I I 44e Jaargang Oit No. bestaal uit 4 Bladen. No. 55 Eerste blad. KIEZE BRINK Co W1JMBR1TSERADEEL ai annex SHEERER COURAHT an WYMBRITSERADEEL I' f Iffltliil Orgm hr Imiiti Sint 4 UitgaveKIEZEBR1NK Co. Zaterdag 9 April A99S I d iC CG 5 •J 1 1 Abonnement i per jaar f 2.50 fr. p.p post f 3.60. Advertentieên9 ct p. regel. Inge zonden tnededeelingen hooger, bij Abonnement belangrijke korting Advertentiên worden tevens gratis ge» plaatst in uc óNEEKER COURANT 5 S - S bo e O5 O □IBIDAGB n VBUDAG8AY0KD* UhgsTase 8 8 1 I 18 1 I S I I. o Juli 1 t/m 4 maal per week van f7.50 per 5 t/m 9 maal per week van f 15.per 10 t/m 14 maal per week van f20.per en van aan- Artikel 6. van Mei van f400.wat toch een eenigszins betere be- 1 aan de school terug te krijgen. IEUWE SIEEKER COURAUT vaartuig aan de gemeentewallen eene aanvraag in bij Burgemeester en Wethouders. Deze wijzen binnen veertien dagen na die aanvraag een vaste los- en laad- of ligplaats voor ieder vaartuig, waarvoor dat wordt ge vraagd, aan, tijdens de door hen vast te stellen uren. Aanvragers verstrekken een opgaaf van het aantal malen, dat gebruik van de plaatsen wordt gemaakt gedurende de maand in artikel 4 der heffingsverordening bedoeld. Zij zenden deze opgaaf in binnen 14 dagen na afloop dier maand. Den aanvrager en den gemeente-ontvanger wordt zoo spoedig mogelijk mededeeling gedaan van het verschuldigde recht. Het model der aanvraag en dat der opgaaf worden door Burgemeester en Wethouders vast gesteld. Artikel 2. De betaling van het verschuldigde recht heeft plaats binnen 14 dagen na de ontvangst der mededeeling in het vorig artikel bedoeld. V) C5 E O f E 03 z 0J E 05 Q <L> z -F* 05 05 ra ra o F 3 -F- 03 XJ CD X) 03 05 Het dienstjaar loopt van 1 Mei tot 1 Mei. Het in artikel 1 bedoelde recht is bij voor uitbetaling verschuldigd, overeenkomstig de Verordening op de invordering, terwijl geen aanspraak op teruggave bestaat, indien in den loop van het jaar afstand van het recht wordt gedaan of daarvan geen gebruik wordt gemaakt. Artikel 4. Voor de bepaling van het aantal malen, dat de booten bedoeld in artikel la aanleggen, wore, genomen het gemiddeld aantal per week over de eerste maand van het belastingjaar, gedu rende welke recht op een los- en laad- of lig plaats bestaat. Artikel 5. De in artikel 1 omschreven belasting is slechts voor de helft verschuldigd, wanneer de plaats na 1 October wordt aangewezen. VERORDENING op de invordering een recht voor een vaste los- en laad- of ligplaats aan de gemeentewallen. Artikel 1. De in artikel 6 van de heffingsverordening be doelde personen dienen tot het bekomen van eene vaste los- en laad- of ligplaats voor hun E 05 bio •E o. .E 5 Artikel 3. Op de invordering zijn voorts van toepassing de artikelen 258 tot en met 262 der Gemeente wet. Voor de toepassing van artikel 255 b, juncto artikel 265c der Gemeentewet zullen in de plaats van den Burgemeester treden de Secretaris of een der ambtenaren ter secretarie. OJ ra ■S ra 03 F -É t S Het recht is verschuldigd door de gezagvoer ders der vaartuigen of zijn deze in dienst ondernemers, door laatstgenoemden. Artikel 7. Deze verordening treedt in werking 1 1928. Aldus enz. Artikel 2. De los- en laad- of ligplaatsen worden door of vanwege Burgemeester en Wethouders aan gewezen, terwijl het recht daarop slechts be staat gedurende de door of vanwege dezen aan te wijzen tijdstippen. Artikel 3. T3 P C m Bovendien zal het, gezien de leeftijd van Mej. Plantinga, het handwerkonderwijs