icht
EK.
18
geen roepende in de woestijn
Hulp in Nood
as
L
KWATTA^V
VOLLE-MELK-REEP,
BeterdanOoêdJDEBESTE
Vraagt KW Ml 1A - örcbULAHö
n
Uit onze Raadzaal.
■o. IS
200
Sf
Hiauwstijdingsn
80
TO
90
90
65
60
45
- annex SNEEKER COURANT an WYM BR ITS ER AD EEL
Slüciul Of|in in Inmn hut
Brandbnburgh Co.,
Inn Tw«im I* 150.
ZATERDAG 13 ROVEMBER I9S6
43» JAARGABB
r.
a
>1
□DTBDAGI n VRIJDAGS AVOIDS
Ultgovoni
oiKjorippr Hat laneza-
sa
e
gid 01) verlla* «*b
e
t.
[J
Abonnement t per jaar f 2.50 fr. p
post f 3.60.
Advertentiên9 cl.' p. regel. Inge
zonden tnededeelingen hooger, bij
Abonnement belangrijke korting
Advertentiên worden tevens graas ge
plaatst in de SNEEKER COURANT
3IEUWE SIEEKER COURANT
alle vee
totaal verbrandden.
Een meevaller voor de Engelsche schatkist.
Het testament van de
woningen onder behoor van dit dorp. De brand
brak uit bij E. v. d. Meij, vermoedelijk door
hooibroei; bij hem zijn acht koeien, var-
wanneer men
en ambtenaren in dienst der gemeente ver-
naar de godsdienstige richtingen. Spr, heeft eens nagegaan
dat van de 150 menschen in dienst der gemeente, die samen
jaü iugevai nu «vei
HMw Mbwiow 90 4.
MIDDAGVERGADERING. (Vervolg.)
De Gemeentebegrooting.
Punt XXV11. Behandeling van de gemeentebegrooting
voor 1927. (De rapporten van de 1ste en 2e Sectie en ae
Memorie van Antwoord van Burgemeester en Wethouders
zijn opgenomen onder de nummers 118, 119 en 120 der
Dijiagen, dossierno. X 07.352.11(13)), met de daarbij
oehoorende voorstellen en adviezen.
De V o o r z. geeft gelegenheid tot Algemeene Beschouwin
gen, waarvoor allereerst de heer D o k k u m het woord vraagt.
Wanneer spr. eenige beschouwingen wil wijden aan het ant
woord door B. en W. gegeven op de opmerkingen van spr.’s
sectie omtrent de wenschehjkheid van een meer uitvoerige
inleiding bij de Memorie van Toelichting, dan wil spr. daarbij
op den voorgrond stellen, dat hij de M .v. T. altijd heeft be-
schoujvd en aanvaard als een uitspraak van het college van B.
en W. Spr. heeft redenen daarop nadruk te leggen. Spr. moet
dan uitspreken, dat hij door het antwoord van B. en W. op de
opmerking der sectie, waarin het gemis van een breede inleiding
tot de Memorie van Toelichting wordt betreurd, niet bevre
digd is.
B. en W. zeggen, dat het hen niet geheel duidelijk is, hoe de
gewijzigde samenstelling van het college van B. en W. gereede
aanleiding had kunnen geven, om ook thans in uitgebreide
financiëele beschouwingen te treden. Bij de behandeling der
begrooting voor 1926 immers heeft de heer Breeuwsma, sinds
dien tot wethouder benoemd, verklaard in algemeene lijnen
zich met het door ons uiteengezette beleid te kunnen veree-
nigen.
Dat was den leden van den Raad niet onbekend; van geen
enkele zijde uit den Raad zijn die algemeene lijnen absoluut
veroordeeld. Juist is gezegd, dat men zich daarmee wel kon
vereenigen, maar waar deze op theorie berusten, komt het
hier aan op de practische toepassing en dan is wel verschil van
inzicht aanwezig.
Van die strooming heeft ook de heer Breeuwsma zich tot tolk
gemaakt, toen hij in de vergadering van 30 Nov. 1925 zeide,
dat hij waardeering had voor de beschouwingen van B. en W.,
al zou men bij de practische uitwerking van de financieele
beheerspolitiek, vooral over een reeks van jaren gezien, nog
wel eens op mogelijke verschillen stuiten.
