ABAK I Dt KWALIIUI NIEUWSTIJDINGEN. HEERENNODË- ARTIKELEN naar 'Ni A Uit onze Raadzaal. naiiiiii ■üfitiisi Ürosas hr lison hut Venehfrt - MMX SNEEKER COURANT an WYMBRIT8ERADEEL 43aJAARGARG ZATERDAG 5 MAART 1337 Ear ata SI m3 45 - it nhrmnnm4 NMNBHNNNBNNI^nHNHRNMHnNHMNHInBRMHmi 0.25 1.90 0.40 Brandenburgb Co,, TWWmb Sta 150. flOs voor - ♦WO SB nu Z. h. s. aangenomen als voorgesteld. f> ft stem men. BN 1.90 0.19 0.19 0.35 gid. ingeval van over lijden binnen 30 d. gid. fcij verlies van een wijSvitger- Abonnementper jaar I 2.50 fr. post f 3.60. Advertentieën9 ct p. regel. Inge zonden mededeelingen hooger, bij Abonnement belangrijke korting Advertentiën worden tevens gratis ge plaatst in de SNEEKER COURANT ■liMOAeS VBUDAGSAV®MDg van een merk - rooktabak Is meer waard dan fraaie verpakking Als Ge een kwaliteit wilt rooken DIE NOOIT VERVEELT neem dan direct de beste van alle VERGADERING van den RAAD der GEMEENTE SNEEK op DINSDAG 1 MAART 1927, ’s avonds 7% uur. Voorzitter de heer P. J. de Hoop, burgemeester. Secretaris de heer P. Sikkes. Aanwezig 14 leden. Afwezig de heer Lampe, met kennis geving. vanaf 1.50 PIQUE HEMDEN DASSEN SOKKEN BOORDEN bretelles HOEDEN PETTEN OVERHEMDEN met boord te zien met een kostenberekening. Zooals het voorstel er ligt, kan spr. er zijn stem niet aan geven. behoorende woningen in de Smidsbuurt. (No. 1.777.61 (16)). HEW SLEEKER C0ÜRA3JT D SNEEK, 1 Maart 1927. Burgemeester en Wethouders hebben de vólgende bouwter reinen verkocht: a. aan C. Faber, bouwondernemer al hier, 609 M2 aan den Parallelweg voor den bouw van 4 woonhuizen; b. aan Gebrs. Negenman, bouwonder nemers te Leeuwarden, en anderen, 371 M2, gelegen aan de le Woudstraat tegenover de O. L. school no. 1, voor de bouw van 4 woonhuizen. Gemeenteraadsverkiezing. De candidaatstelling voor de verkiezing van leden van den gemeenteraad van Sneek is bepaald op 12 April, de stemming op Maandag 23 Mei. Z. h. s. aangenomen als voorgesteld. Punt VII. Advies van Burgemeester en Wethouders op adressen van besturen van bijzondere lagere scholen, houdende verzoek om toekenning van een voorschot op de vergoeding en de bijdrage bedoeld in de artikelen 101 en 102 der Lager Onderwijswet 1920 over het dienstjaar 1927. (Bijl. 12; dossierno. 1.851.2.07-2B). Het voorstel van B. en W. vindt men in een onzer vorige nrs. Z. h. s. aangenomen als voorgesteld. Het openbaar slachthuis. Punt VIII. Voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende de oprichting van een openbaar slachthuis in de gemeente. (Bijl. 13; dossierno. 1.73.12(4)). Het voorstel van B. en W. vindt men in een onzer vorige nrs. De heer De Wolf is nog niet overtuigd dat het hier een algemeen belang betreft. Spr. wenscht eerst definitieve plannen den; nu a. Adres van S. Marra en andere slagers, houdende verzoek om niet over te gaan tot de oprichting van een openbaar slachthuis. (No. 1.773.12(4)). Wordt behandeld bij punt VIII. b. Verslag van den schoolarts over 1926. (No. 1.851 09.1(1)). Worj.lt opgenomen in het gemeenteverslag. c. Verslag van de commissie tot wering van schoolver zuim over 1926. (No. 1.851.2.04.6(1)). Alsvoren. d. Verslag van hetgeen met betrekking tot verbetering der volkshuisvesting in de gemeente Sneek over 1926 is verricht. (No. 1.778.5(1)). Voor kennisgeving aangenomen. e. Proces-verbaal van de opneming van kas en boeken van den gemeente-ontvanger op 21 Februari 1927. (No. X 07.352.651(2)). Voor kennisgeving aangenomen. f. Bezwaarschrift d.d. 27 December 1926 van het be stuur der „Vereeniging