De moedermoord te Blesse. MissÖlanche üdsil Orgui hr linniti Jml- 41e JAARGARG i DIM8DAGS VRUDAGSA V9FD8 UttgS've.Ti Brandenburgh Co., Knn Tsbfce» 150. ZATERDAG 18 APRIL 1928 e& M ooit zoo’n hamer gehad ie ge- wegens bloedens toe geslagen en door een deur heen.bij je thuis bracht, omdat ze bang Get. antwoordt nog op een vraag van den gen, in orde is het eigenlijk niet, zegt hij. ren vrouw Abonnementper jaar f 2.50 fr. p. post f 3.60. Advertentiën9 ct. p. regel. Inge zonden mededeelingen hooger, bij Abonnement belangrijke korting Advertentiën worden tevens gratis ge plaatst in de SNEEKER COURANT Geel mij een sigaret waaraan niets mankeert, dos: e jj. Geef^JfZJ maar Get.: Ik heb gezegd dat ze wel door hen verzopen kon zijn. Dr. v. d. S a n d e herinnert zich dit niet. Get. deelt mede dat hij van vrouw Capelte niets. Pres.: Dat was slap optreden. Een nieuwe getuige. Tinus Eilers blijkt op de tribune aan wezig. Hij wordt beëedigd en verhoord en ont kent dat hij 10 gulden heeft gewisseld. B e k 1. houdt vol van wel. Get. Eilers: Ik blijf bij mijn verklaring. Pres, (tot bekl.): Ik heb je zin gedaan. Tot. Eilers: Je bent bewust van het gewicht van de de portemonnaie. Wat was daarbij? Get.: Een briefje van tien gulden. Hij heeft de sleutels in de put geworpen. Hij zeide, nu m o e t e n wij naar het feest en ik ben meegegaan, maar heb geen pleizier gehad. Pres.: Had Jan een hamer? Get.: Ja. ~Pres.: Je bent later naar huis gegaan met ,We moeten doen alsof we niet Hiermede is de morgenzitting geëindigd, waarin reeds gebleken is welke richting de be klaagde inslaat voor zijn verdediging. Hij tracht zijn broer Dirk te betichten. In de middagzitting wordt Dirk Capelle gehoord, buiten eede natuurlijk. De president maakt korte metten met hem. Pres.: Je bent midden in het feest er even uit geweest, men heeft je gezien op de fiets. Get: Kan niet. Pres.: Hoeveel afstand was het? Get.: Een kwartier loopen. Pres.: Jou verklaring daar heb ik weinig aan. Jullie bent één pot nat en tot veel in staat. Get: Ik geloof niet, dat velen dat van mij zullen zeggen. Pres.: Ik zuig dat niet uit m’n mouw! Het was niet altijd pais en vree met je moeder, jij hebt haar ook wel eens geslagen! Get: Ik heb nooit de hand aan vader of moeder geslagen. Pres.: Heb je je broer verweten dat die je moeder vermoord had? G e t: Ja. Pres.: Heb jij ook gezegd dat je moeder maar in de put moest blijven liggen? Get.: God beware me, dat ik dat gezegd zou hebben. Officier (op de hamer wijzende): Had je broer zoo’n hamer? G e t: Ja. B e k 1.: Hij heeft gezegd dat het goed was dat moeder weg was, want anders had hij niets meer gekregen. G e t: Ik heb dat nooit gezegd^ hij wil mij zwart maken. Als Dirk het podium verlaat, zien de broers elkaar nog eens kwaadaardig aan. De vrouw van den caféhouder van den Berg heeft vroeger verklaard dat Jan aan haar vader een fiets verkocht heeft en dat hij van dat geld, f 22.nog wel wat over kon hebben in September ’23. Nu herinnert zij zich deze ver klaring niet meer. Getuige Jan Pit heeft het afleggen bijge woond, het was allemaal bloed in de hoofd haren. Jan Capelle stond ongunstig bekend. Officier: Maar jij bent met Grietje ge trouwd geweest. Get: Né hoor, m’n broer. Bek!.: Deze man komt natuurlijk met die praatjes omdat ik met de vrouw van zijn broer geleefd heb. Get.: Wat ik zeg, is waar. Getuige Geert Oosten krijgt een pluim pje van den president. „Jij behoort meer tot de ordelijke burgers daar, hé? Dat