ten goede komen”. Inwilliging van dit verzoek achten wij om meer dan één reden ongewenscht. In de eerste plaats draagt het assistenten stelsel een tijdelijk karakter. Thans wordt het nog tot 1 Januari 1930 in de Lager Onderwijs wet 1920 getolereerd. Wordt het bekende initia- tief-ontwerp van het Tweede Kamerlid Zijlstra ook door de Eerste Kamer aangenomen en door Hare Majesteit de Koningin bekrachtigd, dan moeten de assistenten echter reeds met 1 Juli a.s. verdwijnen. Met aan stellige zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden ge zegd dat men, wanneer Mej. Andela ook tot onderwijzeres in de nuttige handwerken werd benoemd na verloop van nog slechts ruim anderhalf jaar Mej. Plantinga wellicht weer noodig had. Wij betwijfelen het echter of zij zich dan beschikbaar zou stellen. Binnen korten tijd zou men dan wellicht voor grooter moei lijkheden staan dan voor die, welke nu zijn te overwinnen. In dej tweede plaats kan naar ons oordeel aan Mej. Plantinga geen ongevraagd ontslag worden gegeven, wanneer niet wordt aange toond, dat zij absoluut ongeschikt is voor haar werk, wat in het adres niet wordt beweerd. Adressanten schrijven: „gezien de leeftijd”. Nu is in de Lager Onderwijswet 1920 aan den gemeenteraad de bevoegheid gegeven, om een onderwijzer of een onderwijzeres, die een be paalden leeftijd welke niet lager mag zijn dan vijf en zestig jaren heeft bereikt, op dien grond te ontslaan. Mej. Plantinga is even wel geboren 19 Maart 1866, zoodat zij dus op het moment dat wij dit schrijven nog een en zestig jaar is. Haar op dien grond te ontslaan zou mitsdien in strijd met de wet zijn. Indien Mej. Plantinga na met ons gepleegd overleg eigener beweging haar ontslag zou wil len indienen, zou voor haar billijkheidshalve een wachtgeldregeling in het leven moeten wor den geroepen. Wij kunnen met het oog op de gemeente- financiën geen vrijheid vinden daartoe te advi- seeren, te minder daar wij uit het adres de indruk krijgen en hiermede komen wij tot ons derde bezwaar dat combinatie der be trekkingen gevraagd wordt om de assistente „een eenigszins betere bezoldiging” te geven. Dit argument is in het adres op den voorgrond gesteld. Inderdaad is de belooning voor de as sistente laag het is door verschillende Uwer leden tot in den treure herhaald. Deze onvol doende bezoldiging dient echter langs den weg van het particuliere initiatief te worden aange vuld. Naar onze meening kan het bezwaar van adressanten ook alleen op die wijze worden weggenomen. Als zij dit hebben bereikt en het zal onnoodig zijn hen daartoe aan te sporen heeft misschien het bijkomstige argument voor hen zijn waarde verloren. Op grond van vorenstaande motieven stellen wij U voor het verzoek af te wijzen. De heer R ij p m a gaat met de redeneering van B. en W. accoord, maar als om haar hooge leeftijd mej. Plantinga tijdelijk de betrekking niet kan waarnemen, kan mej. Andela haar dan niet vervangen? De Voorz.: Hoe zou dat financieel geregeld moeten worden? De heer Rijp ma: De menschen zouden dat zelf moeten betalen. De Voorz.: Daarop kunnen wij geen in vloed uitoefenen. De heer R e n g e r s wijst op de zinsnede in zake het wachtgeld. Als B. en W. eens in die richting werkzaam waren zou dat de gemeente maar weinig kosten en de belangen der leer lingen zouden er misschien mee gediend zijn. De Voorz. zal dit overwegen. Hierna conform het voorstel van B. en W. be sloten. Punt XV. Verzoeken van besturen van bijzondere lagere scholen