Zoo beschouwt ook spr. de M. v. T. van 1926 meer als een
theoretische uiteenzetting hoe in ’t algemeen het beheer der
gemeentefinanciën zal moeten zijn, doch ’t is telkens gebleken
dat men niet in elk opzicht met de practische uitwerking door
B. en W. mee kan gaan. Ook de heer Breeuwsma heeft daar
tegen wel bezwaren ontwikkeld, zelfs is het eens tot een con
flict tusschen den Raad en B. en W. gekomen.
Het valt niet te ontkennen, dat de belastingdruk nog zwaar
genoeg is en ook de heer Breeuwsma was van oordeel dat het
gewenscht is mee te werken om die druk zoo snel mogelijk
te verlichten. De vraag is nu in hoever en op welke manier
die bereikbaar is bij het beheer door B. en W. voorgesteld.
Waar ook spr. in algemeene lijnen mee kan gaan met het
karakter van 't beheer door B. en W. verleden jaar aangeduid,
daar meent spr. het college de vraag te mogen stellen in hoever
een en ander practisch uitvoerbaar is bij deze begrooting.
In het stelsel van B. en W. traden vier punten op den voor
grond:
le. achtte men redelijke bezuiniging gewenscht;
2e. diende uitgezien naar verhooging der directe inkomsten;
3e. dekking, zoo mogelijk van buitengewone uitgaven uit
gewone inkomsten;
4e. het bevorderen van indirecte productiviteit.
Spr. vraagt thans naar de practische toepassing dier punten
bij deze begrooting.
le. Redelijke bezuiniging. Spr. zou willen vragen, waarin die
uitkomt bij deze begrooting? Spr.’s indruk is dat elke post het
volle pond heeft gekregen. Dat is iets anders, dan onder den
druk der abnormale belasting trachten te bezuinigen op de
uitgaven.
Mogelijk is dat B. en W. wel de wenschelijkheid van bepaalde
zaken hebben gevoeld, doch ze hebben opgeschort in verband
met den stand der gemeentefinanciën. Uit de begrooting blijkt
daaromtrent echter niets.
Spr.’s persoonlijke indruk is, dat de begrooting wel niet met
de ruime hand is opgemaakt, maar ook dat er niet bezuinigd is.
B. en W. hebben bij het in elkaar zetten der begrooting ge-
gegevens gehad, om een bepaalde post zóó vast te stellen als
ze deden, doch de Raad heeft die gegevens niet, zoodat deze
moeilijk kan beoordeelen of de post inderdaad zóó moet luiden.
Als voorbeeld wil spr. aanhalen de post van f 10.000.die
weder extra op de begrooting is gebracht voor onderhoud en
vernieifwingen van straten, wallen enz. Is het noodig, dat nog
eenige jaren met beschikbaarstelling van die post wordt voort
gegaan? Spr. meent, dat de gemeente handelt als een baas,
die een knecht, die eenigen tijd ziek geweest is, niet alleen de
verzuimde uren wil laten inhalen, maar hem tevens wat uren
vooruit wil laten werken voor ’t geval hij weer eens ziek mocht
worden.
Zoo toch handelt men bij de gemeentefinanciën ook. We
moesten eerst inhalen wat in de oorlogsjaren achterop was
geraakt, doch nu wil men, terwijl de druk der belasting al erg
genoeg is in verband met de daling der inkomens, weer reser-
veeren voor volgende jaren, want er zijn nog belangrijke werken
in petto, dus moeten wij de financiën der gemeente sterk
maken. In de Memorie van Toelichting is den Raad niet duide
lijk gemaakt dat zulks noodzakelijk is.
Wat het tweede punt: de verhooging der directe inkomsten
betreft: B. en W. moeten toch een vast plan maken in hoever
zij in die richting werkzaam kunnen zijn. Bij de begrootings-
wijziging 1926 in deze zelfde vergadering aangenomen, is wel
weer gebleken dat alle buitengewone inkomsten gereserveerd
zullen worden voor de betaling der gekochte boerderij.
Spr. meent dat het toch op den duur niet gaat langs dien weg;
die buitengewone inkomsten zouden ook gebruikt kunnen wor-
Gewetensgeld.
Bij den Inspecteur der directe belastingen
enz. te Sneek le afdeeling werd ontvangen
f 400.gewetensgeld wegens vroeger te
weinig betaalde belastingen.
Boerderij te Deersum afgebrand.
40 koeien en hokkelingen omgekomen.
