H Uit onze Raadzaal. i ■o. n Kiauw«tijdi»s«*- ■Mtl ima l"H>» A."";—2000 WOEMS^Aa S4IJUII I9S5 Eerst® J 41e JAARGANG Abonnementper jaar f 2.50 fr. p. post f 3.60. Advertentiën9; ct.j p. regel. Inge zonden mededeelingen hooger, bij Abonnement belangrijke korting Advertentiën worden tevens gratis ge plaatst in de SNEEKER COURANT ÖRANDENBURGH Co., israwK W*> 150. SÊ J l. 1 i glfi. Srij wsrllss *»n «en dwlm tao«w^^tf<»*s^uuui^süKW9S&MC»*=aK^^sxn«X3»nMaaM*A> Punt lil. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der gemeentebegroting voor 1924. (Dos- sierno. X 07.352.11(10); bijl. 58.) De heer S ij te ma wijst er op dat nu de post hoofdelijke omslag met f 25.300 wordt verhoogd en in een vergadering van begin April met f 10.700; spr. komt dan tot een totale verhooging van deze post met f36.000. Er was oorspronkelijk op de begrooting 1924 uitgetrokken f375.Q00; bij de behande ling dier begrooting is er f 14000 afgenomen, dus bleef f361.000. Nu is volgens de cijfers, door B. en W. verstrekt, in werkelijk heid ontvangen f429.000; dat maakt een verschil met het uit getrokken bedrag, van f 68.000, terwijl er nu totaal f 36.000 van dat verschil in de begrooting verantwoord is. Waar blijft nu dat verschil? De Secretaris, de heer B ij 1 s m a, zegt dat bij deze wij ziging hoogere uitgaafposten gedekt moeten worden tot een totaal bedrag van f92.000 op andere posten is minder uitgegeven dan geraamd - 20.000 jjlti. öl! fevszus VERGADERING van den RAAD der GEMEENTE SNEEK op ZATERDAG 20 JUNI 1925, ’s avonds 7% uur. Voorzitter de heer P. J. de Hoop, burgemeester Secretaris de heer S. Bijisma, loco-secretaris. Aanwezig alle (15) leden. Punt 1. Notulen der vergadering van 9 juni 1925. Hebben ter visie gelegen en worden onveranderd vastgesteld. Punt II. Ingekomen stukken. a. Verzoek van het bestuur der Nederlandsche vereeni- ging van fabrikanten van timmerwerken om opheffing van de bepalingen, waardoor firma’s, buiten Tie gemeente woonachtig, van opdrachten worden uitgesloten, of indien dit niet mogelijk is, alleen van in de gemeente woonachtige firma’s prijsopgaaf te vragen. (Dossierno. 1.712.2(1)). Voor kennisgeving aangenomen. b Verslag van de N. V. Centraje Ammoniakfabriek over 1924. (Dossierno. II 07.353.5(5)). Alsvoren. ÏIEÏÏWE S3EEZER COURANT annex SNEEKER COURANT «n WYMBRITSERADEEL VeHtdigBt (1IN8DAG* o VBMDAGSA VUMD& üftgsvste Tolheffing. Bij Koninklijk besluit is aan het water-< schap het Workumer Nieuwland voor den tijd van drie jaren concessie verleend tot heffing van tol op den weg door het water schap, genaamd de Groote- of Middenlaan, bij den Nieuwlandermolen. Tegen deze nieuwe tolheffing waren be zwaren ingediend door den Alg. Ned. Wiel- rijdersbond en door de afdeeling Wórkum der Friesche Maatschappij van Landbouw. De Lemsterhaven. LEMMER, 20 Juni. Reeds eenigen tijd wordt er gesproken en geschreven over de noodzakelijkheid van een tweede vluchtha- ven alhier, welke aan het steeds toenemend drukke scheepsvaartverkeer ten zeerste ten goede zou komen, en laten we er maar bij- gedekt wordt, voegen, ook het plaatselijke belang zou dienen. De afgeloopen week bleek reeds weer bij vernieuwing over hoe weinig ha venruimte onze plaats beschikt: Op d oogenblik liggen er in pnze haven een vijf tal groote rijnakên waarvan de grootste ruim 1400 en dê kleinste bijna 1000 ton meet, geladen met steenkool en basaltslag, in lossing. Dit brengt tpvens mede dat ook een 'aantal kleine schepen in de haven aan wezig is om de ladingen uit deze rijnaken te kunnen overnemen. 