VISITEKAARTEN
11
Dm BRANDENBURGH
Dll No. bestaal uit 3 Bladen.
Beroemde mannen uit Sneek.
HieuwstijdiDgen.
Skiedkindige Oanteikeningen
oer
KIEZE BRINK Co.,
I
Hoest, Keelpijn
IHnl Otiui in luiwti link-
•MM SNEEKER COURANT «n WYMBRITSERADEEL
«a
ontboezeming voorkomt: Deze sermoenen zijn samenge-
PATER CORNELIUS VAN SNEEK.
Pater Cornelius als eerlijk en geleerd bestrijder
II.
van Luther in Duitschland.
A. H.
S j a a r d a-s 1 e a t.
7)
Taheakkeby it charter 142 7.
Punt VI. Idem tot het beleggen van gel-
GHÜÜTE KEUZE
NIEUWSTE SOORTEN
MÜÜERNE LETTERTYPEN
Qed. P o o r t e z ij 1 e n-iioek Kleinzand
- Telefoon 404 -
Punt XVIII. Wijziging gemeentebegroo-
ting 1927.
Punt XIX. Reclames.
Mijnhardt’s Hoesttabletten. Doos 30 ct.
Mijnhardt’s Keelrijntabletten, 60 en30ct.
Bij Apothekers en Drogisten.
Sjouke de Zee.
Door verschillende Friesche vereenigin-
gen uitgenoodigd, zal de heer Sjouke de
Zee als spreker en voordrager wederom een
tournée door Noord-Ameika maken. De heer
De Zee vertrekt in Maart. Met de reis mee,
zal het bezoek ongeveer 4 maanden duren.
L. Ct.
SK E ARN EG O U T UM
samle troch
UPCKO FEN SCHERNHEMSTRA.
Vraagt Modelboek ter inzage bij
roun üt ’e greate opfeart nei de Snitser Ald-
feart en can de oare kant fen dy Aldfeart
en studie, wees voortdurend op het nut der Rozenkrans-
i van Noord-Duitschland zijn lezingen en
preeken. Daarvan zijn bewaard de sermoenen, die hij in
t bisdom Halberstadt gedurende de jaren 1510, ’11 en
’13 hield, welke in 1514 werden uitgegeven. Met ernst en
nadruk wijst hij hierin de priesters op hun roeping en
wijding tot hun hoogheilig ambt. Uitspraken daarin als
„Obsecro vos ut digne ambuletis vocatione qua vocati
estis”, ik bid U, beantwoordt waardig aan de roeping,
waartoe gij zijt geroepen, wijzen op den ernst van P. Cor
nelius van Sneek, evenals zijn instemming met den profeet
jeremia: „Hoe is het goud verduisterd en zijn edelste
glans verdoofd!'’ getuigt van zijn waarheidszin, die
kon verhelen, dat der Kerk zijns tijds groote gebreken
aankleefden: onkunde, inhaligheid en een niet geheel
onbesproken gedrag harer geestelijken. Dat gaf z. i. den
tegenstanders der Kerk echter geen recht om haar ontrouw
te worden en haar te verlaten, maar niettemin bejammerde
hij de feiten.
Verschillende van zijn sermoenen werden nog in de 18e
eeuw bewaard in het Dom.kl. te Maastricht. Ook was er
een handschrift van zijn 75 Mis-sermoenen in het klooster
dezer orde te Calcar, waarin ten besluite de volgende
Wy geane nou wer troch mei üs forhael.
Een kapperskwestie.
Voor de rechtbank te Almelo is in hooger
beroep behandeld de zaak tegen J. J. Post-
ma te Enschedé, die door den kantonrechter
te Enschedé was veroordeeld tot f 0.50 boete
subs. 1 dag hechtenis,- wegens het niet slui
ten van zijn kapperszaak op Maandagmid
dag.
Indertijd hebben een aantal kappers te
Enschede zich contractueel verbonden om
op Maandagmiddag te sluiten, waardoor het
personeel een vrijen middag kon hebben.
Echter wilden eenige kappers, die in het
centrum der stad zaten, zich niet verbinden
en deze wenschten ook Maandags hun zaken
niet te sluiten. Eerstbedoelde kappers heb
ben toen aan het gemeentebestuur verzocht,
om een verordening in het leven te roepen,
waarbij de kappers gedwongen werden op
Maandagmiddag hun zaken te sluiten, zoo-
dat ook laatstgenoemde kappers daartoe
gedwongen zouden worden. Aan dit verzoek
heeft de gemeenteraad van Enschede ge
volg gegeven.