blijkt ook uit een oorijzer, goud en zilver was voor gia. Olj lts *3 van ««n vlng«r j CVC1| weg gvwccoi, «11 dit soort schedel- fejt dat beklaagde zijn broer van de moord zijn zoo overeenkomend dat van toeval geen jjjg a]s jj e Bree verklaart dat er tijdens het feest een rijwiel van zekeren Anne de Groot werd vermist, doch dan zegt get.: Toen dat rijwiel weg was, was Dirk bij ons in de zaal. Het rijwiel kwam trouwens weer terecht, het was alleen maar verzet. Pres.: Hoe was Jan? Get.: Kalm, Dirk was niet dronken al had hij wat veel gehad. Pres.: Er was een vroo'ijke stemming hé? Wie was de voordrager? Get: Mijn vrouw. Pres.: Zoo, blikslagers! Get. vertelt dan dat hij er bij was dat Jan zijn moeder uit de put haalde. Dirk zei toen: „Jan heeft moeder vermoord,” doch Jan bleef kalm. Pres.: Hoe is Jan? Pres.: Ze was bang voor Jan hé, daar klaag- ze over. Get.: Ja. Pres.: En wat deed Griet? Get: Die pestte haar overal mee. Voor Jan was de moeder doodsbang, ze achtte hém over al toe in .staat. Ik zelf ken Jan al 20 jaar en weet wie Jan Capelle is. Pres.: Er is ook al eens instructie brandstichting tegen hem geopend. Bekt: Dirk ook. Get: Dirk is niet zoo erg, maar diens vrouw kon niet met Aaltje overweg, daarom ging die weer apart wonen. Verdediger: Dezë getuige handelt tegen strijdig. Hij acht Jan tot alles in staat maar als hij hoort dat Jan iets gedaan heeft, doet hij doch hij staat slecht bekend. Op een vraag van den Officier antwoordt getuige nog dat hij een witte emmer bij de put zag staan, hij draaide toen de putemmer op en toen die gedeukt bleek, kreeg hij vermoeden dat de vermiste Vrouw in de put zat. Bekl.Mijn broer zeide eerst: Ga naar bed en toen moeder gevonden was: Laat dat oude wijf maar zitten, ga maar naar je nest. Ook zei hij: Goed zoo. Toen Dirk mij beschuldigde, zjde Jan de Bree: „Jan je broer is dronken, trek je er niets van aan.” Als hij dat nu niet zegt, staat hij te liegen. Get. kan zich dit niet herinneren. Officier: Durft U te zeggen dat het lijk onder de emmer lag? Get.: Ik ondervond bij het optrekkenvan de emmér geen tegenstand. O ff i c i e r: Dat is toch van belang, dat wijst er op dat de vrouw eerst in de put geworpen is en men toen de emmer heeft laten zakken. De misdaad volgt uit dit feit. De volgende getuige, echtgenoote van Geert Oosten, zegt dat op 2 Sept, de oude Aaltje nog al opgeruimd was, omdat Jan van plan was weer aan het werk te gaan. Zij zelf is niet bang voor Jan en het lijkt haar vreemd dat die zijn moeder vermoord zou hebben. Aaltje klaagde niet over Jan, wel over Griet, toen dit tweetal bij haar inwoonde. Aaltje was wat een vreemd mensch, je wist niet wat je aan haar had. Getuige Koopman?: 4Zg was juist een flink mensch. Get. is bij het afleggen geweest, de kleeren waren doornat, het lijk was koud. Officier: Was Jan werkloos? Get.: Griet wou hem niet bij de boer laten werken, maar nu zou hij weer werk zoeken. Bekl.: Waren de kleeren nat en was het lijk koud? Get.: De kleeren waren doornat, de leden waren nog slap. Bekl.: Zou jij niet met moeder mee naar Wolvega omdat moeder geld op mijn naam wilde laten zetten? Dirk had op valsche manier het huis op z’n naam gekregen zei moeder altijd. Get.: Ik zou werkelijk mee, om dat geld op Jan te zetten, maar het is er niet van gekomen. De beslissende verklaringen. De middag is reeds ver gevorderd als de be slissende uren voor beklaagde aanbreken. 