Zaterdag 91 April 1998 Eerste blad I 1 Gilden en Glldekenren van Oud Sneek EL OF EK HIEUWSTiJOISGEM. I llfiiliil Orgiii hr IniMti hut Yaneh|it KI EZ E BRINK Co., 44e Jaargang UitgaveKIEZEBR1NK Co. s toch moesten de grondstoffen tot dit doel bereid en bewerkt 1. worden, welke de Amstelstad reeds vroeg binnen haar Wordt vervolgd. A. H. n heid een lijst, uit het zeilregister getrokken,slagen en kreeg een gecompliceerde been- j werden. L Flink bedrag. De Berl. Ztg. am Mittag meldt dat voor kers, glazenmakers, schilders en steenhouwers. Voor hun emplooi moesten de grondstoffen meest van buiten komen, voor de export werkten. Ten slotte zouden we nog even kunnen herinneren aan en sierletters voorzagen; buiten hen om deden dit in de 15e en 16e eeuw ook reeds enkele wereldlijke scriptores („schrivers”) en illuminatores („verlichters”). Na de uit vinding der boekdrukkunst traden in hun plaats de „prin ters” op, zetters en drukkers tegelijk en tegen het einde der 16e eeuw ook de papierbereiders. besloten zij zonder verwijl te landen zoo dicht mogelijk bij den toren. Het ijs in het meertje brak en de machine kreeg een schok, i en de staart beschadigd ÜIMBD AM u TBUDAG8ATMDS Uütfaran Saaaw Talafaaa She- 156. t, fractuur. Hij werd naar het ziekenhuis ge bracht en aldaar ter verpleging opgenomen. De auto had geen en het motorrijwiel gerin ge schade. De motorrijder schijnt niet geheel op de rechterzijde van den weg geweest te zijn. i. fc. Abonnementper jaar f 2.50 fr. p.p post f 3,60. v Advertentieën9 ct. p. regel. Inge zonden mededeelingen hooger, bij Abonnement belangrijke korting Advertentlën worden tevens gratis ge plaatst in ac SNEEKER COUR AN 1 Na deze opsomming en korte beschrijving der algemeen beoefende ambachten zullen we ons in dit verband nader bepalen bij den inhoud der oude papieren van het Sneeker Gemeente-Archief. Wij zullen ons daarbij .tevens voor het gemak houden aan de volgorde der hierboven successie velijk genoemde bedrijfsgroepen. De Sneeker schoenmakers, om daarmee te beginnen kregen hun gilderol opnieuw in het jaar 1754, want reeds twee eeuwen voordien was dit gilde binnen de stad opgericht. De rol van genoemd jaar is echter van belang om de uitbreiding der vroegere en aanvulling met nieuwe bepalingen. Laten we daarom het jongere aan het oudere doen voorafgaan. Indien een „gildebroerszoon” of de man van een „gilde- broersdochter” zijn proefstuk tot het verkrijgen van den meestersgraad wilde maken, dan was hij een entreegeld verschuldigd van f 9 in één keer. Dit tarief werd voor een burgerszoon verhoogd tot f 12.voor iemand, die nog slechts twee jaar als leerling bij het vak en in het gilde was rot f 18 en voor ieder ander tot f24.De „inkom- sten”-gelden kwamen ten goede aan de gildekas tot onder steuning van behoeftige broeders en zusters, weduwen en weezen van overleden gildeleden. Geen Sneeker schoenmaker-gildemeester mocht een niet- ingeschreven leerjongen in zijn dienst nemen. Voor eiken leerjongen, dien hij meer dan het hem toegestane aantal, lichtzinnigen arbeider Arnold K. verloofde. meestal slechts één, soms meer, in zijn dienst had, moest hij f3.in de gildekas storten. De eene meester mocht van zijn collega en broeder in het gilde geen leer jongen (s) overnemen op straffe van 1 ducaton boete. Een dienstverband tusschen baas en knecht, meester-gezel— leerjongen, eindigde met een opzeggingstermijn van zes weken. Een tusschentijds vertrokken knecht mocht door geen gildebroeder in dienst worden genomen op een boete van f3.voor de gildekas. Bij overlijden van een gilde broeder waren de andere leden verplicht den overledene de laatste eer te bewijzen of zich hierbij te laten vertegen woordigen, alweer op een boete