H
Mil Olim in ImnH Sink
Tandifat
De profeet Ezechiël.
NIEUWSTIJDINGEN.
200 150
2000
ZATERDAG IB OCTOBER IBM
43a JAAR8AH0
Abonnementper jaar f 2,50 fr. p
post f 3.60.
AdvertentlënQ Jet. p. regel. Inge
zonden mededeellngen hooger, bij
Abonnement belangrijke korting
Advertentlën worden tevens gratis ge-
plaatst in de SNEEKER COURANT
□IJSDAG! u VBWDAG8A VOJTDF
Uitgaven
Brandenburgh Co.,
Snis Teletam Bk 150.
I
De arbeid in de Nederlandsche mijnen.
De mijndirecties hebben, naar zij nieedee-
dan worden wij nooit pessimist. Onze Koning
heeft het van dood en duivel gewonnen en zal
het van de wereld winnen, de Koning ons door
Israëls üod gegeven.
Spr. sloot met dankgebed.
ondergaan. De afwijking voert ten verderve.
Zedekia breekt zijn eed aan Nebucadnezar,
diens geduld raakt uitgeput, hij slaat het beleg
voor Jeruzalem, de nood is allergruwelijkst:
vaders eten de kinderen, kinderen eten de
vaders, een afschuwelijke pest volgt; na 1>/2
jaar neemt Nebucadnezar Jeruzalem in, dat ver
woest wordt, Zedekia wordt blind gemaakt,
nadat hij zijn zonen heeft zien slachten. Het
einde dat Ezechiël met zienersblik te voren heeft
aanschouwd en aangekondigd, isgekomen. In
zielschokkende prediking heeft hij de schuld van
volk en vorst blootgelegd, in visionnaire profe
tie de waarheid als het ware handtastelijk ge
maakt. God stelt Ezechiël zelf ook als een tee-
ken, zoo bv. als Hij hem aankondigt dat Hij den
profeet z’n vrouw zal ontnemen, waarom hij
dan niet mag rouwen. Zoo geschiedt en zoo
moeten ook de ballingen zich gedragen als
Jeruzalem ondergaat. Dan zwijgt Ezechiël drie
jaar; hem wordt eerst de mond weer geopend
als Jeruzalem verwoest is.
Klaar is Gods bedoeling met dit alles. Eze
chiël, die onder de ballingen de alles meezui
gende babylonische tijdgeest moet bestrijden,
moet imponeeren, het ondankbaar werk onder
tegen God rebelleerenden mag hem niet ver
leiden tot klagen, hij moet zich daarom zonder
voorbehoud schikken naar Gods wil, Die door
hem zijn rechterlijke majesteit wil verkondigen.
Zoo moet Ezechiël het volk geven wat God hem
gaf, hij mag van zijn profetie de scherpe kant
niet afslijpen, waarvan de scherpte dan niet
voortkomt uit Ezechiëls ongevoelige natuur,
maar direct ’n uiting van Gods toorn is, waaraan
de ballingen zich hebben te onderwerpen, zoo-
als Ezechiël zich onderwerpt als hij niet om
zijn vrouw mag rouwen; een wereld van ziels-
onderwerping spreekt uit zijn: „En ik deed in
den morgenstond .gelijk mij bevolen was”.
Ziedaar een uiting van een geestelijken Sim-
son-f trouwens de naam Ezechiël beteekent ook:
„dien God sterk maakt”.