1 ot nu toe heert het getuigenverhoor geen bewijzen opgeleverd van zoodanigen aard dat beklaagde er op zou kunnen worden veroordeeld. Dr. Mie- remet’s rapport concludeert wel dat moord moet zijn gepleegd, maar de vraag is: wie is nu de moordenaar? De verklaring van Hoekstra, dal Jan een tientje gewisseld heeft, was het eerste bezwarende getuigenis tegen beklaagde. Maar nu komt Grietje Steenhuizen, de hoofdgetuige, en na haar zullen nog eenige menschen uit het beruchte woonwagen-milieu worden gehoord. In dat milieu heeft Jan geleefd, daar gebeurden dingen, waarvan een ordelijk levend mensch niet droomt. Grietje Steenhuizen, die thans binnentreedt, is een 23-jarig meisje, met min of meer afwezigen blik, haar geheele gelaat maakt geen bijster intelligenten indruk. Zij hoort van geboorte niet thuis in het woonwagen-milieu, doch verkeert er in naar eigen, zeker wel ziekelijk-perverse neiging. Zij is eenvoudig gekleed in> groene jum per, draagt een omslagdoek, heeft geen hoed. De president neemt haar de eed af en Grietje verklaart op het oogenblik fabrieksar beidster te Enschede te zijn; zij is nu niet meer iri een woonwagen. Pres.: Je bent maar weer op stap gegaan met een anderen man hé? Get.: Met Jacobus ledema. Pres.: Je hebt ook met Jan geleefd? Get: Ja. Pres.: Toen hij naar de gevangenis ging, namen je ouders je weer terug. Je bent er ech ter weer uitgesneden met achterlating van je kind? G e t: Ja. Pres.: Alle getuigen zijn niets bij jou; jij bent de hoofdgetuige; je kunt verklaringen af leggen waarop Jan zal moeten worden veroor deeld; je bent wel op den weg des verderfs, maar je verdorvenheid zal niet zoo groot zijn, dat je nu leugens zult vertellen, hoop ik. Je bent vroeger getrouwd geweest met Hendrik Pit, toen ben je met Jan Capelle gegaan. Wanneer was dat? Get: In den nacht van 14 op 15 Juli heeft Jan mij bij zijn moeder gebracht. Pres.: Niet alles was pais en vree tusschen die moeder en jou? Get: Zij zeide dat ik bij Hendrik Pit hoorde. Pres.: Jij hebt haar ook gepest?' Get.-. Nooit zal ik een oude vrouw pesten. Pres.: Toen Jan zijn werk er aan gaf, had hij toen nog geld? Get.: Niet veel. Pres.: Weet je ook iets van een verkochte fiets? Get.: Ja. Wij wilden graag naar 't feest en Jan liep den heelen dag al in gedachten om! Pres.: Heeft Jan zijn moeder gevraagd om geld? Dreigde hij zijn moeder wel? Get. weet niets daarvan. Pres.: De oude vrouw ging tegen den avond naar de geitenstal en wat gebeurde toen? Get: Jan zei toen tegen mijZ a I i k h aar maar doodslaan? Ik zei: Doe het niet. Ik zal wel gaan dienen en geld verdienen! Maar Jan ging naar de stal; ik hoorde een doffeslag. Toen is Jan terug gekomen en heeft ge zegd: Ik heb moeder doodgeslagen en toen heeft Jan overal naar geld gezocht en heeft de portemonnaie van moeder genomen en er geld uitgehaald. Ik ben naar buiten ge vlucht en zag Jan later het lijk in de put werpen. Pres.: Als er water opgehaald werd, liet men dan de emmer weer teruggaan? Get: Ja, als je niet vlug genoeg was; anders stond die. emmer bij de put. Pres.: Kan men de emmer, nadat Aaltje in de put is geworpen, hebben laten zakken? Get. durft dit niet zeggen; Jan zeide nog dat de planken van de put gebroken waren, zoodat het leek of ze verdronken was. Getuige heeft moeder achter zien liggen in de stal. Pres.: Hoe is ze in de put geworpen? Get.: Met het hoofd naar beneden. Pres.: Toen Jan de kasten nagezocht en nergens geld gevonden had, haalde hij geld uit Get.: Een briefje van tien gulden. Hij heeft de