om vaststelling van de vergoeding bedoeld in het 10e lid van artikel 101, der L. O. Wet 1920 over het jaar 1927, met voorstel van Burg, en Weth. B. en W. adviseeren: Ingevolge het 10e lid van art. 101 der L. O. Wet 1920 vergoedt de gemeente, indien aan een of meer O. L. Scholen assistenten zijn toege laten, aan de bijzondere schoolbesturen, die ook een assistent(e) aan hun school hebben toege- iaten, een naar dezelfde maatstaf berekende wedde als gemeente uitbetaalt. Zooals U bekend is, heeft de gemeente in 1927 aan haar assistenten met onderwijzersakte een jaarwedde uitgekeerd van f 200.—; voor assis tenten zonder die akte werd een jaarwedde van f 100.vastgesteld. Aan de bijzondere scholen te Gaastmeer (Ge ref.), Heeg (Geref.), Heeg (R.-K.), Jutrijp en Oosthem is gedurende het geheele jaar 1927, te Folsgare van 15 Juli31 December, Gauw (Ge ref.) van 1 Mei31 December, Heeg (Herv.) van 1 November31 December, Hommerts (Herv.) van 1 Januari30 Juni en te Oppenhui zen van 16 Januari—31 Maart en van 11 April 31 December een assistent(e) met onderwijzers akte werkzaam geweest. Wij stellen U voor, de verzoeken van de besturen van bovengenoemde scholen om toe kenning van de vergoeding, bedoeld in het 10e lid van art. 101 der L. O. Wet 1920, over het jaar 1927 in te willigen en die vergoeding vast te stellen: voor de school te Gaastmeer (Geref.), Heeg (Geref.), Heeg (R.-K.), Jutrijp en Oost hem op f200.voor de school te Folsgare op f91.67, Gauw (Geref.) op f 133.33, Heeg (Herv.) op f33.33, Hommerts (Herv.) op f 100.— en Oppenhuizen (Herv.) op f 185. Z. h. s. aangenomen als voorgesteld. Punt XVI. Wijziging begrooting G. E. B. over 1927. Z. h. s. aangenomen als voorgesteld. De heer A b m a vond dit advies mooi, omdat hij de resultaten van puinbestrating in zijn dorp zag. Daar heeft een puinverharding prachtig re sultaat gehad. De Voorz. gevoelt iets voor het idee-Nijdam tot uitstel, om later een radicale verbetering te krijgen; de heer Van Gooi gaat hiermede accoord. Over het voorstel van B. en W. wordt ge stemd. Voor de leden Qerbrandy, Cnossen, Abma, Rengers en Jellema; tegen de leden Nijdam, Bootsma, Atsma, Rijpma, Van Gooi en Gaastra. Dit voorstel is dus verworpen met 65 st. Punt XII. Voorstel van Burg, en Weth. omtrent de heffing en invordering van een „walgeld”. B. en W. adviseeren: Ter voldoening aan de ons door U verstrekte opdracht leggen wij U hierbij over een verorde ning op de heffing en invordering van een recht voor een vaste los- en laad- en ligplaats aan de gemeentewallen. Bij vaststelling van de door ons overgelegde concepten zal de jaarlijksche bate voor de gemeentekas o.i. kunnen worden geschat op f 300.—. In dit verband wenschen wij nog eens in herinnering te brengen een schrijven van den Bond van Friesche Stoom- en motorvaartbe- langen dd. 3 November 1927 ingekomen, waarbij zijn bestuur klaagt over de hooge belastingen, die de schippers moeten opbrengen. Wij citeeren uit dit adres: „Boven de belas ting voor het Rijk en de Gemeenten komen nog de bruggelden en andere heffingen, die boven mate zwaar drukken op hun bedrijf. 