De moedermoord te Blesse.
MissÖlanche
üdsil Orgui hr linniti Jml-
41e JAARGARG
i
DIM8DAGS VRUDAGSA V9FD8
UttgS've.Ti
Brandenburgh Co.,
Knn Tsbfce» 150.
ZATERDAG 18 APRIL 1928
e&
M
ooit zoo’n hamer gehad ie
ge-
wegens
bloedens toe geslagen en door een deur heen.bij je thuis bracht, omdat ze bang
Get. antwoordt nog op een vraag van den
gen, in orde is het eigenlijk niet, zegt hij.
ren
vrouw
Abonnementper jaar f 2.50 fr. p.
post f 3.60.
Advertentiën9 ct. p. regel. Inge
zonden mededeelingen hooger, bij
Abonnement belangrijke korting
Advertentiën worden tevens gratis ge
plaatst in de SNEEKER COURANT
Geel mij een sigaret waaraan niets
mankeert, dos:
e jj. Geef^JfZJ maar
Get.: Ik heb gezegd dat ze wel door hen
verzopen kon zijn.
Dr. v. d. S a n d e herinnert zich dit niet.
Get. deelt mede dat hij van vrouw Capelte
niets.
Pres.: Dat was slap optreden.
Een nieuwe getuige.
Tinus Eilers blijkt op de tribune aan
wezig. Hij wordt beëedigd en verhoord en ont
kent dat hij 10 gulden heeft gewisseld.
B e k 1. houdt vol van wel.
Get. Eilers: Ik blijf bij mijn verklaring.
Pres, (tot bekl.): Ik heb je zin gedaan. Tot.
Eilers: Je bent bewust van het gewicht van de de portemonnaie. Wat was daarbij?
Get.: Een briefje van tien gulden.
Hij heeft de sleutels in de put geworpen. Hij
zeide, nu m o e t e n wij naar het feest en ik
ben meegegaan, maar heb geen pleizier gehad.
Pres.: Had Jan een hamer?
Get.: Ja.
~Pres.: Je bent later naar huis gegaan met
,We moeten doen alsof we niet
Hiermede is de morgenzitting geëindigd,
waarin reeds gebleken is welke richting de be
klaagde inslaat voor zijn verdediging. Hij tracht
zijn broer Dirk te betichten.
In de middagzitting wordt
Dirk Capelle gehoord,
buiten eede natuurlijk. De president maakt
korte metten met hem.
Pres.: Je bent midden in het feest er even
uit geweest, men heeft je gezien op de fiets.
Get: Kan niet.
Pres.: Hoeveel afstand was het?
Get.: Een kwartier loopen.
Pres.: Jou verklaring daar heb ik weinig
aan. Jullie bent één pot nat en tot veel in staat.
Get: Ik geloof niet, dat velen dat van mij
zullen zeggen.
Pres.: Ik zuig dat niet uit m’n mouw! Het
was niet altijd pais en vree met je moeder, jij
hebt haar ook wel eens geslagen!
Get: Ik heb nooit de hand aan vader of
moeder geslagen.
Pres.: Heb je je broer verweten dat die je
moeder vermoord had?
G e t: Ja.
Pres.: Heb jij ook gezegd dat je moeder
maar in de put moest blijven liggen?
Get.: God beware me, dat ik dat gezegd zou
hebben.
Officier (op de hamer wijzende): Had je
broer zoo’n hamer?
G e t: Ja.
B e k 1.: Hij heeft gezegd dat het goed was dat
moeder weg was, want anders had hij niets
meer gekregen.
G e t: Ik heb dat nooit gezegd^ hij wil mij
zwart maken.
Als Dirk het podium verlaat, zien de broers
elkaar nog eens kwaadaardig aan.
De vrouw van den caféhouder van den
Berg heeft vroeger verklaard dat Jan aan haar
vader een fiets verkocht heeft en dat hij van
dat geld, f 22.nog wel wat over kon hebben
in September ’23. Nu herinnert zij zich deze ver
klaring niet meer.
Getuige Jan Pit heeft het afleggen bijge
woond, het was allemaal bloed in de hoofd
haren. Jan Capelle stond ongunstig bekend.
Officier: Maar jij bent met Grietje ge
trouwd geweest.
Get: Né hoor, m’n broer.
Bek!.: Deze man komt natuurlijk met die
praatjes omdat ik met de vrouw van zijn broer
geleefd heb.