Zoo heeft de Heere Ezechiël tot een bekwaam
instrument in Zijne Hand gemaakt, maar het
was toch iets meer dan een bloot subjectieve
bekwaammaking; bij de extase waarin de pro
feet verkeert als hij Gods wil ontvangt, blijft
hij zich zelf bewust, een profeet ontvangt zijn
visioenen in wakenden toestand, maar die vi
sioenen zijn niet fantasie van het eigen brein,
de Heilige Geest daalt op Ezechiël in zulke mo
menten neer, er is een inwerking van Gods
almacht op hem, waartegenover de ontvanger
kelde cultuur van dien tijd, geen wonder dat de verschijnselen van dit ingewikkeld tijdperk
zuiverheid der religie gevaar liep, te meer, om- verbijstert en de verzoeking ons te machtig
dat men in dien tijd de strijd der volkeren zag wordt en wij den hemel vergeten om de aarde,
als een strijd van hunne góden en dus wel tot dan grijpen wij naar dit profetisch woord. Dan
de conclusie moest komen dat Babels god ster- blijven wij bewaard voor de verleiding Beëlze-
ker was dan de God van Israël. bub met Beëlzebub te willen uitdrijven, dan
Maar in die natie in ballingschap bewaart God zetten wij ons hart open voor den Vredevorst
zich een geestelijke kern en daarvoor mag Eze- van 't vredesrijk, zetten het geestelijke voorop,
chiël arbeiden, hij mag aankondigen de zegen
door loutering, want ook in ballingschap moet
dit volk Gods volk blijven. Nu legt Ezechiël al
den nadruk op het geestelijke; met de aardsche
staat valt niet het Godsrijk en vervalt evenmin
de geestelijke bestemming van Gods volk, God
blijft Zichzelf gelijk, de Heilige Israëls, de Stren-
HEm S5EEEER CODRAHT
nirax SHEERER COURANT an WYMBRITSERADEEL
Woensdagavond sprok in de Zuiderkerk over
bovengenoemd onderwerp voor het comité voor
Chr. Winterlezingen ds. Douma van Den Haag.
Na opening met gebed zeide spr. dat onder
de mannen, die God in oude tijden gebruikt
heeft voor Zijn doel, de profeten een geheel
eenige plaats innemen. Zij waren niet maar
,door den Heiligen Geest verlicht, maar spraken
u i t den Geest. Hun inspiratie omvat niet alleen
het dat, maar ook het wat en hoe van het
geen zij meedeelden.
De drijving des H. Geestes, waaruit de profe
tie opkomt, draagt een eigen karakter,
de eigen persoonlijkheid der profeten bleef, zij
werd alleen door God in Zijn dienst gesteld.
Zoo draagt de profetie der verschillende profe
ten ook een verschillend karakter, bij de een
uit ze zich in inwendige verlichting, bij den
ander in symbolischen vorm. Ezechiël is de
groote visionnaire profeet; zijn profetie maakt
eerst een wel zeer zonderlinge indruk, schijnt
buiten de werkelijkheid te liggen, de Talmud
veroorloofde dan ook alleen ettelijke deelen
dezer profetie te lezen aan hen, die ouder dan
dertig jaar waren. Vruchtbaar voor het rechte
begrip van de Heilige Schrift is het daarom na
te gaan wat de Heere met en door Ezechiël
gedaan heeft.
Velg«na vaorwMrdan •vaiMngakamiin mat da H«llandaob« AI|«M«ens Varaa-
karlaga-Baak fla SekiaSaai anaa Abanni’a vanakard tegan engalakkan «aas
totdat zij werden opgepikt door den Duit-
schen trawler „Grimm”, die van Cuxhaven
op weg naar Ijsland was.
De jongen had echter te veel van uitput
ting en koude te lijden gehad en hij bezweek
ongeveer een uur nadat hij was gered, aan
boord van de „Grimrti”. De trawler zette
koers naar North Shields, waar het lijk van
den jongen naar het lijkenhuis werd ver
voerd, terwijl de schipper in het ziekenhuis
werd opgenomen.
De bemanning van de Grimm” ver
klaarde op een soort vlot, even voor zij den
schipper en den scheepsmaat oppikte, nog
andere leden der bemanning te hebben ge
zien, doch, voordat de .„Grimm” in de nabij
heid kwam, was het vlot met de schipbreu
kelingen in de diepte verdwenen.
Later wordt gemeld, dat schipper Van den
Toorn de gevolgen van de schipbreuk weer
te boven is. Zijn been is echter vermoedelijk
gebroken.