Wanneer men van Sneek komt ligt even voor
bij Deersum, aan de rechterhand in het land
kort bij den weg, de groote boerderij, eigen aan
mevr. Van Heemstra geb. baronesse Godin de
Beaufort te Doorn, bewoond door Theunis Sij-
brandy. Deze boerderij nu is Woensdag op Don
derdagnacht om zoo te zeggen in een oogwenk
in de vlammen opgegaan. Ongeveer 12 uur werd
de boer gewekt door het geluid van vallende
steen en en toen hij opstond om te kijken wat
er te doen was, bleek zijn plaats in lichte laaie
te staan. Ijlings heeft de man z’n gezin gewekt,
dat voor het meerendeel in nachtkleeding door
een raam is gevlucht en daarbuiten het drama
dat zich in de geweldige oven van de met hooi
gevulde hofstede (er waren 125 weide hooi aan
wezig) heeft afgespeeld, heeft moeten aan
schouwen. Daarbinnen immers waren al de
koeien en hokkelingen, behalve een negental van
de laatste, die buiten liepen, samen een veertig
tal dieren, benevens de kippen, drie katten en de
trouwe makker van den mensch: de hond des
huizes. Niets heeft men kunnen verrichten om
de dieren te bevrijden; toen de oudste zoon
Piet nog een blik naar binnen sloeg, brandde
daar het stroo reeds onder de van angst brul
lende koeien, ze waren niet meer te redden: het
losmaken der dieren zou niet meer gegaan zijn
en de losgelaten dieren zouden uit de nauwe
stal toch niet naar buiten zijn ontkomen en hem
die pogingen tot redding deed in hun angstge-
drang hebben verpletterd. En zoo, toen wij gis
termorgen bij de verbrande boerderij kwamen
en daar op rijen, zooals ze gestorven
waren in hun nuttelooze strijd tegen rook en
vlammen, deze geblakerde, half verbrande,
opengebarsten dieren zagen, hier en daar met
nog een foetus naast zich, toen rees toch bij
ons de gedachte, dat de stalbouw en bevesti
ging der dieren, zooals men ze hier nog veel
ziet, toch bij ’t uitbreken van brand zoo voor
de hand liggend bij broeiend hooi wel tot ’n
catastrophe als deze moet leiden.
Achter het brandende huis dan had de familie
zich zoo goed zoo kwaad dat ging aangekleed,
de boer zelf had zijn jongste, die de vorige dag
z’n arm had gebroken, door het venster kunnen
redden, en zoo waren het zevental kinderen en
vader en moeder behouden, terwijl daar binnen
30 koeien, 10 hokkelingen, een kalf, een stier,
kalkoenen, katten, de hond ter dood werden
geroosterd en de inboedel in vlammen opging,
alleen wat antiek zilver en wat geld was met
eenige kleeren gered. Intusschen was de brand
opgemerkt door eenige heeren uit Leeuwarden,
die per auto van Sneek kwamen en nu op de
felle gloed afkwamen spoedig was toen ge
heel Deersum in rep en roer maarmen
schijnt in de zenuwachtigheid vergeten te heb
ben de brandklok te luiden en liet ook de Deer-
sumer spuit kalm in z’n hokje, ’s morgens ont
waakte de Deersumer brandmeester, zonder dat
hij nog wist wat er gebeurd was!! aldus ver
telde men ter plaatse van 'den brand. De motor-
spuit van Rauwerd arriveerde te halftwee toen
ingrijpen niet meer nopdig was: alles wat bran
den wilde was opgebrand.
Het vee en de inboedel was verzekerd bij
„Woudsend” voor f 40.000, de boerderij zelve
is verzekerd bij de Nederlanden.
Dat er geen paarden zijn omgekomen, is te
danken aan het feit dat de jonge Gosse Sij-
brandy deze dieren vergeten had uit de weide
naar de stal te brengen, omdat hij meegedaan
had aan het verzamelen van het brandmateriaal
dat op 11 November het dorp moest dienen
voor het St. Maartensvuur.
Nog een brand.
8 koeien omgekomen.
IRNSUM, 12 November. Hedennacht half één
is brand uitgebroken in ’n complex koemelkers-
den voor directe verlaging der gemeentebelasting.