'Er wordt door deze schepen over onze havenruimte zooveel be slag gelegd, dat w-e liet een geluk mogen noemen dat nu juist onze visschers zich met hunne vaartuigen voor de ansjovisvjsscherij in de omtrek van Enkhuizen en Stavoren ophouden, want waren deze thans voor het uitoefenen van hun bedrijf in deze omtrek, dan zou bij plotseling opkomend stormweer de toestand hier beslist onhoudbaar blijken. Zoowel schippers als visschers zien dan ook verlangend er naar uit dat de betrokken autoriteiten spoedig mogen besluiten tot het aanleggen van een tweede vluchthaven al hier. Wij hopen dan ook van harte dat ter bevoegde plaats op deze zaak nog wel de aandacht wordt gevestigd. Want zien we naar Harlingen, dan merken we op, dat, door steeds weer te hameren op hetzelfde aanbeeld, veel verkregen kan worden. Aan Harlingen toch is van regeeringswege reeds toegezegd, dat met de havenbelangen dier plaats zooveel mogelijk rekening zal wor den gehouden en ook is de minister daar reeds geweest om zich persoonlijk op de hoogte te laten stellen. We vreezen, dat, wanneer niet steeds weer op de Lemsterha ven en de belangrijkheid hiervan de aan dacht der regeering wordt gevestigd, er geen geringe kans bestaat of Harlingen gaat straks met de voordeelen strijken. We weten dat onze gemeenteraad met burgemeester Pollema in dezen wel op zijn post is. Ook van elders, b.v. de Veenkolo nie, wordt op de belangrijkheid der Lem sterhaven en de noodzakelijkheid van uit breiding wel gewezen. Gratie. De raad van Zutfen besloot met alge- meene stemmen, op voorstel van jhr. mr. B. de Jonge, gratie te vragen voor den brand stichter van den Wijnhuistoren aldaar. Onderwijzersexamen Chr. Kweekschool te Sneek. Bij de voortgezette examens voor onder wijzeres) aan bovengenoemde inrichting, slaagden Zaterdag mej. T. Roorda te Sneek en de h.h.: H. Doevendans, Sneek; W. Ste genga, Nijemirdum; S. v. d. Woude, Sneek; O. Schriemer, Oppenhuizen; H. Wiersma, Sneek en B. Smit, Hindeloopen. Geslaagd zijn voor de acte van be kwaamheid in de gemeente-administratie de h.h. K. Visser en A. Zadel, alhier. L’Estafette. De postduiven vereen. „L’Estafette” hield Zaterdag 20 Juni een wedvlucht op Station Venlo. Afstand 194 K.M. Duiven los 11 uur v.m. Aantal duiven in concours 25 stuks. Ie prijs H. Tippersma, 2e prijs G- de Haan, 3e prijs E. Huisman, 4e en 5e prijs A. Best. Te ’s Gravenhage is geslaagd voor het le deel notarieel examen, de heer H. R. Heerema alhier. Gevonden voorwerpen. Aanwezig aan het bureau van politie, Nieuwe Veemarkt, en aldaar te bevragen op alle werk dagen tusschen ll*/2 en 12>/2 uur. de navolgende voorwerpen als gevonden gedeponeerd op 22 Juni 1925: Boodschapstasch inh. brdod en kaas. Aanwezig en te bevragen bij de navol gende ingezetenen, onderstaande voorwer pen als gevonden aangegeven op 22 Juni: 2 blauwe duiven, U. Bergsma, Jan van Nassaustraat 19; bruin beursje met inh., H. Schuurmans, Oppenhuizerweg 60; heeren- strik, W. Hubee, 2e Nieuwe Selfhelpstr. 10; zilveren ketting, S. Jillings, Nieuwbuurt 16; huissleutel, D. Faber, Smidsbuurt 9; eenig geld, S. Zijlstra, 2e Steenklipstraat 63; hee- renrijwiel, U. de Wit, Ged. Pol 2; rozen krans in étui, R. Baarda, Hendrik Casimir- sfraat 10; vulpen, J. Coers, Rienck Bocke- makade 6; bon van Zijlstra’s winkel, M. v. d. Vat, 2e Oosterkade 12. Geslaagd aan de universiteit te Gro ningen voor het propaedeutisch examen in de theologie onze stadgenoot de heer W. Sikken. |L fitd. ey ««zilt* «9 ven «vn irhu,« Afi öy -■rsyi.tvs j vW «as ®ïj0ylEges', l. De Voorz.: Dat is geen draaien, maar het komt omdat u het niet begrijpt. De heer B r e e u w s m a zal dan over dat cijfer niet twisten, liet komt ook op een f 10.000 niet aan, maar spr. meent dat de restauratie van het stadhuis ook wel meebetaald kan worden door het nageslacht, gezien de toestand waarin wij het gebouw overnamen van het voorgeslacht. Als men ztiike groote over schotten kweekt, dan is het billijk, dat die bij de bepaling