H Mil Olim in ImnH Sink Tandifat De profeet Ezechiël. NIEUWSTIJDINGEN. 200 150 2000 ZATERDAG IB OCTOBER IBM 43a JAAR8AH0 Abonnementper jaar f 2,50 fr. p post f 3.60. AdvertentlënQ Jet. p. regel. Inge zonden mededeellngen hooger, bij Abonnement belangrijke korting Advertentlën worden tevens gratis ge- plaatst in de SNEEKER COURANT □IJSDAG! u VBWDAG8A VOJTDF Uitgaven Brandenburgh Co., Snis Teletam Bk 150. I De arbeid in de Nederlandsche mijnen. De mijndirecties hebben, naar zij nieedee- dan worden wij nooit pessimist. Onze Koning heeft het van dood en duivel gewonnen en zal het van de wereld winnen, de Koning ons door Israëls üod gegeven. Spr. sloot met dankgebed. ondergaan. De afwijking voert ten verderve. Zedekia breekt zijn eed aan Nebucadnezar, diens geduld raakt uitgeput, hij slaat het beleg voor Jeruzalem, de nood is allergruwelijkst: vaders eten de kinderen, kinderen eten de vaders, een afschuwelijke pest volgt; na 1>/2 jaar neemt Nebucadnezar Jeruzalem in, dat ver woest wordt, Zedekia wordt blind gemaakt, nadat hij zijn zonen heeft zien slachten. Het einde dat Ezechiël met zienersblik te voren heeft aanschouwd en aangekondigd, isgekomen. In zielschokkende prediking heeft hij de schuld van volk en vorst blootgelegd, in visionnaire profe tie de waarheid als het ware handtastelijk ge maakt. God stelt Ezechiël zelf ook als een tee- ken, zoo bv. als Hij hem aankondigt dat Hij den profeet z’n vrouw zal ontnemen, waarom hij dan niet mag rouwen. Zoo geschiedt en zoo moeten ook de ballingen zich gedragen als Jeruzalem ondergaat. Dan zwijgt Ezechiël drie jaar; hem wordt eerst de mond weer geopend als Jeruzalem verwoest is. Klaar is Gods bedoeling met dit alles. Eze chiël, die onder de ballingen de alles meezui gende babylonische tijdgeest moet bestrijden, moet imponeeren, het ondankbaar werk onder tegen God rebelleerenden mag hem niet ver leiden tot klagen, hij moet zich daarom zonder voorbehoud schikken naar Gods wil, Die door hem zijn rechterlijke majesteit wil verkondigen. Zoo moet Ezechiël het volk geven wat God hem gaf, hij mag van zijn profetie de scherpe kant niet afslijpen, waarvan de scherpte dan niet voortkomt uit Ezechiëls ongevoelige natuur, maar direct ’n uiting van Gods toorn is, waaraan de ballingen zich hebben te onderwerpen, zoo- als Ezechiël zich onderwerpt als hij niet om zijn vrouw mag rouwen; een wereld van ziels- onderwerping spreekt uit zijn: „En ik deed in den morgenstond .gelijk mij bevolen was”. Ziedaar een uiting van een geestelijken Sim- son-f trouwens de naam Ezechiël beteekent ook: „dien God sterk maakt”. Zoo heeft de Heere Ezechiël tot een bekwaam instrument in Zijne Hand gemaakt, maar het was toch iets meer dan een bloot subjectieve bekwaammaking; bij de extase waarin de pro feet verkeert als hij Gods wil ontvangt, blijft hij zich zelf bewust, een profeet ontvangt zijn visioenen in wakenden toestand, maar die vi sioenen zijn niet fantasie van het eigen brein, de Heilige Geest daalt op Ezechiël in zulke mo menten neer, er is een inwerking van Gods almacht op hem, waartegenover de ontvanger kelde cultuur van dien tijd, geen wonder dat de verschijnselen van dit ingewikkeld tijdperk zuiverheid der religie gevaar liep, te meer, om- verbijstert en de verzoeking ons te machtig dat men in dien tijd de strijd der volkeren zag wordt en wij den hemel vergeten om de aarde, als een strijd van hunne góden en dus wel tot dan grijpen wij naar dit profetisch woord. Dan de conclusie moest komen dat Babels god ster- blijven wij bewaard voor de verleiding Beëlze- ker was dan de God van Israël. bub met Beëlzebub te willen uitdrijven, dan Maar in die natie in ballingschap bewaart God zetten wij ons hart open voor den Vredevorst zich een geestelijke kern en daarvoor mag Eze- van 't vredesrijk, zetten