van 6 stuivers, dit ter bevordering van de onderlinge solidariteit. Al deze bepalingen waren noodig voor een hechte en sterke vorming van den organisatieband en voor de con- tróle tegen beunhazerij. i feld over den tocht over den Oceaan, waar mede in de Amerikaansche Hearstbladen een aanvang is gemaakt, een bedrag van f 160.000 voor ’t wereldcopyright is betaald. Hierna volgen nog eenige bijzonderheden. Het eerste slechte weer, storm en bedekte lucht werd aangetroffen op 500 mijl van Ierland. De mist was het hevigst op 450 mijl van New Foundland. Dit was de dikste mist, die de vliegers ooit hadden gezien. Zij trachtten er boven uit te stijgen, maar het was een ononderbroken mistbank van 2500 voet dik. Eenigen tijd werd in deze mist voortgevlogen, maar toen gingen zij naar omlaag om de zee weer te vinden, die zij pas zagen toen zij er nog slechts 50 voet, d. i. ongeveer 15 M. boven waren. Er stond een zware zee en ze moesten weer omhoog om buiten ’t bereik van de golven te blijven. In den nacht gebeurde een ongeluk, dat de ernstigste gevolgen had kunnen hebben. De voedingsbuis van de benzineleiding brak en het kostte de grootste moeite het lek te stop pen. Later zijn er geen ongelukken meer voorgekomen. Het bedekken van de vleugels met paraffine was een groot succes. Er heeft zich dientengevolge geen ijs op de vleugels afgezet, wat anders bij het urenlange vlie gen in den sneeuwstorm onvermijdelijk het toestel in zee zou hebben doen vallen. In een persgesprek na zijn aankomst te Clark-City (Quebec) heeft Fitzmaurice ge zegd, dat de opstijging van de Bremen met een onheilspellend voorteeken gepaard ging. De staart van het vliegtuig raakte namelijk een schaap, dat dwars over de opstijgbaan liep, zoodat het vliegtuig geheel met bloed werd bespat. Vrijdag, na een langen strijd tegen storm en mist hadden alle drie vliegers den moed vrijwel opgegeven, één minuut voor zij land in zicht kregen. Zij hadden besloten in de lucht te blijven tot de laatste druppel ben zine op was. Fitzmaurice gelooft, dat het vliegtuig van Hinchcliffe en Elsy Mackay evenals de Bre men uit den koers moet zijn geraakt en er gens in de dichte bosschen van Labrador is gedaald. Nog goed terecht gekomen. Een roman, door het leven zelf geschreven een andere naam is niet mogelijk voor hetgeen ’n Estlandsch meisje is overkomen. Een brave bejaarde weduwe uit Reval (al dus volgens de Tel. de Berl. Ztg. am Mit tag) had een aardige dochter, Ida P., die zich lang geleden met den hupschen, maar bedrijf: Amsterdam, Den Bosch, Nijmegen en Leiden, waar deze tak van industrie het meest bloeide. In verband met Gewetensgeld. Bij den inspecteur der directe belastingen, 2e afd. alhier, is van een onbekende f40. gewetensgeld ontvangen, wegens te weinig betaalde inkomstenbelasting over vorige be lastingjaren. s. z. c. De Sneeker Zeilclub hield gisteravond in „Onder de Linden haar algemeene jaar vergadering, onder presidium van den heer H. van der Zee, die in z’n openingswoord eerbiedige hulde bracht aan de nagedachte nis van den heer Johs. Faber, een der oudste leden van de S. Z. C., feitelijk een harer op richters en jarenlang sleepcommissaris. De secretaris, de heer S. Olij, las de no tulen en bracht het jaarverslag uit, welke beide werden goedgekeurd. In het jaarver slag werd mede een woord van hulde aan win. den heer Johs. Faber gebracht en werd herinnerd aan de uitstekend geslaagde her- denkingsfeestelijkheden van het vorige jaar. Uitvoerig werden de gehouden wedstrijden gememoreerd, terwijl vermeld werd dat al leen in 1927 het ledental met 50 is toegeno men en tot 430 is gestegen, een bewijs voor de groeikracht der club. Nog werd melding gemaakt van de successen door de