tot het bouwen van woningen” tegen het besluit van Burgemeester en Wethouders van 9 November 1926, no. 21, houdende aanschrijving tot ver betering der rioleering van de aan de vereeniging toe- De Coöperatieve Middenstandsbank. Men herinnert zich dat-er een geschil be staat tusschen eenige schuldeischers en de leden der vroegere Coöperatieve Mid denstandsbank, waarvan destijds activa en passiva overgegaan zijn aan de Naaml. Venn. Middenstandsbank, welke in ver band met de Reijengazaak gefailleerd en geliquideerd is. Deze leden zijn door een aantal personen, welke nog vorderingen ten name der coöperatie hadden, en deze niet hebben laten overschrijven op de N. V. en later dan ook niet in het faillissement van die N.V. erkend zijn, aangesproken voor het betalen dezer vorderingen op grond van het feit dat de Coöperatie nimmer officieel is af gewikkeld, terwijl de aangesproken leden ’t tegendeel beweerden. Deze zaak is ten slotte voor de Leeuwarder Rechbank ge bracht, waar voor de schuldeischers optrad Mr. Haan alhier, voor de leden Mr. Vei lenga van den Haag. Bij vervroegde uit spraak heeft gister de rechtbank eerstge noemde partij in het gelijk gesteld. Ver worpen is de excep.tie van nietigheid en in de hoofdzaak is geconstateerd dat de coöpe ratie nog bestaat, dat haar leden dus aan sprakelijk zijn voor deze schuld. Mitsdien zijn zij veroordeeld tot betaling dezer schuld met rente en kosten, terwijl de heer Velle- man, die persoonlijk mede het proces der gedaagden voerde in U dezer kosten ver- i oordeeld is. sülllllllllllllllliiniiiiiiiiinii de definitieve beslissing nog als de kostenberekening wordt overgelegd. Verwerpen we echter nu het voorstel van B. en W., dan is de slachtplaats voor geruimen tijd van de baan. Daarom is het beter nu dit voorstel van B. en W. aan te nemen. Spr. wijst er op dat een wet niet tot stand komt om iets te regelen, waaraan geen behoefte is, maar waaraan in de praktijk is gebleken behoefte te bestaan. De vleeschkeu- ringswet zal dus voortgevloeid zijn uit de bezwaren, welke de praktijk hier in Nederland aankleefden. Spr. gelooft wel dat er hier aan de slachterijen heel wat ver beterd moet worden; bovendien heeft hij niet veel vertrouwen in de beloften der slagers, dat men elkaar zal helpen. Op den duur zal van die samenwerking niet veel komen. De ver- hooging van den vleeschprijs is gering, en de slagers zouden, als het moest, er niet veel bezwaar tegen hebben een centje op een pond te leggen. Spr .is den heer Hoekstra dankbaar voor z’n berekening. Voor spr. is het de vraag of de verande ringen die de slagers kunnen aanbrengen voldoende zullen zijn. Met het slachthuis is de regeling stellig afdoende waarom spr. met vrijmoedigheid voorstemmen zal. De heer B o e ij e n g a zegt dat de raad zich ih de besloten zitting niet gebonden heeft; alleen heeft hij zich niet verklaard tegen; een onderzoek. Nemen we dit voorstel echter nu aan dan zijn we moreel gebonden bij normale kosten het slacht huis 'te bouwen ook. Gezien de beschreven toestand hier zou men denken dat onze slagers spontaan zouden vragen om een slachthuis en dat is niet het geval. B. en W. namen het initiatief en de slagers zijn nu en bloc tegen het slachthuis. Spr. heeft lang over dit belangrijke vraagstuk gedacht, met deskundigen overlegd en de literatuur nageslagen en is tot de conclusie gekomen dat de tijd voor deze stichting nog niet is gekomen. Spr. heeft respect voor de voortvarendheid van B. en W. en er zijn goede zijden aan zoo’n slachthuis