van de factor in rekening worden gebracht en voor een belangrijk deel aan het volgend jaar ten goede komen. De heer D o k k u m heeft ook nog al eens bezwaren aan gevoerd tegen het betalen van buitengewone uitgaven uit den gewonen dienst, vooral om de hooge belasting, en bij de lang zame daling van- het vermenigvuidigingscijfer, terwijl spr. daarbij ook in aanmerking nam de kleine overschotten of zelfs tekorten op den dienst. Daarom heeft hij destijds op wijziging van de methode van B. en W. in deze tijden aangedrongen. Maar spr. gelooft dat nu de toestand toch wel eenigszins ver anderd is; we hebben nu, na de betaling van dez^ f 10.000, een batig slot van f 45.000 a f 50.000 en daarbij een aanmerkelijke verlaging van den factor. Spr. gelooft dat er nu aanleiding be staat deze uitgaaf als gewoon te beschouwen, al wil hij daar mee zeker niet zeggen dat hij nu een dergelijke taktiek voor alle gevallen zal goedkeuren. Het geldt hier echter voorzeker een buitengewone toestand, die spr. niet toeschrijft aan een opzettelijk regelen dezer zaak, doordat B. en W. stelselmatig de H. O. zoo hoog hebben opgevoerd. Daarvoor toch zou deze raad stellig zijne toestemming niet geven. Spr. gelooft ook nu nog dat een samenvallen van toevallige omstandigheden tot zoo’n groot overschot heeft geleid. Spr. zou voorts gaarne willen dat inplaats van aan den heer Breeuwsma alleen aan den geheelen raad de cijfers van B. en W. verstrekt werden, om die dan tegenover die van den heer Breeuwsma te kunnen leggen. Spr. hoopt dat B. en W. dan zullen geven een vooi- stelling van zaken, zoo doorzichtig, dat zij den leden in staat stelt zich een oordeel te vormen over het geheele financieele beleid van het college. De heer Kiezebrink zou ten opzichte der buitengewone uitgaven verschil willen maken tusschen productieve en niet productieve buitengewone uitgaven en voor de laatste niet willen leenen, als een overschot op den dienst directe betaling toeiaat. De heer Breeuwsma ziet geen verschil in den toestand van nu en die in December, toen de heer Dokkum zijne bezwa ren uiteenzette inzake de taktiek van B. en W. De algemeeue bezwaren van den heer Dokkum onderschreef spr. toen; Ook in Maart toen B. en W. met dergelijke voorstellen kwamen, heeft de heer Dokkum nog gezegd, dat hij niet begreep dat B. en W. nog den moed hadden met soortgelijke voorstellen ter tafel te komen. De raad is toen daarmee toch accoord gegaan, maar de heer Dokkum heeft toen gezegd dat hij deze taktiek niet langer wenschte goed te keuren, juist de overschotten die nu aan het licht komen, zouden den heer Dokkum aanleiding moeten zijn nu niet met B. en W. mee te gaan. Men steekt nu B. en W. een hart onder den riem inzake hun politiek. Spr. gelooft niet dat B. en W. hun politiek zullen wijzigen, de vast gestelde factor zal geen kleiner overschot geven dan over 1924 het geval was, de inspecteur raamde immers toen een ontvangst van f 400.000 H. O. bij een factor van 2.24 en als de raadsleden dit nagaan dan zullen zij met mij eens zijn dat ook nu weer een groot overschot wordt gekweekt. Daarom is er geen andere weg, dan dat de raad dergelijke voorstellen niet goedkeurt, om daardoor tot een zuiver overschot te komen. De heer Blok: Ais men voor improductieve uitgaven leent verhoogt men de lastep der gemeente en maakt men haar finan cieele toestand ongunstiger. Het is dan maar beter verbeteringen niet uit te voeren en te wachten tot men ze uit de gewone dienst kan betalen, inplaats van voor jaren lasten op de ge meente te leggen. Als men hiervoor leent, volgt men een zeer onverstandige politiek. Als in een gewone huishouding er een een jaar is dat het er wat aanzit, veroorlooft men zich bepaalde uitgaven, die men anders niet zou doen. Nu