heeren Hofstra, Oppenhuizen en Zwart op wed strijden buiten de provincie behaald. De commissie voor het nazien der reke ning, de h.h. G. Ruiter en Hendriks, bracht bij monde van eerstgenoemde verslag uit. De ontvangsten hadden bedragen, inclusief saldo 1926, f 1298.5016 (contrib. f639.41), de uitgaven f 1415.59, tekort dus f 117.08ö. Dit tekort was het gevolg van de gehouden feestelijkheden; de rekening was volkomen in orde bevonden, en werd onder dankzeg ging aan den penningmeester, den heer T. Ferwerda, voor het goede beheer, goedge keurd. Met groote meerderheid werden tot be stuursleden herkozen de h.h. T. Ferwerda en G. S. Hofstra. In de commissie voor het nazien der rekening over het loopende jaar werden benoemd de h.h. H. Schurink en H. Prins, tot plaatsvervangers de h.h. J. Hof stra en Hoogeveen. Het bestuur zal 2 afgevaardigden naar de algemeene vergadering van de N. N. W. B. benoemen. Verslag werd uitgebracht van de vorige vergadering dezer organisatie; daaraan ontleenen we dat de D.ers in Holland in de zelfde klasse blijven ingedeeld. Een breedvoerige discussie ontspon zich over het agenda-punt: Bespreking nieuwe vlag en wijziging art. 16 van het reglement, dat op deze vlag betrekking heeft. De vorige vergadering was bij motie uitgespro ken de wenschelijkheid de vlag te verande ren, er zouden de Sneeker kleuren in worden opgenomen naast de kleur van de oude vlag, ze mocht geen concurrentie aandoen aan de vlag der Kon. Zeilver. Sneek. Een commissie uit het bestuur, bij welke de leden ontwerpen konden indienen, had een keuze gedaan en beval eenige ontwerpen aan. Er gingen echter stemmen op, de oude vlag te handhaven, daar dit embleem overal bekend was, één was geworden met de club, men er aan gehecht was, en ze geïnspireerd was op de Friesche vlag. Van andere zijde werd echter betoogd^ dat de tegenwoordige vlag zoo gemakkelijk zelf is te maken, dat er zeer verschillende typen in omloop zijn, terwijl bovendien op de vorige vergadering feitelijk besloten was de vlag te wijzigen. Tenslotte maakte de vergadering met 30 tegen 25 st. uit dat de vlag zou worden gewijzigd. Daarna volgde nog een drukke discussie over de te kiezen vlag met ten slotte als resultaat dat de groote meerderheide der leden de voorkeur gaf aan een der ontwer pen, nl. een gele vlag met een zwarte baan in het midden, waarin in medaillon in blauw de letters S. Z. C. Het insigne zal ook in dien geest worden gewijzigd. Door het bestuur zullen exemplaren van de nieuwe vlag bij een fabriek worden besteld, die dan aan de leden zullen worden verkocht, waardoor de uniformiteit beter zal blijven gehandhaafd, dan bij de vorige vlag het geval was. Het bestuur deelde daarna de data mede van de verschillende wedstrijden, de ope ningswedstrijd zal Hemelvaartsdag 17 Mei worden gehouden. De heer C. Huisken te Hilversum heeft voor de clubwedstrijden in de Vrijbuiterklasse een zilveren sigaren beker beschikbaar gesteld. Door een der leden werd er op aange drongen de officieele opening van het Zeil- seizoen eerder dan 17 Mei te doen plaats hebben, bijv, de eerste Zondag in Mei, niet door een wedstrijd doch door een opwek king aan op het meer aanwezig te zijn. Het bestuur zal die wenk overwegen. Bij de rondvraag kwamen nog verschillende dingen sprake. Gepleit werd voor de i werden reeds vroeg van deze artikelen uit het buitenland toch moesten de grondstoffen tot dit doel bereid en bewerkt geïmporteerd bv. schoenen uit Keulen, terwijl omgekeerd worden. De olieslagers hadden in veel steden een bloeiend van de schepen met de zeilteekens en de namen van de eigenaars af te drukken in het clubboekje, en voor het oefenen van aandrang op de gemeente Sneek om het pad naar de