Get.: Wat ik zeg, is waar.
Getuige Geert Oosten krijgt een pluim
pje van den president. „Jij behoort meer tot de
ordelijke burgers daar, hé? Dat blijkt ook uit
een oorijzer, goud en zilver
was voor
gia. Olj lts
*3 van ««n vlng«r
j CVC1| weg gvwccoi, «11
dit soort schedel- fejt dat beklaagde zijn broer van de moord
zijn zoo overeenkomend dat van toeval geen jjjg a]s jj e Bree verklaart dat er tijdens het
feest een rijwiel van zekeren Anne de Groot
werd vermist, doch dan zegt get.: Toen dat
rijwiel weg was, was Dirk bij ons in de zaal.
Het rijwiel kwam trouwens weer terecht, het
was alleen maar verzet.
Pres.: Hoe was Jan?
Get.: Kalm, Dirk was niet dronken al had
hij wat veel gehad.
Pres.: Er was een vroo'ijke stemming hé?
Wie was de voordrager?
Get: Mijn vrouw.
Pres.: Zoo, blikslagers!
Get. vertelt dan dat hij er bij was dat Jan
zijn moeder uit de put haalde. Dirk zei toen:
„Jan heeft moeder vermoord,” doch Jan bleef
kalm.
Pres.: Hoe is Jan?
Pres.: Ze was bang voor Jan hé, daar klaag-
ze over.
Get.: Ja.
Pres.: En wat deed Griet?
Get: Die pestte haar overal mee. Voor Jan
was de moeder doodsbang, ze achtte hém over
al toe in .staat. Ik zelf ken Jan al 20 jaar en weet
wie Jan Capelle is.
Pres.: Er is ook al eens instructie
brandstichting tegen hem geopend.
Bekt: Dirk ook.
Get: Dirk is niet zoo erg, maar diens vrouw
kon niet met Aaltje overweg, daarom ging die
weer apart wonen.
Verdediger: Dezë getuige handelt tegen
strijdig. Hij acht Jan tot alles in staat maar als
hij hoort dat Jan iets gedaan heeft, doet hij
doch hij staat slecht bekend.
Op een vraag van den Officier antwoordt
getuige nog dat hij een witte emmer bij de
put zag staan, hij draaide toen de putemmer op
en toen die gedeukt bleek, kreeg hij vermoeden
dat de vermiste Vrouw in de put zat.
Bekl.Mijn broer zeide eerst: Ga naar bed
en toen moeder gevonden was: Laat dat oude
wijf maar zitten, ga maar naar je nest. Ook zei
hij: Goed zoo. Toen Dirk mij beschuldigde,
zjde Jan de Bree: „Jan je broer is dronken,
trek je er niets van aan.” Als hij dat nu niet
zegt, staat hij te liegen.
Get. kan zich dit niet herinneren.
Officier: Durft U te zeggen dat het lijk
onder de emmer lag?
Get.: Ik ondervond bij het optrekkenvan
de emmér geen tegenstand.
O ff i c i e r: Dat is toch van belang, dat wijst
er op dat de vrouw eerst in de put geworpen
is en men toen de emmer heeft laten zakken.
De misdaad volgt uit dit feit.
De volgende getuige, echtgenoote van
Geert Oosten, zegt dat op 2 Sept, de oude
Aaltje nog al opgeruimd was, omdat Jan van
plan was weer aan het werk te gaan. Zij zelf
is niet bang voor Jan en het lijkt haar vreemd
dat die zijn moeder vermoord zou hebben.
Aaltje klaagde niet over Jan, wel over Griet,
toen dit tweetal bij haar inwoonde. Aaltje was
wat een vreemd mensch, je wist niet wat je
aan haar had.
Getuige Koopman?: 4Zg was juist een
flink mensch.
Get. is bij het afleggen geweest, de kleeren
waren doornat, het lijk was koud.
Officier: Was Jan werkloos?
Get.: Griet wou hem niet bij de boer laten
werken, maar nu zou hij weer werk zoeken.
Bekl.: Waren de kleeren nat en was het
lijk koud?
Get.: De kleeren waren doornat, de leden
waren nog slap.
Bekl.: Zou jij niet met moeder mee naar
Wolvega omdat moeder geld op mijn naam
wilde laten zetten? Dirk had op valsche manier
het huis op z’n naam gekregen zei moeder altijd.
