icht EK. 18 geen roepende in de woestijn Hulp in Nood as L KWATTA^V VOLLE-MELK-REEP, BeterdanOoêdJDEBESTE Vraagt KW Ml 1A - örcbULAHö n Uit onze Raadzaal. ■o. IS 200 Sf Hiauwstijdingsn 80 TO 90 90 65 60 45 - annex SNEEKER COURANT an WYM BR ITS ER AD EEL Slüciul Of|in in Inmn hut Brandbnburgh Co., Inn Tw«im I* 150. ZATERDAG 13 ROVEMBER I9S6 43» JAARGABB r. a >1 □DTBDAGI n VRIJDAGS AVOIDS Ultgovoni oiKjorippr Hat laneza- sa e gid 01) verlla* «*b e t. [J Abonnement t per jaar f 2.50 fr. p post f 3.60. Advertentiên9 cl.' p. regel. Inge zonden tnededeelingen hooger, bij Abonnement belangrijke korting Advertentiên worden tevens graas ge plaatst in de SNEEKER COURANT 3IEUWE SIEEKER COURANT alle vee totaal verbrandden. Een meevaller voor de Engelsche schatkist. Het testament van de woningen onder behoor van dit dorp. De brand brak uit bij E. v. d. Meij, vermoedelijk door hooibroei; bij hem zijn acht koeien, var- wanneer men en ambtenaren in dienst der gemeente ver- naar de godsdienstige richtingen. Spr, heeft eens nagegaan dat van de 150 menschen in dienst der gemeente, die samen jaü iugevai nu «vei HMw Mbwiow 90 4. MIDDAGVERGADERING. (Vervolg.) De Gemeentebegrooting. Punt XXV11. Behandeling van de gemeentebegrooting voor 1927. (De rapporten van de 1ste en 2e Sectie en ae Memorie van Antwoord van Burgemeester en Wethouders zijn opgenomen onder de nummers 118, 119 en 120 der Dijiagen, dossierno. X 07.352.11(13)), met de daarbij oehoorende voorstellen en adviezen. De V o o r z. geeft gelegenheid tot Algemeene Beschouwin gen, waarvoor allereerst de heer D o k k u m het woord vraagt. Wanneer spr. eenige beschouwingen wil wijden aan het ant woord door B. en W. gegeven op de opmerkingen van spr.’s sectie omtrent de wenschehjkheid van een meer uitvoerige inleiding bij de Memorie van Toelichting, dan wil spr. daarbij op den voorgrond stellen, dat hij de M .v. T. altijd heeft be- schoujvd en aanvaard als een uitspraak van het college van B. en W. Spr. heeft redenen daarop nadruk te leggen. Spr. moet dan uitspreken, dat hij door het antwoord van B. en W. op de opmerking der sectie, waarin het gemis van een breede inleiding tot de Memorie van Toelichting wordt betreurd, niet bevre digd is. B. en W. zeggen, dat het hen niet geheel duidelijk is, hoe de gewijzigde samenstelling van het college van B. en W. gereede aanleiding had kunnen geven, om ook thans in uitgebreide financiëele beschouwingen te treden. Bij de behandeling der begrooting voor 1926 immers heeft de heer Breeuwsma, sinds dien tot wethouder benoemd, verklaard in algemeene lijnen zich met het door ons uiteengezette beleid te kunnen veree- nigen. Dat was den leden van den Raad niet onbekend; van geen enkele zijde uit den Raad zijn die algemeene lijnen absoluut veroordeeld. Juist is gezegd, dat men zich daarmee wel kon vereenigen, maar waar deze op theorie berusten, komt het hier aan op de practische toepassing en dan is wel verschil van inzicht aanwezig. Van die strooming heeft ook de heer Breeuwsma zich tot tolk gemaakt, toen hij in de vergadering van 30 Nov. 1925 zeide, dat hij waardeering had voor de beschouwingen van B. en W., al zou men bij de practische uitwerking van de financieele beheerspolitiek, vooral over een reeks van jaren gezien, nog wel eens op mogelijke verschillen stuiten. Zoo beschouwt ook spr. de M. v. T. van 1926 meer als een theoretische uiteenzetting hoe in ’t algemeen het beheer der gemeentefinanciën zal moeten zijn, doch ’t is telkens gebleken dat men niet in elk opzicht met de practische uitwerking door B. en W. mee kan gaan. Ook de heer Breeuwsma heeft daar tegen wel bezwaren ontwikkeld, zelfs is het eens tot een con flict tusschen den Raad en B. en W. gekomen. Het