II
1
KWATÏA^
iOS
8^7,
&sggga 2000 fit.
MI55ÖLANCHE
LI»
r
VOLLE-MELK-REEP
Beter dan Goed: DE BESTE
'?~rnrwM2iiMBMBii«aumi i hhu 11 nlih i.r lit."t .will.. jnijrLirrjB
200 150 SMi’ÏÏÏiS
HEEREN-eh
KINDERKLEEDING
75 ÏÏ.T.ÏÏ 50
Utiiciëei gedeelte.
NIEUWSTIJDINGEN.
Iffltliil Oigm in iMNiti link-
Vünahgnt
EEN PRACHT
i 7 L,
o/fieuujstegenre’s in
stoffen
voor
KLEEDING
NAAR MAAT.
42eJAARMIS
Z ATERD AG'2O:M A ART IB2B
Eerst* Blad
souvereiniteit op de Schelde
2
f»
i
gld.
••n
op de Schelde geheel vrij zal worden, zoo-
dat Nederland alle recht van controle op
binnenkomende schepen’ ’t recht van be-
slagleggen e. d. zou verliezen. Bovendien
zou de Schelde vrij worden voor Belgische
oorlogsschepen, wat in oorlogstijd natuur
lijk den vijand het recht geven zou Bel-
Als Spreker thans alles resumeert komt
hij| tot de slotsom dat ’t voorgestelde ver-
bij levens*
invaliditeit.
LM*
Abonnementper jaar f 2.50 fr. p.
post f 3.60.
Advertentiën9 ct. p. regel. Inge
zonden mededeellngen hooger, bij
Abonnement belangrijke korting
Advertentiën worden tevens gratis ge
plaatst in de SNEEKER COURANT
DnriDAGI m VBUDAGBATGMDB
UHpvefs
Brandenburgh Co.,
Bnwx Wat#*® N&o 150.
Gymnasium te Sneek.
Gistermiddag hield dr. G. van Hoorn, lector
in de Archaeologie aan de Rijks Universiteiten
te Utrecht en Groningen voor docenten en leer
lingen van het Gymnasium zijn 2e lezing over
Oud-Qriekenland en zijn cultuur. Behalve het
college van curatoren en leden van het Ge
meentebestuur van Sneek hadden zoowel ouders
van gymnasiasten als oud-leerlingen en verdere
belangstellenden van de gelegenheid tot bijwo
ning dezer openbare „les in kunstgeschiedenis”
in ruime mate gebruik gemaakt. In de zoodoen
de goed bezette groote zaal van ’t Gerechtsge
bouw aan de Marktstraat gaf de spreker aan de
hand van lichtbeelden een overzicht van diverse
geographische punten, waarvan in den een of
anderen vorm op Grieksche kunst of religie in
vloed was uitgegaan. Behalve de aardrijkskun
dige oorsprong van de voorstelling van de rivier
de Styx in de onderwereld en enkele situatie-
opnamen in ’t gebied van den Laconischen Tay-
getos waren ’t vooral de gezichten op het Vul-
canische Thera (thans Santorino) en de vermoe
delijke bakermat der Grieksche lijnstrengheid in
bouwkunst (Aegina), die bijzondere attentie ge
noten.
Na een korte chronologische inleiding inzake
dateering der oudere Grieksche kunstvoort
brengselen aan de hand der vaststaande Aegyp-
tische gegevens te dier zake, volgde demon
stratie van een saussière uit den bronstijd van
Noord-Grieksche herkomst, zooals ’t Louvre te
Parijs er een geheel gouden bezit, en, in samen
hang staand met de Midden-Europeesche cul
tuur, uit kort na 3000 v .Chr. moet dagteekenen.
Wonderlijk deed aan spr.’s mededeeling aan
gaande het gebruik van den „pithos” (leemen
werden de onderhandelingen afgebroken.
Voor Nederland bestond daartegen geen
enkel bezwaar. Wij hadden geen herzie
ning van ’t tractaat van 1839 gezocht en
de belangen waren vrijwel geheel aan Bel
gische zijde.
In België is men dat ook gaan inzien en
in Augustus 1924 werd geprobeerd de on
derhandelingen weer op te nemen, met ’t
gevolg, dat in April 1925 door de beide
ministers van buitenlandsche zaken van
België en Nederland een voorloopig verdrag
werd geteekend, dat aan de parlementen
der beide landen ter goedkeuring zou wor
den voorgelegd.
Waar dat verdrag voor Nederland groote
nationale bezwaren meebrengt wil spr. de
verschillende onderdeden ervan nader on
der de oogen zien.
