I I
44e Jaargang
Oit No. bestaal uit 4 Bladen.
No. 55 Eerste blad.
KIEZE BRINK Co
W1JMBR1TSERADEEL
ai
annex SHEERER COURAHT an WYMBRITSERADEEL
I'
f
Iffltliil Orgm hr Imiiti Sint
4
UitgaveKIEZEBR1NK Co. Zaterdag 9 April A99S
I
d
iC
CG
5
•J
1 1
Abonnement i per jaar f 2.50 fr. p.p
post f 3.60.
Advertentieên9 ct p. regel. Inge
zonden tnededeelingen hooger, bij
Abonnement belangrijke korting
Advertentiên worden tevens gratis ge»
plaatst in uc óNEEKER COURANT
5
S -
S
bo
e
O5 O
□IBIDAGB n VBUDAG8AY0KD*
UhgsTase
8 8 1 I 18 1 I S I I.
o
Juli
1 t/m 4 maal per week van f7.50 per
5 t/m 9 maal per week van f 15.per
10 t/m 14 maal per week van f20.per
en
van
aan-
Artikel 6.
van
Mei
van
f400.wat toch een eenigszins betere be-
1 aan de school terug te krijgen.
IEUWE SIEEKER COURAUT
vaartuig aan de gemeentewallen eene aanvraag
in bij Burgemeester en Wethouders.
Deze wijzen binnen veertien dagen na die
aanvraag een vaste los- en laad- of ligplaats
voor ieder vaartuig, waarvoor dat wordt ge
vraagd, aan, tijdens de door hen vast te stellen
uren.
Aanvragers verstrekken een opgaaf van het
aantal malen, dat gebruik van de plaatsen wordt
gemaakt gedurende de maand in artikel 4 der
heffingsverordening bedoeld.
Zij zenden deze opgaaf in binnen 14 dagen
na afloop dier maand.
Den aanvrager en den gemeente-ontvanger
wordt zoo spoedig mogelijk mededeeling gedaan
van het verschuldigde recht.
Het model der aanvraag en dat der opgaaf
worden door Burgemeester en Wethouders vast
gesteld.
Artikel 2.
De betaling van het verschuldigde recht heeft
plaats binnen 14 dagen na de ontvangst der
mededeeling in het vorig artikel bedoeld.
V)
C5
E
O
f
E
03
z
0J
E
05
Q
<L>
z
-F*
05
05
ra
ra
o
F
3
-F-
03
XJ
CD
X)
03
05
Het dienstjaar loopt van 1 Mei tot 1 Mei.
Het in artikel 1 bedoelde recht is bij voor
uitbetaling verschuldigd, overeenkomstig de
Verordening op de invordering, terwijl geen
aanspraak op teruggave bestaat, indien in den
loop van het jaar afstand van het recht wordt
gedaan of daarvan geen gebruik wordt gemaakt.
Artikel 4.
Voor de bepaling van het aantal malen, dat
de booten bedoeld in artikel la aanleggen, wore,
genomen het gemiddeld aantal per week over
de eerste maand van het belastingjaar, gedu
rende welke recht op een los- en laad- of lig
plaats bestaat.
Artikel 5.
De in artikel 1 omschreven belasting is slechts
voor de helft verschuldigd, wanneer de plaats
na 1 October wordt aangewezen.
VERORDENING op de invordering
een recht voor een vaste los- en laad- of
ligplaats aan de gemeentewallen.
Artikel 1.
De in artikel 6 van de heffingsverordening be
doelde personen dienen tot het bekomen van
eene vaste los- en laad- of ligplaats voor hun
E
05
bio
•E
o.
.E 5
Artikel 3.
Op de invordering zijn voorts van toepassing
de artikelen 258 tot en met 262 der Gemeente
wet.
Voor de toepassing van artikel 255 b, juncto
artikel 265c der Gemeentewet zullen in de plaats
van den Burgemeester treden de Secretaris of
een der ambtenaren ter secretarie.
OJ
ra
■S
ra
03
F -É t
S
Het recht is verschuldigd door de gezagvoer
ders der vaartuigen of zijn deze in dienst
ondernemers, door laatstgenoemden.
Artikel 7.
Deze verordening treedt in werking 1
1928.
Aldus enz.
Artikel 2.