het geestelijke voorop, chiël arbeiden, hij mag aankondigen de zegen door loutering, want ook in ballingschap moet dit volk Gods volk blijven. Nu legt Ezechiël al den nadruk op het geestelijke; met de aardsche staat valt niet het Godsrijk en vervalt evenmin de geestelijke bestemming van Gods volk, God blijft Zichzelf gelijk, de Heilige Israëls, de Stren- HEm S5EEEER CODRAHT nirax SHEERER COURANT an WYMBRITSERADEEL Woensdagavond sprok in de Zuiderkerk over bovengenoemd onderwerp voor het comité voor Chr. Winterlezingen ds. Douma van Den Haag. Na opening met gebed zeide spr. dat onder de mannen, die God in oude tijden gebruikt heeft voor Zijn doel, de profeten een geheel eenige plaats innemen. Zij waren niet maar ,door den Heiligen Geest verlicht, maar spraken u i t den Geest. Hun inspiratie omvat niet alleen het dat, maar ook het wat en hoe van het geen zij meedeelden. De drijving des H. Geestes, waaruit de profe tie opkomt, draagt een eigen karakter, de eigen persoonlijkheid der profeten bleef, zij werd alleen door God in Zijn dienst gesteld. Zoo draagt de profetie der verschillende profe ten ook een verschillend karakter, bij de een uit ze zich in inwendige verlichting, bij den ander in symbolischen vorm. Ezechiël is de groote visionnaire profeet; zijn profetie maakt eerst een wel zeer zonderlinge indruk, schijnt buiten de werkelijkheid te liggen, de Talmud veroorloofde dan ook alleen ettelijke deelen dezer profetie te lezen aan hen, die ouder dan dertig jaar waren. Vruchtbaar voor het rechte begrip van de Heilige Schrift is het daarom na te gaan wat de Heere met en door Ezechiël gedaan heeft. Velg«na vaorwMrdan •vaiMngakamiin mat da H«llandaob« AI|«M«ens Varaa- karlaga-Baak fla SekiaSaai anaa Abanni’a vanakard tegan engalakkan «aas totdat zij werden opgepikt door den Duit- schen trawler „Grimm”, die van Cuxhaven op weg naar Ijsland was. De jongen had echter te veel van uitput ting en koude te lijden gehad en hij bezweek ongeveer een uur nadat hij was gered, aan boord van de „Grimrti”. De trawler zette koers naar North Shields, waar het lijk van den jongen naar het lijkenhuis werd ver voerd, terwijl de schipper in het ziekenhuis werd opgenomen. De bemanning van de Grimm” ver klaarde op een soort vlot, even voor zij den schipper en den scheepsmaat oppikte, nog andere leden der bemanning te hebben ge zien, doch, voordat de .„Grimm” in de nabij heid kwam, was het vlot met de schipbreu kelingen in de diepte verdwenen. Later wordt gemeld, dat schipper Van den Toorn de gevolgen van de schipbreuk weer te boven is. Zijn been is echter vermoedelijk gebroken. Het is gebleken, dat op de „Theodoor” twee personen als slachtoffer zijn opgege ven, die op deze reis niet zijn mee geweest, n.l. de matrozen C. Plugge en L. van Zanen. Wel zijn echter bij deze ramp verdronken de matrozen J. Roos er waren er twee van dezelfde naam aan boord en Dijkhui zen, beiden uit Scheveningen afkomstig. De vergissing is ontstaan, doordat de twee eerstgenoemden, die de eerste reis der „Theodoor” meemaakten, nog op de mon sterrol voor de tweede reis voorkwamen en dus als slachtoffer werden beschouwd. De matroos Van Zanen was deze reis niet mee uitgevaren omdat hij twee vingers geblesseerd had; Plugge was thuis ge bleven omdat hij een geschil had gehad. Koninklijke deelneming. De burgemeester van Vlaardingen heeft het volgende telegram ontvangen van baron van Geen, secretaris van de Koningin: De berichten betreffende de ramp, die Vlaar dingen getroffen heeft door het vergaan van de loggers VI. 46 en VI. 213, hebben H. M. de Koningin zeer getroffen en met oprecht leed wezen vervuld. Hare Majesteit draagt mij op, u te verzoeken, aan de nagelaten betrekkingen der opvarenden, die hierbij zijn omgekomen, Hare oprechte deelneming over te