a
Fa. H. WESTERHÖF
H
Aansluiting L. 0. en M. 0.
BISCUITS
Dit No. bestaat uit 4 Bladen-
44e Jaargang
Zaterdag 9S April 1938
Eerste blad
No. 61
5
llfltlnl Druil iir liaiiKi huk.
KIEZE BRINK Co.,
Inn Tableau 156.
UitgaveKIEZEBR1NK Co.
HELDER’s CONaO WAFELEN
per ons 16 ct.
TmeMn
JIJT1DAGS n VRIJDAIM A V SMOK
Uitgaven
83
31
OKI
3o. de aansluiting kan ook in dat geval alleen
de Sneeker commissie niet. Doch wel erkent zij, j
vvhö nun zien, wat er
groote sorteering
steeds versch en croquant
Spr.komt nu tot het algemeen gedeelte, bij de
behandeling waarvan hij uitgaat van het axioma
dat men het onderwijs beschouwt als een ge
meenschapsbelang, bij de behartiging waarvan
men bereid zal moeten zijn de belangen van
eigen kinderen niet op den voorgrond te schui
ven, doch de eerste rang te laten aan het be
lang der gemeenschap. Wanneer men dat in het
oog houdt, moet het onderwijs zoo georgani
seerd zijn dat: elk kind de kans krijgt op die
plaats in de maatschappij te komen waarbij de
gemeenschap het meest van dat kind profiteert
en dit het grootst mogelijke geluk kan smaken,
dus in ’t kort: de juiste man op de juiste plaats.
Zoo’n onderwijsstelsel is een ideaal, alle po
gingen tot verbetering van het huidige stelsel
lo. bij de bestaande wettelijke toestand is er
geen aansluiting tusschen L. O. en M. O.;
2o. wordt de door den heer Th. gewenschte
aan-
Wij bevelen U thans aan
voor 1921: 18 en 2. Op het Gymnasium kwa
men in 1926 van de 17 leerlingen der eerste
Debat.
In debat trad ’t eerst de heer dr. H o n d i u s.
Spr. begint met te verklaren dat het hem
verheugt den heer Th., wiens denkbeelden hij
uit zijn geschriften kent, persoonlijk gehoord te
hebben. Er zijn veel mooie gedachten in des
in 3 jaar.
6o. dit kan met een gedifferentieerde grond
school;
7o. hiertegen bestaan noch theoretisch noch
practisch overwegende bezwaren;
8o. op deze wijze wordt aan alle kinderen
gegeven wat hun toekomt.
Tweede debater was de heer dr. Ooster-
h u i s, die niet gelooft, dat de puberteit zooda
nige wisseling in mentaliteit kan brengen, dat
een goede leerling plotseling een slechte wordt.
De rapporten kunnen z. i. een goede grondslag
bieden voor de beoordeeling of het kind na het
vierde leerjaar naar de brugklassen kan. Dat
het percentage begaafde kinderen uit de groe
pen der goed en minder goed gesitueerden on
gelijk is, is biologisch verklaarbaar. Immers in
den loop der tijden zijn de meer verstandelijk
begaafden juist door hun begaafdheid in de hoo-
gere klassen der bevolking terecht gekomen en
op grond der erfelijkheidswetten mag men daar
om verwachten dat het percentage begaafde
kinderen in die klassen hooger zal zijn.'
De heer T h ij s s e n antwoordt dat de laatste
debater al een heel stekelig vraagstuk te beide
bracht nl. het percentage intellect in de hoogere
klassen aanwezig. Dit vraagstuk is nog maar
in een begin van onderzoek, doch er zijn nog
geen steekhoudende argumenten gevonden die
voedsel geven aan debaters stelling. De loop
van de geschiedenis is echter in strijd met die
theorie; immers elke bovendrijvende stand ver
liest na een tijd het vermogen tot heerschen als
er geen versch bloed uit andere lagen aan wordt
ioegevoegd, zoodat de erfelijkheid niet schijnt
te waarborgen de inlellectueele meerderheid der
hoogere klassen; tot nog toe is die overheer-
sching meer het gevolg van haar financieel over
wicht. Trouwens volgens’ de onderzoekingen
schijnen de capaciteiten van den vader al heel
weinig op het kind over te erven, meer zijn de
eigenschappen van de moeder van beteekenis.