De los- en laad- of ligplaatsen worden door
of vanwege Burgemeester en Wethouders aan
gewezen, terwijl het recht daarop slechts be
staat gedurende de door of vanwege dezen aan
te wijzen tijdstippen.
Artikel 3.
T3
P C m
Bovendien zal het, gezien de leeftijd van Mej.
Plantinga, het handwerkonderwijs ten goede
komen”.
Inwilliging van dit verzoek achten wij om
meer dan één reden ongewenscht.
In de eerste plaats draagt het assistenten
stelsel een tijdelijk karakter. Thans wordt het
nog tot 1 Januari 1930 in de Lager Onderwijs
wet 1920 getolereerd. Wordt het bekende initia-
tief-ontwerp van het Tweede Kamerlid Zijlstra
ook door de Eerste Kamer aangenomen en door
Hare Majesteit de Koningin bekrachtigd, dan
moeten de assistenten echter reeds met 1 Juli
a.s. verdwijnen. Met aan stellige zekerheid
grenzende waarschijnlijkheid kan worden ge
zegd dat men, wanneer Mej. Andela ook tot
onderwijzeres in de nuttige handwerken werd
benoemd na verloop van nog slechts ruim
anderhalf jaar Mej. Plantinga wellicht weer
noodig had. Wij betwijfelen het echter of zij
zich dan beschikbaar zou stellen. Binnen korten
tijd zou men dan wellicht voor grooter moei
lijkheden staan dan voor die, welke nu zijn te
overwinnen.
In dej tweede plaats kan naar ons oordeel
aan Mej. Plantinga geen ongevraagd ontslag
worden gegeven, wanneer niet wordt aange
toond, dat zij absoluut ongeschikt is voor haar
werk, wat in het adres niet wordt beweerd.
Adressanten schrijven: „gezien de leeftijd”.
Nu is in de Lager Onderwijswet 1920 aan den
gemeenteraad de bevoegheid gegeven, om een
onderwijzer of een onderwijzeres, die een be
paalden leeftijd welke niet lager mag zijn
dan vijf en zestig jaren heeft bereikt, op
dien grond te ontslaan. Mej. Plantinga is even
wel geboren 19 Maart 1866, zoodat zij dus op
het moment dat wij dit schrijven nog een en
zestig jaar is. Haar op dien grond te ontslaan
zou mitsdien in strijd met de wet zijn.
Indien Mej. Plantinga na met ons gepleegd
overleg eigener beweging haar ontslag zou wil
len indienen, zou voor haar billijkheidshalve
een wachtgeldregeling in het leven moeten wor
den geroepen.
Wij kunnen met het oog op de gemeente-
financiën geen vrijheid vinden daartoe te advi-
seeren, te minder daar wij uit het adres de
indruk krijgen en hiermede komen wij tot
ons derde bezwaar dat combinatie der be
trekkingen gevraagd wordt om de assistente
„een eenigszins betere bezoldiging” te geven.
Dit argument is in het adres op den voorgrond
gesteld. Inderdaad is de belooning voor de as
sistente laag het is door verschillende Uwer
leden tot in den treure herhaald. Deze onvol
doende bezoldiging dient echter langs den weg
van het particuliere initiatief te worden aange
vuld. Naar onze meening kan het bezwaar van
adressanten ook alleen op die wijze worden
weggenomen. Als zij dit hebben bereikt en
het zal onnoodig zijn hen daartoe aan te sporen
heeft misschien het bijkomstige argument
voor hen zijn waarde verloren.
Op grond van vorenstaande motieven stellen
wij U voor het verzoek af te wijzen.
De heer R ij p m a gaat met de redeneering
van B. en W. accoord, maar als om haar hooge
leeftijd mej. Plantinga tijdelijk de betrekking
niet kan waarnemen, kan mej. Andela haar dan
niet vervangen?
De Voorz.: Hoe zou dat financieel geregeld
moeten worden?
De heer Rijp ma: De menschen zouden dat
zelf moeten betalen.
De Voorz.: Daarop kunnen wij geen in
vloed uitoefenen.
De heer R e n g e r s wijst op de zinsnede in
zake het wachtgeld. Als B. en W. eens in die
richting werkzaam waren zou dat de gemeente
maar weinig kosten en de belangen der leer
lingen zouden er misschien mee gediend zijn.