Voor het kantongerecht te Enschede werd
de kapper Postma veroordeeld en vandaar
het hooger beroep om een beslissing in deze
principiëele quaestie te krijgen.
De Officier van Justitie, mr. Blok, eischte
bevestiging van het gevelde vonnis.
De rechtbank bevestigde Dinsdag ’t von
nis op grond, dat bepalingen van gemeen
telijke verordeningen, welke sluiting van
barbierswinkels en kapperssalons gelasten,
niet in strijd zijn met de Arbeidswet.
Een misdaad.
Te Cimiez bij Nice (Frankrijk) is een
schandelijke misdaad gepleegd. Een oude
dame van zeventig jaar woonde daar met
een oude dienstbode op een afgelegen villa,
die door een groot park is omgeven. Maan
dagochtend in de vroegte drong er een man
haar kamer binnen, die, onder bedreiging
met een pistool en een bijl om geld vroeg.
Hij bracht de oude vrouw eenige slagen toe
om haar tot spoed aan te zetten en zeide
haar, dat zij anders het lot zou deelen van
de dienstbode, die hij reeds gedood had.
Maar er was bijna geen geld in huis, slechts
driehonderd en vijftig franken, die de moor
denaar meenam. Na zijn vertrek vond de
oude vrouw haar trouwe meid, die reeds
zestien jaar bij haar had gediend, door
bijlslagen afgemaakt in het voor-portaal
liggen.
L’Oeuvre komt nu echter met de volgende
opzienbarende mededeeling: Gedurende 24
uur heeft men haar naar aanleiding van het
verhaal geloofd, dat een gemaskerde ban
diet de villa was binnengedrongen en de
oude dienstbode had vermoord. Maar na
een langdurig verhoor heeft mevrouw Gor-
tois, de eigenaresse van de villa, bekend,
dat zij zelf de daderes was. Na een onbe
langrijk twistgesprek heeft zij haar dienst
bode met een bijl de hersens ingeslagen.
Het drama had zich ’s avonds om 7 uur
afgespeeld. De moordenares, die 83 jaar
oud is, had een gedeelte van den nacht be
steed om een mise en scène in elkaar te
zetten, ten einde de politie te kunnen mis
leiden.
had verdeeld. Wat Rostock betrof, waar P. Cornelius
werkte, binnen zijn poorten was de nieuwe beweging nog
niet of nauwelijks doorgedrongen, daar de Sneeker katho
lieke geleerde wel zorgde, dat de raad, de notabelen en
magistraten der stad de „Lutherije” met alle kracht af
weerden. Vooral het studiehuis der Dominicanen met de
hoogeschool was het bolwerk tegen de nieuwe leer en P.
Cornelius troonde daar als de wachter op Sions muren.
Met hem «stond of viel deze sterkte in de verdediging en
handhaving van het oude op het nieuwe. Als inquisiteur,
doctor, prior achtte hij zich verplicht om een werkzaam
aandeel in den strijd te nemen. Zijn anti-Luthersche pro
paganda legde hij ten deele in enkele strijdschriften neer.
Een daarvan was een polemiek met den Straatsburger
predikant Ds. Syphorian Pollio, die in 1529 een fel ge
schreven verdediging van Luthers houding tegenover den
Paus had uitgegeven, welke te Rostock nog datzelfde jaar
in 't Nedersaksisch verscheen, om tegenspraak uit te lok
ken. P. Cornelius nam het op zich, de Pauselijke rechten
te verdedigen en de verkeerde handelingen van Luther,
zijn ongehoorzaamheid aan de Kerk, zijn schending van
duur gezworen beloften onder de aandacht van alle Duit-
sche Christenen te brengen. Joachim I van Brandenburg
genoot als Katholiek vorst de eer, dat aan hem dit ge
schrift werd opgedragen. Elke stelling van Ds. Pollio werd
daarin achtereenvolgens behandeld, becritiseerd en als
verwerpelijk voorgedragen op grond van tal van motieven.