Lichtzinnig acht spr. het gesprokene over de
verandering bij de puberteit, allerlei functies van
de hersens zijn op 10-jarigen leeftijd zelfs nog
niet begonnen, zoodat men na 4 jaar lagere
school onmogelijk op rapporten een profetie over
het kind kan geven.
Wat dr. Hondius betreft, spr. heeft veel af te
dingen op de autoriteit der paedagogen welke
hij citeerde. Die zijn conservatief. Kerschen-
steiner is allerminst de specialist der eenheids-
school, zijn schepping in München is totaal mis
lukt. Een Duitsch volksschoolonderwijzer is de
groote propagandist voor de eenheidsschool. In
Polen is de toestand nog niet bezonken, het
volksonderwijs, dat wij al 100 jaar hebben, moet
er nog uit den grond gestampt. De Poolsche.
stemmen die dr. Hondius citeerde, zijn die van
conservatieven, die het oude willen behouden in
het belang der bezittende klasse. Spr. wil na
tuurlijk geen knap kind, zoo’n wonderkind, het
slachtoffer van een stelsel maken, maar voor
zoo een moeten individueele maatregelen ge
nomen. In een enkele’ jaren geleden gehouden
vergadering van organisaties van onderwijzers
en leeraren, ook de Alg. Ver. van Leeraren bij
het M. O. was er tegenwoordig, verklaarde de
laatste zich tegen een aparte opleiding voor het
M. O. Over 6 of 7 jaren opleiding was er geen
eenstemmigheid, er was een meerderheid voor
6 doordat spr.’s organisatie toen voor 6, nu voor
7 is. Het verzet in Duitschland tegen de 7-jarige
grondschool komt van de filologen, die de oude
standenschool willen. Maar de menschen van de
Middelbare Aufbauschule achten de 7-jarige
voorbereiding schitterend.
Wat de cijfers der voor 6-jarige opleiding
geschikten hier in Sneek betreft, op grond van
heeren Th.’s denkbeelden en hij bewondert den
helderen vorm en het idealisme van zijn betoog.
Daar spr. dit idealisme voorloopig nog niet ver
werkelijkt ziet, moet hij zich' stellen op het
standpunt der tegenwoordige praktijk. Hij meent
bovendien dat de uniforme 7-jarige grondschool
niet aan sprekers ideaal beantwoorden zal.
Gaarne wil hij daar wat dieper op in gaan.
De school brengt kinderen bijeen met zeer
verschillende ontwikkeling en zeer verschillende 7-jarige grondschool regel, dan komt deze
is onjuist deze groepen te lang bijeen te houden.
Het zijn geen communiceerende vaten. Het on
derwijs past zich aan aan de grootste groep,
moet dat doen; de kleinste komt te kort. Er is
nivelleering naar omlaag. Zoo is het niet te
verwonderen, dat hier 2 groepen belanghebben
den in het geweer komen: de ouders, die voor
bereidend onderwijs voor hun kinderen wen-
schen en wanneer de openbare school dat niet
geeft particuliere scholen stichten, het M. O.,
dat prijs stelt op goed voorbereide leerlingen.
Spr. gaat op de bezwaren van het M. O. nader
in en citeert een artikel uit het Weekblad”,
waarin de redactie tegen de 7-jarige grondschool
stelling neemt. Ook in het buitenland neemt het
M. O. stelling. Hierover vindt men uitvoerige
gegevens in het Bulletin International der inter
nationale leerarenorganisatie, dat zelfs een
aparte rubriek wijdt aan de Ecole Unique. Uit
het laatste Bulletin citeert spr. protesten uit
Polen, waar de 7-jarige grondschool in vele
plaatsen is ingevoerd; hier ook klaagt het M. O.
over: verlaging van het niveau en overlading
van de Lycea, waarop de jeugd verplicht is in
te halen, wat ze verloren heeft, terwijl ze in de
lagere school haar tijd verkwistte.