sleutels in de put geworpen. Hij zeide, nu m o e t e n wij naar het feest en ik Get: Mijn gedachte was wel dat ze in de put geworpen was. Pres.: Nou en jullie bent best met elkaar hé en dan praten man en vrouw over zulke zaken natuurlijk wel. En wie deed het nu vol gens jou: Jan of Dirk? Get.: Ik weet niet wie het gedaan heeft. Getuige A n t.j e L a n t i n g a, vrouw van Dirk wordt buiten eede gehoord. Griet Steen huizen heeft haar verteld dat zij 3 Sept. 1924 Jan gevraagd heeft of die wel wist wat toen voor een jaar gebeurd was en door hem ge daan; zij kwam bij getuige omdat zij geen eten had. De vrouw van veldwachter Koopman? komt verklaren dat Aaltje f 150 en de schuld bekentenis van f 1600 bij haar bracht omdat ze bang was voor Jan, die haar al eens bij de borst gepakt had en gedreigd haar „neer te zullen zijgen” als zij geen geld gaf. Jan was tot alles in staat. Bekl.: Zoo kan mijn moeder nooit over mij gedacht hebben, ik kon goed met haar. Deze vrouw moet weten dat Dirk moeder mishan delde. Getuige weet dit niet. Pres, (tot bekl.): Je liegt verschrikkelijk. Get. had nog tot Aaltje gezegd: Ga als je bang bent naar Dirk, maar tot hem had ze in 1 '/2 jaar niet gesproken. Getuige Egbert Lantinga, doodgraver, heeft de opgraving meegemaakt en het lijk her kend. De vrouw van De Bree komt verklaren dat Dirk niet van het feest is weg geweest. Een belangrijke verklaring. Een belangrijke getuige voor de bewijs-con- structie is Hendrik Hoekstra. Hij be diende mee in café v. d. Berg tijdens het feest en verklaart dat Jan driemaal betaalde en wel eenmaal met een briefje van tien gulden. Pres.: Jan ontkent dat; dit is een zeer ern stige verklaring. Als je dit niet zeker weet, moet je het niet vertellen. Get.: Het is waar. Bekl. meent beslist, dat hij geen tientje heeft laten wisselen. Maar ik had wel geld, ik had immers een rijwiel verkocht en kippen. Pres.: Je hebt deze fiets gestolen. In ieder geval je had geen geld. Bekl.: Hoogstens 14 dagen tevoren ben ik bij de boer opgehouden. Ik weet wie het tientje liet wisselen, Hoekstra! Het was Tinus Eilers, die is hier achter in de zaal. Get.: Neen, die was het niet. Bek!.: Ik heb niet betaald met een tientje. Hij heeft zijn gereedschap verkocht maar de hamer was er niet bij. Op een vraag van den Verdediger ver klaart getuige niet te weten of de hamer Jans eigendom was of niet. Bekl. ontkent ooit zoo’n hamer gehad te hebben. Get.: Ik heb er hem wel mee zien werken. Getuige Klaasje Bruinsma heeft de geit van Aaltje tijdelijk gehad; Aaltje was bang dat Jan thuis zou komen, waarom ook geduren de de halve winter de dochter van Klaasje bij haar sliep en later haar zoon. Alles uit vrees dat Jan onverwacht thuis zou komen. Bekl. haalt zijn schouders op. Waarom, vraagt hij dan, heeft moeder de geit en het geld niet bij Dirk gebracht als ze zoo goed met hem was? Dat was toch eigen. Bekl. heeft brieven gekregen van zijn moeder, dat zij het zoo slecht had bij zijn broer. Hij vraagt of de menschen die met hem welkten, ooit bang voor hem behoef den te zijn.. Deze getuige verklaart dat toen Aaltje uit de put gehaald werd, Jan en Dirk niet erg onder den indruk waren. Tegen getuige .heeft Aaltje nooit geklaagd over de mishandeling. Pres.: Deze beklaagde heeft jou van brand stichting beschuldigd. Bekl.: Niet waar. Get. wendt zich driftig tot beklaagde en naar hem wijzende zegt hijDeze man heeft juist zelf gezegd brand te hebben gesticht. De vrouw van Jan Oosten