De Voorz. zal dit overwegen.
Hierna conform het voorstel van B. en W. be
sloten.
Punt XV. Verzoeken van besturen van
bijzondere lagere scholen om vaststelling
van de vergoeding bedoeld in het 10e lid
van artikel 101, der L. O. Wet 1920 over
het jaar 1927, met voorstel van Burg, en
Weth.
B. en W. adviseeren:
Ingevolge het 10e lid van art. 101 der L. O.
Wet 1920 vergoedt de gemeente, indien aan een
of meer O. L. Scholen assistenten zijn toege
laten, aan de bijzondere schoolbesturen, die ook
een assistent(e) aan hun school hebben toege-
iaten, een naar dezelfde maatstaf berekende
wedde als gemeente uitbetaalt.
Zooals U bekend is, heeft de gemeente in 1927
aan haar assistenten met onderwijzersakte een
jaarwedde uitgekeerd van f 200.—; voor assis
tenten zonder die akte werd een jaarwedde van
f 100.vastgesteld.
Aan de bijzondere scholen te Gaastmeer (Ge
ref.), Heeg (Geref.), Heeg (R.-K.), Jutrijp en
Oosthem is gedurende het geheele jaar 1927, te
Folsgare van 15 Juli31 December, Gauw (Ge
ref.) van 1 Mei31 December, Heeg (Herv.)
van 1 November31 December, Hommerts
(Herv.) van 1 Januari30 Juni en te Oppenhui
zen van 16 Januari—31 Maart en van 11 April
31 December een assistent(e) met onderwijzers
akte werkzaam geweest.
Wij stellen U voor, de verzoeken van de
besturen van bovengenoemde scholen om toe
kenning van de vergoeding, bedoeld in het 10e
lid van art. 101 der L. O. Wet 1920, over het
jaar 1927 in te willigen en die vergoeding vast
te stellen: voor de school te Gaastmeer (Geref.),
Heeg (Geref.), Heeg (R.-K.), Jutrijp en Oost
hem op f200.voor de school te Folsgare
op f91.67, Gauw (Geref.) op f 133.33, Heeg
(Herv.) op f33.33, Hommerts (Herv.) op
f 100.— en Oppenhuizen (Herv.) op f 185.
Z. h. s. aangenomen als voorgesteld.
Punt XVI. Wijziging begrooting G. E. B.
over 1927.
Z. h. s. aangenomen als voorgesteld.
De heer A b m a vond dit advies mooi, omdat
hij de resultaten van puinbestrating in zijn dorp
zag. Daar heeft een puinverharding prachtig re
sultaat gehad.
De Voorz. gevoelt iets voor het idee-Nijdam
tot uitstel, om later een radicale verbetering te
krijgen; de heer Van Gooi gaat hiermede
accoord.
Over het voorstel van B. en W. wordt ge
stemd.
Voor de leden Qerbrandy, Cnossen, Abma,
Rengers en Jellema; tegen de leden Nijdam,
Bootsma, Atsma, Rijpma, Van Gooi en Gaastra.
Dit voorstel is dus verworpen met 65 st.
Punt XII. Voorstel van Burg, en Weth.
omtrent de heffing en invordering van een
„walgeld”.
B. en W. adviseeren:
Ter voldoening aan de ons door U verstrekte
opdracht leggen wij U hierbij over een verorde
ning op de heffing en invordering van een recht
voor een vaste los- en laad- en ligplaats aan
de gemeentewallen.
Bij vaststelling van de door ons overgelegde
concepten zal de jaarlijksche bate voor de
gemeentekas o.i. kunnen worden geschat op
f 300.—.
In dit verband wenschen wij nog eens in
herinnering te brengen een schrijven van den
Bond van Friesche Stoom- en motorvaartbe-
langen dd. 3 November 1927 ingekomen, waarbij
zijn bestuur klaagt over de hooge belastingen,
die de schippers moeten opbrengen.