maar een hoofdbezwaar is dat een groep vakmenschen in de vrije uitoefening van hun bedrijf belemmerd wordt. Men wijst op de hygiëne, maar de wet wil die bevorderen en daarvoor is geen abattoir noodig, want de slachterijen moeten ingericht worden volgens de eischen der wet en die schijnen voldoende. De slagers verklaren zich bereid de slachtplaatsen in te richten naar deze eischen en die daartoe niet in staat zijn, kunnen slachten bij collega’s; men wil dat onderling contractueel regelen. We hebben hier jaren practijk in die samenwer king; al jaren lang slachten verschillende slagers bij elkaar en waarom zou dat ook in de toekomst niet gaan? Wan neer B. en W. dus het motief aanvoeren dat zij de slagers wilden helpen, is dat niet noodig en hygiënisch beschermt de wet de consumenten voldoende. Het vervoer van het vleesch, vooral in den zomer, biedt toch ook een risico dat in aanmerking dient genomen. En al heeft men nog zoo’n goed abattoir, alles hangt toch af van de zindelijkheid van den slager, die immers het vleesch uit zijn winkel distribueert. Spr. citeert wat een Sneeker slager, die hart voor zijn vak heeft, in een vakblad schreef: van het mooie van het vak gaat veel door een abattoir verloren, en ook het tijdverlies is niet gering. Wat het centraliseeren van de keuring betreft, spr. vindt dat geen argument. Spr. is niet voor uitbreiding van het amb tenarenregiem, wanneer dat niet strikt noodzakelijk is en dat is hier niet het geval. Wat de vleeschprijs betreft, het is onvermijdelijk, dat de prijs misschien 2, 3 of 4 cent stijgt, terwijl die prijs toch ook al door de keurloonen omhoog is gevoerd en we moeten prijsopyoering der levensmiddelen toch voorkomen. Spr. acht de stand van zaken hier niet van dien aard dat het noodig is, dat hier een abattoir komt. De heer Zuiderbaan gelooft, dat als men hedenavond het voorstel aanneemt van B. en W., men zich ook verbindt het abattoir te stichten. De wet voorziet in behoeften, maar generaliseert ook en vaak worden de kleine plaatsen dan de dupe van wat voor groote plaatsen noodig is. Wat de samenwerking der slagers betreft, dat laat spr. koud. Als de kleine slagers den raad hadden gevraagd om een abattoir op te richten, zou de zaak anders staan, maar nu gelooft spr. niet dat we een slachthuis moeten stichten. De heer De Groot zegt dat de heer Zuiderbaan tegen is, omdat de slagers tegen zijn, die vooral zich belemmerd ge voelen in hun vrijheid; zij willen het bedrijf uitoefenen in den tijd, die zij goed achten. Maar spr. denkt eens aan die 12 menschen die bij een ander moeten slachten en zeker die vrijheid ook niet zoo onbeperkt zullen genieten. En als straks die samenwerking niet voldoet en eenige slagers vragen dan om een abattoir en wij besluiten tot de oprichting daarvan, dan zouden de slagers, die met groote kosten verbouwd zouden hebben, de dupe worden. Verontreiniging van het vleesch na de slacht is voor ieder te zien, die in den winkel kijkt, dat is te controleeren. En de verontreiniging tijdens het vervoer geldt toch zeker ook voor het vleesch der 12 slagers, die bij- anderen moeten slachten. De V o o r z. zegt dat deze vergadering zich dient uit te spreken; wanneer wij plannen maken dient eerst vast te staan dat wij een slachthuis zullen bouwen, anders gooien wij geld weg; dit tot den heer De Wolf. We hebben in verschillende plaatsen onderzocht, en ook wel eens een minder gunstigen indruk gekregen; dat was dan daar waar iets aan het abattoir ontbrak, bv. als in Baarn de