men onvoorziene inkomsten heeft ’t is geen opzet dat er zoo’n meevaller is komt het spr. voor dat men in een geheel verkeerde richting gaat als men hiervoor leent. De heer Dokkum heeft destijds gezegd dat men in het zakenleven in een voordeelig jaar zich andere uitgaven veroor looft dan in een jaar, als het er niet aan zit. Welnu, iets soort gelijks is hier het geval. Destijds in December stonden spr. noch de cijfers van den nieuwen factor, noch die betreffende het overschot ten dienste, nu is dit wel het geval en kan hij op grond daarvan wel meegaan met het voorstel van B. en W. De heer Breeuwsma denkt dat B. en W. stelselmatig de H. O. opvoeren om over een zoo ruim mogelijk kapitaal te beschikken, terwijl spr. op dit oogenblik nog vertrouwt dat dit overschot niet met voorbedachten rade is opgeschroefd, doch een ipee- vailer is zooals in elke administratie voorkomt. Omdat spr. dus een rem op het beleid van B. en W. op dit oogenblik niet noodig acht en vertrouwt dat B. en W. in dezen zooveel moge lijk rekening zullen houden met den wenschen van den raad, zal spr. meegaan met het voorstel van B. en W. De Voorz. zegt dat de heer Breeuwsma uitgenoodigd was in B. en W. te komen omdat hij verschilde van meening met B. en W. Er is volstrekt geen bezwaar om de cijfers, welke aan den heer Breeuwsma meegedeeld worden, ook aan den raad over te leggen. Gestemd wordt over het voorstel-Smeding om de gelden voor de restauratie van het stadhuis niet uit den gewonen dienst te betalen doch er voor te leenen'. Voor de leden De Wolf, Smeding, Breeuwsma, Sijtema en De Groot; tegen de leden: Van der Meulen, Potma, Hoekstra, Zuiderbaan, Put, Dokkum, Boeijenga, Lampe, Kiezebrink en Blok. Dit voorstel is dus verworpen met 105 st. Z. h. s. wordt het voorstel van B. en W. alsnu aangenomen. Punt IV. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot af- en overschrijving op uitgaafposten der gemeente begroting voor 1924, waartoe bij de begrooting zelve machtiging is verleend. (Dossierno. X 07.352.11(10), bijl. 59). Z. h. s. aangenomen als voorgesteld. Punt V. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot buitengewone aflossing van het restant der 0 en 7 leerlingen 1920 en tot het aangaan van een nieuwe 5 leening, groot f389.000.-(Dossierno. X 07.352.71(13); bijl. 60). B. en W. adviseeren: Bij raadsbesluit van 1 Maart 1920, no. 1, werd ten laste der gemeente aangegaan een 6 leening, groot f210.000, teneinde uit de opbrengst daarvan te bestrijden de kosten van diverse buitengewone werken. Nog in den loop van hetzelfde jaar (raadsbesluiten 1 en 20 November 1920, nos. 23 en 1) sloot de gemeente een nieuwe, ditmaal 7 leening, groot f250.000, ter bestrij ding van de kosten van electrificatie der gemeente. Dat de gemeente genoodzaakt was, deze leerlingen tegen zoo hoogen rentevoet aan te gaan, was een gevolg van de zware eischen, die toentertijd algemeen aan de geld markt gesteld werden. JftiÜ «aa «w- gid. fe>5 avv Üjdtn Sinsie» 30 »S. IwU ïén hsinA. veet «f U gelegd, die spr. gevraagd had, dan had men zich een duidelijk beeld over de factor kunnen vormen. Misschien was men dan tot overeenstemming gekomen, maar misschien was ook ge bleken dat de aangenomen factor aan den hoogen kant is. Spr. is door het onderhoud met den secretaris versterkt in zijn vermoeden, dat overschotten gekweekt worden tot bedragen, die spr. te hoog zijn en lager kunnen en dat vermoeden steunt niet alleen op raming doch op cijfers. Juist om deze reden heeft het onderhoud geen bevredigend resultaat gehad. Spr. vindt het jammer dat de raadsleden niet in de gelegenheid ge steld worden door verstrekking der cijfers zich een oordeel te vormen over wat precies aan H. O. binnenkomt, op tienduizen den guldens na weten