Wij citeeren uit dit adres: „Boven de belas
ting voor het Rijk en de Gemeenten komen nog
de bruggelden en andere heffingen, die boven
mate zwaar drukken op hun bedrijf. 'Dat deze
lasten, waar de vrachten in doorsnee zijn terug
gegaan tot het niveau van voor den grooten
oorlog, heden veel te zwaar zijn, daarvan zijn
wij overtuigd en ook een ieder, die de situatie
kent. Ook onze Regeering heeft dat blijkbaar
gevoeld en heeft in een goed gemotiveerde
missive den Commissarissen van de verschillende
provincies opgedragen, dit aan de gemeente
besturen kenbaar te maken met de opdracht
„bij het opmaken der gemeente-begrootingen
daaraan hunne bijzondere aandacht te wijden
en de te hoog opgevoerde heffingen te herzien”.
Dit in achtnemend, kunnen wij ook nu nog
niet de vrijheid vinden U voor te stellen de
door ons overgelegde ontwerpen vast te stellen.
Slechts om aan Uw opdracht te voldoen gaan
zij hierbij.
Betaling telkens vóór 1 Juli. Termijn 1
1928 tot 1 Juli 1931.
Ingevolge artikel 5 der Visscherijwet is elk
beding, waarbij het vischrecht van het eigen
domsrecht wordt gescheiden, nietig. Wij meenen
dan ook dat de gemeente in gemelde wateren
het vischrecht bezit en volkomen het recht heeft
om een recognitie te heffen.
Wij kunnen met de ontworpen regeling geheel
accoord gaan .Mitsdien stellen wij U voor ge
noemde visschers gedurende het tijdvak 1 Juli
1928 tot 1 Juli 1931 recht te geven op het heb
ben en houden van een dichtzet in de aangege
ven wateren, voorzoover zulks van de gemeente
afhangt, tegen de voorgestelde jaarlijksche re
cognitie, onder voorwaarde, dat deze telkens
wordt betaald veór 1 Juli en dat de plaats waar
het dichtzet zal worden gehouden, door Burge
meester en Wethouders zal worden aangewezen.
Ingekomen is een schrijven van J. en J. Fen-
nema uit Gaastmeer, die graag een dichtvis-
scherij wilden hebben. Zij zeggen dat deze
dichtzetten hier wel f1000 bij publieke aanbe
steding zullen opbrengen, terwijl de nu voor
gestelde regeling in een onderonsje is gereed
gemaakt. Zij verzoeken de regeling niet aan te
nemen, doch over te gaan tot publieke aanbe
steding, opdat andere visschers ook eens een
kansje krijgen.
De heer Abma zegt dat hij wist dat er
visschers zijn die in publieke verpachting voor
deel zouden zien, wat spr. destijds in de secties
ter sprake bracht. Uit dit ontwerp van den heer
Gaastra zou, gezien het adres, kunnen worden
afgeleid, dat de menschen bang zijn voor pu
blieke verpachting. Als adressanten voor hun
bod zouden staan, zou het de moeite waard zijn.
Men zou de zaak daarom kunnen aanhouden.
De heer Van Gooi: Laten we de visschers
niet voor voller aanzien dan de schippers. Spr.
vindt het al mooi als die enkele visschers f 250
geven.
De heer Rengers zegt dat nu er een adres
is het de vraag is of we aan dit voorstel kun
nen vasthouden, hoewel spr. de methode prefe
reert.
De Voorz. zegt dat de kwestie der ver
pachting van de vischwaters een moeilijke is.
We wachten al 10 jaar op een advies van den
Visscherijraad inzake onderhandsche of publieke
verpachting.
De heer Rengers: Het gaat niet over on
derhandsche of publieke verpachting, maar er is
nu een aanvraag en de kwestie is of deze men
schen er ook ingehaald moeten worden in ver
band met eventueele goedkeuring door Gedep.
Staten.
De Secretaris leest op verzoek van den
heer Gaastra uit een verslag voor dat de
gemiddelde opbrengst per dichtvisscherij in
Friesland ruim f 500 is en de heer Gaastra
zegt zelf dat deze menschen geen dichtzet ken
nen; zij handelen uit persoonlijke vijandschap
tegen hem.
De heer Abma handhaaft zijn voorstel.
De heer Cnossen zegt dat in de brief geen
bepaald bod op een bepaald dichtzet wordt ge
daan, maar in het wilde weg iets wordt gezegd.
Daarom gelooft spr. dat de sanctie van hooger-
hand geen gevaar loopt.
De Secretaris: Wij spreken ook maar
van recognitie.