brengen. Bijzonderheden. Het Volk meldt nog eenige tragische bijzon derheden over het vérÖnnken van schipper D. Penning, den schipper van de VI. 46. Penning gaf, toen hij bemerkte, dat er geen redden aan was, order om de zwemvesten aan te doen. Een kist met deze gordels was niet te bereiken. Op het allerlaatste moment zei de schipper: „ik ga nog even het journaal halen.” Tot het laatste moment was hij dus bij zijn werk. Penning verdween in de kajuit. Plotseling drukte een geweldige grondzee de schuit naar beneden. Allen vielen in het water en het nood lottige toeval wilde, dat de schipper terecht kwam bij zijn zoontje, die zich aan een luik had vastgeklemd. „Hou je maar goed vast, jol Ik zal het niet meer halen. Groet moeder en je broer!” geput door de verschrikkelijke ervaringen, heeft schipper v. d. Toorn, die in het zie kenhuis te North Shields liefderijk verpleegd wordt, slechts enkele bijzonderheden kun nen mededeelen omtrent den ondergang van den haringlogger „Theodoor” aan de En- gelsche Oostkust, waarbij overigens de ge- heele bemanning,, twaalf koppen, het leven heeft gelaten. Na een wanhopigen strijd tegen de woeste stormen, die den geheelen Zater dagnacht in de Noordzee gewoed hadden, werd de „Theodoor” Zondagmorgen, toen zij zich ongeveer op de hoogte van Dog- gersbank bevond lek geslagen. De bemanning had geen anderen uitweg, dan met de reddingsgordels om het middel, in zee te springen, waarbij zij den schipper, die in den nacht door een vallenden balk aan ’t dijbeen gewond was, hulpeloos in zijn kooi achterlieten. Schipper v. d. Toorn slaagde er echter in naar het nog boven water uitstekende ach terschip te kruipen, w.aar hij met behulp van stukken van den schoot een soort vlot wist samen te stellen uit planken en een harington. Met dit wrakke vlot, als zijn eenige kans op behoud, wierp hij zich in zee, en terwijl hij zich in de woeste golven slechts met groote inspanning drijvende kon houden, kwam hij in de nabijheid van den zeventienjarigen scheepsmaat Keus. De jon gen was volkomen uitgeput. De schipper nam hem op zijn rug en de twee schipbreu kelingen slaagden er in drijvende te blijven, Dezen keer viel het me wel ontzaglijk zwaar. Toen ik van den dienst naar huis ging, wist ik nog niets officieel. Wel liepen er geruchten door het dorp, maar men hoopt altijd nog. Thuis gekomen deelde men mij mee, dat wij alle hoop moesten laten varen: schipper Plug was aan gespoeld. Onderweg was ik nog een van zijn broers tegen gekomen, die mij angstig aankeek. De arme kerel was verheugd naar Plug’s vrouw gesneld om haaf te vertellen, „dat dominee nog niets had gezegd” Maar nu moest ik er heen. De arme vrouw liet zich op den grond vallen en gilde ais een krankzinnige. Wéér hoefde ik niets te zeggen. Het mensch, dat over eenigen tijd haar acht ste kind op de wereld zal brengen, was ver pletterd. De zeven halve weezen keken mij schreiend aan. Ik ging maar weg, omdat ik op dat oogenblik geen taak hier had. Als de erg ste smart voorbij is, kom ik terug. Dan begint mijn werk. De weduwe v. d. Plas, wier man juist 23 jaar geleden op de groote plas is gebleven, en wier twee zonen nu nooit weer zullen terug komen, hief, toen ik haar kamertje binnentrad, de armen omhoog en kermde: „O, Heer, ik eisch toch niet veel, maar laat me m’n kinders houden, want ik hield toch zooveel van ze!” En toen ik bij de weduwe v. d. Oever in het lamplicht trad, verdween ze in het donker en ik hoorde niets anders dan de waanzinnige ge luiden van een door smart verpletterde vrouw... De dominee zweeg, zichtbaar onder den in druk. „Dergelijke ongelukken geven me zooveel te denken. Hoe groot is de tragiek niet van den jongen v. d. Boon. Hij was een stevige snui ter van 18 jaar en liep werkeloos op den wal rond, omdat hij een zwerenden duim had. Het