zij dat nu niet. Ook spr. wil geen factor, welke kansspel zou zijn, het vermenigvuidigingscijfer moet be hoorlijk waarborgen de ontvangst van de H. O. post, zooals die bij de begrooting is geraamd. Maar waar hier bij de behan deling der begrooting cultureele belangen dezer gemeente syste matisch in den druk zijn gebracht onder ’t motief dat de belas ting omlaag moet, en men nu weer op alles tracht te bezuini gen, welke bezuiniging slechts enkele duizenden oplevert, ter wijl spr. ziet dat aan den anderen kant de belasting met tien duizenden guldens te veel uit de zakken der burgerij wordt ge klopt, wil spr. aan zoo’n politiek niet langer meewerken. Spr. is er niet tegen dat de H. O. een f 25.000 a f 30.000 boven de raming uitkomt, maar wil niet daarboven gaan. Nu het huidige systeem eenige jaren gewerkt heeft, meent spr. dat men vol doende nauwkeurig kan ramen om de factor en daarmede de belasting naar omlaag te krijgen. De heer S ij t e m a zegt dat het onderhoud van den secre taris met den heer Breeuwsma plaats had toen de eerste nog meende dat de, factor 2.12 moest worden; hij, de secretaris, vond die zelfs nog te laag. Het feit dat hij de zaak den heer Breeuwsma niet duidelijk kon maken, wettigt dus nog niet de onderstelling dat de heer Breeuwsma het aan het verkeerde eind zou hebben. De V o o r'z. verklaart zich nog eens bereid in B, en W. met den heer Breeuwsma te overleggen en de cijfers naast elkander te leggen. Spr. had in de vorige vergadering de cijfers niet. De heer Kiezebrink heeft er bezwaar tegen, dat de heer Breeuwsma zegt dat den belastingbetalers de belasting bij tienduizenden te veel uit de zakken wordt geklopt. De heer Breeuwsma weet toch dat de f50.000 overschot over 1924 niet uit één belastingjaar komt, doch mede bestaat uit overschotten uit vroegere jaren door "navordering enz. Men kan absoluut niet spreken van een overschot van tienduizenden guldens uit één belastingjaar. Elk jaar moet men hier de H. O. post ramen en spr. geeft de verzekering dat dit zoo serieus mogelijk ge schiedt. De heer Breeuwsma .gelooft ook niet dat de heer Kie zebrink begrijpt hoe men tot de berekening der inkomsten belasting komt. Het is juist dat de opbrengst van het belasting bedrag niet is alleen het resultaat van de laatste factor, neen er zit inderdaad ook in een bedrag voor navordering; maar dat blijft zoo ten eeuwigen dage. De afwikkeling der rijksbelasting is nu eenmaal zoo geregeld en de redeneering van den heer Kiezebrink zou opgaan als binnen de grenzen van een belas tingjaar alle'aanslagen vastgesteld waren en alle navorderingen jtadden plaats gehad, maar dat kan nu eenmaal niet. Een onder zoek van den accountantsdienst kan zooveel vertraging bren gen dat alle aanslagen niet binnen kunnen zijn; over drie jaar terug kan immers nog navordering geschieden. Dat is bij spr. juist de eenigste zwakke plek die in de factor zit, als die er niet was behoefde men bij de raming geen f 1000 mis te zijn, en juist dat wordt de laatste jaren beter en beter, zoo- dat men voor ieder jaar voor dit onzekere cijfer wel vaste be dragen aannemen kan. 1 De heer Kiezebrink zegt dat vaststaat dat er een be langrijke achterstand was uit voorgaande jaren bij de rijks- belastingdienst en ook de economische toestanden aanleiding gaven tot na-ontvangst van groote bedragen. Misschien wordt de toestand nu wat meer stabiel, maar juist die feiten kunnen meewerken tot hooge overschotten. Waar de economische toe stand er nog niet beter op wordt, moet men overigens voor zichtig zijn met,de raming. De Voorz. stelt voor terug te keeren tot de zaak waarom het hier gaat, de begrootingswijziging. De heer Smeding zegt dat f 10.000 voor het stadhuis uit de gewone middelen is betaald. Spr. meent dat het nageslacht daarahn wel meebetalen kan en stelt voor hiervoor te leenen. De Voorz. leest wat de memorie van toelichting over deze post zegt nl. Volgno. 