De heer Rengers: Laat dan in de conside
rans opnemen dat we deze brief niet beschou
wen als een ernstig bod.
De Voorz.: Dat zal gebeuren.
De heer Abma trekt nu zijn voorstel in.
Z. h. s. wordt het voorstel van B. en W. aan
genomen.
Punt XIV. Verzoek van de Oudercomnus-
sie der O. L. School te Wolsum om de
assistente aan die school eveneens te be
noemen tot handwerkonderwijzeres, met
voorstel van Burg, en Weth.
B. en W. adviseeren:
In Uwe vergadering van 10 Maart jl. werd
om advies in onze handen gesteld navolgend
adres:
„Namens alle ouders van leerlingen der
openbare lagere school te Wolsum nemen on-
dergeteekenden, samen vormend de Oudercom-
wenschte men zijn medewerking te verleenen. missie van die school, de vrijheid U beleefd te
Als vanzelf vloeit hieruit voort aldus het rap- i verzoeken, om de assistente, Mej. E. C. Andela,
port van den heer Gaastra dat men, door het i eveneens te benoemen tot onderwijzeres in nut-
cö
u
QJ Cf)
Cf) 03
Cf) 03 - -
-A Q X X -A
Cf)
.§42 o E F
F X?O
tn
S
F co
<L> <D
O O
CD
CD
E
O F,
Artikel 4.
Het niet of niet behoorlijk nakomen van het
bepaalde in artikel 1 dezer verordening wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste zes
dagen of een geldboete van ten hoogste vijt
en twintig gulden.
Artikel 5.
Deze verordening treedt in werking 1 Mei
1928.
Aldus enz.
De heer Rengers zal, gezien de geringe
bate, de kwestie der inning en de last voor de
schipperij enz. tegen alinea 1 van de verorde
ning stemmen.
De heer N ij d a m meent dat de gemeente
bronnen moet aanboren waar nieuwe inkomsten
uit kunnen worden gevonden. De gemeente heeft
belangrijke sommen in sommige dorpen uit
gegeven voor wallen enz.; te Woudsend bv.
heeft dat kolossale offers gekost. De stoomboot-
mijen profiteeren er het meest van en zijn ook
de oorzaak dat er zooveel onderhoud noodig
is; zij, die niet in de gemeente wonen, betalen
er niets voor en daarom moet die toestand ver
anderd. Daarom gaat spr. mee met de verorde
ning, alleen is ’t jammer dat het bedrag klein is.
De heer Abma is het eens met den heer
Rengers, dat het sop de kool niet waard is. De
schipperij raakt door autodiensten en zoo in de
druk, zoodat spr. niet voelt voor een extra be
lasting.
.De heer Van Gooi acht het billijk dat de
schipperij, die genot van een goede kade heeft,
betaalt. Spr. gelooft dat de schipperij en vooral
de groote mijen wel wat meer kunnen betalen.
De heer R ij p m a begrijpt niet dat het in
vorderen veel moeite zal geven en acht de
raming laag.
Over art. 1 wordt nu gestemd.
Voor stemmen de leden Nijdam, Bootsma,
Atsma, Rijpma, Van Gooi, Jellema en Gaastra;
tegen de leden Gerbrandy, Cnossen, Abma
Rengers.
Art. 1 is dus aangenomen met 7— 4st.
De geheele verordening wordt hierna aange
nomen.
Punt XIII. Voorstel van Burg, en Weth.
tot vaststelling van recognities voor het
hebben en houden van dichtzetten.
B. en W. adviseeren:
Op initiatief van het raadslid den heer
Gaastra werd door U in Uwe vergadering van
9 November 1927 besloten de post: „Opbrengst
der vischverpachtingen van openbare vaarwa
teren” met f 150.te verhoogen.
De heer Gaastra zei ons toe ons bij het voor
bereiden van de uit dit besluit voortvloeiende
maatregelen te willen steunen. Dankbaar hebben
wij van deze toezegging gebruik gemaakt.
Uit de memorie van toelichting van de be
grooting zal U blijken, dat tot dusver vergun
ningen om in aan de gemeente behoorende
wateren te visschen worden verleend voor f 3.
per jaar, onverschillig of al dan niet met een
dichtzet wordt gevischt. Onverschillig ook of het
xlt i vaarwater al dan niet door de gemeente wordt
onderhouden.