Get.: Ik zou werkelijk mee, om dat geld op
Jan te zetten, maar het is er niet van gekomen.
De beslissende verklaringen.
De middag is reeds ver gevorderd als de be
slissende uren voor beklaagde aanbreken. 1 ot
nu toe heert het getuigenverhoor geen bewijzen
opgeleverd van zoodanigen aard dat beklaagde
er op zou kunnen worden veroordeeld. Dr. Mie-
remet’s rapport concludeert wel dat moord moet
zijn gepleegd, maar de vraag is: wie is nu de
moordenaar? De verklaring van Hoekstra, dal
Jan een tientje gewisseld heeft, was het eerste
bezwarende getuigenis tegen beklaagde. Maar
nu komt
Grietje Steenhuizen, de hoofdgetuige,
en na haar zullen nog eenige menschen uit het
beruchte woonwagen-milieu worden gehoord.
In dat milieu heeft Jan geleefd, daar gebeurden
dingen, waarvan een ordelijk levend mensch
niet droomt.
Grietje Steenhuizen, die thans binnentreedt, is
een 23-jarig meisje, met min of meer afwezigen
blik, haar geheele gelaat maakt geen bijster
intelligenten indruk. Zij hoort van geboorte niet
thuis in het woonwagen-milieu, doch verkeert
er in naar eigen, zeker wel ziekelijk-perverse
neiging. Zij is eenvoudig gekleed in> groene jum
per, draagt een omslagdoek, heeft geen hoed.
De president neemt haar de eed af en
Grietje verklaart op het oogenblik fabrieksar
beidster te Enschede te zijn; zij is nu niet meer
iri een woonwagen.
Pres.: Je bent maar weer op stap gegaan
met een anderen man hé?
Get.: Met Jacobus ledema.
Pres.: Je hebt ook met Jan geleefd?
Get: Ja.
Pres.: Toen hij naar de gevangenis ging,
namen je ouders je weer terug. Je bent er ech
ter weer uitgesneden met achterlating van je
kind?
G e t: Ja.
Pres.: Alle getuigen zijn niets bij jou; jij
bent de hoofdgetuige; je kunt verklaringen af
leggen waarop Jan zal moeten worden veroor
deeld; je bent wel op den weg des verderfs,
maar je verdorvenheid zal niet zoo groot zijn,
dat je nu leugens zult vertellen, hoop ik. Je bent
vroeger getrouwd geweest met Hendrik Pit, toen
ben je met Jan Capelle gegaan. Wanneer was
dat?
Get: In den nacht van 14 op 15 Juli heeft
Jan mij bij zijn moeder gebracht.
Pres.: Niet alles was pais en vree tusschen
die moeder en jou?
Get: Zij zeide dat ik bij Hendrik Pit hoorde.
Pres.: Jij hebt haar ook gepest?'
Get.-. Nooit zal ik een oude vrouw pesten.
Pres.: Toen Jan zijn werk er aan gaf, had
hij toen nog geld?
Get.: Niet veel.
Pres.: Weet je ook iets van een verkochte
fiets?
Get.: Ja. Wij wilden graag naar 't feest en
Jan liep den heelen dag al in gedachten om!
Pres.: Heeft Jan zijn moeder gevraagd om
geld? Dreigde hij zijn moeder wel?
Get. weet niets daarvan.
Pres.: De oude vrouw ging tegen den avond
naar de geitenstal en wat gebeurde toen?
Get: Jan zei toen tegen mijZ a I i k h aar
maar doodslaan? Ik zei: Doe het
niet. Ik zal wel gaan dienen en geld
verdienen! Maar Jan ging naar de
stal; ik hoorde een doffeslag. Toen
is Jan terug gekomen en heeft ge
zegd: Ik heb moeder doodgeslagen
en toen heeft Jan overal naar geld gezocht en
heeft de portemonnaie van moeder genomen
en er geld uitgehaald. Ik ben naar buiten ge
vlucht en zag Jan later het lijk in de put werpen.
Pres.: Als er water opgehaald werd, liet
men dan de emmer weer teruggaan?
Get: Ja, als je niet vlug genoeg was; anders
stond die. emmer bij de put.
Pres.: Kan men de emmer, nadat Aaltje in
de put is geworpen, hebben laten zakken?
Get. durft dit niet zeggen; Jan zeide nog dat
de planken van de put gebroken waren, zoodat
het leek of ze verdronken was. Getuige heeft
moeder achter zien liggen in de stal.