Het is gebleken, dat op de „Theodoor”
twee personen als slachtoffer zijn opgege
ven, die op deze reis niet zijn mee geweest,
n.l. de matrozen C. Plugge en L. van Zanen.
Wel zijn echter bij deze ramp verdronken de
matrozen J. Roos er waren er twee van
dezelfde naam aan boord en Dijkhui
zen, beiden uit Scheveningen afkomstig. De
vergissing is ontstaan, doordat de twee
eerstgenoemden, die de eerste reis der
„Theodoor” meemaakten, nog op de mon
sterrol voor de tweede reis voorkwamen en
dus als slachtoffer werden beschouwd.
De matroos Van Zanen was deze reis
niet mee uitgevaren omdat hij twee vingers
geblesseerd had; Plugge was thuis ge
bleven omdat hij een geschil had gehad.
Koninklijke deelneming.
De burgemeester van Vlaardingen heeft het
volgende telegram ontvangen van baron van
Geen, secretaris van de Koningin:
De berichten betreffende de ramp, die Vlaar
dingen getroffen heeft door het vergaan van de
loggers VI. 46 en VI. 213, hebben H. M. de
Koningin zeer getroffen en met oprecht leed
wezen vervuld. Hare Majesteit draagt mij op,
u te verzoeken, aan de nagelaten betrekkingen
der opvarenden, die hierbij zijn omgekomen,
Hare oprechte deelneming over te brengen.
Bijzonderheden.
Het Volk meldt nog eenige tragische bijzon
derheden over het vérÖnnken van schipper D.
Penning, den schipper van de VI. 46.
Penning gaf, toen hij bemerkte, dat er geen
redden aan was, order om de zwemvesten aan
te doen. Een kist met deze gordels was niet
te bereiken. Op het allerlaatste moment zei de
schipper: „ik ga nog even het journaal halen.”
Tot het laatste moment was hij dus bij zijn
werk. Penning verdween in de kajuit. Plotseling
drukte een geweldige grondzee de schuit naar
beneden. Allen vielen in het water en het nood
lottige toeval wilde, dat de schipper terecht
kwam bij zijn zoontje, die zich aan een luik
had vastgeklemd.
„Hou je maar goed vast, jol Ik zal het niet
meer halen. Groet moeder en je broer!”
geput door de verschrikkelijke ervaringen,
heeft schipper v. d. Toorn, die in het zie
kenhuis te North Shields liefderijk verpleegd
wordt, slechts enkele bijzonderheden kun
nen mededeelen omtrent den ondergang van
den haringlogger „Theodoor” aan de En-
gelsche Oostkust, waarbij overigens de ge-
heele bemanning,, twaalf koppen, het leven
heeft gelaten.
Na een wanhopigen strijd tegen de
woeste stormen, die den geheelen Zater
dagnacht in de Noordzee gewoed hadden,
werd de „Theodoor” Zondagmorgen, toen
zij zich ongeveer op de hoogte van Dog-
gersbank bevond lek geslagen.
De bemanning had geen anderen uitweg,
dan met de reddingsgordels om het middel,
in zee te springen, waarbij zij den schipper,
die in den nacht door een vallenden balk
aan ’t dijbeen gewond was, hulpeloos in zijn
kooi achterlieten.
Schipper v. d. Toorn slaagde er echter in
naar het nog boven water uitstekende ach
terschip te kruipen, w.aar hij met behulp
van stukken van den schoot een soort vlot
wist samen te stellen uit planken en een
harington. Met dit wrakke vlot, als zijn
eenige kans op behoud, wierp hij zich in
zee, en terwijl hij zich in de woeste golven
slechts met groote inspanning drijvende kon
houden, kwam hij in de nabijheid van den
zeventienjarigen scheepsmaat Keus. De jon
gen was volkomen uitgeput. De schipper
nam hem op zijn rug en de twee schipbreu
kelingen slaagden er in drijvende te blijven,
Dezen keer viel het me wel ontzaglijk zwaar.