'Dat deze lasten, waar de vrachten in doorsnee zijn terug gegaan tot het niveau van voor den grooten oorlog, heden veel te zwaar zijn, daarvan zijn wij overtuigd en ook een ieder, die de situatie kent. Ook onze Regeering heeft dat blijkbaar gevoeld en heeft in een goed gemotiveerde missive den Commissarissen van de verschillende provincies opgedragen, dit aan de gemeente besturen kenbaar te maken met de opdracht „bij het opmaken der gemeente-begrootingen daaraan hunne bijzondere aandacht te wijden en de te hoog opgevoerde heffingen te herzien”. Dit in achtnemend, kunnen wij ook nu nog niet de vrijheid vinden U voor te stellen de door ons overgelegde ontwerpen vast te stellen. Slechts om aan Uw opdracht te voldoen gaan zij hierbij. Betaling telkens vóór 1 Juli. Termijn 1 1928 tot 1 Juli 1931. Ingevolge artikel 5 der Visscherijwet is elk beding, waarbij het vischrecht van het eigen domsrecht wordt gescheiden, nietig. Wij meenen dan ook dat de gemeente in gemelde wateren het vischrecht bezit en volkomen het recht heeft om een recognitie te heffen. Wij kunnen met de ontworpen regeling geheel accoord gaan .Mitsdien stellen wij U voor ge noemde visschers gedurende het tijdvak 1 Juli 1928 tot 1 Juli 1931 recht te geven op het heb ben en houden van een dichtzet in de aangege ven wateren, voorzoover zulks van de gemeente afhangt, tegen de voorgestelde jaarlijksche re cognitie, onder voorwaarde, dat deze telkens wordt betaald veór 1 Juli en dat de plaats waar het dichtzet zal worden gehouden, door Burge meester en Wethouders zal worden aangewezen. Ingekomen is een schrijven van J. en J. Fen- nema uit Gaastmeer, die graag een dichtvis- scherij wilden hebben. Zij zeggen dat deze dichtzetten hier wel f1000 bij publieke aanbe steding zullen opbrengen, terwijl de nu voor gestelde regeling in een onderonsje is gereed gemaakt. Zij verzoeken de regeling niet aan te nemen, doch over te gaan tot publieke aanbe steding, opdat andere visschers ook eens een kansje krijgen. De heer Abma zegt dat hij wist dat er visschers zijn die in publieke verpachting voor deel zouden zien, wat spr. destijds in de secties ter sprake bracht. Uit dit ontwerp van den heer Gaastra zou, gezien het adres, kunnen worden afgeleid, dat de menschen bang zijn voor pu blieke verpachting. Als adressanten voor hun bod zouden staan, zou het de moeite waard zijn. Men zou de zaak daarom kunnen aanhouden. De heer Van Gooi: Laten we de visschers niet voor voller aanzien dan de schippers. Spr. vindt het al mooi als die enkele visschers f 250 geven. De heer Rengers zegt dat nu er een adres is het de vraag is of we aan dit voorstel kun nen vasthouden, hoewel spr. de methode prefe reert. De Voorz. zegt dat de kwestie der ver pachting van de vischwaters een moeilijke is. We wachten al 10 jaar op een advies van den Visscherijraad inzake onderhandsche of publieke verpachting. De heer Rengers: Het gaat niet over on derhandsche of publieke verpachting, maar er is nu een aanvraag en de kwestie is of deze men schen er ook ingehaald moeten worden in ver band met eventueele goedkeuring door Gedep. Staten. De Secretaris leest op verzoek van den heer Gaastra uit een verslag voor dat de gemiddelde opbrengst per dichtvisscherij in Friesland ruim f 500 is en de heer Gaastra zegt zelf dat deze menschen geen dichtzet ken nen; zij handelen uit persoonlijke vijandschap tegen hem. De heer Abma handhaaft zijn voorstel. De heer Cnossen zegt dat in de brief geen bepaald bod op een bepaald dichtzet wordt ge daan, maar in het wilde weg iets wordt gezegd. Daarom gelooft spr. dat de sanctie van hooger- hand geen gevaar loopt. De Secretaris: Wij spreken ook maar van recognitie. De heer Rengers: Laat dan in de conside rans opnemen dat we deze brief niet beschou wen als een ernstig bod. De Voorz.: Dat zal gebeuren. De heer Abma trekt nu zijn voorstel in. Z. h. s. wordt