerlingen be straffen, „ende insbnderheid vloeckers, zweerders, vech ter», speelders, dwelcke met de Roede-of Hand-placke na verdienste sullen gestraft worden.” Ruwheid in den om gang moesten zij zich zelf verbieden, immers „van alle belagchelicke en ergelike kwellingen, verwijtingen, ende bijnamen sullense sich sorghvuldiglik onthouden ende wachten.” Natuurlijk mochten se geen „Paapsche, onsuy- vere of ongesonde Boecken in hare Scholen laten leeren.” „De lyste vande boeken, die volgens articule X in de Scholen geleert sullen worden”, vermeldde de volgende soms twee eeuwen lang gebruikte school-leerboeken: „Het groot ende kleyn ABC boek. De Heydelbergsche Catechismus. De Euangelien ende Epistelen. Celliers’ Trap der Jeugd en Niervaerts Letterkonst. De Historiën van David. Proverbia Salemonis. Den spiegel der jeugt van de Nederlandsche oorlogen. De Sendbrieven van de nieuwe editie, met eenige stich telijke dichten daar achter.” De beginselen van den godsdienst moesten natuurlijk gememoriseerd worden in deze volgorde: „De tien gebo den, de Articulen des Geloofs, de Gebeden, de insettinge der Sacramenten”, alle Woensdagen en Zaterdagen in de school te repeteeren. En alsof dit nog niet voldoende was, volgt er ter aanvulling: „En sullen de Meesters hare kin deren in de eerste beginselen van de Godsdienst catechi seeren,” waartoe ieder leerling te zijner tijd van de „Hee ren Scholarchen” een klein handleidinkje zou ontvangen. En dan nog zouden de onderwijzers hun „grootste en voornaamste (leerlingen) van buyten laten leren den Heydelbergsche Catechismus om uit den selven bij beurte Sondags na de middag in de Kerk op te seggen,” wes halve „zij die gene die in de Kerk de Vragen des Cate- chismi opgeseyd hebben, daarom niet laten uyt de Kerk gaan om te speelen.” Wij snakken er eindelijk naar, om toch eens iets te hooren in deze antieke onderwijs- en opvoedplichten dat afdaalt tot die schoone kinderwereld, dat neemt en geeft, wat des Kinds is! Doch ten behoeve van de Sneeker „spes patria” was dit als elders voor latere eeuwen weggelegd! G. H. God wil overlaten Zijn wonderwerk van vernietigen, hun leven verleven en verbeuzelen I Want niet in die veelheid van dingen om ons ren: zij hebben mede-arbeiders Gods te zijn, ren naar de Godsstem in hem, die zal ervaren, Niet door de jongeren dit te leeren of dat te leeren, maar door hen te leeren zich zelf te dat we ’t feitelijk altijd al in en bij ons hadden, leeren kennen, zich zelf te vinden in de ver- warring in eigen binnenste. Dat is ’t grootste streven van de Vrijz. Chr. Jongeren Bond: de jongeren te leeren zich zelf te kennen, dat wil zeggen God te leeren kennen in ’t eigen binnenste. Hen te leeren uit te komen uit de verwarring, die hun leeftijd eigen is tot zij kunnen zeggen: dit is de rots waarop ik bouw, dit is ’t licht, dat ik in mijn leven heb te volgen. En wat het leven mij ook mag ont nemen: dit zal ik blijven behouden! Zóó moeten de jongeren leeren hun innerlijke weg te vinden, de grondslag, waarop zij hun levenshuis kunnen bouwen. En de jeugd is daarvoor wel ontvankelijk.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1925 | | pagina 1