Toen ik van den dienst naar huis ging, wist ik
nog niets officieel. Wel liepen er geruchten door
het dorp, maar men hoopt altijd nog. Thuis
gekomen deelde men mij mee, dat wij alle hoop
moesten laten varen: schipper Plug was aan
gespoeld.
Onderweg was ik nog een van zijn broers
tegen gekomen, die mij angstig aankeek. De
arme kerel was verheugd naar Plug’s vrouw
gesneld om haaf te vertellen, „dat dominee nog
niets had gezegd”
Maar nu moest ik er heen. De arme vrouw
liet zich op den grond vallen en gilde ais een
krankzinnige. Wéér hoefde ik niets te zeggen.
Het mensch, dat over eenigen tijd haar acht
ste kind op de wereld zal brengen, was ver
pletterd. De zeven halve weezen keken mij
schreiend aan. Ik ging maar weg, omdat ik op
dat oogenblik geen taak hier had. Als de erg
ste smart voorbij is, kom ik terug. Dan begint
mijn werk.
De weduwe v. d. Plas, wier man juist 23
jaar geleden op de groote plas is gebleven, en
wier twee zonen nu nooit weer zullen terug
komen, hief, toen ik haar kamertje binnentrad,
de armen omhoog en kermde: „O, Heer, ik
eisch toch niet veel, maar laat me m’n kinders
houden, want ik hield toch zooveel van ze!”
En toen ik bij de weduwe v. d. Oever in het
lamplicht trad, verdween ze in het donker en
ik hoorde niets anders dan de waanzinnige ge
luiden van een door smart verpletterde vrouw...
De dominee zweeg, zichtbaar onder den in
druk.
„Dergelijke ongelukken geven me zooveel te
denken. Hoe groot is de tragiek niet van den
jongen v. d. Boon. Hij was een stevige snui
ter van 18 jaar en liep werkeloos op den wal
rond, omdat hij een zwerenden duim had. Het
schip, waarmee hij anders gegaan zou zijn, was
in zee. En toen schipper Plug hem vroeg, of
hij niet met de 152 mee wilde, liep hij dade
lijk naar den dokter, om te vragen, of het goed
was. De dokter gaf hem toestemmingen het
noodlot voltrok zich.
leder jaar vallen er dooden. Is het wonder,
dat er bij dit zeevolk een zeker fatalisme
heerscht? Zij gaan naar zee, weer of geen
weer. Gevaar bestaat er voor hen niet meer.
Over eenigen maanden dragen zij hun leed met
dien eigenaardigen starren trek om den mond.
Het is een stoer volk onze kustbewoners
Te Egmond aan Zee is het strand op
sommige plaatsen eenige meters smaller ge
worden, een trap van een vacantiekolonie is
geheel verdwenen, en van de onlangs aange
brachte rietbeschoeiïng is geen spoor meer te
ontdekken.
De K W 103 vergaan?
De KW 134 die met gebroken roer en
slechts 6 kantjes haring te Ijmuiden is bin
nengekomen, is een zusterschip van de
K W 103, waardoor het vermoeden wordt
gevestigd, dat een opvarende van de Witte
Zee de KW 134 heeft aangezien voor de
KW 103. De kans op het behoud van de
KW 103 wordt nu aanmerkelijk kleiner ge
acht, ook omdat, als de KW 103 gezien was,
waar ze gerapporteerd is, ze nu reeds bin
nen had moeten zijn.
Uit het mijnbedrijf.
Na de gistermorgen gehouden vergade
ring der mijndirecteuren hebben deze, in
antwoord op den brief van de samenwer
kende rnijnwerkersbonden, den volgenden
brief aan de contact-commissie voor het
mijnbedrijf verzonden
„Wij namen kennis van den brief der
samenwerkende rnijnwerkersbonden d.d. 14
October 1926, waarin deze mededeelen de
verklaring tot wederinvoering van den 6-
uren dienst op Zaterdag te aanvaarden en
eenige daarmee ‘verband houdende wenschen
kenbaar maken. Naar aanleiding van de
opmerking der vakbonden, dat deze een
nadere toelichting der directies niet voor
hun rekening nemen, moeten wij meedeelen
dat wij de juistheid der door ons aange
voerde argumenten handhaven.