wordt dan gehoord. Aaltje bracht haar goed, omdat ze bang was dat Jan ’t nemen zou. Pres.: Jij hebt ook al eens ruzie met Jan gehad, hé? G e t.: Neen. Pres.: *t Is wel waar hoor, ’t staat in de stukken. Get. heeft bij ’t kammen van het lijk een groote wonde ontdekt. Pres.: Denk er om, je staat onder eede, je bent erg voorzichtig, maar de waarheied moet gezegd. Acht je Jan tot deze daad in staat. Get.: Neen. Pres.: Grietje Oosten, jij bent op leeftijd, ik zal daarom maar niet verder aandringen. De kwieke Groninger prosector heeft dit vrouwtje daarna in een oogwenk uitgehoord over de aard van de gevonden wond, waarna hij tot den president zegt: „Dit alles klopt vol- Get.: Ik heb nooit geen last van hem gehad, komen met mijn conclusie.” Pres.: Kom Grietje, je hebt toch zeker wel tegen je man gezegd, toen je dit vond: „Dit kon wel eens niet in orde zijn.” Hoe kon je er toe komen den dokter niet in te lichten. Laten wij eerst nu je man maar eens hooren. Getuige Jan Oosten heeft nooit met Jan te doen gehad, maar erkent dat zijn naam niet gunstig was. Pres.: Die van Dirk ook niet, hé? Get.: Ik kan dat niet zeggen. Pres.: Jij, Oosten, dacht wel dat Aaltje niet verdronken was, hé, omdat de volksmond wil dat bij verdrinking een lijk opgezét is. Get: Dat is ook zoo. Pres.: Goed Oosten, maar als de vrouw yol- gens jou niet verdronken is, moet ze in de put gegooid zijn. Get.: Dat weet ik niet. Pres.: Jullie durft niet spreken, jullie bent bang. Get: Ik niet Pres.: Jullie zijn oude menschen en willen je dagen in vrede eindigen, maar vast hebben jullie er over gepraat, dat hier iets niet in orde was. Get: Nooit. Pres.: ’t Is ander hoor! Als ik een jonge kerel voor me had, nam ik hiermee geen ge noegen. wel Koopmans? 1 Pres.: 14 vonnissen heb je! Nu komt voor getuige Jan de Bree, die het jubileumfeest heeft meegemaakt in gezel- schap van zijn vrouw, Dirk Capelle en diens vrouw. Jan Capelle en Griet kwamen eerst om huizen. Met zoo’n hamer als deze hier op de jq uur tafel is de slag toegebracht. U heeft er proeven pe President neemt dezen getuige een mee genomen op andere lijken en daarbij ver- scherp verhoor af inzake de kwestie of Dirk schijnselen geconstateerd als dit lijk toonde? I njef even weg is geweest, dit in verband met Get. zet het markante van dit soort schedel- ICH jal beklaagde z-ijn 'u.ve. .au de ...w.d breuk uiteen, de geconstateerde verschijnselen tracht te beschuldigen. Het lijkt wat bedenke- sprake kan zijn. De grove vormen van het voor werp waarmee de slag is toegebracht vindt men terug in de grove vormen van de uitgebroken stukken been, in dit geval ’n rechthoekig stukje. Het slaapbeen ligt lager dan de omringende beenderen, zoodat de breuk niet door de randen van de put kan zijn veroorzaakt. De slag daar was doodelijk. Verd.: Hangt de ernst van een'soortgelijke verwonding niet af van de dikte van een sche del? Get.: Bij zekere schedeldikten moet een zekere kracht uitgeoefend. Als de kracht maar overeenstemt met de bepaalde schedeidikte krijgt men analoge gevallen. Verd.: Is de schedel plaatselijk hier dik, daar dun? O e t.: Van nature is de slaapstreek dunner. De schedel van deze vrouw had de normale dikte. Alsnu wordt getuige-deskundige dr. v. d. S a n d e gehoord. Pres.: Hadt men U voor de schouw niet reeds er op gewezen dat misdaad hier mogelijk was? Get: Neen, bij de schouw vond ik een kleine verwonding bij het linkeroog, terwijl de oog leden blauw waren. Ik vermoedde dat