valt niet te ontkennen, dat de belastingdruk nog zwaar genoeg is en ook de heer Breeuwsma was van oordeel dat het gewenscht is mee te werken om die druk zoo snel mogelijk te verlichten. De vraag is nu in hoever en op welke manier die bereikbaar is bij het beheer door B. en W. voorgesteld. Waar ook spr. in algemeene lijnen mee kan gaan met het karakter van 't beheer door B. en W. verleden jaar aangeduid, daar meent spr. het college de vraag te mogen stellen in hoever een en ander practisch uitvoerbaar is bij deze begrooting. In het stelsel van B. en W. traden vier punten op den voor grond: le. achtte men redelijke bezuiniging gewenscht; 2e. diende uitgezien naar verhooging der directe inkomsten; 3e. dekking, zoo mogelijk van buitengewone uitgaven uit gewone inkomsten; 4e. het bevorderen van indirecte productiviteit. Spr. vraagt thans naar de practische toepassing dier punten bij deze begrooting. le. Redelijke bezuiniging. Spr. zou willen vragen, waarin die uitkomt bij deze begrooting? Spr.’s indruk is dat elke post het volle pond heeft gekregen. Dat is iets anders, dan onder den druk der abnormale belasting trachten te bezuinigen op de uitgaven. Mogelijk is dat B. en W. wel de wenschelijkheid van bepaalde zaken hebben gevoeld, doch ze hebben opgeschort in verband met den stand der gemeentefinanciën. Uit de begrooting blijkt daaromtrent echter niets. Spr.’s persoonlijke indruk is, dat de begrooting wel niet met de ruime hand is opgemaakt, maar ook dat er niet bezuinigd is. B. en W. hebben bij het in elkaar zetten der begrooting ge- gegevens gehad, om een bepaalde post zóó vast te stellen als ze deden, doch de Raad heeft die gegevens niet, zoodat deze moeilijk kan beoordeelen of de post inderdaad zóó moet luiden. Als voorbeeld wil spr. aanhalen de post van f 10.000.die weder extra op de begrooting is gebracht voor onderhoud en vernieifwingen van straten, wallen enz. Is het noodig, dat nog eenige jaren met beschikbaarstelling van die post wordt voort gegaan? Spr. meent, dat de gemeente handelt als een baas, die een knecht, die eenigen tijd ziek geweest is, niet alleen de verzuimde uren wil laten inhalen, maar hem tevens wat uren vooruit wil laten werken voor ’t geval hij weer eens ziek mocht worden. Zoo toch handelt men bij de gemeentefinanciën ook. We moesten eerst inhalen wat in de oorlogsjaren achterop was geraakt, doch nu wil men, terwijl de druk der belasting al erg genoeg is in verband met de daling der inkomens, weer reser- veeren voor volgende jaren, want er zijn nog belangrijke werken in petto, dus moeten wij de financiën der gemeente sterk maken. In de Memorie van Toelichting is den Raad niet duide lijk gemaakt dat zulks noodzakelijk is. Wat het tweede punt: de verhooging der directe inkomsten betreft: B. en W. moeten toch een vast plan maken in hoever zij in die richting werkzaam kunnen zijn. Bij de begrootings- wijziging 1926 in deze zelfde vergadering aangenomen, is wel weer gebleken dat alle buitengewone inkomsten gereserveerd zullen worden voor de betaling der gekochte boerderij. Spr. meent dat het toch op den duur niet gaat langs dien weg; die buitengewone inkomsten zouden ook gebruikt kunnen wor- Gewetensgeld. Bij den Inspecteur der directe belastingen enz. te Sneek le afdeeling werd ontvangen f 400.gewetensgeld wegens vroeger te weinig betaalde belastingen. Boerderij te Deersum afgebrand. 