Jachthaven spoedig in orde te maken. Wat dit laatste betreft werd echter mede gedeeld dat men hiermede reeds is begon nen en het pad in drie weken gereed zal zijn. Naar aanleiding van een vraag werd van de bestuurstafel meegedeeld dat de leden die voor hun schepen tijdens de Olympiade een gereserveerde ligplaats wenschen, dit voor 1 Mei aan de bestuursleden kunnen opgeven. Op een andere vraag werd geant woord dat, als de bezitters van schouwen van 5.50 M. als lid toetreden, een klasse van die schepen kan worden gevormd. Door het overlijden van den heer Johs. Faber was er maar een sleep-commissaris, men wenschte te weten of in de vacature zal worden voorzien. De voorz. deelde mede dat er in het vervolg maar één sleep-commis saris zal zijn, en die bij zijn afwezigheid zal worden vervangen door één bestuurs lid. Er zal in het vervolg gewaakt worden tegen het oppikken van schepen tijdens de sleeptocht, aangedrongen werd er op dat de sleep-commissaris ’n motorboot tot zijn be schikking zal krijgen, om beter contröle te kunnen uitoefenen. Uit de vergadering werd gewezen op de moeilijkheid om met brandbluschmiddelen de jachthaven te bereiken en gepleit voor een eigen brandspuit daar. De heer v. d. Zee kon als brandmeester en als bestuurs lid van de Jachthaven meedeelen dat deze kwestie nu voldoende was geregeld. Hierna sluiting der druk bezochte verga dering. Ter inleiding wenschen wij even het heden naast en tegenover het verleden te stellen. Het maatschappelijk en economisch leven van den mo dernen tijd is ontzaglijk rijker aan schakeeringen en daardoor heel wat gecompliceerder dan dat uit de eeuwen, die achter ons liggen. Voor het kiezen van een beroep is er voor onze jongelui keus te over niet alleen, maar niet zelden te veel keus, „l’embarras du choix, de richesse”, gelijk de Franschman zegt. Dat geeft hun meer malen aanleiding, om van de eene school naar de andere over te gaan, al naar gelang van de te overwinnen moei lijkheden, van deze het minste aantal te kiezen, totdat hun gemakzucht in luiheid en brute onverschilligheid ontaardt, waardoor ze niet zelden hun toekomstkansen totaal bederven. Een andere moeilijkheid doet zich voor bij de betrekkelijk geringe absorptie van het maatschap pelijk organisme in onzen tijd, dat schijnbaar overvoerd is en soms jaren lang in hun vak theoretisch afgestudeerde jongelingen wanhopig doet ronddolen, omdat nergens voor hen een plaatsje „open” is, om aan den slag te komen. Een en ander betreffende de huidige symptomen mag echter geen aanleiding geven tot de inderdaad onhistori sche conclusie, dat het vroeger, ik bedoel dan eeuwen terug zoo veel beter ging. De stedelijke nijverheids- verhoudingen, om van de andere hoofdbestaansmid delen maar niet eens te gewagen waren gedurende de 16e eeuw ook zoo eenvoudig niet, dat er bijvoorbeeld geen indeeling van beroepen mogelijk was. Juist het tegendeel was eerder het geval en een dergelijk overzicht is dan ook reeds hierdoor interessant, doordat het kan bijdragen om het inzicht te versterken in het bedrijfsleven van onze oude steden. Door de uitgave van diverse gilde- rollen, -brieven en -keuren onzer oudste steden (spe ciaal die van Oud-Utrecht door Joosting en Overvoorde) weten we daarvan reeds veel buiten Friesland om, doch wat ons gewest betreft, is de publicatie daarvan nog zeer gering. Wij wenschen daarom een begin te maken met die der Sneeker ambachtsgilden, waarom hieraan voorafgaat een schema van het bedrijfsleven eener oude stad. Het hier bedoelde overzicht is ontleend aan een vrij industrie rijke stad der 16e eeuw, waardoor de differentiatie der beroepen het sterkst naar voren treedt en het best onder- scheiden kan worden. En veel van deze