Dit alles voorkomt men door een gedifferen
tieerde eenheidsschool, waarbij men na 4 jaar
een scheiding maakt. Deze scheiding is theore
tisch te verdedigen. Spr. beroept zich hiervoor
op een gioot aantal Duitsche paedagogen; van
17 officieele vertegenwoordigers der paedago-
giek aan Duitsche universiteiten verklaarde de
meerderheid zich voor vroege differentiatie. Spr.
citeert Rein en speciaal Kerschensteiner,/die te
München het schoolwezen organised de met een
scheiding na 4 jaar. Diezelfde scheiding bestond
ook vroeger te Sneek, toen de U. L. O. 2 klassen
meer telde en heeft nooit tot bezwaren of pro
testen aanleiding gegeven; zij bestaat in ver
schillende plaatsen in ons land en wordt in de
paedagogische pers van verschillende zijden
aanbevolen. Zij brengt groote voordeelen mee.
In de eerste plaats krijgen de voor M. O. be-
een geleidelijke, degelijke
voorbereiding voor M. O. De leerstof dezer
klassen zal in onderling overleg tusschen L. O.
en M. O. kunnen vastgesteld. Dit kan niet wan
neer het onderwijs met alle kinderen te maken
heeft, wel, wanneer de voor M. O. bestemde
kinderen in aparte klassen bijeen zijn. Een toe
latingsexamen, dat spr. een slecht criterium
vindt, zal voor deze leerlingen niet noodig zijn;
voor hen zal men, althans voor het Gymnasium,
Ook in Oostenrijk heeft men het mogelijk ge- .waar het examen niet verplicht is, met een ver
maakt dat de volkskinderen niet meer door een
schoolkeuze afgesloten worden van die functies.
Hier zou het inschakelen van een nieuwe school
te omslachtig zijn, en kan men de lagere school
direct een 7-jarige grondslag geven, vanwaar
dan de differentiatie kan beginnen.
De Haagsche commissie beveelt voor Den
Haag het vormen van 3 opleidingsklassen aan.
Laat men zich echter geen illusies maken. De
ouders zullen zich, als hun kinderen daarin niet
geplaatst worden, niet bij dit vonnis neerleggen.
Er zou maar een manier zijn ze daartoe te dwin-
3IEUWE S5EEKER COURANT
nnex SHEERER COURAHT an WYMBRITSERADEEL
je op een verkeerde school gekomen.” Dat stel
sel mag nooit terugkeeren.
Zou het geen aanbeveling verdienen hier
maar eens af te wachten, nu hier de ouders de
7-jarige opleiding niet zoo verschrikkelijk blijken
te vinden en waar deze opleiding nog wel de
kortste kan blijken te zijn, door het doubleeren
van klassen bij vlugger opleiding? Temeer waar
hier het differentiatiepunt nu verschoven is in
de richting van het ideaal, dat onverbiddelijk zal
zegevieren?
dienen dus in de richting geleid van dat ideaal,
dat bekend staat als de eenheidsschool. Dat is
niet de school die alles gelijk wil maken. Het
is het idee der Einheitsschule, door de moderne
Duitsche paedagogen verdedigd tegenover het
Duitsche stelsel van voor den oorlog, waarbij
het kind op 10-jarigen leeftijd al de keus moest
doen tusschen Realschule en Gymnasium, dus
tusschen de wiskundige richting en die der klas
sieke talen. Men zocht eén organisatie, welke
die keus eenige jaren verschoof en zocht haar
in een soort lyceum, een middelbare school met
tweejarige onderbouw, waarna de keus der
richting kon worden gemaakt. Later is dit idee,
waarbij ieder kind in zoo’n school een eenheids-
opleiding vond, verbreed voor de geheele onder-
wijs-organisatie, waarin ieder kind een tot het
eind doorloopende goed aaneengesloten een-
heidsopleiding vindt, van de bewaarschool tot
het opleidingsinstituut voor de vakstudie. Een
eenheidsschool dus welke de grootste verschei
denheid van mogelijkheid biedt. Het verschil met
vroegere stelsels is dat daarbij de kinderen van
een volk in twee groepen werden gesplitst, de
ééne, groote, die direct op de school kwam,
welke in de handenarbeid e. d. uitmondde, de
andere die op een school kwam, welke via an
dere scholen uitmondde in de hoogere beroepen.