40 koeien en hokkelingen omgekomen. Wanneer men van Sneek komt ligt even voor bij Deersum, aan de rechterhand in het land kort bij den weg, de groote boerderij, eigen aan mevr. Van Heemstra geb. baronesse Godin de Beaufort te Doorn, bewoond door Theunis Sij- brandy. Deze boerderij nu is Woensdag op Don derdagnacht om zoo te zeggen in een oogwenk in de vlammen opgegaan. Ongeveer 12 uur werd de boer gewekt door het geluid van vallende steen en en toen hij opstond om te kijken wat er te doen was, bleek zijn plaats in lichte laaie te staan. Ijlings heeft de man z’n gezin gewekt, dat voor het meerendeel in nachtkleeding door een raam is gevlucht en daarbuiten het drama dat zich in de geweldige oven van de met hooi gevulde hofstede (er waren 125 weide hooi aan wezig) heeft afgespeeld, heeft moeten aan schouwen. Daarbinnen immers waren al de koeien en hokkelingen, behalve een negental van de laatste, die buiten liepen, samen een veertig tal dieren, benevens de kippen, drie katten en de trouwe makker van den mensch: de hond des huizes. Niets heeft men kunnen verrichten om de dieren te bevrijden; toen de oudste zoon Piet nog een blik naar binnen sloeg, brandde daar het stroo reeds onder de van angst brul lende koeien, ze waren niet meer te redden: het losmaken der dieren zou niet meer gegaan zijn en de losgelaten dieren zouden uit de nauwe stal toch niet naar buiten zijn ontkomen en hem die pogingen tot redding deed in hun angstge- drang hebben verpletterd. En zoo, toen wij gis termorgen bij de verbrande boerderij kwamen en daar op rijen, zooals ze gestorven waren in hun nuttelooze strijd tegen rook en vlammen, deze geblakerde, half verbrande, opengebarsten dieren zagen, hier en daar met nog een foetus naast zich, toen rees toch bij ons de gedachte, dat de stalbouw en bevesti ging der dieren, zooals men ze hier nog veel ziet, toch bij ’t uitbreken van brand zoo voor de hand liggend bij broeiend hooi wel tot ’n catastrophe als deze moet leiden. Achter het brandende huis dan had de familie zich zoo goed zoo kwaad dat ging aangekleed, de boer zelf had zijn jongste, die de vorige dag z’n arm had gebroken, door het venster kunnen redden, en zoo waren het zevental kinderen en vader en moeder behouden, terwijl daar binnen 30 koeien, 10 hokkelingen, een kalf, een stier, kalkoenen, katten, de hond ter dood werden geroosterd en de inboedel in vlammen opging, alleen wat antiek zilver en wat geld was met eenige kleeren gered. Intusschen was de brand opgemerkt door eenige heeren uit Leeuwarden, die per auto van Sneek kwamen en nu op de felle gloed afkwamen spoedig was toen ge heel Deersum in rep en roer maarmen schijnt in de zenuwachtigheid vergeten te heb ben de brandklok te luiden en liet ook de Deer- sumer spuit kalm in z’n hokje, ’s morgens ont waakte de Deersumer brandmeester, zonder dat hij nog wist wat er gebeurd was!! aldus ver telde men ter plaatse van 'den brand. De motor- spuit van Rauwerd arriveerde te halftwee toen ingrijpen niet meer nopdig was: alles wat bran den wilde was opgebrand. Het vee en de inboedel was verzekerd bij „Woudsend” voor f 40.000, de boerderij zelve is verzekerd bij de Nederlanden. Dat er geen paarden zijn omgekomen, is te danken aan het feit dat de jonge Gosse Sij- brandy deze dieren vergeten had uit de weide naar de stal te brengen, omdat hij meegedaan had aan het verzamelen van het brandmateriaal dat op 11 November het dorp moest dienen voor het St. Maartensvuur. Nog een brand. 8 koeien omgekomen. IRNSUM, 12 November. Hedennacht half één is brand uitgebroken in ’n complex koemelkers- den voor directe verlaging der gemeentebelasting. I r Vaigua rwrwwflin ««wMnytnaui O» Waraa» /ll|ll| 0*° «M» «nsa Ahenné rarwkirt «ogalakk» AUW lanpa InvslMHal* f270.000.verdienen, er slechts 6 R.