De waterwegen, welke èn in eigendom èn
in onderhoud bij de gemeente zijn, zijn voor de
visschers van te weinig belang, dan dat ver-
hooging van de recognitie ad f 3.gerecht
vaardigd zou zijn.
Anders staat het echter met de vaarten, die
in eigendom behooren aan de gemeente, maar
die door de provincie worden onderhouden.
Met de visschers, die in zulk water een dicht
zet hebben, heeft de heer Gaastra den 5 Maart
jl. te Sneek een vergadering gehouden. Ter
vergadering betwijfelde men of de gemeente,
waar de provincie het onderhoud heeft, wel het
recht bezit om een recognitie te heffen. Men
vertrouwde, dat alleen wanneer het recht der
gemeente onomstootelijk vast stond, tot het
heffen van een recht of iets dergelijks zou wor
den overgegaan. Enkel in dat vertrouwen
rflmrWMffHMmMBirw rwr -.ir-r o*1—t—.■■■««■r-wwewfcM
Varcahgit
CD
Cf)
•o
c/5
F F F F F cri F o F F «5
co
5
s
-z. i -
T5 C cf)
E
2 u- ca
Raadsvergadering.
van
Vervolg van het DERDE BLAD.
De heer N ij d a m zegt dat het onderzoek ter
plaatse hem destijds heeft teleurgesteld, omdat
z. i. de plek voor algemeene opslagplaats niet
deugde. Spr. breekt hierna zijn rede af omdat
de heer L an d m an, die de vergadering wil
verlaten, een voorstel doet tot verdaging van
dit punt en van punt 12.
Tegen dit voorstel stemmen de leden Ger
brandy, Nijdam, Bootsma, Atsma, Cnossen, Van
Gooi, Abma, Rengers, Jellema en Gaastra; voor
de leden Landman, Rijpma en Schilstra.
Dit voorstel-Landman is dus verworpen met
10—3 st.
De heer N ij d a m vervolgt zijn beschou
wing: Het lijkpad is niet meer in een toestand
als behoort en dat wordt verbeterd, evenals de
poeldemping een verbetering is. Waar het nu de
gelegenheid is de zaak voor elkaar te brengen
en waar de bewoners deze verbetering op groote
prijs stellen, zal spr. nu stemmen voor het plan.
De heer Van Gooi was oorspronkelijk niet
voor verlegging der kade, maar nu de vereen,
de koopsom voor haar rekening wil nemen, voelt
hij er wel voor, temeer waar de mogelijkheid
blijft bestaan dat het pad naar het kerkhof zal
kunnen worden verbreed.
De heer Bootsma was aanvankelijk tegen
het plan van den opzichter, omdat hij meende
dat het offer der gemeente grooter was dan het
gemeentebelang er mee gediend was. Nu de op
slagplaats wordt uitgeschakeld en de kosten
beperkt worden, zal spr. meewerken tot het
voorstel. Ook spr. ziet de noodzakelijkheid van
de rioleering echter niet in, als de belangheb
benden er geen prijs op stellen.
De Voorz.: Als dit het geval blijkt zal die
rioleering natuurlijk vervallen.
De heer Rengers acht het noodig dat er
evenwicht is tusschen het gemeentebelang en
het financieele offer en wil voor de totale ver
betering, gezien de sterkte der bevolking daar,
er hoogstens het reeds gevoteerde bedrag voor
uittrekken. De opzichter zou zich dan daarmee
moeten redden.
De heer Bootsma: Als de raad op dit idee
ingaat, zal de wal ophouden voorbij de Geref.
pastorie, maar dan blijft de poel bestaan en dat
zou spr. betreuren.
De heer Rengers erkent dit, maar het gaat
er maar over wat men geven wil.
De heer R ij p m a voelt voor Gaastmeer veel,
alleen al omdat Jan fen ’e Gaestmar er geboren
is, een edel man, maar spr. voelt toch het
meest voor het idee-Rengers.
De heer Abma gelooft dat men dit idee
straks juist zal betreuren omdat men hier dan
later weer aan het werk moet.
De heer Atsma: Als de rioleering vervalt,
komt men al weer dichter bij het idee-Rengers;
willen de belanghebbenden de rioleering wel,
dan moeten die ze maar betalen.