Die stelsels hadden we voor den oorlog overal,
in Duitschland moest men met 10 jaar naar de
Middelbare school, welke onmisbaar was voor
het bereiken der hoogere beroepen; onder die
Middelbare school stond een voorschool, die al
leen voor die Middelbare opleidde en de Volks
school, waaruit de handenarbeiders voortkwa
men en de onderwijzers, nadat deze op een vak
school verder waren bekwaamd.
In Frankrijk, waar men nu ook propaganda
maakt voor de école unique, was de scheiding
zoo mogelijk nog scherper. Men had er het
Lycée en de Volksschool, de laatste uitsluitend
voor de handarbeiders en de onderwijzers-voor-
opleiding bestemd. Zoo splitste men daar de
natie feitelijk in twee volken, die elkaar echter
in de loopgraven hebben gevonden, waaruit nu
de propaganda voor het mooie ideaal van de
Eenheidsschool is. ontstaan.
Getrouw aan onze lieflijke volksaard hadden
wij dat oude stelsel geperfectionneerd, een
school met Fransch leidde hier op voor de hoo
gere beroepen en de school zonder Fransch voor
de ambachten, alleen 1 school voor een intel
lectueel vak stond op deze lagere school, die
voor de onderwijzers! Het kenmerkende van een
dergelijke organisatie in standenscholen is dat
voor de kinderen uit een bepaalde groep de hoo
gere functies in de maatschappij worden gere
serveerd en de kinderen uit de andere groep
daarvan worden afgesneden. De ouders zijn niet
vrij in de keuze der school, omdat hun finan-
cieele positie daarover beslist, leder voelt nu
wel het anti-maatschappelijke van dit stelsel,
dat is vervangen door het maatschappelijk stel
sel van de eenheidsschool, dank zij de gewel
dige machtsgroei van een klasse, welker kinde
ren de slachtoffers werden van het vroegere
stelsel. Ja, het geldt hier een stuk klassenstrijd,
het ideaal der eenheidsschool zal verwezenlijkt
worden, omdat de arbeidersklasse dat wil, met
de noodwendigheid van een natuurgebeurtenis
zal de eenheidsschool er komen.
Die eenheidsschool wordt hier in Sneek ech--
ter niet aangevallen, alle voorstellen baseeren
zich daarop. Doch als men de eenheidsschool
accepteert, is een tweede vraag: op welk punt
moeten de kinderen nu verschillende kanten uit,
waar moet het differentiatiepunt liggen? Dat
punt is in den regel beslissend voor de beroeps
keus, in ieder geval voor de keuze in beroeps
richting: handenarbeid of hoofdarbeid.