A. De Schelde.
Tot nu toe was regel dat de Nederl. re-
geering zorgde voor bebakening en beton-
ning.
De geul, die bijl vloed voor schepen met
10 M. diepgang bevaarbaar was, is lastig
op diepte te houden door de vele verzan
dingen. Er werd dus geregeld gebaggerd,
waarvoor de Nederl. Waterstaatsdienst volle
medewerking verleende, doch de kosten
werden door België betaald.
Het nieuwe verdrag nu wil dat Neder
land alle werken zal uitvoeren en betalen
en daarbij zal er voor moeten worden ge
zorgd dat de Schelde steeds voor groote
zeeschepen bevaarbaar blijft.
Waar dat in de toekomst, bij de steeds
grootere afmetingen der zeeschepen toe zal
leiden is met geen mogelijkheid te zeggen.
Waar ’t hier uitsluitend ’t belang van
Antwerpen geldt en Nederlandsche belan
gen b.v. die der aangrenzende polders
zelfs gevaar kunnen loopen, daar kan er
geen reden voor zijn onze belastingpennin-
gen daarvoor op te vorderen.
België zal zelve dienen te betalen, wat
’t voor z’n zeehaven noodig acht.
Wat ’t beheer der Schelde betreft: dat zal
worden opgedragen aan ’n commissie,
waarin 2 Belgen, 2 Nederlanders en een
buitenstaander zitting hebben; een stand
punt dat door Nederland nooit kan worden
aanvaard, omdat die comm. in ’t souvereine
recht van Nederland zou treden.
Verder willen de Belgen dat ’t verkeer
bij vullM m
«ijavingar.
'BanHeHHeHHHHHAWei
GOUKE FEENSTRA,
dienstplichtige der lichting 1926, met in
gang van 6 April 1926 voor één jaar vrij
stelling van den dienstplicht is verleend we
gens kostwinnerschap.
Tegen deze uitspraak kan binnen 10 da
ggen beroep worden ingesteld.
Sneek, den 19 Maart 1926.
Het verdrag NederlandBelgië.
In Amicitia werd Woensdagavond een
vergadering gehouden van ’t Provinciaal
Comité van Actie tot wijziging van ’t ver
drag met België.
Voorzitter was de heer B. Hartelust, die
een kort inleidend woord sprak.
Spreker van den avond was ds. G. W.
Melchers van Warga, lid van ’t Prov.
Comité.
Spr. begon met er op te wijzen hoe de
Nederlander in ’t algemeen weinig .belang
stelt in de buitenlandsche politiek en daar
door ook weinig op de hoogte is van de
verhouding van Nederland tegenover de om
ringende landen. Allereerst is dus een uit
eenzetting van de verhouding tot België
noodig.
Spr begint met de positie van Antwerpen
als haven té schilderen, waarbij blijkt dat
Antwerpen een zeer belangrijke haven is,
die met Rotterdam en Hamburg op één lijn
staat. Boven Rotterdam, dat meer ’t massa-
vervoer heeft (ertsen, granen, enz.) heeft
Antwerpen voor, dat ’t vooral stukgoederen
vervoert, die aan meer handen werk geven,
dan ’t meer machinale bedrijf te Rotterdam.
De regeling omtrent het verkeer naar
Antwerpen over de Westerschelde dateert
van ’t tractaat van 1839 en België heeft in
geen enkel opzicht reden gehad zich te be
klagen over de wijze, waarop Nederland de
bepalingen van dat tractaat heeft uitge
voerd.
Het einde van den oorlog echter gaf Bel
gië aanleiding een nieuwe regeling te vra
gen. Het voelde zich sterk, als deel van het
overwinnende bondgenootschap en ’t eischte
(11 Febr. 1919) de volstrekte souvereiniteit
over de Westerschelde en ’t Gent-Schelde-
kanaal, benevens ’n waterweg van Antwer
pen naar den Rijn, welke geheel ook voor
zoover ze over Nederlamdsch gebied liep
onderworpen zou zijn aan de Belgische
souvereiniteit.
’t Was in de tijd, dat in België een „Co
mité de politique national” een scherpe actie
voerde voor toevoeging van ons Zuid-Lim-
burg aan België.
Terecht wees de Nederlandsche regeering
elke gebiedsafstand af en Wilson en Lloyd
George stonden daarbij aan haar zijde.
’t Zou ook al te dwaas zijn geweest, dat
de machten die pas hadden gestreden voor
't recht der kleine naties, nu aan een andere
kleine natie een stuk grond zouden ontne
men.
De Opperste Raad der geallieerden ging
dan ook niet verder dan een herziening van
t tractaat van 1839, met medewerking van
Nederland, noodzakelijk te verklaren.