I r
Vaigua rwrwwflin ««wMnytnaui O» Waraa» /ll|ll| 0*°
«M» «nsa Ahenné rarwkirt «ogalakk» AUW lanpa InvslMHal*
f270.000.verdienen, er slechts 6 R.-K. zijn met een salaris
van f 10.000.terwijl toch 15 der bevolking katholiek is.
Spr. weet wel, dat directe verandering in dien toestand niet
mogelijk is, doch hij wil B. en. W. vragen hieraan eens aan
dacht te schenken en bij de vervulling van vacatures daarmede
rekening te houden.
De V o o r z. antwoordt den heer Dokkum, dat B. en W. ge
meend hebben dit jaar niet met een uitgebreide M. v. T. te
behoeven te komen, waar zij hun standpunt verleden jaar vrij
uitvoerig hebben uiteengezet en zij dus slechts in herhalingen
zouden vervallen, daar er geen aanleiding tot groote wijzi
gingen is. Inzake de persoonsverwisseling in B. en W. zal wet
houder Breeuwsma het beste zelve kunnen antwoorden.
Wat de kwestie der f 10.000.betreft: dit punt is reeds
verscheidene jaren hier ter tafel geweest. Het standpunt van
B. en W. is den Raad voldoende bekend: zij hebben gemeend,
dat dat bedrag dit jaar nog noodig was. Zooals verleden jaar
is meegedield, is door B. en W. een plan opgemaakt om gelei
delijk verschillende werken, die vroeger zijn nagelaten, in orde
te brengen. Zóó hoopt men zachtjes aan te komen tot een ge-
wenschte toestand, zoodat in de toekomst dit bedrag verlaagd
kan worden. Voor dit jaar kunnen B. en W. zulks echter nog
niet voorstellen, al is het wel degelijk in B. en W. besproken.
Wat betreft de belastingverlaging, door den heer Dokkum
aangeroerji: de aangekochte boerderij wordt betaald uit bui
tengewone inkomsten door verkoop van bouwterrein enz. De
wet schrijft voor dat dergelijke inkomsten belegd moeten
worden; ze mogen niet in de gewone dienst versmelten. Op de
koopsom van f125.000.is een bedrag van f44.000, dat
disponibel was uit dergelijke buitengewone inkomsten, afgelost;
men hoopt in drie jaar zoo de geheele boerderij betaald te
hebben.
Wat de opmerking van den heer Van der Meulen betreft: Spr.
moet bekennen dat bij de aanstelling van ambtenaren en werk
lieden niet een der eerste vragen is, welke godsdienstige rich
ting de man toegedaan is; wie B. en W. het geschiktst voor
komt uit hen die zich aanmelden, wordt genomen. B. en W.
hebben daarbij nooit gelet op godsdienstige richting; gewoonlijk
merkt men dat pas later.
De heer Breeuwsma antwoordt den heer Dokkum hierna.
Toen spr. in ’t college kennis nam van de inleidende opmerking
der 2e Sectie heeft spr. zich een oogenblik afgevraagd, wat de
steller der vraag feitelijk bedoelde, toen hij bij het uitspreken
zijner teleurstelling over het ontbreken eener uitvoerige toe
lichting, daarbij de gewijzigde samenstelling van het college
van B. en W. ter sprake bracht. Uit het sectierapport is echter
niets te lezen, wat de vrager had verwacht of niet verwacht,
alleen werd spr.’s naam daarin genoemd. Het blijkt nu dat het
de heer Dokkum is geweest, die nu de gelegenheid hier te baat
heeft genomen zijn gedachtengang uitvoerig naar voren te
brengen.
Spr. wil beginnen met te zeggen dat de heer Dokkum de
zaken •eenigszlns omdraait: de beschouwingen die hij nu heeft
gehouden, had hij het vorig jaar bij de behandeling der toe
lichting moeten houden. Want B. en W. zijn niet van hun weg
terug getreden, maar ze zijn bij deze begrooting voortgegaan
op den weg die het vorig jaar door ’t college van B. en W. is
uitgestippeld. Het is spr. niet duidelijk hoe een en ander in
verband wordt gebracht met zijn optreden als wethouder.