koelinrichting. Dergeiijke fouten moeten hier vermeden worden. Na die tocht hebben we 2 vergaderingen met den slagershond gehad waarbij de gemeenschapszin der slagers opvallend was; er scheen onder hen bijna geen concurrentie te heerschen. Nu is bij spr. de vraag opgekomen of die samenwerking zoo zal blijven; een contract is opzegbaar; er kunnen ook nieuwe slagers bij komen. Zooals de slagers het willen geeft men feitelijk zes hunner het monopolie van slachten. Er is hier een slachterij door ons bezocht, waarvan de eigenaar zeide dat hoe eerder er een slachthuis komt hoe beter het is, en die man staat toch onder dit adres!! En zoo hebben we verschil lende uitingen gehoord. We willen voorzichtig zijn, dat is eigenlijk alles. Nu moeten we toch een noodslachtplaats hebben en als er geen abattoir komt, moeten de slagers zorgen met Juni klaar te zijn. Dat zal hun heel wat kosten, en als de raad dan later toch.een abattoir wil, dan mag men in die nieuwe slachterijen niet slachten De heer Boeijenga: Ze aanvaarden zelf de consekwen- ties van hun houding! De Voorz.: De vrijheid van de slagers die bij anderen moeten slachten, wordt toch ook beperkt, zooals de heer De Groot terecht zegt. Er zijn tal van slagers met goede winkels, die nooit een goede slachterij kunnen krijgen, omdat het vee niet door den winkel mag. We hebben hier voorts twee paar- denslachterijen, die niet goed kunnen ingericht worden en toch wordt hier veel1 paardenvleesch gegeten. Voor deze men schen moet ook gezorgd. De heer Blok acht de bestrijding van het voorstel van B. en W. niet onverdienstelijk; de bezwaren door de slagers naar voren gebracht, zijn hier hedenavond nog beter geargu menteerd dan door henzelf. De motieven voor en tegen het slachthuis zijn nu van alle kanten wel ter tafel gekomen; nieuws valt er dus eigenlijk niet meer te zeggen. Spr. wil speciaal even ingaan op de opmerking van den heer Boeijenga, dat de tijd nog niet is gekomen voor een slachthuis. Dat is mogelijk, maar spr. gelooft dat de tijd juist wel is gekomen. De heer Van der Meulen vraagt en verkrijgt verlof om na behandeling der agenda een vraag tot den burgemeester te mogen richten over een filmvertooning alhier, waarvoor vergunning wordt verleend. Aan de orde is nu: Punt 1. Notulen van de vergadering van 31 Januari 1927. Hebben ter visie gelegen en worden onveranderd vast gesteld. Punt II. Ingekomen stukken: De heer D o k k u m zegt dat men in de in het praeadvies van B. en W. genoemde besloten zitting van den raad niet absoluut afwijzend stond tegenover het openbaar slachthuis, meer niet. Maar of spr. er ten slotte voor z51 stemmen hangt af van verschillende voorwaarden. Nu heeft spr. zich de vraag gesteld: is de oprichting noodig of niet? B. en W. zeggen van wel op grond van de rapporten van den inspecteur der volks gezondheid, den veearts en den architect. Geen enkele slachterij voldoet volgens dit rapport aan de eischen der wet. 6 kun nen met geringe kosten, 8 met aanzienlijke kosten, 12 in het geheel niet ingericht worden volgens de eischen van die wet. Dat „aanzienlijke kosten” is natuurlijk maar betrekkelijk en de 12 andere slagers zouden natuurlijk op een andere plaats, •dan waar zij nu werken, een slachterij kunnen inrichten, welke aan de eischen der wet voldoet. Die eischen zijn toch niet zoo ernstig, dat als een'slachterij afgekeurd wordt, ook de slager uitgeschakeld is. Het gaat toch alleen maar om vol doende afmetingen, goede afwatering, afgeronde hoeken in ae lokalen enz. Dat zijn toch te vervullen