Pres.: Hoe is ze in de put geworpen?
Get.: Met het hoofd naar beneden.
Pres.: Toen Jan de kasten nagezocht en
nergens geld gevonden had, haalde hij geld uit
Get.: Een briefje van tien gulden.
Hij heeft de sleutels in de put geworpen. Hij
zeide, nu m o e t e n wij naar het feest en ik
Get: Mijn gedachte was wel dat ze in
de put geworpen was.
Pres.: Nou en jullie bent best met elkaar
hé en dan praten man en vrouw over zulke
zaken natuurlijk wel. En wie deed het nu vol
gens jou: Jan of Dirk?
Get.: Ik weet niet wie het gedaan heeft.
Getuige A n t.j e L a n t i n g a, vrouw van
Dirk wordt buiten eede gehoord. Griet Steen
huizen heeft haar verteld dat zij 3 Sept. 1924
Jan gevraagd heeft of die wel wist wat toen
voor een jaar gebeurd was en door hem ge
daan; zij kwam bij getuige omdat zij geen eten
had.
De vrouw van veldwachter Koopman?
komt verklaren dat Aaltje f 150 en de schuld
bekentenis van f 1600 bij haar bracht omdat ze
bang was voor Jan, die haar al eens bij de
borst gepakt had en gedreigd haar „neer te
zullen zijgen” als zij geen geld gaf. Jan was tot
alles in staat.
Bekl.: Zoo kan mijn moeder nooit over mij
gedacht hebben, ik kon goed met haar. Deze
vrouw moet weten dat Dirk moeder mishan
delde.
Getuige weet dit niet.
Pres, (tot bekl.): Je liegt verschrikkelijk.
Get. had nog tot Aaltje gezegd: Ga als je
bang bent naar Dirk, maar tot hem had ze in
1 '/2 jaar niet gesproken.
Getuige Egbert Lantinga, doodgraver,
heeft de opgraving meegemaakt en het lijk her
kend.
De vrouw van De Bree komt verklaren dat
Dirk niet van het feest is weg geweest.
Een belangrijke verklaring.
Een belangrijke getuige voor de bewijs-con-
structie is Hendrik Hoekstra. Hij be
diende mee in café v. d. Berg tijdens het feest
en verklaart dat Jan driemaal betaalde en wel
eenmaal met een briefje van tien
gulden.
Pres.: Jan ontkent dat; dit is een zeer ern
stige verklaring. Als je dit niet zeker weet,
moet je het niet vertellen.
Get.: Het is waar.
Bekl. meent beslist, dat hij geen tientje heeft
laten wisselen. Maar ik had wel geld, ik had
immers een rijwiel verkocht en kippen.
Pres.: Je hebt deze fiets gestolen. In ieder
geval je had geen geld.
Bekl.: Hoogstens 14 dagen tevoren ben ik
bij de boer opgehouden. Ik weet wie het tientje
liet wisselen, Hoekstra! Het was Tinus Eilers,
die is hier achter in de zaal.
Get.: Neen, die was het niet.
Bek!.: Ik heb niet betaald met een tientje.
Hij heeft zijn gereedschap verkocht maar de
hamer was er niet bij.
Op een vraag van den Verdediger ver
klaart getuige niet te weten of de hamer Jans
eigendom was of niet.
Bekl. ontkent ooit zoo’n hamer gehad te
hebben.
Get.: Ik heb er hem wel mee zien werken.
Getuige Klaasje Bruinsma heeft de
geit van Aaltje tijdelijk gehad; Aaltje was bang
dat Jan thuis zou komen, waarom ook geduren
de de halve winter de dochter van Klaasje bij
haar sliep en later haar zoon. Alles uit vrees
dat Jan onverwacht thuis zou komen.
Bekl. haalt zijn schouders op. Waarom,
vraagt hij dan, heeft moeder de geit en het geld
niet bij Dirk gebracht als ze zoo goed met hem
was? Dat was toch eigen. Bekl. heeft brieven
gekregen van zijn moeder, dat zij het zoo slecht
had bij zijn broer. Hij vraagt of de menschen die
met hem welkten, ooit bang voor hem behoef
den te zijn..
Deze getuige verklaart dat toen Aaltje uit
de put gehaald werd, Jan en Dirk niet erg onder
den indruk waren. Tegen getuige .heeft Aaltje
nooit geklaagd over de mishandeling.