schip, waarmee hij anders gegaan zou zijn, was in zee. En toen schipper Plug hem vroeg, of hij niet met de 152 mee wilde, liep hij dade lijk naar den dokter, om te vragen, of het goed was. De dokter gaf hem toestemmingen het noodlot voltrok zich. leder jaar vallen er dooden. Is het wonder, dat er bij dit zeevolk een zeker fatalisme heerscht? Zij gaan naar zee, weer of geen weer. Gevaar bestaat er voor hen niet meer. Over eenigen maanden dragen zij hun leed met dien eigenaardigen starren trek om den mond. Het is een stoer volk onze kustbewoners Te Egmond aan Zee is het strand op sommige plaatsen eenige meters smaller ge worden, een trap van een vacantiekolonie is geheel verdwenen, en van de onlangs aange brachte rietbeschoeiïng is geen spoor meer te ontdekken. De K W 103 vergaan? De KW 134 die met gebroken roer en slechts 6 kantjes haring te Ijmuiden is bin nengekomen, is een zusterschip van de K W 103, waardoor het vermoeden wordt gevestigd, dat een opvarende van de Witte Zee de KW 134 heeft aangezien voor de KW 103. De kans op het behoud van de KW 103 wordt nu aanmerkelijk kleiner ge acht, ook omdat, als de KW 103 gezien was, waar ze gerapporteerd is, ze nu reeds bin nen had moeten zijn. Uit het mijnbedrijf. Na de gistermorgen gehouden vergade ring der mijndirecteuren hebben deze, in antwoord op den brief van de samenwer kende rnijnwerkersbonden, den volgenden brief aan de contact-commissie voor het mijnbedrijf verzonden „Wij namen kennis van den brief der samenwerkende rnijnwerkersbonden d.d. 14 October 1926, waarin deze mededeelen de verklaring tot wederinvoering van den 6- uren dienst op Zaterdag te aanvaarden en eenige daarmee ‘verband houdende wenschen kenbaar maken. Naar aanleiding van de opmerking der vakbonden, dat deze een nadere toelichting der directies niet voor hun rekening nemen, moeten wij meedeelen dat wij de juistheid der door ons aange voerde argumenten handhaven. Aan den wensch, om den verkorten dienst reeds op 1 December a.s. te laten ingaan, zullen wij in zooverre tegemoetkomen, dat het in ons voornemen ligt, de nieuwe re geling in te voeren op 24 December, zoo- dat daags voor Kerstmis 6 uren zal wor den gewerkt en de nachtploeg dien dag om 12 uur ’s avonds haar werk kan be ëindigen. Uit den aard der zaak zal deze dienstregeling dan ook gelden op Oude jaarsdag. De bezwaren, door den bond aangevoerd tegen het denkbeeld om op de mijnen, waar daartoe de mogelijkheid bestaat, den nachtdienst Zaterdag te laten vervallen en de arbeiders van dezen dienst in andere ploegen te plaatsen, hebben ons niet kun nen overtuigen dat een dergelijke regeling ongewenscht zou zijn. Inzonderheid uit een oogpunt van Zon dagsheiliging zal een zoodanige oplossing waardoor de arbeid reeds op Zaterdagavond 10 uur eindigt, aanbeveling verdienen. Waar evenwel de bonden tot zoodanige regeling niet wenschen mede te werken, zullen wij deze kwestie thans laten rusten. Tegen de aan het slot van den brief uitgesproken wensch, om omtrent de in voering van den 6 urendienst een bespre king in de contact-commissie te houden, bestaat onzerzijds geen bezwaar. Het ligt in het voornemen, de bonden tot een zoo danige bespreking tijdig uit te noodigen. Tg gld. fclj wtrllex *8 v&n «in vinger Voor het carillon. Bij het bestuur der Ver. v. Vreemdelin genverkeer alhier is f 100.ingekomen van H. M. de Koningin Moeder voor het carillon. Gewetensgeld. Bij den inspecteur der directe belastingen 11e afd. alhier is f 150.