179b. Bij raadsbesluit van 2 Februari 1925, no. 14a, werd op de gemeen’ebegrooting voor 1925 onder volg no. 493a een bedrag uitgetrokken voor restauratie van het stadhuis, groot f 9000.Dit bedrag is bij raadsbesluit van 2 Maart 1925, no. 13, verhoogd met f5.500.—, in verband met de voorgenomen inrichting van de onder het stadhuis aanwezige ruimte tot een brand- en vochtvrije archiefbewaarplaats en uitvoering van de verdere restau ratie van het stadhuis (trappenhuis en vestibule). In de toelichtingen, behoorende bij de genoemde besluiten, is gezegd, dat voor dekking van de geraamde uitgaven aan vankelijk de opbrengst eener leening werd aangewezen. De desbetreffende mededeeling werd gevolgd door deze woorden: „Wanneer mocht blijken, dat de rekening over 1924 zoo danige gunstige resultaten opleverde, dat een saldo van eenige beteekenis naar den dienst van 1925 zou kunnen worden overgebracht, of dat de rekening over 1925 zelf meevallers van belang bracht, dan zou hierin, voorzooveei mogelijk, de dekking van de evenbedoelde bedragen ge zocht moeten worden.” Het blijkt thans, dat de rekening over 1924 inderdaad gunstige resultaten zal opleveren Wij vinden hierin aan leiding, voor te stellen, een gedeelte der totale kosten van restauratie ten beloope van f 10.000.uit den gewonen dienst 1924 te betalen. Voorzoover wij thans kunnen overzien zal de gemeente- rekening na het uitgeven der genoemde f 10.000. een batig saldo opleveren van 45 a 50 duizend gulden. Spr. zegt dat gezien het feit dat de rekening 1924 meevalt, B. en W. voorstellen deze post nu uit de gewone dienst te betalen. Als men voor al deze kleine bedragen leent, krijgt men toch rente en aflossing op korte termijn, welke volgende jaren toch belast; er blijft overigens nog een goed batig saldo over. De heer Breeuwsma acht praktisch gesproken de ge dachtengang Van B. en W. logisch, als zij vinden dat bij dit groote overschot een dergelijk bedrag wel uit de gewone dienst kan betaald, maar spr. zal tegenstemmen omdat de raad B. en W. dan steunt in de poging de overschotten zoo groot te doen zijn als maar eenigszins mogelijk is. Er is hier over 1924 f 68.000 meer opgebracht dan geraamd, immers de H. O. was uitgetrok ken op f361.000 en B. en W. deelden mee dat ontvangen was f 429.000. De Secretaris de heer B i j 1 s m a zegt dat het een groot verschil maakt of iets tusschen 1 Januari 1924 en 1 Januari 1925 ontvangen is, dan wel of het ook in den dienst 1924 verant woord is. De heer Breeuwsma: Zoo blijven wij aan het draaien. dus moest dekking gezocht voor f 72.000 en die dekking kon verkregen door verhooging der ontvang sten, o. a. die der H. O. met f25.300. Het is niet te doen om de H. O. post te brengen op wat zij opbracht, doch alleen om hoogere uitgaven te dekken. De heer Sijtema: Maar zoo is er moeilijk een overzicht te krijgen wat de H. O. werkelijk opbrengt. Spr. dacht dat een begrootingspost nooit veranderd kon zonder machtiging van den raad. De Voorz.: Alleen voor uitgaafposten geldt dat, zonder machtiging van den raad mag niet meer uitgegeven worden dan geraamd is, maar wel mogen hoogere ontvangsten zonder machtiging van den raad ontvangen. De H. O. post is altijd een raming, dat hebben we deze week nog betoogd, en zoo’n raming kan mee- of tegenvallen, ook doordat bv. er zich menschen in de gemeente vestigen of er uitgaan of anderen hooger aangeslagen worden dan volgens eigen aangifte enz. De Leeuwarder Courant schreef dat de gemeente wel f72000 meer ontvangen had dan geraamd is, maar dat klopt niet; van de daarin meegerekende winst voor de gasfabriek