Pres.: Deze beklaagde heeft jou van brand
stichting beschuldigd.
Bekl.: Niet waar.
Get. wendt zich driftig tot beklaagde en naar
hem wijzende zegt hijDeze man heeft juist zelf
gezegd brand te hebben gesticht.
De vrouw van Jan Oosten wordt dan
gehoord. Aaltje bracht haar goed, omdat ze
bang was dat Jan ’t nemen zou.
Pres.: Jij hebt ook al eens ruzie met Jan
gehad, hé?
G e t.: Neen.
Pres.: *t Is wel waar hoor, ’t staat in de
stukken.
Get. heeft bij ’t kammen van het lijk een
groote wonde ontdekt.
Pres.: Denk er om, je staat onder eede, je
bent erg voorzichtig, maar de waarheied moet
gezegd. Acht je Jan tot deze daad in staat.
Get.: Neen.
Pres.: Grietje Oosten, jij bent op leeftijd, ik
zal daarom maar niet verder aandringen.
De kwieke Groninger prosector heeft dit
vrouwtje daarna in een oogwenk uitgehoord
over de aard van de gevonden wond, waarna
hij tot den president zegt: „Dit alles klopt vol-
Get.: Ik heb nooit geen last van hem gehad, komen met mijn conclusie.”
Pres.: Kom Grietje, je hebt toch zeker wel
tegen je man gezegd, toen je dit vond: „Dit kon
wel eens niet in orde zijn.” Hoe kon je er toe
komen den dokter niet in te lichten. Laten wij
eerst nu je man maar eens hooren.
Getuige Jan Oosten heeft nooit met Jan
te doen gehad, maar erkent dat zijn naam niet
gunstig was.
Pres.: Die van Dirk ook niet, hé?
Get.: Ik kan dat niet zeggen.
Pres.: Jij, Oosten, dacht wel dat Aaltje niet
verdronken was, hé, omdat de volksmond wil
dat bij verdrinking een lijk opgezét is.
Get: Dat is ook zoo.
Pres.: Goed Oosten, maar als de vrouw yol-
gens jou niet verdronken is, moet ze in de put
gegooid zijn.
Get.: Dat weet ik niet.
Pres.: Jullie durft niet spreken, jullie bent
bang.
Get: Ik niet
Pres.: Jullie zijn oude menschen en willen
je dagen in vrede eindigen, maar vast hebben
jullie er over gepraat, dat hier iets niet in orde
was.
Get: Nooit.
Pres.: ’t Is ander hoor! Als ik een jonge
kerel voor me had, nam ik hiermee geen ge
noegen.
wel Koopmans?
1 Pres.: 14 vonnissen heb je!
Nu komt voor getuige Jan de Bree, die
het jubileumfeest heeft meegemaakt in gezel-
schap van zijn vrouw, Dirk Capelle en diens
vrouw. Jan Capelle en Griet kwamen eerst om
huizen. Met zoo’n hamer als deze hier op de jq uur
tafel is de slag toegebracht. U heeft er proeven pe President neemt dezen getuige een
mee genomen op andere lijken en daarbij ver- scherp verhoor af inzake de kwestie of Dirk
schijnselen geconstateerd als dit lijk toonde? I njef even weg is geweest, dit in verband met
Get. zet het markante van dit soort schedel- ICH jal beklaagde z-ijn 'u.ve. .au de ...w.d
breuk uiteen, de geconstateerde verschijnselen tracht te beschuldigen. Het lijkt wat bedenke-
sprake kan zijn. De grove vormen van het voor
werp waarmee de slag is toegebracht vindt men
terug in de grove vormen van de uitgebroken
stukken been, in dit geval ’n rechthoekig stukje.
Het slaapbeen ligt lager dan de omringende
beenderen, zoodat de breuk niet door de randen
van de put kan zijn veroorzaakt. De slag daar
was doodelijk.
Verd.: Hangt de ernst van een'soortgelijke
verwonding niet af van de dikte van een sche
del?
Get.: Bij zekere schedeldikten moet een
zekere kracht uitgeoefend. Als de kracht maar
overeenstemt met de bepaalde schedeidikte
krijgt men analoge gevallen.
Verd.: Is de schedel plaatselijk hier dik,
daar dun?
O e t.: Van nature is de slaapstreek dunner.
De schedel van deze vrouw had de normale
dikte.
Alsnu wordt getuige-deskundige dr. v. d.