Het spreekt dat men dan pas tot differentiatie
kan overgaan als men over den aanleg van het
kind de noodige gegevens heeft verzameld, op
grond waarvan men dan iets voor de toekomst
van het betrokken kind moet durven voorspel
len. Hier moet inderdaad een voorspelling ge
daan en wie dat in het oog houdt vindt het be
lachelijk als men een keus wil doen voor een
kind van 10 jaar, ook nog van 12 jaar. In het
veertiende levensjaar, de puberteitsleeftijd, tre
den zulke lichamelijke veranderingen met als ge
volg geestelijke op, dat men met Rousseau mag
spreken van „een tweede geboorte Voor het
hoogere hersenwerk heeft het tienjarig kind de
daarvoor geschikte hersencellen niet, op 12
jaar komt daarvan een gedeelte, op 14 jaar
wordt een ander gedeelte der hersenen daar
voor geschikt gemaakt. Men moet dus om de
aanleg te kunnen beoordeelen wachten tot de
stoffelijke veranderingen zijn ingetreden, die de
geestelijke veroorzaken, dus minstens tot het
13e of 14e jaar. Biologisch gesproken zou men
eigenlijk het differentiatiepunt nog later moeten
kiezen, maar een keus voor die genoemde jaren
is eenvoudig lichtzinnig, ze klopt niet met de
natuurlijke scheidingslijn. De natuurlijke een
heidsschool zou dus alle kinderen tot het 14e
jaar moeten omvatten, waarna tot differentiatie
kan worden overgegaan. Spr. citeert enkele mo
derne paedagogen die deze meening zijn toege
daan.
De bezwaren zijn dat een groot deel der bur
gers in het belang hunner eigen kinderen niets
voor deze verschuiving voelt, omdat, hoe minder
de differentiatie naar de natuur mogelijk wordt,
hoe meer die naar de sociale positie der ouders
beslist, dus de portemonnaie. Naarmate een
klasse er in slaagt het differentiatiepunt lager
klaring kunnen volstaan. Ten slotte maken deze
opleidingsklassen het mogelijk, dat goede leer
lingen in 6 jaar het M. O. bereiken. Teveel ver
geet men hoe 'n langen weg de leerlingen nog
moeten afleggen voor zij het eind hunner studie
bereiken. Iedere verlenging van leertijd treft
hier allereerst de minder kapitaalkrachtigen. Spr.
betoogt dat er te Sneek wel degelijk genoeg
leerlingen voor deze klassen zijn zullen, ook dat
goede opleiding in 6 jaar mogelijk is. In 1919
kwamen 23 leerlingen uit de 6e klas naar de
H. B. S.; daarvan werden van 1 naar II 5 afge-
gen, nl. door het schoolgeld te verhoogen, maar i wezen; voor 1920 bedragen deze cijfers: 12 en 3,
dan beslist al weer de portemonnaie. In Deven
ter had men van de 12 scholend tot opleidings
scholen gemaakt, de ouders kozen de veilige klasse 8 van het L. O., 9 van het U. L. O.;
weg en zonden hun kinderen natuurlijk daar
heen; nu heeft men er al zes opleidingsscholen;
als het zoo doorgaat worden straks alle 12 het!
Spr. voorspelt dat het Haagsche stelsel mis
lukken zal door te veel liefhebberij! Als men 1
hier wil slagen, moet men de keus aan de
ouders, niet aan de meesters overlaten, men
krijgt dan alle kinderen! Op het onvermogen
de ouders te dwingen moet het stelsel misluk
ken. Aan het eind van de lagere school dient
over de differentiatie beslist en dan hebben de
kinderen der goed gesitueerden door privaat
lessen, de verzorging thuis en de prikkeling van
het milieu nog veel voor. Door deze regeling
zal men tot een volkskind, dat uiterst geschikt
is voor het M. O., niet meer behoeven te zeg- 1
Woensdag werd in de Harmonie de door de
afd. Sneek van den Bond van Nederl. Onder
wijzers belegde vergadering gehouden, waar
de heer Th. J. Thijssen sprak over de aanslui
ting tusschen L. O. en M. O.
Nadat de voorzitter, de heer J. Spoelstra,
een woord van welkom had gesproken tot de
aanwezigen, in het bijzonder tot wethouder Pot-
ma en de aanwezige raadsleden (de inspecteur
van het L. .O, de burgemeester en wethouder
Blok hadden bericht van verhindering gezonden)
k-'eg de heer Thijssen het woord, wiens
hoofddoel zal zijn de kwestie der aansluiting in
het algemeen te bespreken. Toch wil spr. iets
zeggen van zijn visie op het Sneeker geval.