— gewetensgeld ont vangen wegens te weinig betaalde belas tingen. schreeuwde hij Zijn kereltje toe. Toen zag het ventje zijn vader, die zich in het zware olie goed niet bewegen kon, in de kokende golven verdwijnen Penning was een zeer geziene figuur in de visscherswereld en een uiterst bekwaam zee man. heeft met de ballingen. Spreekt een Jeremia voor groote scharen, een Ezechiël ziet zich beperkt tot kleinen kring, hij richt zich tot het individu, heeft een herders ambt bij uitnemendheid. De grondtoon van dezen profeet, die inzonderheid de verheven heerlijkheid Gods heeft aanschouwd en verkon digd is: de heiligheid des Heeren, zijn profetie mist het kinderlijk-naieve, teeder-vertrouwelijke en innig-gemeenzame dat in de psalmisten zoo boeit. Ezechiël voelt diep en verkondigt ook de afstand tusschen den grooten God en den nie- tigen mensch. Reeds direct daarvan getuigt het visioen van het eerste hoofdstuk van de vier Cherubijnen, waarmee God heeft willen laten zien hoe Hij de wereld regeert, hoe Zijn hand alles bestuurt, hoe de aarde vol is van Zijn Majesteit waarop echter in het slot van het visioen ook de herinnering aan de lieflijke eeuwige verbondsgenade volgt. God spreekt dan Ezechiël aan met „menschenkind”, een veroot moedigende benaming, hem er aan herinnerend dat ofschoon hij ontvanger is van de openba ring Gods, hij nooit moet vergeten deel te heb ben aan de menschelijke natuur met haar zwak heden, een kloof blijft er tusschen God en hem; maar bemoedigend ook is dat woord „men schenkind”, omdat ’t zegt dat, terwijl God che rubijnenlegers tot Zijn beschikking heeft, Hi zich van een Adamskind bedient om Zijn schaf de menschheid te brengen. Als de profeten de zonden van hun tijdgenoo- ten gingen bestraffen, daalden ze in bijzonder heden af, een Jesaja toornde tegen de natio nale zonde dat men niet voldoende met God rekende, Jeremia tegen de zonde dat het volk verzonken was in doode werken, Ezechiël tegen de onreinheid en ontrouw van een Israël, dat verbrast, verspeeld en verspild heeft wat God c»Ptrvt-iIr 'ïir'h ir» rronofnltil/nn Tin rvo.J en met z’n hoofden en geschoolde ambachts- 1 prostitueerd. Die zonde moet Ezechiël het volk 1 dat Hoe het op zee toeging. Aan de haven van Scheveningen sprak een verslaggever een paar Scheveningers, die pas binnen waren. Zij hadden het op zee meer dan bar gehad. Zoo: waren van de Katwijk 27, grootendeels met Scheveningers bemand, de luiken weggeslagen. Zware zeeën stortten zich overboord en brachten de schuit in een hache lijke positie. Het gebeurde zelfs dat de mast plat op het water kwam te liggen. „Hadden we toen nog een zeetje er over heen gehad, dan hadden we ons niet kunnen herstellen. We wa ren vast naar den kelder gegaan”, verzekerde hem een visschersman. „Het was zoo bar, dat de jongens, die in de kooi lagen, ineens begon nen te gillen. Er was een stuk water binnen ge vlogen en als we er niet als de weerga bij ge weest waren, waren de jongens vast verdron ken in hun eigen kooi.” De bemanning was drie weken op zee ge weest. Voor de visschersweduwen en weezen. Naar de Tel. verneemt, is op de op initiatief van eenige leden van de Vereeniging voor den Effectenhandel op de Beurs te Amsterdam ge deponeerde lijst, ter inzameling van gelden tot steun aan de nagelaten betrekkingen van de slachtoffers der jongste stormramp, voor pi. m. f 2800 ingeteekend. Wat een dominee vertelde. In verband met de ramp, die het dorp Katwijk heeft getroffen, heeft een verslaggever van Het Volk een onderhoud gehad met een der Kat- wijksche predikanten. Deze vertelde: Het hoort tot de vreeselijkste dingen in mijn ambt, om aan de gezinnen de Jobstijding te brengen, zei hij. „U kunt u niet voorstellen, wat het voor mij is, om de deurklink van zoo’n zwaar getroffen huisje op te lichten en binnen te stappen. Zien de ongelukkigen mij op een ongewoon uur verschijnen, dan hoef ik dikwijls niets meer te zeggen. Zij zinken ineen onder luide jammerklachten, omdat zij weten, dat ik een ongeluksbode ben. Ga ik een straat in, dan gluren de arme menschen angstig door de rui ten en zij slaken een zucht van verlichting, wan neer