Aan den wensch, om den verkorten dienst
reeds op 1 December a.s. te laten ingaan,
zullen wij in zooverre tegemoetkomen, dat
het in ons voornemen ligt, de nieuwe re
geling in te voeren op 24 December, zoo-
dat daags voor Kerstmis 6 uren zal wor
den gewerkt en de nachtploeg dien dag
om 12 uur ’s avonds haar werk kan be
ëindigen. Uit den aard der zaak zal deze
dienstregeling dan ook gelden op Oude
jaarsdag.
De bezwaren, door den bond aangevoerd
tegen het denkbeeld om op de mijnen,
waar daartoe de mogelijkheid bestaat, den
nachtdienst Zaterdag te laten vervallen en
de arbeiders van dezen dienst in andere
ploegen te plaatsen, hebben ons niet kun
nen overtuigen dat een dergelijke regeling
ongewenscht zou zijn.
Inzonderheid uit een oogpunt van Zon
dagsheiliging zal een zoodanige oplossing
waardoor de arbeid reeds op Zaterdagavond
10 uur eindigt, aanbeveling verdienen.
Waar evenwel de bonden tot zoodanige
regeling niet wenschen mede te werken,
zullen wij deze kwestie thans laten rusten.
Tegen de aan het slot van den brief
uitgesproken wensch, om omtrent de in
voering van den 6 urendienst een bespre
king in de contact-commissie te houden,
bestaat onzerzijds geen bezwaar. Het ligt
in het voornemen, de bonden tot een zoo
danige bespreking tijdig uit te noodigen.
Tg gld. fclj wtrllex
*8 v&n «in vinger
Voor het carillon.
Bij het bestuur der Ver. v. Vreemdelin
genverkeer alhier is f 100.ingekomen van
H. M. de Koningin Moeder voor het carillon.
Gewetensgeld.
Bij den inspecteur der directe belastingen
11e afd. alhier is f 150.— gewetensgeld ont
vangen wegens te weinig betaalde belas
tingen.
schreeuwde hij Zijn kereltje toe. Toen zag het
ventje zijn vader, die zich in het zware olie
goed niet bewegen kon, in de kokende golven
verdwijnen
Penning was een zeer geziene figuur in de
visscherswereld en een uiterst bekwaam zee
man.
heeft met de ballingen.
Spreekt een Jeremia voor groote scharen, een
Ezechiël ziet zich beperkt tot kleinen kring, hij
richt zich tot het individu, heeft een herders
ambt bij uitnemendheid. De grondtoon van
dezen profeet, die inzonderheid de verheven
heerlijkheid Gods heeft aanschouwd en verkon
digd is: de heiligheid des Heeren, zijn profetie
mist het kinderlijk-naieve, teeder-vertrouwelijke
en innig-gemeenzame dat in de psalmisten zoo
boeit. Ezechiël voelt diep en verkondigt ook de
afstand tusschen den grooten God en den nie-
tigen mensch. Reeds direct daarvan getuigt het
visioen van het eerste hoofdstuk van de vier
Cherubijnen, waarmee God heeft willen laten
zien hoe Hij de wereld regeert, hoe Zijn hand
alles bestuurt, hoe de aarde vol is van Zijn
Majesteit waarop echter in het slot van het
visioen ook de herinnering aan de lieflijke
eeuwige verbondsgenade volgt. God spreekt dan
Ezechiël aan met „menschenkind”, een veroot
moedigende benaming, hem er aan herinnerend
dat ofschoon hij ontvanger is van de openba
ring Gods, hij nooit moet vergeten deel te heb
ben aan de menschelijke natuur met haar zwak
heden, een kloof blijft er tusschen God en hem;
maar bemoedigend ook is dat woord „men
schenkind”, omdat ’t zegt dat, terwijl God che
rubijnenlegers tot Zijn beschikking heeft, Hi
zich van een Adamskind bedient om Zijn schaf
de menschheid te brengen.