Ook hierin toonde P. Cornelius heel wat pijlen op zijn boog
te hebben. Groot en omvangrijk bleek ook daaruit ziji
grondige kennis van de Heilige Schrift, de scholastiek, de
canonisten, de kerkvaders, dogmatiek en ethiek. Het geeft
geen pas om hier in bijzonderheden af te dalen over zijn
persoonlijk geloof en inzichten, maar merkwaardig is
zeker wel, te kunnen vaststellen, hoe deze Friesche Katho
liek drie en een halve eeuw vóór ’t Vaticaansche Concilie
zich verklaarde voor de onfeilbaarheid des Pausen, wan
neer deze ex cathedra uitspraak doet in zaken van geloof
en zeden als hoogste leeraar der Kerk. Vooral tegen Luther
hield hij vol, dat het geloof rechtvaardigt, maar niet alleen
het geloof, daar uit het geloof de goede werken moeten
voortkomen als vrucht daarvan.
En toch kon ook hij binnen de muren van Rostock op
den duur den wassenden vloed niet tegenhouden. Het volk
begreep de geleerde polemiek tusschen P. Cornelius en zijn
tegenstanders niet, haakte naar verandering, die zich onder
invloed van een zekeren Oldendorp, voorstander der Her
vorming voltrok ten jare 1531. Met slaande trom en schet
terende trompetten werd op Palmzondag die verandering
in het kerkelijke met geweld afgedwongen. De Roomsche
parochiekerken werden geruimd ten behoeve van den
Lutherschen eeredienst en Rostock was niet langer een dier
hechtste bolwerken van het Duitsche Katholicisme.
Wel bleef het Dominicanenklooster nog een tijdlang be
staan, doch door de heftige propaganda voor de •nieuwe
leer werd het den inwoners hoe langer hoe moeilijker ge
maakt, om er te blijven wonen en werken, zoodat we P.
Cornelius van Sneek ook eerlang daaruit zien vertrekken.
We zullen hem op zijn omzwervingen en terugreis naar
’t Aide heitelAn in een slotartikel vergezellen.
Breda.
Nijekleaster óf in opfeart, nou de kleaster- I
opfeart neamd, ek oan ’e trekfeart ta.
Mar de rjuchting fen ’e Kleasteropfeart
is oars as dy fen ’e froegere Sjaerdasleat.
De Sjaerdasleat roun sunder in bocht by ’t
kleaster lans, mar de Kleasteropfeart bi-
fettet twa heakse bochten.
Fen de aide Sjaerda-sleat, dy’t by de terp
lans roun, is neat mear oer. Foar as noch
de terp ófgroeven waerd, koe men yn 't lan,
yn ’t forlingde fen it rjuchte ein opfeart, det
yn ’e trekfeart ütkomt, in slinke, in hol, som-
pig plak sjen. Noutiids rint dêr miskien in
sleatsje. Oan de ohre kant fen ’e strjitwei
(Sudelike -) kin men him ek hast net mear
gewaer wirde. Mar dêr is ek sa’n lichte yn
’t lan, dy’t ütkomt yn de opfeart by dé
„PoeskepÖlle”.
De fjirdere dielen binne noch opfeart ef
dykfeart. De atlas fen Schotanus a Sterrin-
ga (1664) jowt de rin net goed oan, mar dy
fen 1698 en 1718 wol.
Tone! mear.
A n d e r t oan W. d. r. IJ.
Myn hertlike tank for Jins skriuwen, det
ik troch bimiddeling fen de redaksje krige.
Jo freegje my f o a r st: ,,H w e r o m 1 e i t
T willens oan ’e Noardkant fen
’e Middels
Ik anderje: „Om’t ik düdlik yn it charter
lèz fen twa dielen: It earste diel gearfette
yn ’e sin „int eerst Bernsera mei
hyarra nya land”, it twadde yn ’e sin dêroan
folgjend „Item-1- Brinsera eerm”.
Jo tinke, det T w i 11 e n s T e u n s is; det
wo! my net oan, hwent: Yn 1427, op ’e „let
tere deys ney Maye” is der in fordrach
makke troch de doarpen IJsbrechtum, Gou-
tum, Boasum ensf. oer it meitsjen fen in dyk.
(It charter, det ik nou mei de lêzers bihan-
nelje, is der in utfloeisel fen). De personna
ef pastoar fen Teuns wirdt der ek by neamd
as ünderteikener. Dêr stiet: „Sibrandus,
personna tho T h e r n z e.” Det is dos hiel
hwet oars as Twillens.