het voorstel van B. en W. aan genomen. Punt XIV. Verzoek van de Oudercomnus- sie der O. L. School te Wolsum om de assistente aan die school eveneens te be noemen tot handwerkonderwijzeres, met voorstel van Burg, en Weth. B. en W. adviseeren: In Uwe vergadering van 10 Maart jl. werd om advies in onze handen gesteld navolgend adres: „Namens alle ouders van leerlingen der openbare lagere school te Wolsum nemen on- dergeteekenden, samen vormend de Oudercom- wenschte men zijn medewerking te verleenen. missie van die school, de vrijheid U beleefd te Als vanzelf vloeit hieruit voort aldus het rap- i verzoeken, om de assistente, Mej. E. C. Andela, port van den heer Gaastra dat men, door het i eveneens te benoemen tot onderwijzeres in nut- cö u QJ Cf) Cf) 03 Cf) 03 - - -A Q X X -A Cf) .§42 o E F F X?O tn S F co <L> <D O O CD CD E O F, Artikel 4. Het niet of niet behoorlijk nakomen van het bepaalde in artikel 1 dezer verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of een geldboete van ten hoogste vijt en twintig gulden. Artikel 5. Deze verordening treedt in werking 1 Mei 1928. Aldus enz. De heer Rengers zal, gezien de geringe bate, de kwestie der inning en de last voor de schipperij enz. tegen alinea 1 van de verorde ning stemmen. De heer N ij d a m meent dat de gemeente bronnen moet aanboren waar nieuwe inkomsten uit kunnen worden gevonden. De gemeente heeft belangrijke sommen in sommige dorpen uit gegeven voor wallen enz.; te Woudsend bv. heeft dat kolossale offers gekost. De stoomboot- mijen profiteeren er het meest van en zijn ook de oorzaak dat er zooveel onderhoud noodig is; zij, die niet in de gemeente wonen, betalen er niets voor en daarom moet die toestand ver anderd. Daarom gaat spr. mee met de verorde ning, alleen is ’t jammer dat het bedrag klein is. De heer Abma is het eens met den heer Rengers, dat het sop de kool niet waard is. De schipperij raakt door autodiensten en zoo in de druk, zoodat spr. niet voelt voor een extra be lasting. .De heer Van Gooi acht het billijk dat de schipperij, die genot van een goede kade heeft, betaalt. Spr. gelooft dat de schipperij en vooral de groote mijen wel wat meer kunnen betalen. De heer R ij p m a begrijpt niet dat het in vorderen veel moeite zal geven en acht de raming laag. Over art. 1 wordt nu gestemd. Voor stemmen de leden Nijdam, Bootsma, Atsma, Rijpma, Van Gooi, Jellema en Gaastra; tegen de leden Gerbrandy, Cnossen, Abma Rengers. Art. 1 is dus aangenomen met 7— 4st. De geheele verordening wordt hierna aange nomen. Punt XIII. Voorstel van Burg, en Weth. tot vaststelling van recognities voor het hebben en houden van dichtzetten. B. en W. adviseeren: Op initiatief van het raadslid den heer Gaastra werd door U in Uwe vergadering van 9 November 1927 besloten de post: „Opbrengst der vischverpachtingen van openbare vaarwa teren” met f 150.te verhoogen. De heer Gaastra zei ons toe ons bij het voor bereiden van de uit dit besluit voortvloeiende maatregelen te willen steunen. Dankbaar hebben wij van deze toezegging gebruik gemaakt. Uit de memorie van toelichting van de be grooting zal U blijken, dat tot dusver vergun ningen om in aan de gemeente behoorende wateren te visschen worden verleend voor f 3. per jaar, onverschillig of al dan niet met een dichtzet wordt gevischt. Onverschillig ook of het xlt i vaarwater al dan niet door de gemeente wordt onderhouden. De waterwegen, welke èn in eigendom èn in onderhoud bij de gemeente zijn, zijn voor de visschers