B. en W. hebben terecht gewezen naar de uitvoerige beschou
wingen van verleden jaar. De heer Dokkum zegt: ja, dat was
de theoretische uiteenzetting, we moeten nu de practische toe
passing zien. Dat is voor een deel juist. Wanneer spr. ten op
zichte van de 4 punten, ook door den heer Dokkum aangehaald,
belangrijk was afgeweken van de zienswijze van B. en W., toen
zij die punten als de gedragslijn voor de eerstkomende jaren
naar voren brachten, was er reden nu een nieuwe beschouwing
te verwachten. Maar die punten hadden spr.’s volle sympathie
en het heeft hem verbaasd dat het vorig jaar de Raad zoo bui
tengewoon sympathiek tegenover die toelichting stond. Spe
ciaal van de zijde van den heer Dokkum had spr. tegen die
algemeene richtingslijnen een forsch en krachtig verzet ver
wacht. Het bevreemdt spr. naar aanleiding van die beschou
wingen, dat nu de vraag wordt gesteld of het optreden van
hem als wethouder geen wijziging in de beheerspolitiek zal
brengen. Men had dat niet kunnen verwachten.
Spr.’s eerste gedachte toen hij de opmerking der sectie las,
was deze: dat het vragende lid van meening was dat de be
grooting, die B. en W. aanboden, meer in de lijn van spr.’s
persoonlijke sympathieën zou zijn gegaan. Dat was niet het
geval. Het blijkt, dat de heer Dokkum had gehoopt, dat van
spr.’s zijde vermindering van de belastingdruk zou zijn be
vorderd. Intusschen moet spr. opmerken, dat hij nog slechts
een half jaar zitting heeft in het college van B. en W. In dien
tijd hebben zich echter geen omstandigheden voorgedaan, die
B. en W. noopten andere lijnen te volgen dan die, welke ver
leden jaar uitgestippeld werden. Er was dus geen reden bijzon
dere opmerkingen bij deze begrooting aan den Raad voor te
leggen.
Vraagt men spr. of deze begrooting zóó is als hij die als
Soc. Dem. het liefst zou zien, dan moet hij erkennen, dat daar
heel veel aan ontbreekt, maar toen spr.’s fractie verleden jaar
besloot dat een hunner in ’t college een plaats zou aanvaarden,
toen was men zich bewust, dat daaivan voor de soc.-dem.
beginselen, gezien de huidige samenstelling van den Raad,
weinig te verwachten was. De principieele lijnen die wij zien,
zegt spr., kan een soc.-dem. wethouder in deze omstandigheden
niet in de begrooting brengen. Als spr. zijn verlanglijstje eens
zou opmaken, dan kwam er heel wat los. Spr. heeft wel ge
tracht principieele zaken in goede aarde te doen vallen, doch
daarvoor was geen meerderheid te vinden.
Wat de kwestie van de f 10.000.betreft: wethouder Blok
zal wel aantoonen, dat dit bedrag nuttig en noodig is. Spr.
acht het noodzakelijk.
Belastingverlaging is zeker mogelijk als men door dergelijke
dingen een streep haalt; dat is geen kunst, maar, vraagt spr.,
wat is de schuld, dat wij thans met hooge belastingen zitten?
De schuld ligt bij de voorvaderen, die niet aan dergelijke dingen
hebben gedacht, tot een andere richting in den Raad ontstond,
die het noodig achtte deze zaken te herzien. Natuurlijk zijn
daaraan belangrijke uitgaven verbonden.
Het is zeer wel mogelijk de uitgaven voor een belangrijk deel
naar beneden te drukken; het gaat echter om de vraag of die
mogelijkheid in de gegeven omstandigheden gewenscht is.
Wat de betaling der boereplaats betreft, die de heer Dok
kum thans in verband brengt met de gewone inkomsten: de
bezwaren had deze bij den aankoop te berde moeten brengen,
maar bovendien: de plaats wordt betaald uit den kapitaaldienst
en houdt geen verband met den gewonen dienst.
Nog steeds is het spr. niet duidelijk, dat men van hem een
andere houding had verwacht. Indien de heer Dokkum had
gedacht, in deze begrooting tot uitdrukking te zien gebracht
een belangrijke verlaging der belastingdruk, dan wil spr. wel
mededeelen dat hij nooit zal medewerken aan een verlaging
van het belastingcijfer door te bezuinigen op de uitgaven die
H 0iO- «ar
«M aaa aln, «X
De loonen van het Gemeentepersoneel.
Door de 2e Sectie is de vraag gesteld:
Bij de behandeling van de bedrijfsbegrootingen werd
de vraag gesteld, of de tijd niet aangebroken is om te over
wegen de noodzakelijkheid van een algemeene loonsher-
ziening in verband met het loonpeil in particuliere be
drijven.