S a n d e gehoord.
Pres.: Hadt men U voor de schouw niet
reeds er op gewezen dat misdaad hier mogelijk
was?
Get: Neen, bij de schouw vond ik een kleine
verwonding bij het linkeroog, terwijl de oog
leden blauw waren. Ik vermoedde dat de vrouw
in de put gevallen was en kon de dood met die
val in verband brengen, terwijl ook verdrinking
kon verondersteld, daar deze niet altijd aan uit
wendige teekenen te zien is.
Pres.: Constateerde U de schedelbreuk niet?
Get.: Alles was gewasschen, de verwonding
kan ook onder het haar hebben gezeten; bij
doodsschottw zonder vermoeden van misdaad
doet men geen verder onderzoek. Ook de Justi
tie achtte dat niet noodzakelijk.
Pres.: Maar U moest toch deze menschen
kennen, het is het volkje wel.
De beklaagde die na bijna elke getuige
het woord voert zegt: Ik mochtniet eens hooren
wat Dr. v. d. Sande met de politie bepraatte.
Mijn broer Dirk heeft direct gezegd dat ik m’n
moeder had vermoord, maar het onderzoek van
dokter moet niets opgeleverd hebben, want
daarna zei de politie tot mij: Trek je van die
praatjes maar niets aan. Diezelfde Dirk zei, toen
we moeder zochten: „Laat dat ouwe wijf maar,
ga maar naar je nest.”
Getuige rijksveldwachter Terwisga is met
gemeenteveldwachter Koopmans naar de put
gegaan toen ze hoorden dat vrouw Capelle ver
dronken was. Toen niemand de vrouw uit de
put wilde halen deed Jan het, die was heel ge
woon, Dirk had te veel jenever op en verkocht
dronkemanspraatjes, dat Jan de schuld zou zijn.
Er was al ruzie voor wij kwamen.
De President kan niet zeggen dat deze
politiemannen verstandig zijn opgetreden. U
hadt uw speurdersneus moeten gebruiken. U
hadt de dokter moeten vragen of er ook sprake
was van misdaad.
Get: Bij de lijkschouw is daarover gespro
ken.
Pres.: Dokter zegt van niet. Het moest uw
eerste werk zijn na te gaan of er iets niet in
de haak was. Jullie zeiden maar: Vooruit maar
onder de grond er mee. Als je met geen speur
dersneus geboren bent dan moet die groeien in
je betrekking.
Rechter Schutte: Was het lijk al koud?
Getuige weet dat niet.
Naar aanleiding van verdere vragen ant
woordt deze getuige nog dat toen het lijk op
bed lag de broers nog ruzie hadden. Getuige
sprak daarvan schande en Jan begon te huilen.
Den volgenden morgen vischte Koopmans de
sleutels uit de put en later een portemonnaie
die f3.84 bevatte, welke laatste in de vrouwen
zak was. Jan en Dirk hebben toen de kast ge
opend en nagegaan wat er was.
Bekl.: Er is gezegd dat het lijk nog niet
koud was.
G e t: Neen.
Bekl.: En je bent met Dirk weggegaan, die
zeide dat ik een tientje had gewisseld.
Get. weet niet meer of hij met Dirk is weg
gegaan, doch wel dat deze Jan de schuld gaf.
Bekl.: Ik houd vol.
Pres.: Getuige je staat onder eede.
Get. herhaalt dat hij verder niets weet.
Getuige gemeenteveldwachter Koopmans
u verklaart dat Dirk niet dronken was toen hij bij
,™n de dood niet door verdrinking de put stond. Jan was heeUkalm, het lijk had
een wondje onder het haar.
i Dr. M i e r e m e t: Het uitwendige van de
°P verdrinking, anders eigenlijke verwonding.
vaste be_ Getuige Koopmans weet niet of het lijk
aangetroffen. koud of warm was.
gevonden Pres.: Weer een fout. Dan was je ingelicht
waarschijnlijk t over het uur van den dood. Je hadt wel thuis
"ekig voor- kunnen blijven. Heb je dr. v. d. Sande ingelicht?
doodelijke j Get.: Ik heb gezegd dat ze wel door hen
Voor de Leeuwarder rechtbank heeft Woens
dag terecht gestaan de 38-jarige Jan Capelle,
timmerman en landbouwer te Blesse, thans in
hechtenis, beschuldigd zijn 74-jarige moeder,
de weduwe Aaitje Capelle—ten Berge, te heb
ben vermoord.