-K. zijn met een salaris van f 10.000.terwijl toch 15 der bevolking katholiek is. Spr. weet wel, dat directe verandering in dien toestand niet mogelijk is, doch hij wil B. en. W. vragen hieraan eens aan dacht te schenken en bij de vervulling van vacatures daarmede rekening te houden. De V o o r z. antwoordt den heer Dokkum, dat B. en W. ge meend hebben dit jaar niet met een uitgebreide M. v. T. te behoeven te komen, waar zij hun standpunt verleden jaar vrij uitvoerig hebben uiteengezet en zij dus slechts in herhalingen zouden vervallen, daar er geen aanleiding tot groote wijzi gingen is. Inzake de persoonsverwisseling in B. en W. zal wet houder Breeuwsma het beste zelve kunnen antwoorden. Wat de kwestie der f 10.000.betreft: dit punt is reeds verscheidene jaren hier ter tafel geweest. Het standpunt van B. en W. is den Raad voldoende bekend: zij hebben gemeend, dat dat bedrag dit jaar nog noodig was. Zooals verleden jaar is meegedield, is door B. en W. een plan opgemaakt om gelei delijk verschillende werken, die vroeger zijn nagelaten, in orde te brengen. Zóó hoopt men zachtjes aan te komen tot een ge- wenschte toestand, zoodat in de toekomst dit bedrag verlaagd kan worden. Voor dit jaar kunnen B. en W. zulks echter nog niet voorstellen, al is het wel degelijk in B. en W. besproken. Wat betreft de belastingverlaging, door den heer Dokkum aangeroerji: de aangekochte boerderij wordt betaald uit bui tengewone inkomsten door verkoop van bouwterrein enz. De wet schrijft voor dat dergelijke inkomsten belegd moeten worden; ze mogen niet in de gewone dienst versmelten. Op de koopsom van f125.000.is een bedrag van f44.000, dat disponibel was uit dergelijke buitengewone inkomsten, afgelost; men hoopt in drie jaar zoo de geheele boerderij betaald te hebben. Wat de opmerking van den heer Van der Meulen betreft: Spr. moet bekennen dat bij de aanstelling van ambtenaren en werk lieden niet een der eerste vragen is, welke godsdienstige rich ting de man toegedaan is; wie B. en W. het geschiktst voor komt uit hen die zich aanmelden, wordt genomen. B. en W. hebben daarbij nooit gelet op godsdienstige richting; gewoonlijk merkt men dat pas later. De heer Breeuwsma antwoordt den heer Dokkum hierna. Toen spr. in ’t college kennis nam van de inleidende opmerking der 2e Sectie heeft spr. zich een oogenblik afgevraagd, wat de steller der vraag feitelijk bedoelde, toen hij bij het uitspreken zijner teleurstelling over het ontbreken eener uitvoerige toe lichting, daarbij de gewijzigde samenstelling van het college van B. en W. ter sprake bracht. Uit het sectierapport is echter niets te lezen, wat de vrager had verwacht of niet verwacht, alleen werd spr.’s naam daarin genoemd. Het blijkt nu dat het de heer Dokkum is geweest, die nu de gelegenheid hier te baat heeft genomen zijn gedachtengang uitvoerig naar voren te brengen. Spr. wil beginnen met te zeggen dat de heer Dokkum de zaken •eenigszlns omdraait: de beschouwingen die hij nu heeft gehouden, had hij het vorig jaar bij de behandeling der toe lichting moeten houden. Want B. en W. zijn niet van hun weg terug getreden, maar ze zijn bij deze begrooting voortgegaan op den weg die het vorig jaar door ’t college van B. en W. is uitgestippeld. Het is spr. niet duidelijk hoe een en ander in verband wordt gebracht met zijn optreden als wethouder. B. en W. hebben terecht gewezen naar de uitvoerige beschou wingen van verleden jaar. De heer Dokkum zegt: ja, dat was de theoretische uiteenzetting, we moeten nu de practische toe passing zien. Dat is voor een deel juist. Wanneer spr. ten op zichte van de 4 punten, ook door den heer Dokkum aangehaald, belangrijk was afgeweken van de zienswijze van B. en W., toen zij die punten als de gedragslijn voor de eerstkomende jaren naar voren brachten, was er reden nu een nieuwe beschouwing te verwachten. Maar die punten hadden spr.’s volle sympathie en het heeft hem verbaasd dat het vorig jaar de Raad zoo bui tengewoon sympathiek