In Mei 1919 had daarop in Parijs een con
ferentie plaats tusschen de geallieerden en
Nederland, waarbij België ’n kanaal van
Antwerpen naar den Moerdijk vroeg en
servituten op Zeeuwsch-Vlaanderen en Z.-
Limburg.
Ook dit gevaar wist minister Van Karne-
beek af te wenden. De mogendheden wil
den niet met België meegaan, dat Neder
land behandelen wilde als een overwonnen
mogendheid. Besloten werd tot oplossing
van ’t vraagstuk ’n commissie te benoemen,
waarin behalve België en Nederland verte
genwoordigd waren Engeland, Frankrijk,
Italië, Ver. Staten en Japan, welker voor
stellen niet mochten meebrengen de
overdracht van grond of servituten daarop.
Terecht kon de heer van Karnebeek
daarop in de Kamer ve rklaren, dat „de be
dreiging, die uit ’t naburige land opkwam,
terzijde was gesteld”. Wel had hij zeer
groote tegemoetkoming aan den dag gelegd
inzake Scheldebeheer en Belgische uitwe
gen.
Maar tot ’n uitgedragen zaak kwam het
niet, doordat België bij de verdere onder
handelingen in 1920 met nieuwe, strakke
eischen kwam betreffende souvereiniteit
over de Wielingen. Toen ’t daarin zijn zin
niet kon krijgen trok België zich terug en
Ge demonstreert Uw bevoegdheid
te oordeelen over kwaliteit als
ge zegt
GeefJJf/J maar:
VRIJSTELLING DIENSTPLICHT.
De BURGEMEESTER van SNEEK brengt
ter algemeene kennis, dat van heden af ter
secretarie 2e afd. ter inzage ligt, de be
schikking van den Minister van Oorlog van
16 Maart 1926 Vlle afd. No. 165 V waarbij
aan
offers, die in ’t verdrag van Nederland wor
den gevraagd!
En daarom zegt Spr. zou ’t niet te verde
digen zijp, als terwille van de goede buur
schap onze belastingpenningen zouden wor
den gebruikt voor Belgische belangen.
Tenslotte ziet spr. de vraag onder de
oogen, wat er gebeuren zou als de Staten-
Generaal ’t verdrag verwierpen.
Wat ons land betreft: de regeling van
1839 voldoet voor ons best; wij zouden
geen reden hebben er op terug te komen.
Wat België betreft: ongetwijfeld zou ’t
daar groote teleurstelling wekken. Maar,
vraagt Spr., zou ’t internationale verwik
kelingen meebrengen? Spr. meent dat daar
voor geen enkele reden kan zijn.
België zal ontstemd zijn. Welnu, ’t kan
op de zaak terugkomen. Maar die zal dan
op andere wijze behandeld dienen te wor
den, waarbij de vraag vooropgesteld dient:
Wat biedt ge ons in ruil?
Nog wil Spr. een misvatting recht zetten.
Er zijn er die meenen dat ’t hier uitsluitend
het belang van ’t Rotterdamsche groot
kapitaal geldt, maar dat is niet ’t geval,
’t Betreft hier een groot nationaal belang.
De bloei van Rotterdam als invoerhaven be-
teekent een groot belang voor ons heele
land; ook al b.v. doordat Nederland allerlei
artikelen, die Rotterdam thans voor heel ’t
achterliggende vaste land verhandelt, zelf
door de groote kwantums veel billijker
kan inkoopen dan alleen voor eigen behoefte
mogelijik zou zijn.
’t Doel van de actie tegen ’t verdrag is
niet, op kleingeestige wijze de bloei der
Belgische steden te benadeelen, maar wij
mogen geen lasten op ons nemen, waartoe
wij niet verplicht zijn en waarvan anderen
de vruchten plukken.
Als België zijn toegangsweg naar Ant
werpen wil verbeteren goed: maar laat het
zulks dan zelf betalen zooals wij steeds miL
lioenen hebben betaald om onze Rijn in orde
te houden!”
Van de gelegenheid tot ’t stellen van vra
gen werd door niemand gebruik gemaakt,
waarna de Voorz. den Spreker dankte voor
zijn uiteenzetting en mededeelde, dat be
langstellenden de brochure door ’t Comité
uitgegeven gratis kunnen bekomen bij; den
heer A. Postma, Grootzand, bij wien tevens
bijdragen voor de te voeren actie kunnen
worden ingezonden.
H gld. bij tir le»
•9 van Mn «Inge*
derlandsche belang in, zoodat ons rechts
gevoel er door beleedigd wordt.