van te weinig belang, dan dat ver- hooging van de recognitie ad f 3.gerecht vaardigd zou zijn. Anders staat het echter met de vaarten, die in eigendom behooren aan de gemeente, maar die door de provincie worden onderhouden. Met de visschers, die in zulk water een dicht zet hebben, heeft de heer Gaastra den 5 Maart jl. te Sneek een vergadering gehouden. Ter vergadering betwijfelde men of de gemeente, waar de provincie het onderhoud heeft, wel het recht bezit om een recognitie te heffen. Men vertrouwde, dat alleen wanneer het recht der gemeente onomstootelijk vast stond, tot het heffen van een recht of iets dergelijks zou wor den overgegaan. Enkel in dat vertrouwen rflmrWMffHMmMBirw rwr -.ir-r o*1—t—.■■■««■r-wwewfcM Varcahgit CD Cf) •o c/5 F F F F F cri F o F F «5 co 5 s -z. i - T5 C cf) E 2 u- ca Raadsvergadering. van Vervolg van het DERDE BLAD. De heer N ij d a m zegt dat het onderzoek ter plaatse hem destijds heeft teleurgesteld, omdat z. i. de plek voor algemeene opslagplaats niet deugde. Spr. breekt hierna zijn rede af omdat de heer L an d m an, die de vergadering wil verlaten, een voorstel doet tot verdaging van dit punt en van punt 12. Tegen dit voorstel stemmen de leden Ger brandy, Nijdam, Bootsma, Atsma, Cnossen, Van Gooi, Abma, Rengers, Jellema en Gaastra; voor de leden Landman, Rijpma en Schilstra. Dit voorstel-Landman is dus verworpen met 10—3 st. De heer N ij d a m vervolgt zijn beschou wing: Het lijkpad is niet meer in een toestand als behoort en dat wordt verbeterd, evenals de poeldemping een verbetering is. Waar het nu de gelegenheid is de zaak voor elkaar te brengen en waar de bewoners deze verbetering op groote prijs stellen, zal spr. nu stemmen voor het plan. De heer Van Gooi was oorspronkelijk niet voor verlegging der kade, maar nu de vereen, de koopsom voor haar rekening wil nemen, voelt hij er wel voor, temeer waar de mogelijkheid blijft bestaan dat het pad naar het kerkhof zal kunnen worden verbreed. De heer Bootsma was aanvankelijk tegen het plan van den opzichter, omdat hij meende dat het offer der gemeente grooter was dan het gemeentebelang er mee gediend was. Nu de op slagplaats wordt uitgeschakeld en de kosten beperkt worden, zal spr. meewerken tot het voorstel. Ook spr. ziet de noodzakelijkheid van de rioleering echter niet in, als de belangheb benden er geen prijs op stellen. De Voorz.: Als dit het geval blijkt zal die rioleering natuurlijk vervallen. De heer Rengers acht het noodig dat er evenwicht is tusschen het gemeentebelang en het financieele offer en wil voor de totale ver betering, gezien de sterkte der bevolking daar, er hoogstens het reeds gevoteerde bedrag voor uittrekken. De opzichter zou zich dan daarmee moeten redden. De heer Bootsma: Als de raad op dit idee ingaat, zal de wal ophouden voorbij de Geref. pastorie, maar dan blijft de poel bestaan en dat zou spr. betreuren. De heer Rengers erkent dit, maar het gaat er maar over wat men geven wil. De heer R ij p m a voelt voor Gaastmeer veel, alleen al omdat Jan fen ’e Gaestmar er geboren is, een edel man, maar spr. voelt toch het meest voor het idee-Rengers. De heer Abma gelooft dat men dit idee straks juist zal betreuren omdat men hier dan later weer aan het werk moet. De heer Atsma: Als de rioleering vervalt, komt men al weer dichter bij het idee-Rengers; willen de belanghebbenden de rioleering wel, dan moeten die ze maar betalen. Voor de uitbreiding van het plan, zooals de opzichter dat voorstelt, stemmen alsnu