tegenover die toelichting stond. Spe ciaal van de zijde van den heer Dokkum had spr. tegen die algemeene richtingslijnen een forsch en krachtig verzet ver wacht. Het bevreemdt spr. naar aanleiding van die beschou wingen, dat nu de vraag wordt gesteld of het optreden van hem als wethouder geen wijziging in de beheerspolitiek zal brengen. Men had dat niet kunnen verwachten. Spr.’s eerste gedachte toen hij de opmerking der sectie las, was deze: dat het vragende lid van meening was dat de be grooting, die B. en W. aanboden, meer in de lijn van spr.’s persoonlijke sympathieën zou zijn gegaan. Dat was niet het geval. Het blijkt, dat de heer Dokkum had gehoopt, dat van spr.’s zijde vermindering van de belastingdruk zou zijn be vorderd. Intusschen moet spr. opmerken, dat hij nog slechts een half jaar zitting heeft in het college van B. en W. In dien tijd hebben zich echter geen omstandigheden voorgedaan, die B. en W. noopten andere lijnen te volgen dan die, welke ver leden jaar uitgestippeld werden. Er was dus geen reden bijzon dere opmerkingen bij deze begrooting aan den Raad voor te leggen. Vraagt men spr. of deze begrooting zóó is als hij die als Soc. Dem. het liefst zou zien, dan moet hij erkennen, dat daar heel veel aan ontbreekt, maar toen spr.’s fractie verleden jaar besloot dat een hunner in ’t college een plaats zou aanvaarden, toen was men zich bewust, dat daaivan voor de soc.-dem. beginselen, gezien de huidige samenstelling van den Raad, weinig te verwachten was. De principieele lijnen die wij zien, zegt spr., kan een soc.-dem. wethouder in deze omstandigheden niet in de begrooting brengen. Als spr. zijn verlanglijstje eens zou opmaken, dan kwam er heel wat los. Spr. heeft wel ge tracht principieele zaken in goede aarde te doen vallen, doch daarvoor was geen meerderheid te vinden. Wat de kwestie van de f 10.000.betreft: wethouder Blok zal wel aantoonen, dat dit bedrag nuttig en noodig is. Spr. acht het noodzakelijk. Belastingverlaging is zeker mogelijk als men door dergelijke dingen een streep haalt; dat is geen kunst, maar, vraagt spr., wat is de schuld, dat wij thans met hooge belastingen zitten? De schuld ligt bij de voorvaderen, die niet aan dergelijke dingen hebben gedacht, tot een andere richting in den Raad ontstond, die het noodig achtte deze zaken te herzien. Natuurlijk zijn daaraan belangrijke uitgaven verbonden. Het is zeer wel mogelijk de uitgaven voor een belangrijk deel naar beneden te drukken; het gaat echter om de vraag of die mogelijkheid in de gegeven omstandigheden gewenscht is. Wat de betaling der boereplaats betreft, die de heer Dok kum thans in verband brengt met de gewone inkomsten: de bezwaren had deze bij den aankoop te berde moeten brengen, maar bovendien: de plaats wordt betaald uit den kapitaaldienst en houdt geen verband met den gewonen dienst. Nog steeds is het spr. niet duidelijk, dat men van hem een andere houding had verwacht. Indien de heer Dokkum had gedacht, in deze begrooting tot uitdrukking te zien gebracht een belangrijke verlaging der belastingdruk, dan wil spr. wel mededeelen dat hij nooit zal medewerken aan een verlaging van het belastingcijfer door te bezuinigen op de uitgaven die H 0iO- «ar «M aaa aln, «X De loonen van het Gemeentepersoneel. Door de 2e Sectie is de vraag gesteld: Bij de behandeling van de bedrijfsbegrootingen werd de vraag gesteld, of de tijd niet aangebroken is om te over wegen de noodzakelijkheid van een algemeene loonsher- ziening in verband met het loonpeil in particuliere be drijven. B. en W. antwoordden: Wij hebben bij het opmaken van de begrooting voor 1927 nog niet de noodzakelijkheid gevoeld, om in verband met het loonpeil in particuliere bedrijven, thans