T w a d komt it Jo tige ünwierskynlik foar,
det Low Broersz fen 1427 deselde is as dy
fen 1494. It like my earst ek nuver ta, det
it deselde wier, mar hwet ik foun yn „H e t
Wapenboek der Adel” fen Abr.
F e r w e r d a,slide diel, ütjown 1769, blêd-
kant 203, 204, 205, joech de trochslach: Yn
1494 nl. waerd de Skieringer eale, Jelmer
Sydsma syn stins to Warns troch Galerna
fen Koudum bisingele. Jelmer wier yn dy
tiid krekt to Snits. Do’t hy hearde, det it der
mei syn stins net al to bést foarstie, socht
en krige er help. Hy wier troud mei A t s,
dochter fen Louw Bonninga en syn frou
Hylk fen Harinxma to Loaijingea. Dy hiene
dos al in troude dochter. It wier den ek net
i to forwünderjen, det hy help krige fen
I skoanheit. Lit det do in Aid man west
hawwe, mar binne der net foarbylden ge-
nöch fen aide stanfriezen, dy’t noch krekt
sa krigel binne as jongfeinten? Fjirder leau
ik, det Low Broersz noch tige jong wier yn
1427, tomear om’t yn it foarófgeande char
ter syn namme net neamd wirdt.
Tred. Yn it bigjin fen ’e 17de ieu hat
Winsemius syn kronyk skreaun oer üs skied-
nis. As hy der Dearsum net as doarp yn
opnommen hat, hat hy in flater makke. De
Beneficiaalboeken (1543) bihan-
nelje de tsjerkebisittingen fen it doarp
Dearsum ek al. Mear biwizen fen it bistean
fen Dearsum as doarp scoe ik oanhelje kinne
(b.g, RegistervanGeestelijkeop-
ko rusten 1580 fen Reitsma). De 6f-
lieding fen Dearsum is my net rjucht
düdlik.
Ik siz Jo yetteris tank for it bianderjen
fen myn frage en for de oanmerkingen.
UPCKO FEN SCHERNHEMSTRA,
Een Kerstgeschenk.
Naar de Berlijnsche bladen melden, heeft
het Rijkskabinet op voorstel van minister
Kohier besloten 25 millioen mark als Kerst
geschenk onder de oorlogsinvaliden, trek
kers van ouderdomsrente, enz., te verdeelen.
KORT GEMENGD.
In antwoord op een vraag heeft de En-
gelsche onderminister voor luchtvaart in het
Lagerhuis medegedeeld, dat tijdens den we
reldoorlog in Engeland 1117 burgers door
Duitsche luchtvaartuigen zijn gedood.
Hoe lang Pater Cornelius in het Leeuwarder klooster der
Dominicaner orde bleef, is niet bekend, maar zeker niet
lang na 1470. Misschien had de onverkwikkelijke strijd
tusschen de Observanten en Conventualen, de strengere en
meer toegeeflijke richting, waarvan we in ons vorig artikel
reeds gewaagden, hem, den ernsti(gen en plichtsgetrouwen
kloosterling ter poorte uitgedreven. In elk geval bevond
hij zich 1475 te Rostock in het Mecklenburgsche aan de
Oostzee, waar het gemeenschappelijke studiehuis der Hol-
landsche Congregatie van deze orde stond. In deze con
gregatie waren alle Nederlandsche Dominicanenkloosters
tot één verband gebracht, waaruit de meest begaafde en
talentvolle paters naar Rostock werden gezonden, om er
hun studie te voltooien of zich voor een speciale taak te
bekwamen. Al weer een bewijs, dat onze Sneeker Pater
Cornelius een der intelligentste onder zijn ordegenooten
was.
Pater Alanus de Rupe, later prior van de Predikheeren,
(gelijk de Dominicanen meestal genoemd worden), te
Zwolle, P. Alanus de Mera, P. Petrus van Duiveland, P.
Wilhelmus Natalis en P. Flprentinus van Buren werden
te Rostock zijn leermeesters, die hem elk op zijn terrein
de geestelijke wapenrusting hielpen smeden voor den hem
No. S3 Eerste
■iiiinuiinniiHHiwri
Yatachgai
DIIBDAGB es VBUDAÖBAY®
Ditgrrsra
Ssbbs Tebfrm Ba» 150=
als visitator en inquisiteur neer wegens toenemende on- j
gesteldheid en verzwakking des lichaams. Ook was het
visitatie-gebied voor één man te uitgestrekt: hij kon het
werk niet baas blijven. Daarom werden de Nederlandsche
kloosters ingelijfd bij de Saksische provincie, waarvan de
opzet en organisatie geheel aan P. Cornelius werd toe
vertrouwd. Hij kwam nu voor de derde maal aan het hoofd
van het Rostocksche klooster te staan, tevens belast met
het geven van hooger onderwijs als professor in de theo
logie aan de collegianten van het studiehuis. Dit ambt
bleef hij bekleeden, totdat hij, afgewerkt en moegesloofd,
zijn oude klooster te Leeuwarden weer opzocht, om daar
te sterven.