bedrijfsgroepen 1 vindt men ook in onze oude Friesche steden terug, hetgeen mij bijvoorbeeld bleek bij de raadpleging der Sneeker poortersboeken ten archieve aldaar, bij de bestudeering der Franeker privilegieboeken en andere bronnen in hs. Vooral de zgn. keurboeken der Friesche „elf” geven hier van de meest doorslaande bewijzen. Te beginnen met de aardewerkbranche kunnen we bij voorbeeld vaststellen, dat Friesland daaraan gedurende eeuwen zijn evenredig aandeel geleverd heeft, waarvan vooral de kustplaatsen en, andere steden in of bij een kiei- leem-gebied uitmuntten, doordat ter plaatse een groot deel der grondstoffen gemakkelijk ter beschikking stond. Gok pijpaarde behoorde daartoe en zoodoende werd oor spronkelijk veel aardewerk uit Noord- en West-Duitsch- land (Rijnprovincie) naar hier verscheept, die de bedrijven van pottenbakker, pottenmaker, kremer of kramer (han delaar in de afgewerkte producten) deed ontstaan. Een tweede bedrijfsgroep was die, welke zorgde voor de bekleeding. Hiervan worden o. m. genoemd de bont werkers, pelsers, hoedenmakers, mutsen- en huikmakers, naaisters, snijders (vooral het Friesche „snider” voor kleermaker is nog ten platten lande gebruikelijk!), schoen makers en schoenlappers. In de eerste plaats werd er voor de plaatselijke behoeften gewerkt en daardoor bleven de meeste dezer vakken beperkt tot de klein-industrie. Ook in vergelijking diet de schitterende electrische onzer dagen, door een groote verscheidenheid van ambachtslieden: De jongen verdiende weinig en dronk veel, en ofschoon zij van hem hield, gaf Ida P. er ten slotte den brui aan en verbrak de verloving. Arnold was woedend en vatte het reeds lang gekoesterd besluit weer op, naar Australië te emigreeren. Zonder Ida weer te zien, verdween hij. Na ongeveer anderhalf jaar ontving Ida onverwachts een brief van hem, waarin hij van zijn liefde voor haar sprak en haar vroeg naar Melbourne over te komen. Zij had er eigenlijk weinig fiducie in, maar liet zich door haar moeder bepraten, die haar nog extra geld leende voor de groote reis. Te Melbourne zou Arnold wel alle kosten voor zijn rekening nemen. Toen Ida, die behalve Estlandsch nog al leen Duitsch verstond, te Sydney was aan gekomen, zocht zij aan de haven tevergeefs naar Arnold, die haar hier zou afhalen. Niets goeds vermoedend, zocht zij Arnolds woning op, doch vond hem ook hier niet. Niemand kende er zijn naam. De fabriek te Melbourne, waar hij beweerde te werken en waarvan hij haar een afbeelding had ge stuurd, was ook al totaal onbekend. Nu werd het de ongelukkige duidelijk, dat zij met een wraakneming van haar vroegeren verloofde te doen had en na uren rondzwer ven liet zij zich bitter schreiend op een bank in het park neervallen. In dien toestand werd zij door den rijken machinefabrikant Davis aangetroffen, die Duitsch verstond en zich door Ida het ver haal harer wederwaardigheden liet doen. Hij beloofde haar een plaats op zijn fabriek, zoomede voorloopig behoorlijk onderdak. Toen hij Ida wat beter had leeren kennen, deed hij haar onverwachts een huwelijks aanzoek, dat het Estlandsche meisje niet dadelijk durfde aannemen, doch toen hij haar categorisch voor de keus stelde, ar beidster of zijn vrouw te worden, koos zij het laatste, vooral toen gebleken was, dat de fabriek inderdaad van Davis was. Trotsch schreed Davis kort daarop aan de zijde zijner jonge vrouw door de fabriek en liet zich door zijn arbeiders gelukwen- schen. Wie echter beschrijft de verbazing van de chic gekleede mrs. Ida Davis, toen lijk'’ Ónmiddelhjk werd 'deze fout hersteld, ze onder de arbeiders opeens den ontrouwen maar er was veel tijd verloren gegaan. Toen en verraderlijken Arnold herkende, die haar de dag aanbrak, werd het weer nog slechter, i niet durfde aanzien, en die er den volgenden Mist beneden en een hevige sneeuwstorm in dag reeds aan moest gelooven, daar hij op de hoogte. Den geheelen dag moest er we- staanden voet de deur werd uitgezet! gens mist zeer laag gevlogen worden. Vrij- j Ida Davis treft het in ieder opzicht. 