de vrouw in de put gevallen was en kon de dood met die val in verband brengen, terwijl ook verdrinking kon verondersteld, daar deze niet altijd aan uit wendige teekenen te zien is. Pres.: Constateerde U de schedelbreuk niet? Get.: Alles was gewasschen, de verwonding kan ook onder het haar hebben gezeten; bij doodsschottw zonder vermoeden van misdaad doet men geen verder onderzoek. Ook de Justi tie achtte dat niet noodzakelijk. Pres.: Maar U moest toch deze menschen kennen, het is het volkje wel. De beklaagde die na bijna elke getuige het woord voert zegt: Ik mochtniet eens hooren wat Dr. v. d. Sande met de politie bepraatte. Mijn broer Dirk heeft direct gezegd dat ik m’n moeder had vermoord, maar het onderzoek van dokter moet niets opgeleverd hebben, want daarna zei de politie tot mij: Trek je van die praatjes maar niets aan. Diezelfde Dirk zei, toen we moeder zochten: „Laat dat ouwe wijf maar, ga maar naar je nest.” Getuige rijksveldwachter Terwisga is met gemeenteveldwachter Koopmans naar de put gegaan toen ze hoorden dat vrouw Capelle ver dronken was. Toen niemand de vrouw uit de put wilde halen deed Jan het, die was heel ge woon, Dirk had te veel jenever op en verkocht dronkemanspraatjes, dat Jan de schuld zou zijn. Er was al ruzie voor wij kwamen. De President kan niet zeggen dat deze politiemannen verstandig zijn opgetreden. U hadt uw speurdersneus moeten gebruiken. U hadt de dokter moeten vragen of er ook sprake was van misdaad. Get: Bij de lijkschouw is daarover gespro ken. Pres.: Dokter zegt van niet. Het moest uw eerste werk zijn na te gaan of er iets niet in de haak was. Jullie zeiden maar: Vooruit maar onder de grond er mee. Als je met geen speur dersneus geboren bent dan moet die groeien in je betrekking. Rechter Schutte: Was het lijk al koud? Getuige weet dat niet. Naar aanleiding van verdere vragen ant woordt deze getuige nog dat toen het lijk op bed lag de broers nog ruzie hadden. Getuige sprak daarvan schande en Jan begon te huilen. Den volgenden morgen vischte Koopmans de sleutels uit de put en later een portemonnaie die f3.84 bevatte, welke laatste in de vrouwen zak was. Jan en Dirk hebben toen de kast ge opend en nagegaan wat er was. Bekl.: Er is gezegd dat het lijk nog niet koud was. G e t: Neen. Bekl.: En je bent met Dirk weggegaan, die zeide dat ik een tientje had gewisseld. Get. weet niet meer of hij met Dirk is weg gegaan, doch wel dat deze Jan de schuld gaf. Bekl.: Ik houd vol. Pres.: Getuige je staat onder eede. Get. herhaalt dat hij verder niets weet. Getuige gemeenteveldwachter Koopmans u verklaart dat Dirk niet dronken was toen hij bij ,™n de dood niet door verdrinking de put stond. Jan was heeUkalm, het lijk had een wondje onder het haar. i Dr. M i e r e m e t: Het uitwendige van de °P verdrinking, anders eigenlijke verwonding. vaste be_ Getuige Koopmans weet niet of het lijk aangetroffen. koud of warm was. gevonden Pres.: Weer een fout. Dan was je ingelicht waarschijnlijk t over het uur van den dood. Je hadt wel thuis "ekig voor- kunnen blijven. Heb je dr. v. d. Sande ingelicht? doodelijke j Get.: Ik heb gezegd dat ze wel door hen Voor de Leeuwarder rechtbank heeft Woens dag terecht gestaan de 38-jarige Jan Capelle, timmerman en landbouwer te Blesse, thans in hechtenis, beschuldigd zijn 74-jarige moeder, de weduwe Aaitje Capelle—ten Berge, te heb ben vermoord. In den nacht van 2 op 3 Sept. 1923, na af loop van het te Blesse gehouden jubileumfeest, werden