Vooral door de daaruit voortvloeiende ambtelijke bezig
heden heeft hij getoond te zijn een man van consciëntie en
consequenties. Ook daardoor is hij «geworden een der
weinige Nederlandsche godgeleerden, die Luther recht
streeks en op waardige wijze hebben bestreden.
Op den preekstoel, in de kapittelzaal en in de kerk
>an het klooster, in den katheder van de gehoorzaal der
studenten zoowel als achter zijn schrijftafel, die in zijn
cel geplaatst was, toonde hij zich een volleerd meester in
de apologetiek en dogmatiek, een even belezen als slag
vaardig strijder voor zijn zaak, die de zaak der Kerk was.
Tal van sermoenen behelzen zijn origineele ideeën op het
gebied van anti-aicoholisme, drankbestrijding en dergelijke
philanthropische belangen, die thans nóg nieuw kunnen
geacht worden. Dronkenschap beschouwde hij als de bron
van veel en velerlei kwaad en inzonderheid opzichtens de
geestelijken stond hij de^gtrengste onthouding voor. Hij
geeseit daarin de drinkgelagen en braspartijen, waar
or schennis van het heilige en lofprijzing van de werken des
wachtenden "strijd. Voorar de dogmatiek en apologetiek duivels plaats vinden, alles toegelicht met voorbeelden,
- ontleend aan gewijde en profane geschiedenis, gesterkt
met uitspraken der kerkvaders en andere grooten. ’t Is
alsof we Pater Lorens, den biechtvader van Philips 111
van Frankrijk hooren in diens Somme le Roi of ten onzent
Jan van Rode: die taverne (herberg) is des duvels
I scole ende des duvels kerc ende des duvels apoteke, ja
de taverne is een spelunke der moerdenaren of een moert-
i cule of een slot des duvels, daer hi mede oerloghet teghen
..v. uv. —j..god ende alle syn heylighen; ende wie dattie taverne op
opgenomen als „Cornelius de Snekis, doctor theologiae, 1 houden, die sijn deelachtich alle des quaets, dat daer in
ghescyet”.
i Verder was hij een enthousiast vereerder van de Moeder
het Domin. Klooster St. Johannes Gods, wijdde aan Haar dienst vele uren, toespraken, gebed
„ro„l.„. ..X. .1 en studie, wees voortdurend op het nut der Rozenkrans-
volgende feiten uit zijn levensgeschiedenis. Na afloop van I broederschappen en hield voor de geestelijken in verschil
den cursus aan de F
Cornelius van Sneek
44oJAARGA*G
Abonnementper jaar f 2.50 fr. p.p.
post f 3.60.
Advertentieën0 ct p. regel. Inge
zonden mededeelingen hooger, bij
Abonnement belangrijke korting
Advertentiën worden tevens gratis ge
plaatst in uc SNEEKER COURANT
dl. XL111 1926, Afl. 2). Beekman wirdt
troch Lorié oanfallen en Lorié wer troch
Postma. It dispüt gie f’ral oer de bigrinzing
fen ’e Sudelike Middelsé. Sadwaende hat
men Skearnegoutum ek noch al gauris by
de kop.
Dr. Postma hat by it gearstallen fen syn
opstel ek it aide charter rieplagge, det ik
mei de lêzers bihannele haw. Hy komt ta
oare wierheden troch riddenearjen as ik.
Ik scil prebearje, der myn konklüzjes tsjin
oer to setten as de meast foar de hün liz-
zende.