In den nacht van 2 op 3 Sept. 1923, na af
loop van het te Blesse gehouden jubileumfeest,
werden de gemeente- en de rijksveldwachter ge
roepen bij de woning van Aaltje, waar haar lijk
in den put lag. De zaak werd onderzocht; er
werd wel gefluisterd, dat Jan meer van zijn
moeders dood af wist, maar er viel geen enkel
bewijs te leveren.
Eenigen tijd na den moord kocht Capelle een
woonwagen, waarin hij met zijn bijzit Griet
Steenhuizen rondtrok; later kwamen er nog een
map, Gerrit van der Struik, en nog éen vrouw
bij hen in, en toen bleef de vrede niet lang
bewaard.
Ongeveer 14 maanden na den moord, bij een
hevigen twist tusschen de beide mannen, ver
weet Van der Struik aan Capelle, dat deze de
moordenaar van zijn moeder was, en gaf hij
hiervan kennis aan de politie. Een nieuw rech
terlijk onderzoek volgde.
Jan is een recidivist; een deel van zijn jonge
leven heeft hij achter de celdeuren doorge
bracht; reeds dertien rechtbankvonnissen heeft
hij moeten uitzitten, alle wegens diefstallen,
zware mishandeling enz. Hij leefde te zamen ten
huize zijner moeder met genoemde vrouw; zijn
eigen vrouw is in Amerika; zijn beroep is tim
merman, maar aan timmeren deed hij niet veel.
Er blijkt enorme belangstelling voor deze
zaak, de publieke tribune wordt als de deuren
opengaan bestormd.
Beklaagde komt tusschen twee rijksveldwach-
ters binnen, hij is niet groot, van een bepaald
ongunstig uiterlijk kan niet gesproken worden.
Hij ziet als hij binnenkomt vrijmoedig rond en
knikt. Dat hij vaker onder dergelijke omstandig
heden heeft verkeerd, is goed te merken.
Drie der 29 getuigen zijn niet verschenen; de
opgekomenen zijn vogels van diverse pluimage:
twee dokters deskundigen, politiemannen, een
paar arbeiders met hunne vrouwen, wat men
schen uit wat men pleegt te noemen de kleine
burgerstand, enkele typen van woonwagenbe
woners, maar de aandacht van het publiek is
natuurlijk vooral gevestigd op Grietje Steenhui
zen, de hoofdgetuige, die, waren we in Enge
land, Jan Capelle straks aan de galg zou helpen.
Voor de groene tafel der rechters op een ta
feltje een houten hamer, een sterk gedeukte
emmer en een gele envelop. De houten hamer
is eene gelijk aan die waarmee Jan de doode
lijke slag zóu hebben toegebracht voor moeder
Capelle de put in ging, de emmer is de put
emmer, die verkocht is nadat de oorspronkelijke
deuk er uit was gewerkt, maar waarin nu die
deuk weer zoo goed mogelijk is aangebracht.
De inhoud van de gele envelop heeft gedurende
het geheele proces de nieuwsgierigheid der ver
slaggevers geprikkeld, maar die is niet bevre
digd, ze bleef gesloten.
De rechters zijn: president mr. Hingst, rech
ters mr. Schutte en baron van Imhoff, officier
van Justitie mr. Meindersma, substituut griffier
mr. Meihuizen.
Verdediger is mr. F. C. Stoop.
Het eerst wordt gehoord getuige-deskundige
dr. M i e r e m e t.
Deze getuige, prosector-conservator aan het
pathologisch anatomisch laboratorium te Gro
ningen legt de eed af en verklaart 2 December
jl. onder Peperga op den doodenakker de opgra
ving van de doodkist te hebben bijgewoond,
welke bleek te bevatten het -in verregaanden
staat van ontbinding verkeerende lijk van een
oogenschijnlijk oude vrouw. De kist is geopend
op het kerkhof zelf.
President: U onderzocht of deze vrouw
wellicht door een slag op de schedel kon zijn
gedood. Het onderzoek is door u verricht op
het kerkhof en in het bijzijn van den wacht
meester. Uw rapport is met de meeste nauw
keurigheid samengesteld, zooals we van u ge
wend zijn. U refereert U aan de inhoud van dit
rapport?
Get.: Volkomen.
Pres.: Het hoofd van de vrouw heeft U
meegenomen naar Groningen niet waar?