moet bv. 40 voor het bedrijf af. Later in de rekening krijgt men eerst het zuiver batig saldo, waarin ook de meer-opbrengst van de H. O .is verrekend. Nu verantwoordt men van de hoogere ont vangsten slechts zooveel als noodig is om de hoogere uitgaven te dekken. De heer S ij t e m a wil wel bekennen dat déze zaak ook met de wijzigingen van de kapitaaldienst hem niet duidelijk is. Spr. wijst er nog eens op, dat het verschil tusschen de werkelijke ontvangsten op de post H. O. en de raming nu niet geheel verantwoord is. Spr. ziet in de voorstellen ook, dat voor de post restauratie van het stadhuis f 10.000 naar de kapitaaldienst is gebracht, dat wil dus zeggen dat die uit de gewone dienst De Voor z.: Omdat we een groot batig saldo hebben, kwam het ons gewenscht voor dit bedrag uit de dienst 1924 te betalen. De heer Sijtema: En in nr. 424 zie ik dat de winst van de gasfabriek geheel op de kapitaaldienst wordt gebracht, nl. f 31.354.74'/2. De Secretaris de heer B ij 1 s m a: De winst voor de ge meente (f 17.707.64) is onder volgno. 118 verantwoord en 40 van de winst blijft voor het bedrijf. De bijdrage aan de kapitaal dienst is noodig om de kosten van uitbreiding van het bedrijf te dekken. Dit staat in de toelichting. Sedert 1919 wordt dit systeem hier gevolgd. De heer Sijtema: Dus hiervoor wordt niét geleend, doch ook die uitgave wordt gedekt uit de gewone dienst. Men zou ze toch gevoeglijk over eenige jaren kunnen verdeelen. De Voorz.: Het is beter voor de gasfabriek niet al te veel te leenen. Alen weet nooit of bv. eenigerlei uitvinding op elec- triciteitsgebied het gasbedrijf niet zal verpletteren. Sedert een aantal jaren volgen we nu dit systeem. De heer Breeuwsma wilde niet terugtreden in de dis cussie van Maandag jl„ doch de Voorz. roerde de kwestie van den H. O. zelf bij den aanvang der discussie aan. De Voorz. heeft Maandag gezegd dat de vaststelling van den factor zoo moeilijk was, spr. ontkent niet dat een deel van de cijfers welke men behoeft, een raming blijft, maar men beschikt toch ook over een deel dat werkelijk volledig bekend is. Door bemiddeling van B. en W. heeft Spr. nu van den gemeente-ontvanger de cijfers ontvangen, welke hij de vorige keer vroeg en welke bekend waren. Zoo weet hij nu dat in Januari van het rijk is ontvangen i/10 van de raming 1924/25 f36.970.06 in Februari -37.135.89 in Maart 32.672.92 in April i/10 opbrengst 1923/24 -46.060.16. Alleen ontbrak hem nu het verschil tusschen de raming en °/io der werkelijke opbrengst 1924/25, dat in Augustus ver tekend wordt. Stelt men dit op eenzelfde cijfer als ’t vorige jaar gedaan f50.000) dan komt spr. tot de conclusie, dat over 1925 ontvangen wordt uit 1924/25 en vorige jaren rond f 206.000 a f 207.000. Als dit cijfer Maandag bekend gemaakt was, was het zeer gemakkelijk geweest zich een opinie over het voorstel van B. en W. te vormen. De Voorz.: De vorige keer heb ik gezegd in een vergade ring van B. en W. bereid te zijn de cijfers met den heer Breeuwsma na te gaan en spr. gelooft nog dat dit het beste is. Spr. gelooft toch dat als we nu aan het berekenen gaan, we dan toch tot verschillende resultaten zullen komen. Ook de secretaris heeft reeds getracht den heer Breeuwsma in te lichten, doch ook toen schijnt hem de kwestie nietduidelijk I geweest te zijn. En daarom hoopt spr. den heer Breeuwsma binnenkort uit te noodigen om eens in B. en W. te komen om de cijfers eens naast elkaar te leggen, dan gelooft spr. dat men elkaar beter zal begrijpen als deze week. De heer Breeuwsma zou er veel meer voor gevoeld heb ben dat zoo’n samenspreking had plaats gevonden voor de factor was vastgesteld. Als B. en W. de cijfers hadden over-

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1925 | | pagina 1