Dr. P. den seit it folgjende: It stik fen
1427 haldt in ütspraek yn dy’t dien is, om
moeilikheden oer in nij oanleinde dyk (Hün-
jedyk). It bifettet de underhüldsforplichtin-
gen fen twa tillen en ien syl. De earste, (dy’t
ik yn ’t foarige artikel neamde) lei twisken
Goutumer tsjerke en Nijekleaster. Dr. Post
ma tinkt, det it de lettere „Kromme tille” by
de mingerij is, mar ik freegje: Dêr’t in tille
is, moat ek in greate feart wêze. De Swette
as feart wier do noch net bywêzich. Wöl in
heech dykje, det dy namme hie. Hwet feart
hat it den west?
1
VERGADERING van den RAAD der ge-
meerite WYMBR1TSERADEEL, op
DONDERDAG 22 DECEMBER, 1927, des
worm, te 10 uur. -
Punt I. Notulen der vergadering van 9
steld door mij, broeder Cornelius van Sneek in Friesland,
professor in de Heilige Godgeleerdheid en destijds, hoe
wel onwaardig, prior van het klooster te Rostock, in het
jaar 1523, op het feest van den H. Bernardus van Clair-
veaux, den bijzonderen bewonderaar der Moeder Gods,
Maria.
Dat was dus in den tijd, dat het „Voor Luther” en de
„Lutherije” in Duitschland reeds tot een strijdleus was
opgeworpen en de Christenen dezer landen in twee kampen
Uitgavs: KIEZEBR1NK &kCo. ZATERDAG 17 DECEMBER 107
on smm courant
By Albada-hüs roun ek de Sjaarda-sleat
lans. Dat is in feart, dy’t nou hast al hie
lendal ticht is, tominsten op somlike plak
ken, mar yn ’e fiden, do’t de Middelsé noch
i echt sé wier en ek noch, do’t hy al bigoun
to forianjen, in faerwetter wier fen bitsjut-
I ting. De Sjaerda’s brükten him altyd as for-
i bining twisken Frjentsjer en hjar bisit yn ’e
Walden. Hja koenen as ’t folget fare: De
Frjentsjerter feart; de Britswerder mar; de
Swaenwerder mar; de Boasummer opfeart
oan 'e Boasumer syl ta. Dêr wier miskien in
syl, dy’t it skip de Middelsé ynliet. Den
moast op ’e Nijekleasterterp oanhalden wir-
de, hwet mar in lyts eintsje wier. Ten Noar-
den fen dy terp wier de yngong ta de Sjaer
da-sleat. Dizze roun by de terp lüns, krüste
de tsjinwirdige strjitwei, roun, in eintsje fen
’e Spcarsterdyk öf, yn ien rjuchting mei dy
dyk ten S.W. fen de saneamde PoeskepÖlle
lans en folge den de opfeart oan Elgersma
ta. In eintsje dykfeart fen Elgersma oan
B l o m der oer"makke hat.Sybrandy ta wier alear ek faerwetter. Dit
Den komt Beekman mei syn boek, det ik
alris oanhelle haw en de aldernijste Ünder-
sikingen binne wol dy fen D r. J. Lorié foarme in opfeart fjirder de forbinmg twis-
Middelzee en W e s t e r g o” yn it ken Spears en Snitser mar. Nou yette hjit in
tiidskrift fen it „Kon. Ned. Aardr. Genoot-feart, dy’t him dearint tsjin ’e Griene dyk
schap”) en D r. O. Postma („De B e- i Sjaerdemasleat. Fen dit faerwetter is net
gre.ii zing der Middelzee”, ek yn folie oerbleaun: De Britswerder en Swaen-
it tiidskr fen it n.n. Genoatskip, 2e Serie, werdermar binne beide droech. De Boasu-
- mer opfeart is yette bywêzich, mar do’t de
Middelsé droech wier, hat men fen de Boa-
sumer syl Öf in stik der bygroeven oan ’e
tsjinwirdige trekfeart (Swette) ta en fen
Hwet hat men al hwet öf iggewearre oer de
bigrinzing fen ’e Middelsé! Brouwer en
E e k h o f wierne de earsten, dy’t hjar ün-
dersikingen it Ijocht sjen lieten. Yn in Frysk
„Volksalmanak” kin men de stüdzje nei-
en, léze, dy’t fen L ...X..'..-
Punt VIII. Idem van J. Douma te IJpecols-
om vrijstelling van de betaling van 50
der kosten van onderhoud der doodgravers-
woning, met voorstel van B. en VV
Punt IX. Idem van de Vereeniging tot be
vordering van Dorpsbelangen te Jutrijp-
Hommerts om 25 subsidie in de kosten
van slatten van vaarten, met voorstel van
B- en W.