Als de profeten de zonden van hun tijdgenoo-
ten gingen bestraffen, daalden ze in bijzonder
heden af, een Jesaja toornde tegen de natio
nale zonde dat men niet voldoende met God
rekende, Jeremia tegen de zonde dat het volk
verzonken was in doode werken, Ezechiël tegen
de onreinheid en ontrouw van een Israël, dat
verbrast, verspeeld en verspild heeft wat God
c»Ptrvt-iIr 'ïir'h ir» rronofnltil/nn Tin rvo.J
en met z’n hoofden en geschoolde ambachts- 1 prostitueerd. Die zonde moet Ezechiël het volk
1 dat
Hoe het op zee toeging.
Aan de haven van Scheveningen sprak een
verslaggever een paar Scheveningers, die pas
binnen waren. Zij hadden het op zee meer dan
bar gehad. Zoo: waren van de Katwijk 27,
grootendeels met Scheveningers bemand, de
luiken weggeslagen. Zware zeeën stortten zich
overboord en brachten de schuit in een hache
lijke positie. Het gebeurde zelfs dat de mast
plat op het water kwam te liggen. „Hadden
we toen nog een zeetje er over heen gehad, dan
hadden we ons niet kunnen herstellen. We wa
ren vast naar den kelder gegaan”, verzekerde
hem een visschersman. „Het was zoo bar, dat
de jongens, die in de kooi lagen, ineens begon
nen te gillen. Er was een stuk water binnen ge
vlogen en als we er niet als de weerga bij ge
weest waren, waren de jongens vast verdron
ken in hun eigen kooi.”
De bemanning was drie weken op zee ge
weest.
Voor de visschersweduwen en weezen.
Naar de Tel. verneemt, is op de op initiatief
van eenige leden van de Vereeniging voor den
Effectenhandel op de Beurs te Amsterdam ge
deponeerde lijst, ter inzameling van gelden tot
steun aan de nagelaten betrekkingen van de
slachtoffers der jongste stormramp, voor pi. m.
f 2800 ingeteekend.
Wat een dominee vertelde.
In verband met de ramp, die het dorp Katwijk
heeft getroffen, heeft een verslaggever van Het
Volk een onderhoud gehad met een der Kat-
wijksche predikanten. Deze vertelde:
Het hoort tot de vreeselijkste dingen in mijn
ambt, om aan de gezinnen de Jobstijding te
brengen, zei hij. „U kunt u niet voorstellen,
wat het voor mij is, om de deurklink van zoo’n
zwaar getroffen huisje op te lichten en binnen
te stappen. Zien de ongelukkigen mij op een
ongewoon uur verschijnen, dan hoef ik dikwijls
niets meer te zeggen. Zij zinken ineen onder
luide jammerklachten, omdat zij weten, dat ik
een ongeluksbode ben. Ga ik een straat in, dan
gluren de arme menschen angstig door de rui
ten en zij slaken een zucht van verlichting, wan
neer ik hun huisje voorbij ga. Treed ik ergens
binnen, dan scholen de buren angstig en droe
vig samen, omdat ik ’s avonds nooit een goede
boodschap te brengen heb. Misschien is het
egoïsme, maar ik ben soms innig dankbaar, als
er niet dadelijk bericht over een vermist schip
komt. Dan leven de achtergeblevenen eenigen
tijd in angstige spanning en na een week of zes
gaan de luiken dicht. De hoop heeft dan het
visschershuis verlaten en de rouw is voor haar
in de plaats gekomen. Dan kan ik later gaan
troosten, maar het afschuwelijke, vaak verplet
terende bericht hoef ik niet te brengen.