Hem lijkt het hier niet noodzakelijk in korten
tijd maatregelen betreffende de vooropleiding te
nemen. Er is geen noodtoestand hier, de wijze
waarop de kinderen hier voor het M. O. worden
uitgezocht is wel zoo voldoende, dat hier rustig
kan worden afgewacht dat het vraagstuk lande
lijk is opgelost, het stadium waarin deze zaak
verkeert dwingt toch tot die oplossing. De kin
deren gaan hier voor ze naar de H. B. S. gaan
eerst 1 jaar naar de U. L. O., en als ze dan bij
het M. O. komen blijken er na het eerste jaar,
in de laatste jaren 100 100 85 en 100
naar de 2e klasse te kunnen worden bevor
derd. Dat beteekent, dat deze kinderen geschikt
waren voor het volgen van het M. O. Uit het
geweldige cijfermateriaal door dr. Révesz be
werkt, blijkt, dat kinderen die de eerste klas
van het M. O. niet doubleeren, de meeste kans
hebben ook het einddiploma te verwerven.
De methode, hier bij het uitzoeken der kinde
ren toegepast, lijkt tamelijk voldoende, nu er in
de eerste klas niet veel van hen blijven zitten,
al vindt spr. de regeling ook niet ideaal, omdat
ze het L. O. belemmert. Maar de voorbereidings
tijd is zeven jaar, en men zou een zes-jarige
kunnen wenschen, doch deze kwestie behoort
tot het vraagstuk dat landelijk moet opgelost.
Hier wil men het oplossen door de kinderen, die
voor het M. O. bestemd zijn, na 4 leerjaren apart
te groepeeren en in een 5e en 6e leerjaar een
aparte opleiding geven. Een denkbeeld, dat op
grond der ervaring elders en gezien het bekende
Haagsche rapport betreffende de aansluiting,
dat drie jaar studie vergde, practisch in Sneek
niet zal kunnen worden verwezenlijkt. Ook de
Haagsche commissie wil de begaafde kinderen,
die met een 6-jarige opleiding toe kunnen, in
de 5e en 6e klas in aparte opleidingsscholen
bijeen brengen, voor heel Den Haag worden
3 klassen elk van 25 van dergelijke begaafde
kinderen verwacht. Brengt men die verhouding
op Sneek over, dan komt men hier tot 3 of 4
leerlingen, waarvoor het toch onmogelijk is
aparte klassen in te richten. Deze wonderkinde
ren van Sneek zijn dan beter te helpen door per
soonlijke individueele maatregelen en ieder
plichtsgetrouw schoolmeester zal het zich zijn
natuurlijke taak rekenen een dergelijk begaafd
kind zoo snel mogelijk vooruit te helpen.
Trouwens, met prof. Gunning acht spr. het
niet zoo’n ramp ais een kind een jaar ouder dan
noodig is bij het M. O. komt, „er is,” zegt prof.
G. terecht, „in de verstandelijke opleiding meer
gevaar voor een te vroeg dan een te laat”.
Welke leeftijd behooren de kinderen te 'hebben
om de beste waarborg te bieden voor een goede
H. B. S.-carrière?
De Haagsche commissie concludeert uit hare
becijferingen dat voor een normale overgang
naar het M. O. een leeftijd tusschen 12'/2 en
ruim 13 jaar de beste is, die levert het grootste
percentage van hen die succes op de H. B. S.
hebben, d. w. z. dat als men met 5'/2 jaar op
school komt een 7-jarige lagere school-opleiding
het meest doeltreffend is. Trouwens dat bewijst
ook dat in Den Haag de leerlingen uit klasse
6 A (een 7e leerjaar) beter figuur sloegen op
de H. B. S. dan uit klasse 6. Al deze feiten
leveren een voldoende verdediging voor de tot
nog toe hier geldende 7-jarige opleiding. Een
argument voor een zes-jarige zou kunnen leve
ren eventueele concurrentie door de bijzondere
scholen op dit gebied. Maar voor dat motief
moet men niet uit den weg gaan.