1 dagmiddag werd er laag vooruit land ge zien, maar er werd geen teeken van leven ontdekt, en dus besloot de bemanning van de Bremen den strijd tegen den sneeuw storm voort te zetten. Zij volgde de kust tot de streek van Belle Isle, maar nu was de benzinevoorraad bijna ten einde en zij be greep, dat een landingsplaats moest worden uitgekozen. Toen de vliegers recht boven Greenly-eiland waren, dachten zij over een zeilschip heen te vliegen, nog lager komend en voortdurend tegen den sneeuwstorm kampend, bemerkten zij, dat het een eiland was. In het midden van het eiland werd een meertje ontdekt, en ook een vuurtoren. Toen jiet afc[rukken van artikel van von Hühne- hAQlnfpn 7ii Tcinnpr vprwiil tp hnnpti 7nn Met ingang van 16 April is bij de be lastingdienst de surnumerair G. C. Blom verplaatst naar de inspectie der directe be lastingen 2e afd. alhier. oude meubelkunst kennen we bijv, de „seriën”-of meubel- j makers (Joure) en stoeldraaiers. Voor huishoudelijke zaken schreven, verluchtten en inbonden, handschriften van tekst en landbouwwerktuigen arbeidden voorts kuiper, beeld- d<dOn dit in a» snijder, mandemaker, wieldraaier en wannemaker, hout zager enz. Voor oude spelen en vermaken moest men wezen in de werkplaatsen der kolf- en ballenmakers, toldraaiers en bogenmakers, terwijl naast den schoenmaker uit een geheel andere groep hier de stilleganck- (pantoffel-) en patijnmaker (klompen) nog genoemd kunnen worden. Spil- en spoeldraaiers, raam- en netwerkers konden zich daar verdienstelijk maken, waar veel aan draperie, laken en linnenindustrie, wollenweverij e. d. ambachten werd gedaan. De ledernijverheid maakte ook een verscheidenheid van beroepen mogelijk: dat van boekbinders (leeren of perka menten banden om de boeken), franchijnmakers (bereiden van het perkament voor schrijfmateriaal); leertouwers en witmakers (van leer voor de handschoenfabricatie)leer looiers (Leiden, Den Bosch, Utrecht), schoenmakers-leer- looiers (Franeker en Leeuwarden Schoenmakersperk) en zadelmakers. Geen groote metaalbewerkersbond was er toen nog, maar wel een omvangrijke groep, die in deze industrie reeds vroeg haar emplooi vond. De wapensmederij eischte veel handen, als die van messenmakers, waarvan ik in het Sneeker poortersboek een negental vond genoemd, scheede- makers, harnasbewerkers, later ook roermakers. Voor het dagelijksche leven waren echter als thans het meest in aanzien en aantal de smeden, slotenmakers, koperslagers, tinnegieters, kannenmakers, ketelboeters, voorts ook orgel makers en klokstellers. Voor de draperie (lakennijverheid) werkten in deze groep speciaal de kammen- en kaarden- makers. Ook kwamen de bewerkte producten met de ruwe grond stoffen wel direct uit het buitenland: België met Luik en Dinant als uitvoercentra meest naar Brabant, Gelder en Zeeland; Duitschland met Keulen, Munster en Brunswijk naar de Oostelijke provinciën en Holland. Het spijker- maken behoorde ook tot het grove smidsvak. Sommige steden hadden daarvoor zelfs aparte vaklieden: spijker en boormakers, drevelsiagers en nagelsmeden, zooals Utrecht, Schiedam en Delft. De goud- en zilversmeden werkten wegens de kostbaarheid hunner materialen meest voor een kleinen afzet, plaatselijke behoeften en die der naaste omgeving, hoewel het moet aangemerkt worden, dat in de 17e en 18e eeuw juist deze edelsmeedkunst vooral in het gewest der veel