eischen. Het kostenbedrag dat door de slagers besteed moet, dient ook in aanmerking genomen, omdat dat ook bij het openbaar slachthuis een rol speelt. Spr. vraagt voorts of bij het onderzoek buiten de stad B. en W. overal een onverdeeld gunstigen indruk hebben gekregen van de slachthuizen; het prae-advies spreekt alleen van „over het algemeen”. De wet eischt van de slagers vervulling van de gestelde voorschriften. Als de slagers nu bij de gemeente gekomen waren en hadden gezegd: „we kunnen alleen de be drijven voortzetten als er een openbaar slachthuis komt”, dan zou de gemeente er stellig een moeten stichten, maar het eigenaardige is, dat deze menschen, die een eigen oordeel hebben en ook kunnen rekenen, bijna éénstemmig, geen slacht huis willen, doch de eischen der wet zelfstandig willen na komen. Waar de zaken zoo staan vindt spr. het overbodig, dat de gemeente tot de slagers zegt: „En jullie krijgen nu toch een slachthuis.” Het adres is weliswaar niet geteekend door alle slagers, maar als de anderen wel een slachthuis wilden, hadden ze ook wel geadresseerd. Spr. heeft, gezien een en ander, bezwaar tegen dit voorstel. Spr. wil het ook voorkomen, dat verontreiniging van het vleesch meer plaats heeft na, dan tijdens de slachting. Bij het vervoer over betrekkelijk groote afstanden, wat, als er een slachthuis komt, noodzakelijk wordt, lijkt de kans op ver ontreiniging dan ook grooter. Om al deze redenen kan spr. niet meegaan met dit voorstel. De heer Hoekstra dankt B. en W. voor de wijze waarop zij de zaak hebben onderzocht en spr. onderschrijft de toe lichting geheel. Spr. heeft de argumenten van beide zijden gewogen en de motieven der voorstanders zwaarder geacht dan die der tegenstanders. Spr. gelooft niet dat de gemeente er toe moet meewerken, dat de slagers, wier slachterijen niet goed kunnen worden ingericht, voor de slachting afhankelijk worden van de welwillendheid van anderen. Dat kan leiden tot een soort monopolie. De vleeschkeuringswet is er ook voor de verbruikers en niet voor de slagers. Er is alles voor een abattoir te zeggen, omdat dan alleen tot zijn recht kan komen de eisch dat de eerste behandeling van het vleesch geschiedt onder toezicht. Bovendien zal de exploitatie geen geld kosten en het exportbedrijf mogelijk maken, dat zoovele handen werk geeft. Wat de concurrentie van buiten betreft, waarvoor de slagers vreezen, het volgende: Stel hier worden de keur- en slacht- loonen f 10, voor vleesch van buiten bedraagt het keurloon f7.50. Dat maakt op een koe van 600 pond nog geen '/2 ct. per pond verschil. Dat beteekent dus ook niets. Als er f 10 keur- en slachtloon van een koe en f5 van een varken ge heven wordt, is dat 't hoogste; Gouda heft f8 en f4.50, Winschoten f 7.50 en f 4.50. Nemen we nu eens aan dat een slager per week slacht 1 koe en 1 varken, dan bedraagt het keur- en slachtloon per jaar totaal f750 als er een abattoir komt. Maar hiervan gaat af het koelloon ad f200, waartegen geen der slagers bezwaar heeft; voorts aan keurloon, dat thans betaald word, f250; de rente en afschrijving der verbouwing van eigen slachtplaats wat a 7^ van f 2000 f 150 is; licht, vuur enz. in eigen slacht- lokaal f50; bakjes der reiniging f25; totaal f675. Dus per jaar moet zoo’n slager bij het abattoir f75 meer betalen, wat over z’n productie van 30.000 pond rund- en 10.000 pond varkensvleesch in een jaar 0.19 ct. per pond is; dus ook een onbeteekenend bedrag. De vleeschprijs behoeft dus niet hooger te worden. De heer Zuiderbaan