B. en W. antwoordden:
Wij hebben bij het opmaken van de begrooting voor
1927 nog niet de noodzakelijkheid gevoeld, om in verband
met het loonpeil in particuliere bedrijven, thans een alge-
meene loonsherziening voor te bereiden.
Een minderheid wil thans reeds uitspreken, dat naar
haar meening in 1927 met een mogelijkheid van herziening
rekening zal moeten worden gehouden.
De heer De Wolf zou wel eens willen weten, wanneer nu
de noodzakelijkheid niet gevoeld wordt, wanneer of die tijd
dan aanbreekt. Toen de loonen in het particuliere bedrijf omhoog
liepen heeft de Raad die van het gemeentepersoneel ook ver
hoogd. Nu de particuliere loonen successievelijk een stuk
achteruit gegaan zijn, meent spr. dat het tijd is ook de ge-
meenteloonen te herzien. Want het staat als een paal boven
water, dat als een timmerman bij de gemeente f33.verdient
en bij de particuliere patroons is het loon f 28.80, dan is dat
een te groot verschil. Spr. weet tenminste niet, wanneer dan
de tijd voor verlaging aangebroken is. De gemeentewerklieden
hebben bovendien verschillende voordeelen als pensioen enz.
Spr. zou dan ook B. en W. willen verzoeken met nieuwe voor
stellen te komen.
De heer Potma zegt, dat men bij de herziening der loonen
te rade gegaan is naar de loonen in andere gemeenten, terwijl
_.j.. De post H. O. blijft vrijwel gelijk, terwijl de inkomens van
kens en jongvee omgekomen en is de geheele de iI1W0ners van Sneek zich in dalende lijn bewegen. Er is dus
inboedel vernield. Mede vatten vuur de huizin- aanIeiding ook het tweede punt door B. en W. verleden jaar
gen van T. Vallinga en D. v. d. Meulen, waar genoemd nog eens onder de loupe te nemen om aan de hand
behouden bleef, doch de inboedels ook.! daarvan te beoordeelen in hoever dat uitvoerbaar is, opdat
hij noodig acht. Verschillende posten op deze begrooting acht
spr. nog te laag, bv. die voor ’t onderwijs, en in ’t algemeen die
voor algemeene ideëele en cultureele belangen door verschil
lende vereenigingen behartigd en door de gemeente gesteund.
Die bedragen zijn door den loop der omstandigheden en door
de meerderheid van den Raad op sommen gebracht, die spr.
persoonlijk veel te laag acht. De heer Dokkum weet toch ook
wel, dat spr. op de belastingpolitiek van het college van B.
en W. in zijn vorige samenstelling meer dan eens met kritiek
gekomen is, doch hij heeft daarbij nooit eenige steun onder
vonden. Nu komt de gedachte naar voren, dat de heer Dokkum
gehoopt had, dat de aanneming door spr. van de wethouders-
functie belastingverlaging tot gevolg kon hebben, Als de heer
Dokkum die voorstelling heeft gehad, wil spr. hem die illusie
ontnemen. Spr. zal gaarne medewerken de belastingdruk, die
hij hier gemiddeld nog hoog vindt, te verlagen, doch als men
dat wil bereiken door het domme potlood te hanteeren, dan
zal spr. daartoe nooit medewerken.
De heer Dokkum zegt dat hij heelemaal geen persoonlijke
aanval op den heer Breeuwsma heeft bedoeld, maar hij blijft
van meening, dat het wenschelijk was geweest wanneer in de
M. v. T. was vermeld, of in de begrooting tot uitdrukking was
gekomen de practische toepassing van de lijnen, zooals die
verleden jaar zijn uitgestippeld. Met het theoretisch karakter der
bedoelde punten kon spreker meegaan, maar bij de practische
toepassing kan het wel eens tot een conflict komen: het gaat
niet over het principe, maar over het tempo en het in-hoe-ver
en het had voor de hand gelegen indien B. en W. hadden mee
gedeeld hoever zij in deze begrooting zijn gegaan. Nu kan de
Raad niet beoordeelen of op elke post zooveel mogelijk bezui
nigd is en of het gevraagde beslist noodig is. B. en W. van
Amsterdam hebben op hunne begrooting pas een 6 millioen
kunnen bezuinigen, omdat zij deze aan de hand van rapporten
van de hoofden van dienst nog eens nauwkeurig hadden nage
gaan. Zoo had spr. gaarne gezien, dat ook B. en W. hier een
overzicht hadden gegeven hoe ze tot de begrootingscijfers zijn
gekomen. Nu heeft spr. den indruk, dat het niet allemaal
scherp berekende posten zijn. Want wil men bezuinigen, dan
mag alleen wat noodzakelijk is, worden besteed.