Moet ik soms ’s avonds toevallig in mijn wijk
wezen, dan gaat er een siddering door de dor
pelingen en ik moet steeds al bij voorbaat ver
zekeren, dat ik geen ongelukstijding breng
ge Rechter is ook de Goede Herder (hoofdstuk
34), bovenal zal Hij de geestelijke vernieuwing
geven. Hij zal Zichzelf wegschenken aan hen,
„het steenen hart wegnemen en een vleezen hart
geven” en Israël zal in geestelijken zin her
rijzen. Van die heilvolle toekomst, tot in de
verste diepten doorzien, spreekt Ezechiël in de
laatste 8 hoofdstukken, waarin ten slotte de
geestelijke wereld wordt gerealiseerd, de idee
doorbreekt in het zichtbare: alles is verzoend
in heilige harmonie; en in een schoon visioen
van het zuivere vierkant, die harmonie sym-
boliseerend, eindigt dit boek met het woord:
,,De Heere is aldaar”.
Weten wij van Ezechiël’s particuliere leven
zoo goed als niets, door zijne profetie heeft hij
enormen invloed uitgeoefend. Hij is niet de
vader van het nieuwe Jodendom, hij staat op
de grens van twee werelden, ver verwijderd is
hij van het latere formalisme, dat in het Fari
zeïsme zou doodloopen, hij is de profeet van
de richtende en reddende heiligheid Gods. Hij
is ook een profeet voor onzen tijd, hij trekt
lijnen, die doorgetrokken ook voor onzen tijd
gelden, ook dit deel van de Heilige Schrift is
het altijd levende woord van God, waarmee Hij
nog dagelijks tot ons komt. Geheel en al ten-
denzboek is de bijbel, die het leven openbaart
dat het hart wil vernieuwen. Wij leven in een
groote geestelijke crisis, in dagen van wereld
macht en wereld-chaos, van verwoesting van
geestelijke waarden. Zij die aan den mensch ge
loofden zijn met den mensch teleurgesteld en
pessimist geworden, en zien niets anders dan
een komende ondergang. Zullen ook wij ver
twijfelen aan de toekomst of ons scharen aan
de zijde van hen die slechts voor het heden
leven en slechts in de materie iets van waarde
meenen te vinden? Neen, als de veelheid der
ons
f len in verband met godsdienstig zedelijke
l overwegingen zich bereid verklaard den 6
uren dienst op Zaterdag weder in te voe
ren. Zij wenschen aan deze verklaring het
volgende toe te voegen:
Terugkeer tot den 6 uren dienst brengt
naar de meening der directies mede, dat zij
de vraag onder de oogen hebben te zien of
de bestaande loonregeling ongewijzigd kan
blijven.
Zij behouden zich voor, om, wanneer de
omstandigheden dit noodig maken, de be
staande loonovereenkomst op te zeggen en
te komen met voorstellen tot loonsverlaging.
Voorts zij er de aandacht op gevestigd, dat,
wanneer de directies thans toegeven aan
het verzoek om herstel van den Zaterdag-
schen dienst, zij dit wenschen beschouwd te
zien als een tijdelijken maatregel, waarop
zij kunnen terugkomen wanneer de omstan
digheden haar daartoe zouden noodzaken.”
De mijnwerkers hebben over het alge
meen bezwaren tegen de aangekondigde
loonsverlaging en meenen dat de zesuren
dienst op Zaterdag zonder die verlaging
kan ingevoerd. Er zal spoedig een beslissing
vallen of er gestaakt zal worden.
DE STORM.
De redding van den schipper v. d. Toorn.
Een bijz. corr. van de Tel. meldt uit
South Shields;
Ernstig gewond aan het dijbeen en uit-
7E gld. Mj vuUm Ëfi gld. bij iuUh m
Iv vu Mn dnhn, VU vljavtngar.
passief staat. Gods openbaring draagt ook bij
Ezechiël in eerste en laatste instantie ’n boven
natuurlijk karakter en daardoor is Ezechiël de
man die hij geweest is, met woord en daad,
in visioen en symbool een getuige van de
alles te boven gaande heiligheid Gods.