zegt, dat men hier over de kwaliteit van het vleesch over het algemeen niet heeft te klagen. Dat er nu een strooming is voor de oprichting van een abattoir, vindt echter zijn oorzaak in de wet, welke een bepaalde inrich ting der slachterijen voorschrijft. Ware dat niet het geval, dan zou, gelooft spr., dit voorstel niet gedaan zijn. Met de Vee markt is het hetzelfde geval: de wet noopt ons een nieuwe veemarkt aan te leggen, hoewel de oude door ons en den handel voldoende wordt geacht. Aan het oprichten van een openbaar slachthuis zijn zeer zeker voordeelen verbonden, vooral van het standpunt van B.en W. gezien, die voor de volksgezondheid moeten waken. Maar eveneens begrijpt spr. de actie der direct belangheb benden. Spr. is gefrappeerd door het feit, dat tal van slagers toch aanzienlijke kosten willen besteden om het stichten van een openbaar slachthuis te voorkomen. Waar die menschen dat willen doen en al zullen enkele kleine slagers zich moeten schikken die toch, ondanks dat, ook tegen een abattoir zijn zal spr. nu op ’t oogenblik tegen een abattoir stemmen. De heer Oppenhuizen zegt dat het hier een diep in grijpend besluit geldt. Immers het gaat hier om een beperking van de vrije uitoefening van een bedrijf. Daardoor gaat iets van het mooie van zoo’n bedrijf te niet. Anderzijds ontheft de stichting van een slachthuis de slagers echter van het maken van groote kosten. Voor de slagers is het een kwestie van aanpassen, wat voor de een gemakkelijker is dan voor een ander. Het gemeentebelang weegt echter het zwaarst en, ge zien dit feit en in de hoop dat B. en W. alle overdreven ambtenarij zullen weren, vindt spr. de vrijheid voor dit voorstel van B. en W. te stemmen. De heer P o t m a zegt dat als we geen openbaar slachthuis krijgen, bij hem de vraag rijst, al willen de slagers elkaar nu zooveel mogelijk behulpzaam zijn, of dit op den duur zoo blijven zal. Misschien gaat die samenwerking eerst goed, maar later? En als men' dan later toch een openbaar slachthuis moet stichten, zou dat veel moeilijker gaan; nu moet men toch een noodslachtplaats stichten. Spr. zal 'daarom nood gedwongen stemmen voor dit voorstel van B. en W. i De heer Van der Meulen heeft wat de heeren Potma, Dokkum en Zuiderbaan zeggen, ook al eens overwogen. De zindelijkheid is hier voldoende; over de kwestie van collegiale samenwerking behoeven wij hier het hoofd niet te breken; het publiek is nu wel tevreden over de wijze waarop het be diend wordt en daarom gelooft spr. dat het abattoir niet zoo’n dringende kwestie is. Ook al om de kosten zal spr. tegen stemmen. De heer S ij t e m a: Als we dit voorstel van B. en W. aan nemen is alleen een beginselbesluit genomen, en krijgen we Irssi WIJMBRITSERADEEL. De persoon van ien we een dag of tien geleden vermeld- dus het Friesch Dgbl., dat deze ten tPrH K?-Ïan een dokter f 24000 had verduis- era, blijkt te zijn een zekere J. V., vroeger’ gemeente-ontvanger in een klein stadje van neschen bodem. Kort na zijn opzending aar Leeuwarden, mocht hij weer naar zijn vo e^S J-e terugkeeren, in afwachting van de dingen die zullen komen. de kosten van het aan die scholen gedurende 1925 ge geven vervolgonderwijs. (Bijl. 11; dossierno. 