de leden Nijdam, Bootsma, Atsma, Cnossen, Van Gooi, Abma, Jellema en Gaastra; tegen de leden Ger brandy, Rijpma en Rengers. (De hh. Landman, Schilstra en Van der Leij hadden de vergade ring reeds verlaten.) Dit voorstel is dus met 83 st. aangenomen. Punt XI. Verzoek van S. Nauta e. a. te Woudsend om bestrating van de zg. „Oude Wijk” aldaar, met voorstel van Burg, en Weth. B. en W. stellen voor: In Uwe vergadering van 11 Februari jl. werd om advies in onze handen gesteld een schrijven van S. Nauta e. a. te Woudsend d.d. 30 Januari 1928, houdende verzoek om de zgn. „Oude Wijk” aldaar te bestraten. De Gemeente-opzichter rapporteert omtrent dit verzoek: „Bedoelde plaats is niet bestraat, wel iets verhard en heeft een oppervlakte van ongeveer 90 vierkante Meter, terwijl de vier kanten wel zijn bestraat, maar geen afwaterings- goten hebben en heb ik de eer Uw College het volgende te melden: le. dat bestrating van bedoeld gedeelte wel mooi zou zijn maar mij niet noodzakelijk voor komt; 2e. dat nog eenige geklopte puin aanwezig is, zoodat deze oppervlakte ook wel met puin verhard kan worden om de zgn. modderpoel te doen verdwijnen; 3e. dat er voor dit dienstjaar geen gelden voor beschikbaar zijn, dat zoo Uw College bedoelde oppervlakte wel zou willen bestraten, daarmee gewacht moet worden tot het volgende jaar, terwijl de kosten daarvan alsdan zullen bedra gen f504. Het wil mij gewenscht voorkomen dat be doelde oppervlakte ter grootte van 126 vierkante Meter wordt voorzien van een laag geklopte puin.” Met den opzichter komt bestrating ons niet noodzakelijk voor. Wij adviseeren U daarom goed te vinden, dat t. z. t. een laag geklopte puin ter plaatse wordt aangebracht. De heer N ij d a m vindt dat puin de omwo nenden van den regen in de drup zal brengen, de kinderen zullen daarmee gaan gooien. Daar om kan spr. zich niet recht met dit advies ver- eenigen. Laat men dan liever de toestand laten als hij is. Deze zaak is al eerder door Dorps belangen naar voren gebracht. Het raadsbesluit tot betere bestrating van de Laagwal is nog niet uitgevoerd, doch wacht op de walverbetering. Als die uitgevoerd wordt komt er steen vrij, die hier dan weer gebruikt kan worden. Daarom is het nu beter met deze geheele zaak maar te wachten. VERORDENING op de heffing van een recht voor een vaste los- en laad- of lig plaats aan de gemeentewallen. Artikel 1. Er zal ten bate van de gemeentekas onder den naam van een recht voor een vaste los- en laad- of ligplaats aan de gemeentewallen een jaarlijksche belasting worden geheven voor: a. iedere stoomboot of andere boot door me chanische kracht voortbewogen, wanneer wordt aangelegd: van jaar. van jaar. van jaar. van 15 t/m 19 maal per week van f25.per jaar. van 20 en meerdere malen per week f30.per jaar. b. ieder ander vaartuig van f5.per jaar, onverschillig het aantal malen dat wordt gelegd. 7Z Cf) 5 1 -- -- - - - - toezeggen dezer medewerking en het daadwer- tige handwerken voor meisjes. kelijk verleenen daarvan, niet geacht wil heb- j Door deze beide functies te combineeren ben, dat men hiermede verklaart van zijn even- j wordt het salaris van f 200.gebracht op tueele rechten afstand te doen. - Met inachtneming van het vorenstaande werd zoldiging is, terwijl bij eventueel vertrek van ter vergadering de volgende regeling ontwor- Mej. Andela de kans grooter is om een assistente pen: 1 aan de school terug te krijgen. FT

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1928 | | pagina 1