G e t: Ja.
Pres.: Na proeven kwam U tot de conclusie
dat de kwetsuren veroorzaakt kunnen zijn door
een houten hamer?
Get.: Ja.
Pres.: I'
ontstaan zijn?
j" Ge?ne veranderingen in de longen zijn
gevonden die wijzen c;: vc.d.L.k;,
zouden bij microscopisch onderzoek
standdeeltjes uit het putwater zijn a-
Aan de schedel is een schedelbreuk
van zoodanigen aard dat deze v~;
door het treffen met een hard rechthoekig
werp is veroorzaakt. Het kan als een
verwonding worden beschouwd.
Pres.: Moet er veel bloed gevloeid zijn?
Get.: Niet noodzakelijk. lllcuc ual nlJ va„ Vluuw vapcllc
C De plaatselijke geneesheer dr. v. d. f 150 en een schuldbekentenis van f1600 ter be
lande heeft deze schedelbreuk bij de doods- waring kreeg.
schouw niet gevonden. Acht U dat mogelijk? j E
Get kan zich dat wel voorstellen, de wond de
is aan de rechterkant van de schedel, het lijk i
is op bed gelegd, zoodat op die zijde geen licht
viel en misschien viel het haar over de slaap, j
Pres.: Er ligt toch iets vreemds in, want dr.
v. d. Sande was zoo’n beetje op de hoogte ge
steld dat misschien een misdaad was gepleegd.
Kan de slag ook na de verdrinking toegebracht
zijn?
Get.: Dr. v. d. Sande was alleen in zooverre
geïnformeerd dat de mogelijkheid van een ver-
drinkingsmisdaad bestond, niet van de mogelijk
heid dat geweld op de hersenen was uitge
oefend.
Pres.: De zaak had eigenlijk direct aan het
licht moeten komen toen de eerste vage be
schuldiging geuit is.
Get, kan zich indenken dat dr. v. d. Sande
gezegd heeft dat het mogelijk was dat de vrouw
verdronken is, dat kan men bij uitwendige
schouw zonder meer niet beoordeelen.
Pres.: U kreeg een hamer van Grietje Steen-
Ot; iaveue- 70(1 aid. gld. Hij s«rliM ««b gld, öij varUas gld. aij varUea van
Fanga invaliditeit Ülden hlnnoc SO d. ISV ik hand, veat ai oa? Jv van aars daim, vv esp wiJavingsF.
mm SHEERER COURANT
annex SNEEKER COURANT on WYMBIRTSERAOEEL
Pres, (tot bekl.): Ik heb je zin gedaan. Tot
eed, getuige?
Get.: Ja.
Pres.: Beklaagde, je liegt en bedriegt er in
om.
Getuige J. Schreur houdt na het zweren,
zijn vingers omhoog bij zijn geheele verklaring,
tot de president hem zegt dat hij dit niet moet1
doen. Hij heeft de put schoon gemaakt; er wa- De Bree e. a. en toen deze weggingen heeft Jan
:cn vuui iiiiöitftciiuc puiiLcu uaaiin. wtn ,,’vv c iiivcicn uutll aiSUl we Hier
kan ook niet met de steenen in het zand weten waar moeder is en bij de buren gaan
onderin in aanraking,zijn gekomen. vragen?”
Getuige Weerman heeft principieel be-j Get.: Ja; De Bree ging later mee, en met
zwaar tegen den eed, daar hij niet gelooft. De een hooivork heeft hij ontdekt dat moeder in
president staat hem toe de verklaring af te leg- de put zat.
gen, in orde is het eigenlijk niet, zegt hij. i Get. antwoordt nog op een vraag van den
Weerman verklaart dal Jan een hamer ge- 1 president dat h. i. de deuk in de emmer is ge
bruikt heeft als hier aanwezig, bij zijn werk, komen door de val van het lijk. Zij heeft niet
tot de president hem zegt dat hij dit niet moet
geen vooruitstekende punten daarin. De toen gezegd:
I
1 V. W» Lx CA C VV C4 O O i CA ƒ7 O lik- vl C. 1 1 1 <4 L 1 1J IK V 1J LI 1 1 o
Bekl.: Mijn moeder is wel door Dirk tot het feit dat Aaltje
Get.: Staat mij niks van voor. i Jan, hé?
Bekl.: Ik heb nooit veel last veroorzaakt,' Get.: Ja.