B. ’t Moerdijk-kanaal.
't Verdrag geeft België echter meer dan
de Schelde alleen, ’t Vaarwater van den
Rijn af via Dordrecht en ’t kanaal van Zuid-
Beveland is geen ideale waterweg naar
Antwerpen, maar ze voldoet ten volle aan
de eischen in ’t verdrag van 1839 ten dezen
gesteld.
De Nederlandsche regeering heeft hier
steeds haar plicht gedaan, al hebben spe
ciaal de sluizen te Hansweert en Wemel-
dinge millioenen verslonden.
Thans echter eischt België een recht-
streeksch kanaal van Antwerpen naar den
Moerdijk van ’n afmeting zooals nergens
ter wereld wordt gevonden. Drie Rijlnaken
van de grootste afmeting (tot nu toe 4000
ton) zouden elkaar ongehinderd moeten
kunnen passeeren. Een dergelijk kanaal wil
men met de duidelijke bedoeling ’t Rijn-
verkeer van Rotterdam af te tappen naar
Antwerpen. En Nederland zou aan dat
kanaal nog moeten meebetalen ook!
Tegenover al deze nadeelen voor Neder
land staat geen enkel voordeel! ’t Is slechts
een toegeven aan een eisch van België,
welke het met geen schijn van recht kan
stellen.
C. De kanalen door Limburg.
Alsof dit alles nog niet genoeg is eischt
het Verdrag nog een tweede kanaal naar
nu toe vrij waren;
3e. het verkeer op de Schelde vrij wil
laten, zoodat ons politie-toezicht vervalt en
wij bij een eventueele oorlog in moeilijk
heden kunnen komen;
4e. de loodsgelden regelt op ’n wijze,
die onbillijk en schadelijk is voor Neder
land;
5e. voor Terneuzen niets doet;
6e. kanalen AntwerpenMoerdijk en
AntwerpenRuhrort vraagt, waartoe Ne
derland niet verplicht is, en welke kanalen
slechts nadeelig kunnen zijn voor de Ne
derlandsche havens, en die zeer geweldige
finantieele offers zullen eischen, terwijl voor
verbetering van scheepvaartwegen hier te
lande (Lemmer-Groningen, en ’t Merwede-
kanaal b.v.) geen geld beschikbaar is.
Als we al die dingen naast elkaar zetten,
zegt Spr. is er dan nog iemand, die zou dur
ven beweren dat we, alleen ter wille van
de goede buurschap, dit Verdrag moeten
aanvaarden? Neen, zegt Spr., dat zou niet
verantwoord zijn, en wat die goede buur
schap betreft: de uitingen in de Belgische
pers in verband met dit verdrag geven van
die goede buurschap van Belgische zijde
niet zoo’n schitterende indruk. Men springt
er met de politieke positie van ons land,
dat toch ’n onafhankelijke staat is, dat zelf
de beslissingen over z’n rivieren zal dienen
te behouden, om als ’n jongen men z’n knik
kers! Men heeft in België geen kijk op de
den Rijn, n.l. van Antwerpen naar Ruhrort,’
welk kanaal ter hoogte van Venlo onze pro
vincie Limburg zou snijden.
Een dergelijk kanaal was in 1813 aan
België toegezegd, doch ’t heeft later zelf
daarvoor in de plaats een spoorweg langs ’t
zelfde traject gekozen. Thans wil men ’t
gische sche”pen op de Schelde te achtervol- kanaal aanleggen, ook op groote breedte,!
gen en ons heel licht in internationale ver- om daarmee een deel van ’t Rijnverkeer via
wikkelingen kan betrekken. dien weg naar Antwerpen te leiden. Een
Eindelijk wordt wat de beloodsing van kanaal dus weer, dat voor Nederland slechts
schepen betreft in ’t verdrag weer uitslui- ernstige gevolgen kan hebben en waarvan
tend rekening gehouden met de Belgische ook Nederland weer een deel der kosten
belangen, terwijl met de belangen van de zou hebben te betalen.
Nederlandsche haven Terneuzen, die sedert
den oorlog door Belgische willekeur een
groot deel van haar beteekenis als in- en drag:
uitvoerhaven voor België en Noord-Frank- le. onze
rijk verloor, geen rekening werd gehouden, prijs geeft;
Zoo ademen al de bepalingen den geest 2e. ons laat mee betalen aan de verbe-
van ’t Belgische belang, vaak tegen ’t Ne- teringen van de Schelde, waarvan wij tot
en
F1
k I
si&xt
T11E0D0RU5
H1EUWE SIEEEER COÜEASI
nnax SHEERER COURANT an WYMBRITSERADEEL
- r-i—-T,- <u
al
iims^
ii