Er is wel gezegd, dat de betaling der boereplaats buiten de
gewone inkomsten omgaat, maar ten slotte moet het geld
toch komen uit de zakken van de gemeentenaren, of ’t recht
streeks gaat of langs een omweg. Wanneer bv. aan de gemeen
tebedrijven uit den gewonen dienst belangrijke bedragen zijn
geleend, en deze komen bij de aflossing op den kapitaaldienst,
dan heeft men langs een omweg hetzelfde bereikt. Een dergelijke
kapitaalvorming is mooi, maar voor spr. is ’t een vraag of het
tempo niet te vlug is, of niet onnoodig te lang de belastingen
op een te hoog peil worden gehouden en ’t is noodzakelijk
die zaak bij de behandeling der begrooting onder de oogen
te zien.
De verlaging der belastingen door den heer Breeuwsma ver
leden jaar naar voren gebracht als urgent, is zulks nu nog en
deze dient de beschouwingen over de begrooting te beheer-
schen. Daarom hadden B. en W. bij elke post, welke een be
zuinigde post was, moeten mededeelen dat het aangevraagde
bedrag inderdaad noodig is.
De heer Breeuwsma antwoordt, dat door de kritiek
van den heer Dokkum geen nieuwe gezichtspunten geopend
zijn. Spr. wil deze vraag stellen: Waar is de lijn, het vorig jaar
in de bekende 4 punten uitgestippeld, verstoord? Eerst dan
is er plaats voor kritiek en ook dan alleen is het mogelijk op
bepaalde punten in te gaan. De heer Dokkum heeft gevraagd of
wel alle posten even scherp onder de oogen zijn gezien. Spr.
kan er niet over oordeelen hoe vroeger de begrooting in het
college van B. en W. werd behandeld, maar nu spr. zulks voor
het eerst zelf heeft meegemaakt, weet hij welk een belangrijk
stuk werk de samenstelling der begrooting is en hoe elke post
met de noodige belangstelling en aan de hand van de vereischte
gegevens is bezien. Wij hebben hier de toestand, dat de Bur
gemeester of een der wethouders voorzitter is van de raads-
commissiën, die de voorloopige begroetingen in onderdeden
opmaken. Had men verandering in de beheerspolitiek gewenscht
dan had die in de begroetingen dier commissies tot uitdruk
king moeten komen.
Het spreekt wel van zelf dat de uitgaven niet belangrijk
minder geraamd konden worden dan verleden jaar. Spr. heeft
geen oogenblik de illusie gehad, dat zulks dit jaar al mogelijk
zou zijn; de omstandigheden zullen dit ook de eerstkomende
jaren nog niet mogelijk maken. Maar men bedenke daartegen
over hoe het verschillende gemeenten niet mogelijk is geweest
tot dezelfde cijfers van verleden jaar te komen, zoodat daar de
belasting verhoogd moest worden.
Verschillende posten leverden belangrijke tegenvallers aan
inkomsten op en daarom zijn de eindcijfers der begrooting spr.
nog meegevallen.
Om op deze begrooting bezuinigingen van eenige beteekenis
aan te brengen acht spr. onmogelijk, tenzij men posten gaat
schrappen, die hij noodzakelijk acht. Daarom heeft spr. geheel
gehandeld in den geest van hetgeen hij verleden jaar heeft
gezegd en daarom kan hij ook volkomen achter deze begrooting
staan.
niet een te groote last op de inwoners van Sneek worde ge
legd.
De heer Van der Meulen meent bij de algemeene be-
douairière Lady schouwingen de aandacht van B. en W. te mogen vestigen op
Strathcona is gister bekend gemaakt. De be- i het feit, dat er een scheeve verhouding bestaat,
zittingen zijn getaxeerd op £6.678.863 waar- ’t aantal werklieden
van aan successierechten £2.160.000, dus bijna deelt
26 millioen gulden moet betaald worden.
jia 01) aarUaa «o* Jij gift. 01) aaruaa