een alge- meene loonsherziening voor te bereiden. Een minderheid wil thans reeds uitspreken, dat naar haar meening in 1927 met een mogelijkheid van herziening rekening zal moeten worden gehouden. De heer De Wolf zou wel eens willen weten, wanneer nu de noodzakelijkheid niet gevoeld wordt, wanneer of die tijd dan aanbreekt. Toen de loonen in het particuliere bedrijf omhoog liepen heeft de Raad die van het gemeentepersoneel ook ver hoogd. Nu de particuliere loonen successievelijk een stuk achteruit gegaan zijn, meent spr. dat het tijd is ook de ge- meenteloonen te herzien. Want het staat als een paal boven water, dat als een timmerman bij de gemeente f33.verdient en bij de particuliere patroons is het loon f 28.80, dan is dat een te groot verschil. Spr. weet tenminste niet, wanneer dan de tijd voor verlaging aangebroken is. De gemeentewerklieden hebben bovendien verschillende voordeelen als pensioen enz. Spr. zou dan ook B. en W. willen verzoeken met nieuwe voor stellen te komen. De heer Potma zegt, dat men bij de herziening der loonen te rade gegaan is naar de loonen in andere gemeenten, terwijl _.j.. De post H. O. blijft vrijwel gelijk, terwijl de inkomens van kens en jongvee omgekomen en is de geheele de iI1W0ners van Sneek zich in dalende lijn bewegen. Er is dus inboedel vernield. Mede vatten vuur de huizin- aanIeiding ook het tweede punt door B. en W. verleden jaar gen van T. Vallinga en D. v. d. Meulen, waar genoemd nog eens onder de loupe te nemen om aan de hand behouden bleef, doch de inboedels ook.! daarvan te beoordeelen in hoever dat uitvoerbaar is, opdat hij noodig acht. Verschillende posten op deze begrooting acht spr. nog te laag, bv. die voor ’t onderwijs, en in ’t algemeen die voor algemeene ideëele en cultureele belangen door verschil lende vereenigingen behartigd en door de gemeente gesteund. Die bedragen zijn door den loop der omstandigheden en door de meerderheid van den Raad op sommen gebracht, die spr. persoonlijk veel te laag acht. De heer Dokkum weet toch ook wel, dat spr. op de belastingpolitiek van het college van B. en W. in zijn vorige samenstelling meer dan eens met kritiek gekomen is, doch hij heeft daarbij nooit eenige steun onder vonden. Nu komt de gedachte naar voren, dat de heer Dokkum gehoopt had, dat de aanneming door spr. van de wethouders- functie belastingverlaging tot gevolg kon hebben, Als de heer Dokkum die voorstelling heeft gehad, wil spr. hem die illusie ontnemen. Spr. zal gaarne medewerken de belastingdruk, die hij hier gemiddeld nog hoog vindt, te verlagen, doch als men dat wil bereiken door het domme potlood te hanteeren, dan zal spr. daartoe nooit medewerken. De heer Dokkum zegt dat hij heelemaal geen persoonlijke aanval op den heer Breeuwsma heeft bedoeld, maar hij blijft van meening, dat het wenschelijk was geweest wanneer in de M. v. T. was vermeld, of in de begrooting tot uitdrukking was gekomen de practische toepassing van de lijnen, zooals die verleden jaar zijn uitgestippeld. Met het theoretisch karakter der bedoelde punten kon spreker meegaan, maar bij de practische toepassing kan het wel eens tot een conflict komen: het gaat niet over het principe, maar over het tempo en het in-hoe-ver en het had voor de hand gelegen indien B. en W. hadden mee gedeeld hoever zij in deze begrooting zijn gegaan. Nu kan de Raad niet beoordeelen of op elke post zooveel mogelijk bezui nigd is en of het gevraagde beslist noodig is. B. en W. van Amsterdam hebben op hunne begrooting pas een 6 millioen kunnen bezuinigen, omdat zij deze aan de hand van rapporten van de hoofden van dienst nog eens nauwkeurig hadden nage gaan. Zoo had spr. gaarne gezien, dat ook B. en W. hier een overzicht hadden gegeven