ik hun huisje voorbij ga. Treed ik ergens binnen, dan scholen de buren angstig en droe vig samen, omdat ik ’s avonds nooit een goede boodschap te brengen heb. Misschien is het egoïsme, maar ik ben soms innig dankbaar, als er niet dadelijk bericht over een vermist schip komt. Dan leven de achtergeblevenen eenigen tijd in angstige spanning en na een week of zes gaan de luiken dicht. De hoop heeft dan het visschershuis verlaten en de rouw is voor haar in de plaats gekomen. Dan kan ik later gaan troosten, maar het afschuwelijke, vaak verplet terende bericht hoef ik niet te brengen. Moet ik soms ’s avonds toevallig in mijn wijk wezen, dan gaat er een siddering door de dor pelingen en ik moet steeds al bij voorbaat ver zekeren, dat ik geen ongelukstijding breng ge Rechter is ook de Goede Herder (hoofdstuk 34), bovenal zal Hij de geestelijke vernieuwing geven. Hij zal Zichzelf wegschenken aan hen, „het steenen hart wegnemen en een vleezen hart geven” en Israël zal in geestelijken zin her rijzen. Van die heilvolle toekomst, tot in de verste diepten doorzien, spreekt Ezechiël in de laatste 8 hoofdstukken, waarin ten slotte de geestelijke wereld wordt gerealiseerd, de idee doorbreekt in het zichtbare: alles is verzoend in heilige harmonie; en in een schoon visioen van het zuivere vierkant, die harmonie sym- boliseerend, eindigt dit boek met het woord: ,,De Heere is aldaar”. Weten wij van Ezechiël’s particuliere leven zoo goed als niets, door zijne profetie heeft hij enormen invloed uitgeoefend. Hij is niet de vader van het nieuwe Jodendom, hij staat op de grens van twee werelden, ver verwijderd is hij van het latere formalisme, dat in het Fari zeïsme zou doodloopen, hij is de profeet van de richtende en reddende heiligheid Gods. Hij is ook een profeet voor onzen tijd, hij trekt lijnen, die doorgetrokken ook voor onzen tijd gelden, ook dit deel van de Heilige Schrift is het altijd levende woord van God, waarmee Hij nog dagelijks tot ons komt. Geheel en al ten- denzboek is de bijbel, die het leven openbaart dat het hart wil vernieuwen. Wij leven in een groote geestelijke crisis, in dagen van wereld macht en wereld-chaos, van verwoesting van geestelijke waarden. Zij die aan den mensch ge loofden zijn met den mensch teleurgesteld en pessimist geworden, en zien niets anders dan een komende ondergang. Zullen ook wij ver twijfelen aan de toekomst of ons scharen aan de zijde van hen die slechts voor het heden leven en slechts in de materie iets van waarde meenen te vinden? Neen, als de veelheid der ons f len in verband met godsdienstig zedelijke l overwegingen zich bereid verklaard den 6 uren dienst op Zaterdag weder in te voe ren. Zij wenschen aan deze verklaring het volgende toe te voegen: Terugkeer tot den 6 uren dienst brengt naar de meening der directies mede, dat zij de vraag onder de oogen hebben te zien of de bestaande loonregeling ongewijzigd kan blijven. Zij behouden zich voor, om, wanneer de omstandigheden dit noodig maken, de be staande loonovereenkomst op te zeggen en te komen met voorstellen tot loonsverlaging. Voorts zij er de aandacht op gevestigd, dat, wanneer de directies thans toegeven aan het verzoek om herstel van den Zaterdag- schen dienst, zij dit wenschen beschouwd te zien als een tijdelijken maatregel, waarop zij kunnen terugkomen wanneer de omstan digheden haar daartoe zouden noodzaken.” De mijnwerkers hebben over het alge meen bezwaren tegen de aangekondigde loonsverlaging en meenen dat de zesuren dienst op Zaterdag zonder die verlaging kan ingevoerd. Er zal spoedig een beslissing vallen of er gestaakt zal worden. DE STORM. De redding van den schipper v. d. Toorn. Een bijz. corr. van de Tel. meldt uit South Shields; Ernstig gewond aan het dijbeen en uit- 7E gld. Mj vuUm Ëfi gld. bij iuUh m Iv vu