goud en zilver dragende Friezen op een hoog peil stond. Ook de textielindustrie bood aan veel handen werk maar in ons gewest minder dan in Holland, althans ten aanzien van het getal der afzonderlijke bedrijven, tot deze groep behoorende en daardoor waren de wevers en vollers, drapeniers en ververs onder de stedelijke ambachtslui wel te tellen. Hoe primitief toen ook de kunstverlichting mocht zijn i weostnja aocn aoor een opwek- i tussch€n een aut0 en Mn motorrijwiel. de leden dien dag met hun schepen Woensdagmiddag had op den hoek van de Marktstraat en de Groote Kerkstraat een aanrijding plaats tusschen een auto en een »...&v.t ter motorrijwiel. -j-- wenschelijk- I De motorrijder werd tegen den grond ge- waardoor de drijfas r vetrokken. I sla een en krees een gecomoliceerde been- i werden. eigen handelaars" vreemde markten bezochten, om nieuw afzetgebied te vinden voor hun product. De bouwvakken waren mede ruim vertegenwoordigd deze nijverheid kan ook die der zeepzieders genoemd door een groote verscheidenheid van ambachtslieden: worden, welke de Amstelstad reeds vroeg binnen haar opperlieden en metselaars, timmerlieden, lei- en rietdek- muren herbergde. i i In den aanvang was het getal bakkers, brouwers, spek- emplooi moesten de grondstoffen meest van buiten komen, slagers, vleeschhouwers nog niet zoo groot, aangezien hoewel de baksteen reeds in 1265 van een Utrechtsche I velen hun eigen brood bakten, water of eigen bereid bier steenbakkerij werd aangevoerd en ook de Friesche moppen dronken, hun eigen koetje of zwijntje mestten en slachtten, voor kerk- en stadhuisbouw, kloosters en kasteelen, - Langzamerhand namen de aangeduide vaklieden echter eeuwenlang vanaf de late Middeleeuwen tot aan den hun eigen plaats in en vormden ook gilden. Wel waren nieuwen tijd een welverdiende reputatie genoten. En kalk I de bedrijven van molenaars, gortpellers, koekebakkers, e. kwam eveneens in groote hoeveelheden van de Friesche d. vroeg vertegenwoordigd, waarvan die te Deventer zelfs zeehavens. -i.*— In de branche, welke de verwerking van hout, been, riet e. d. omvatte, was ook een ruime sorteering. In de de vroegere beoefenaars der graphische vakken. In den oudsten tijd waren dit de kloosterlingen, die boeken De tocht van de Bremen. De Evening Standard geeft een uitvoerig verhaal omtrent de lotgevallen van de Bre men, per radio gezonden uit Clarkcity. Den eersten dag ging alles goed tot de duisternis inviel. Daarna werd het weer zeer slecht. Mist maakte de zee onzichtbaar en toen de Bremen hooger ging vliegen, kwam het in den eersten sneeuwstorm terecht. Ook bleek, dat het electrisch licht niet wilde werken, zoodat de instrumenten niet konden worden afgelezen. Toen er eindelijk licht kon wor den gemaakt, bleek, dat men 400 mijl recht noordelijk had gevlogen in plaats van weste- veel tijd verloren gegaan. Toen en yerraderlijken Arnold herkende, die haar Mist beneden en een hevige sneeuwstorm in dag reeds aan moest gelooven, daar hij op Ida Davis treft het in ieder opzicht. Haar man blijkt ofschoon hij wat kreupel is iemand met een uitnemende inborst, het goede type van den Australiër en een die haar al het stoffelijke kan geven dat een verlaten verloofde zich slechts wenschen kan. Met Paschen ontving moeder P. te Reval een, eersten chèque van 1000 pond sterling genoeg reeds voor een onbe- zorgden levensavond die echter weldra nog door een even grooten chèque zal wor den gevolgd. I n I u'.ai ii ■awiinmi ■■■■ai lai'iilaai IEUWE SSEEKER COURABT annex SNEEKER COURANT an WYMBRITSERADEEL 1 h'i n/lnUnrc" mQrUpn hovnph t pn nm nipilu. I Tir.i'nl, M.IrnprTran on I fii/lon u'Aür

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1928 | | pagina 1