Jeruzalem is onder gegaan, Jeremia weent op
de puinhoopen, en één dag vóór een bode het
bericht der verwoesting te Tel Abib brengt
wordt de mond van Ezechiël, die drie jaar heeft
gezwegen nadat hij de voorspelling van deze
verwoesting had gedaan, ontsloten. Nu kan hij
weer spreken en uitgieten in vollen stroom de
toezeggingen des Heils. En dat was noodig.
Want het volk ondergaat na de verwoesting
een volslagen inzinking, is totaal moedeloos en
geeft God de schuld van al het gebeurde. Met
een stem als 'n bazuin wekt Ezechiël nu nieuwe
hoop en boete onder het Israël in ballingschap,
dat blootgesteld is aan de zuigkracht van het
Babelsch imperialisme, de poging om een we
reldrijk van uitwendige eenheid onder de men
schen te scheppen. Een dergelijk wereldrijk-idee
heeft steeds iets anti-Goddelijks, omdat de
Heere de volkeren eigen grenzen en eigen talen,
een eigen land en roeping gaf. Wij hebben een
ander wereldrijk, dat landen noch volkeren
kent, doch dat is geestelijk in doel en aard: het
is het vredesrijk onder den Vredevorst Jezus
Christus, waarvan de satanische caricatuur het
imperialistische wereldrijk is, dat de volkeren
juist uiteen scheurt. De wegvoering van onder
worpenen in ballingschap ,door Nebucadnezar
toegepast, was de uiting van de politiek om het
eerste wereldrijk te stichten. De toonaangeven-
den uit Juda voert hij naar Babel, waar hij ze
aan ’t hof plaatst en in ieder geval ’n behoorlijke
woonplaats verschaft. Daar komen deze toon
gevers in aanraking met de allerhoogst ontwik-
der ballingschap geroepen wordt tot de profe- z’n arbeid vóór de verwoesting van Jeruza-
l«<« m/azv OO «not' 1 O !«-»»->-» Irrv zl i rv4- rlnn /-vz-vlz- »-»-i r»4- nnf-Tinnrln
jaar van zijn werkzaamheid vallen samen met
die van Jeremia, die echter de stroom van ge
beurtenissen in Juda meebeleeft, terwijl Eze
chiël los staat van het hof en gouvernement van
Juda, een balling is en in de ballingschap het ren, maar met Egypte heulde tegen Babels snel
woord des Heeren moet verkondigen. Een Da- wassende macht en Babels overheersching.
niël aan het hof, een Ezechiël onder het volk be- Trouwbreuk aan de overheerschers beging men
wijzen echter welke groote bedoelingen God inplaats van de kastijding Gods ootmoedig te
Ezechiël woonde in het oude Babel, en wel
aan de rivier de Chebar te Tel Abib, in een
Joodsche kolonie, welke een betrekkelijke mate
van vrijheid en, door de vruchtbaarheid van
deze landstreek, van welvaart genoot. Geluk
kig zijn deze ballingen, ver van hun vaderland,
echter niet, zij kunnen Jeruzalem niet vergeten:
„Indien ik U vergete, o Jeruzalem, zoo vergete
mijn rechterhand zich zelven.” Jojachim, Juda’s
laatste koning, is door Nebucadnezar verslagen schonk, het heeft zich in geestelijken zin ge-
l - ïa:- >- x o urn —11.
lieden wegevoerd naar Babel, en onder hen be- aanzeggen, hij is de levende oppositie tegen
hoorde Ezechiël, die spoedig in de kolonie een volk: Israël heeft met God gespot en Hij laat
gewichtige plaats inneemt en in het vijfde jaar niet met Zich spotten. In het eerste deel van
der ballingschap geroepen wordt tot de profe- z’n arbeid vóór de verwoesting van Jeruza-
tie, waarna hij nog 22 jaar gewerkt heeft. 10 lem kondigt hij dan ook met niets ontziende
’-L- --—i.-_--t strengheid Gods oordeel aan aan een volk, dat
in optimistische verwachting, zich vreemde
overheersching niet liet welgevallen als een
onderwerping aan den toorn en straf des Hee-