Voor de uitbreiding van het plan, zooals de
opzichter dat voorstelt, stemmen alsnu de leden
Nijdam, Bootsma, Atsma, Cnossen, Van Gooi,
Abma, Jellema en Gaastra; tegen de leden Ger
brandy, Rijpma en Rengers. (De hh. Landman,
Schilstra en Van der Leij hadden de vergade
ring reeds verlaten.)
Dit voorstel is dus met 83 st. aangenomen.
Punt XI. Verzoek van S. Nauta e. a. te
Woudsend om bestrating van de zg. „Oude
Wijk” aldaar, met voorstel van Burg, en
Weth.
B. en W. stellen voor:
In Uwe vergadering van 11 Februari jl. werd
om advies in onze handen gesteld een schrijven
van S. Nauta e. a. te Woudsend d.d. 30 Januari
1928, houdende verzoek om de zgn. „Oude
Wijk” aldaar te bestraten.
De Gemeente-opzichter rapporteert omtrent
dit verzoek: „Bedoelde plaats is niet bestraat,
wel iets verhard en heeft een oppervlakte van
ongeveer 90 vierkante Meter, terwijl de vier
kanten wel zijn bestraat, maar geen afwaterings-
goten hebben en heb ik de eer Uw College
het volgende te melden:
le. dat bestrating van bedoeld gedeelte wel
mooi zou zijn maar mij niet noodzakelijk voor
komt;
2e. dat nog eenige geklopte puin aanwezig
is, zoodat deze oppervlakte ook wel met puin
verhard kan worden om de zgn. modderpoel te
doen verdwijnen;
3e. dat er voor dit dienstjaar geen gelden voor
beschikbaar zijn, dat zoo Uw College bedoelde
oppervlakte wel zou willen bestraten, daarmee
gewacht moet worden tot het volgende jaar,
terwijl de kosten daarvan alsdan zullen bedra
gen f504.
Het wil mij gewenscht voorkomen dat be
doelde oppervlakte ter grootte van 126 vierkante
Meter wordt voorzien van een laag geklopte
puin.”
Met den opzichter komt bestrating ons niet
noodzakelijk voor.
Wij adviseeren U daarom goed te vinden, dat
t. z. t. een laag geklopte puin ter plaatse wordt
aangebracht.
De heer N ij d a m vindt dat puin de omwo
nenden van den regen in de drup zal brengen,
de kinderen zullen daarmee gaan gooien. Daar
om kan spr. zich niet recht met dit advies ver-
eenigen. Laat men dan liever de toestand laten
als hij is. Deze zaak is al eerder door Dorps
belangen naar voren gebracht. Het raadsbesluit
tot betere bestrating van de Laagwal is nog niet
uitgevoerd, doch wacht op de walverbetering.
Als die uitgevoerd wordt komt er steen vrij, die
hier dan weer gebruikt kan worden. Daarom is
het nu beter met deze geheele zaak maar te
wachten.
VERORDENING op de heffing van een
recht voor een vaste los- en laad- of lig
plaats aan de gemeentewallen.
Artikel 1.
Er zal ten bate van de gemeentekas onder
den naam van een recht voor een vaste los- en
laad- of ligplaats aan de gemeentewallen een
jaarlijksche belasting worden geheven voor:
a. iedere stoomboot of andere boot door me
chanische kracht voortbewogen, wanneer wordt
aangelegd:
van
jaar.
van
jaar.
van
jaar.
van 15 t/m 19 maal per week van f25.per
jaar.
van 20 en meerdere malen per week
f30.per jaar.
b. ieder ander vaartuig van f5.per jaar,
onverschillig het aantal malen dat wordt
gelegd.
7Z Cf)
5
1 -- -- - - - -
toezeggen dezer medewerking en het daadwer- tige handwerken voor meisjes.
kelijk verleenen daarvan, niet geacht wil heb- j Door deze beide functies te combineeren
ben, dat men hiermede verklaart van zijn even- j wordt het salaris van f 200.gebracht op
tueele rechten afstand te doen. -
Met inachtneming van het vorenstaande werd zoldiging is, terwijl bij eventueel vertrek van
ter vergadering de volgende regeling ontwor- Mej. Andela de kans grooter is om een assistente
pen: 1 aan de school terug te krijgen.
FT