PuntX. Idem van den Ned. Chr. Landar
beiders- en den Ned. Chr. Bouwarbeiders-
bond om steun te verleenen aan de uitge
bakken leden hunner organisaties en om
^hooging uurloon, met voorstel van B. en
Punt XI. Voorstellen van B. en W. tot het
vaststellen van een nieuwe verordening op
de levering van electrischen stroom, idem
°’P het beheer van het G. E. B. en vaststel-
l‘ng van instructies voor den Kassier-Boek-
houder, de Meteropnemers-geldophalers en
de hulpmonteurs bij het G.E.B
Punt XII. Verzoek van het bestuur der
Zangvereeniging „Nije Moed” te Goënga
0,Ji gebruik van een lokaal der o. I. school
aldaar, met voorstel van B. en W.
Punt XIII. Verzoeken om de tolinning bij
de bruggen Abbegasterketting, Heeg,
I ^eharnegoutum, Tirns en Wolsumerketting
°aderhands te mogen pachten, met voorstel
B. en W.
Punt XIV. Benoeming leden Commissie
van. Toezicht op het L. O.
Punt XV. Idem leden Commissie tot we-
I /,nS van Schoolverzuim,
November 1927.
Punt II. Ingekomen stukken en mededee
lingen.
Punt III. Herstemming over het voorstel
van den heer Atsma, om met aanvaarding
van de door B. en W. ontworpen schaal de
belooning der assistenten o. I. scholen te
handhaven op f200.per jaar.
Punt IV. Voorstel van B. en W. om heeren
Ged. Staten vrijstelling te vragen van de
verplichting tot het geven van onderwijs in
de lichamelijke oefening aan de o. I. scho
len.
Punt V. Idem tot het aangaan van een
kasgeldleening.
Punt VI. Idem tot het beleggen van gel
den.
Punt VII. Verzoek van F. Bijl te Goënga
een perceeltje weiland aldaar onder
hands te mogen huren, met voorstel van B.
Punt XVI. Vaststelling kohier Wegenbe
lasting dienst 1927
Punt XVII. Vaststelling suppletoire ko-
i hieren belasting honden en faecaliën, dienst
trokken hem als hoofdvakken van zijn studie en zijn leera
ren erkenden dan ook in dit opzicht den meest dankbaren
leerling in hem gevonden te hebben. Daardoor werd hij
de voorvechter der Katholieke geloofsleer en handhaver
van de rechten der Oude Kerk.
Na het studiehuis met vrucht bezocht te hebben, liet
Cornelius zich als student inschrijven in het matrikel der
Rostocksche hoogeschool, die nauw verbonden was met
het college der Predikheeren. We vinden zijn naam daarin
w - -
piïor conventus Sancti Johannis in Rostock ordinis Pre-
dicatorum” (1483), d. i. Cornelius van Sneek, Theologisch
Doctor prior van IV"
te Rostock. Deze opgave klopt echter niet geheel met de
Rostocksche hoojgeschool werden P. l lende diocesen
en zijn studievriend, P. Johannes n™,.
Hoppe, een Mecklenburger van Tetrow, vanwege hun orde
naar de Keulsche universiteit gezonden, waar zij als „stu
dentes theologiae” vooral de godgeleerdheid beoefenden
en waar P. Cornelius ook gepromoveerd zou zijn, (1491.)
Hoe het zij, in het laatste decennium der 15e eeuw en
in den aanvang der 16e werd P. Cornelius het eene hQoge
ambt na het andere opgedragen: in 1502 was hij bv. prior
van het Dom. klooster te Bremen, in 1503 bekleedde hij
die functie opnieuw te Rostock, in 1506 werd hij met alge-
meene stemmen benoemd tot vicaris-generaal van de Hol-
landsche congregatie, waardoor hij het toezicht kreeg over
de Nederlandsche kloosters dezer orde. Later werd hij
vanwege den Generaal-overste der orde tevens inquisiteur.
Hoe men ook over de inquisitie als rechtbank voor geloofs
onderzoek mag denken, een man als P. Cornelius van
Sneek waarborgde reeds door zijn karakter en innig ge
moedsleven een voor dien tijd zeer humane behandeling
van den delinquent.
P. Cornelius schijnt lichamelijk niet bijzonder sterk te
zijn geweest, want reeds in 1514 legde hij zijn ambten
S
1 7 Q?7
Punten van behandeling: i