1.851.2.07- 2B(3/6)). Het voorstel van B. en W. vindt men in een onzer vorige nrs. IE gld. bij verlie Lv van een vinger |EA gld. bij verlies van TE gld. bij verlies EA Ivv éénheid, voet of ocg iv van een duim. vV B. en W. stellenwoor adressant niet ontvankelijk te ver klaren, aangezien de beroepstermijn reeds op 9 Dec. was ver- loopen. De heer B r o n s e m a vindt dit te kras. Het schrijven van het gemeentebestuur was 9 Nov. gedateerd en is eerst 1 De cember bij den voorzitter van het bestuur bezorgd. Men dacht nu 30 dagen na 1 December tijd te hebben, terwijl nu gere kend wordt van 9 November. Waar de schuld precies zit, kan spr. niet nagaan, maar om nu dit stuk onontvankelijk te ver klaren, vindt spr. te kras. Spr. stelt voor B. en W. uit te noodigen praeadvies te doen uitbrengen. De heer De Wolf heeft bij de stukken niet de overeen komst gevonden waarop het bestuur zich beroept en welke bepalen zou, dat de rioleering voor rekening der gemeente Sneek is. De heer Bronsema heeft dat stuk in handen gehad, het is van 1892 en is geteekend door wijlen burgemeester Alma en den secretaris. Er staat in dat de gemeente het onderhoud der riolen en het schoonhouden en herstellen der goten voor hare rekening neemt. Dat stuk kan ook behandeld worden als B. en W. straks prae-advies uitbrengen. Misschien kunnen twee bestuursleden eerst geraadpleegd worden? De heer Blok: Als het stuk te laat is ingekomen kan het niet meer behandeld worden; alleen als er een vergissing be gaan is, is het wat anders. De heer De Wolf: Dat heeft niets te maken met die over eenkomst tusschen de eigenaars en de gemeente, en juist die dient onderzocht. Als een stuk te laat inkomt, kan het niet behandeld worden. De heer Blok: De heeren zijn zelf niet zeker van de waarde van het geschrift, maar dat kan onder de oogen gezien wor- gaat het echter alleen over een onderzoek of het schrijven van B. en W. te laat is ingekomen bij adressanten of niet. De Voorz.: We moeten onderzoeken of de tijd van een maand slaat op de datum van het besluit van B. en W. of op die van de ontvangst bij de vereeniging. Er wordt gestemd over het voorstel-Bronsema. Dit wordt aangenomen met 113 st. Voor de leden Potma, Sijtema, Boeijenga, Smeding, Zuider baan, Dokkum, Hoekstra, De Wolf, Bronsema, Blok, Van der Meulen; tegen de leden Breeuwsma, De Groot, Oppenhuizen. Punt 111. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een verordening, houdende algemeene regelen voor het in gebruik geven van schoollokalen. (Bijl. 8; dossierno. 1.851.2.06.13 A(7)). B. en W. stellen voor dit punt aan te houden tot een vol gende vergadering in verband o. a. met een ingekomen schrij ven der Sneeker Gymnastiek Ver. Aldus besloten. Punt IV. Advies van Burgemeester en Wethouders op adressen van besturen van bijzondere lagere scholen, houdende verzoek om toekenning van de vergoeding, be doeld in artikel 101, le lid der Lager Onderwijswet 1920 over 1925. (Bijl. 9; dossierno. 1.851.2.07-2B). Het voorstel van B. en W. vindt men in een onzer vorige nrs. Z. h. s. aangenomen als voorgesteld. Punt V. Advies van Burgemeester en Wethouders op verzoeken van besturen van bijzondere lagere scholen om toekenning van de vergoeding, bedoeld in artikel 101, 9c lid, der Lager Onderwijswet 1920 over 1925. (Bijl. 10; no. 1.851.2.07-2B). Het voorstel van B. en W. vindt men in een onzer vorige nrs. Z. h. s. aangenomen als voorgesteld. Punt VI. Advies van Burgemeester en Wethouders op verzoeken van de besturen van de Julianaschool en de R.-K. Jongensschool om toekenning van een bijdrage in Volgens voorwaarden overeengekomen met de Hollandacha Algemeen» Ver*»- 7000 ®ld’ 700 keringa-Bank te Schiedam zijn onze abotné’s verzekerd tegen ongelukken voor eVVV lange invaliditeit 4vU

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1927 | | pagina 1