Mn dnhn, VU vljavtngar. passief staat. Gods openbaring draagt ook bij Ezechiël in eerste en laatste instantie ’n boven natuurlijk karakter en daardoor is Ezechiël de man die hij geweest is, met woord en daad, in visioen en symbool een getuige van de alles te boven gaande heiligheid Gods. Jeruzalem is onder gegaan, Jeremia weent op de puinhoopen, en één dag vóór een bode het bericht der verwoesting te Tel Abib brengt wordt de mond van Ezechiël, die drie jaar heeft gezwegen nadat hij de voorspelling van deze verwoesting had gedaan, ontsloten. Nu kan hij weer spreken en uitgieten in vollen stroom de toezeggingen des Heils. En dat was noodig. Want het volk ondergaat na de verwoesting een volslagen inzinking, is totaal moedeloos en geeft God de schuld van al het gebeurde. Met een stem als 'n bazuin wekt Ezechiël nu nieuwe hoop en boete onder het Israël in ballingschap, dat blootgesteld is aan de zuigkracht van het Babelsch imperialisme, de poging om een we reldrijk van uitwendige eenheid onder de men schen te scheppen. Een dergelijk wereldrijk-idee heeft steeds iets anti-Goddelijks, omdat de Heere de volkeren eigen grenzen en eigen talen, een eigen land en roeping gaf. Wij hebben een ander wereldrijk, dat landen noch volkeren kent, doch dat is geestelijk in doel en aard: het is het vredesrijk onder den Vredevorst Jezus Christus, waarvan de satanische caricatuur het imperialistische wereldrijk is, dat de volkeren juist uiteen scheurt. De wegvoering van onder worpenen in ballingschap ,door Nebucadnezar toegepast, was de uiting van de politiek om het eerste wereldrijk te stichten. De toonaangeven- den uit Juda voert hij naar Babel, waar hij ze aan ’t hof plaatst en in ieder geval ’n behoorlijke woonplaats verschaft. Daar komen deze toon gevers in aanraking met de allerhoogst ontwik- der ballingschap geroepen wordt tot de profe- z’n arbeid vóór de verwoesting van Jeruza- l«<« m/azv OO «not' 1 O !«-»»->-» Irrv zl i rv4- rlnn /-vz-vlz- »-»-i r»4- nnf-Tinnrln jaar van zijn werkzaamheid vallen samen met die van Jeremia, die echter de stroom van ge beurtenissen in Juda meebeleeft, terwijl Eze chiël los staat van het hof en gouvernement van Juda, een balling is en in de ballingschap het ren, maar met Egypte heulde tegen Babels snel woord des Heeren moet verkondigen. Een Da- wassende macht en Babels overheersching. niël aan het hof, een Ezechiël onder het volk be- Trouwbreuk aan de overheerschers beging men wijzen echter welke groote bedoelingen God inplaats van de kastijding Gods ootmoedig te Ezechiël woonde in het oude Babel, en wel aan de rivier de Chebar te Tel Abib, in een Joodsche kolonie, welke een betrekkelijke mate van vrijheid en, door de vruchtbaarheid van deze landstreek, van welvaart genoot. Geluk kig zijn deze ballingen, ver van hun vaderland, echter niet, zij kunnen Jeruzalem niet vergeten: „Indien ik U vergete, o Jeruzalem, zoo vergete mijn rechterhand zich zelven.” Jojachim, Juda’s laatste koning, is door Nebucadnezar verslagen schonk, het heeft zich in geestelijken zin ge- l - ïa:- >- x o urn —11. lieden wegevoerd naar Babel, en onder hen be- aanzeggen, hij is de levende oppositie tegen hoorde Ezechiël, die spoedig in de kolonie een volk: Israël heeft met God gespot en Hij laat gewichtige plaats inneemt en in het vijfde jaar niet met Zich spotten. In het eerste deel van der ballingschap geroepen wordt tot de profe- z’n arbeid vóór de verwoesting van Jeruza- tie, waarna hij nog 22 jaar gewerkt heeft. 10 lem kondigt hij dan ook met niets ontziende ’-L- --—i.-_--t strengheid Gods oordeel aan aan een volk, dat in optimistische verwachting, zich vreemde overheersching niet liet welgevallen als een onderwerping aan den toorn en straf des Hee-

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1926 | | pagina 1