de gemeente- en de rijksveldwachter ge roepen bij de woning van Aaltje, waar haar lijk in den put lag. De zaak werd onderzocht; er werd wel gefluisterd, dat Jan meer van zijn moeders dood af wist, maar er viel geen enkel bewijs te leveren. Eenigen tijd na den moord kocht Capelle een woonwagen, waarin hij met zijn bijzit Griet Steenhuizen rondtrok; later kwamen er nog een map, Gerrit van der Struik, en nog éen vrouw bij hen in, en toen bleef de vrede niet lang bewaard. Ongeveer 14 maanden na den moord, bij een hevigen twist tusschen de beide mannen, ver weet Van der Struik aan Capelle, dat deze de moordenaar van zijn moeder was, en gaf hij hiervan kennis aan de politie. Een nieuw rech terlijk onderzoek volgde. Jan is een recidivist; een deel van zijn jonge leven heeft hij achter de celdeuren doorge bracht; reeds dertien rechtbankvonnissen heeft hij moeten uitzitten, alle wegens diefstallen, zware mishandeling enz. Hij leefde te zamen ten huize zijner moeder met genoemde vrouw; zijn eigen vrouw is in Amerika; zijn beroep is tim merman, maar aan timmeren deed hij niet veel. Er blijkt enorme belangstelling voor deze zaak, de publieke tribune wordt als de deuren opengaan bestormd. Beklaagde komt tusschen twee rijksveldwach- ters binnen, hij is niet groot, van een bepaald ongunstig uiterlijk kan niet gesproken worden. Hij ziet als hij binnenkomt vrijmoedig rond en knikt. Dat hij vaker onder dergelijke omstandig heden heeft verkeerd, is goed te merken. Drie der 29 getuigen zijn niet verschenen; de opgekomenen zijn vogels van diverse pluimage: twee dokters deskundigen, politiemannen, een paar arbeiders met hunne vrouwen, wat men schen uit wat men pleegt te noemen de kleine burgerstand, enkele typen van woonwagenbe woners, maar de aandacht van het publiek is natuurlijk vooral gevestigd op Grietje Steenhui zen, de hoofdgetuige, die, waren we in Enge land, Jan Capelle straks aan de galg zou helpen. Voor de groene tafel der rechters op een ta feltje een houten hamer, een sterk gedeukte emmer en een gele envelop. De houten hamer is eene gelijk aan die waarmee Jan de doode lijke slag zóu hebben toegebracht voor moeder Capelle de put in ging, de emmer is de put emmer, die verkocht is nadat de oorspronkelijke deuk er uit was gewerkt, maar waarin nu die deuk weer zoo goed mogelijk is aangebracht. De inhoud van de gele envelop heeft gedurende het geheele proces de nieuwsgierigheid der ver slaggevers geprikkeld, maar die is niet bevre digd, ze bleef gesloten. De rechters zijn: president mr. Hingst, rech ters mr. Schutte en baron van Imhoff, officier van Justitie mr. Meindersma, substituut griffier mr. Meihuizen. Verdediger is mr. F. C. Stoop. Het eerst wordt gehoord getuige-deskundige dr. M i e r e m e t. Deze getuige, prosector-conservator aan het pathologisch anatomisch laboratorium te Gro ningen legt de eed af en verklaart 2 December jl. onder Peperga op den doodenakker de opgra ving van de doodkist te hebben bijgewoond, welke bleek te bevatten het -in verregaanden staat van ontbinding verkeerende lijk van een oogenschijnlijk oude vrouw. De kist is geopend op het kerkhof zelf. President: U onderzocht of deze vrouw wellicht door een slag op de schedel kon zijn gedood. Het onderzoek is door u verricht op het kerkhof en in het bijzijn van den wacht meester. Uw rapport is met de meeste nauw keurigheid samengesteld, zooals we van u ge wend zijn. U refereert U aan de inhoud van dit rapport? Get.: Volkomen. Pres.: Het hoofd van de vrouw heeft U meegenomen naar Groningen niet waar? G e t: Ja. Pres.: Na proeven kwam U tot de conclusie dat de kwetsuren veroorzaakt kunnen zijn door een houten hamer? Get.: Ja. Pres.: I' ontstaan zijn? j" Ge?ne veranderingen in de longen zijn gevonden die wijzen c;: vc.d.L.k;, zouden bij microscopisch onderzoek standdeeltjes uit het putwater zijn a- Aan de schedel is een schedelbreuk van zoodanigen aard dat deze v~; door het treffen met een hard rechthoekig werp is veroorzaakt. Het kan als een verwonding worden beschouwd. Pres.: Moet er veel bloed gevloeid zijn? Get.: Niet noodzakelijk. lllcuc ual nlJ va„ Vluuw vapcllc C De plaatselijke geneesheer dr. v. d. f 150 en een schuldbekentenis van f1600 ter be lande heeft deze schedelbreuk bij de doods- waring kreeg. schouw niet gevonden. Acht U dat mogelijk? j E Get kan zich dat wel voorstellen, de wond de is aan de rechterkant van de schedel, het lijk i is op bed gelegd, zoodat op die zijde geen licht viel en misschien viel het haar over de slaap, j Pres.: Er ligt toch iets vreemds in, want dr. v. d. Sande was zoo’n beetje op de hoogte ge steld dat misschien een misdaad was gepleegd. Kan de slag ook na de verdrinking toegebracht zijn? Get.: Dr. v. d. Sande was alleen in zooverre geïnformeerd dat de mogelijkheid van een ver- drinkingsmisdaad bestond, niet van de mogelijk heid dat geweld op de hersenen was uitge oefend. Pres.: De zaak had eigenlijk direct aan het licht moeten komen toen de eerste vage be schuldiging geuit is. Get, kan zich indenken dat dr. v. d. Sande gezegd heeft dat het mogelijk was dat de vrouw verdronken is, dat kan men bij uitwendige schouw zonder meer niet beoordeelen. Pres.: U kreeg een hamer van Grietje Steen- Ot; iaveue- 70(1 aid. gld. Hij s«rliM ««b gld, öij varUas gld. aij varUea van Fanga invaliditeit Ülden hlnnoc SO d. ISV ik hand, veat ai oa? Jv van aars daim, vv esp wiJavingsF. mm SHEERER COURANT annex SNEEKER COURANT on WYMBIRTSERAOEEL Pres, (tot bekl.): Ik heb je zin gedaan. Tot eed, getuige? Get.: Ja. Pres.: Beklaagde, je liegt en bedriegt er in om. Getuige J. Schreur houdt na het zweren, zijn vingers omhoog bij zijn geheele verklaring, tot de president hem zegt dat hij dit niet moet1 doen. Hij heeft de put schoon gemaakt; er wa- De Bree e. a. en toen deze weggingen heeft Jan :cn vuui iiiiöitftciiuc puiiLcu uaaiin. wtn ,,’vv c iiivcicn uutll aiSUl we Hier kan ook niet met de steenen in het zand weten waar moeder is en bij de buren gaan onderin in aanraking,zijn gekomen. vragen?” Getuige Weerman heeft principieel be-j Get.: Ja; De Bree ging later mee, en met zwaar tegen den eed, daar hij niet gelooft. De een hooivork heeft hij ontdekt dat moeder in president staat hem toe de verklaring af te leg- de put zat. gen, in orde is het eigenlijk niet, zegt hij. i Get. antwoordt nog op een vraag van den Weerman verklaart dal Jan een hamer ge- 1 president dat h. i. de deuk in de emmer is ge bruikt heeft als hier aanwezig, bij zijn werk, komen door de val van het lijk. Zij heeft niet tot de president hem zegt dat hij dit niet moet geen vooruitstekende punten daarin. De toen gezegd: I 1 V. W» Lx CA C VV C4 O O i CA ƒ7 O lik- vl C. 1 1 1 <4 L 1 1J IK V 1J LI 1 1 o Bekl.: Mijn moeder is wel door Dirk tot het feit dat Aaltje Get.: Staat mij niks van voor. i Jan, hé? Bekl.: Ik heb nooit veel last veroorzaakt,' Get.: Ja.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1925 | | pagina 1