hoe ze tot de begrootingscijfers zijn gekomen. Nu heeft spr. den indruk, dat het niet allemaal scherp berekende posten zijn. Want wil men bezuinigen, dan mag alleen wat noodzakelijk is, worden besteed. Er is wel gezegd, dat de betaling der boereplaats buiten de gewone inkomsten omgaat, maar ten slotte moet het geld toch komen uit de zakken van de gemeentenaren, of ’t recht streeks gaat of langs een omweg. Wanneer bv. aan de gemeen tebedrijven uit den gewonen dienst belangrijke bedragen zijn geleend, en deze komen bij de aflossing op den kapitaaldienst, dan heeft men langs een omweg hetzelfde bereikt. Een dergelijke kapitaalvorming is mooi, maar voor spr. is ’t een vraag of het tempo niet te vlug is, of niet onnoodig te lang de belastingen op een te hoog peil worden gehouden en ’t is noodzakelijk die zaak bij de behandeling der begrooting onder de oogen te zien. De verlaging der belastingen door den heer Breeuwsma ver leden jaar naar voren gebracht als urgent, is zulks nu nog en deze dient de beschouwingen over de begrooting te beheer- schen. Daarom hadden B. en W. bij elke post, welke een be zuinigde post was, moeten mededeelen dat het aangevraagde bedrag inderdaad noodig is. De heer Breeuwsma antwoordt, dat door de kritiek van den heer Dokkum geen nieuwe gezichtspunten geopend zijn. Spr. wil deze vraag stellen: Waar is de lijn, het vorig jaar in de bekende 4 punten uitgestippeld, verstoord? Eerst dan is er plaats voor kritiek en ook dan alleen is het mogelijk op bepaalde punten in te gaan. De heer Dokkum heeft gevraagd of wel alle posten even scherp onder de oogen zijn gezien. Spr. kan er niet over oordeelen hoe vroeger de begrooting in het college van B. en W. werd behandeld, maar nu spr. zulks voor het eerst zelf heeft meegemaakt, weet hij welk een belangrijk stuk werk de samenstelling der begrooting is en hoe elke post met de noodige belangstelling en aan de hand van de vereischte gegevens is bezien. Wij hebben hier de toestand, dat de Bur gemeester of een der wethouders voorzitter is van de raads- commissiën, die de voorloopige begroetingen in onderdeden opmaken. Had men verandering in de beheerspolitiek gewenscht dan had die in de begroetingen dier commissies tot uitdruk king moeten komen. Het spreekt wel van zelf dat de uitgaven niet belangrijk minder geraamd konden worden dan verleden jaar. Spr. heeft geen oogenblik de illusie gehad, dat zulks dit jaar al mogelijk zou zijn; de omstandigheden zullen dit ook de eerstkomende jaren nog niet mogelijk maken. Maar men bedenke daartegen over hoe het verschillende gemeenten niet mogelijk is geweest tot dezelfde cijfers van verleden jaar te komen, zoodat daar de belasting verhoogd moest worden. Verschillende posten leverden belangrijke tegenvallers aan inkomsten op en daarom zijn de eindcijfers der begrooting spr. nog meegevallen. Om op deze begrooting bezuinigingen van eenige beteekenis aan te brengen acht spr. onmogelijk, tenzij men posten gaat schrappen, die hij noodzakelijk acht. Daarom heeft spr. geheel gehandeld in den geest van hetgeen hij verleden jaar heeft gezegd en daarom kan hij ook volkomen achter deze begrooting staan. niet een te groote last op de inwoners van Sneek worde ge legd. De heer Van der Meulen meent bij de algemeene be- douairière Lady schouwingen de aandacht van B. en W. te mogen vestigen op Strathcona is gister bekend gemaakt. De be- i het feit, dat er een scheeve verhouding bestaat, zittingen zijn getaxeerd op £6.678.863 waar- ’t aantal werklieden van aan successierechten £2.160.000, dus bijna deelt 26 millioen gulden moet betaald worden. jia 01) aarUaa «o* Jij gift. 01) aaruaa

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1926 | | pagina 1