Ook als men na 4 jaar de leerlingen voor de
opleidingsklas door de onderwijzers liet aanwij-
zen, zouden tal van ouders niet berusten in
zoo’n vonnis; ze zouden door dril hun kinderen
allicht toch voor die klasse willen doen klaar
maken en als het bijzonder onderwijs oneerlijk
wil concurreeren, zou dat kunnen garandeeren,
dat bij dit onderwijs alle kinderen zoo knap wor
den gemaakt, dat ze alle in de opleidingsklas
komen. De ervaring heeft geleerd dat ten slotte
de school, welke het onderwijs zuiver baseert
op de belangen van het kind, het op den duur
wint.
kinderen te verdeelen zijn in 2 numeriek zeer j
verschillende groepen: j J
Abonnementper jaar f 2.50 fr. p.p
post f 3.60.
Advertentieên9 ct p. regel. Inge
zonden mededeelingen hooger bij
Abonnement belangrijke kortins
Advertentiên worden tevens gratis ge
plaatst in uc SNEEKER COURA?>il
lijk zullen zijn. wijzers en M. O. is plaatselijk en landelijk altijd
Resumeerend komt spr. tot volgende stellin- mogelijk, daarvoor behoeven de brugklassen er
gen: „Het spijt me, maar zes jaar geleden ben i gen: i niet te komen.
de kleine groep, die verder zal studeeren. Het reiding, voor de goeden in 2, voor de anderen
-J n 1 V» .1 n n I. I rl J 1 O n n
van de eerste groep werden 2 afgewezen, van
de laatste 4. Daaruit blijkt voldoende dat oplei
ding in 6 jaar tot resultaat leidt. Spr. heeft nooit
willen beweren, dat deze opleiding voor alle
‘leerlingen mogelijk is; doch het aantal is groot
genoeg om het inrichten van speciale klassen te
wettigen. Elders worden deze klassen door
25 der totale schoolbevolking bezocht; hier
komen de hoofden tot een getal van 25 leer
lingen. Daar slechts zij zullen worden toegelaten,
die (bevorderd zijn met de aanteekening „ge- het feit dat de Haagsche commissie voor Den
schikt voor de brugklasse”, heeft men niet voor j Haag er 75 verwacht, mag men er hier volgens
te grooten toeloop te vreezen; evenmin, dat deze wetenschappelijke redeneering 3 verwachten,
i klassen slechts voor bepaalde groepen toeganke- die het zullen lappen. Overleg tusschen onder-
factoren voor verdere ontwikkeling. De voor- sluiting evenmin zonder, meer tot stand;
naamste zijn: intelligentie, milieu, karakter, vlijt,
zin voor orde, plichtsbesef, volharding. Sommige tot stand komen bij een geheel andere organi-
paedagogen hechten de grootste waarde aan het 1 satie van het M. O.;
milieu en bepleiten op grond daarvan milieu- j 4o. er zijn geen teekenen die er op wijzen dat
scholen; dit standpunt werd vorig jaar hier l een dergelijke andere organisatie van het M. O.
verdedigd door prof. Eerdmans. Daarop staat j in de naaste toekomst te wachten is;
de Sneeker commissie niet. Doch wel erkent zij, j In het nieuwe ontwerp worden de eischen
dat op grond van bovengenoemde factoren de voor toelating niet noemenswaard verlaagd.
n -:''1- j 5o. voorloopig zal men dus den bestaanden
de verreweg grootste toestand behouden. In dat geval is de aanslui-
groep, voor wie de L. S. eindonderwijs zal zijn, ting alleen te verkrijgen door speciale voorbe-
te houden, slaagt zij er in de bevoorrechte po
sitie harer kinderen ten opzichte der hoogere
functies in de maatschappij te behouden. Wij
krijgen dan in on-maatschappelijk groote mate
de invloed der portemonnaie bij de beroepskeus,
de best gesitueerde reserveert voor zijne kin
deren de beste posities, de arbeidersklasse
wordt bekort in hare rechten. Wie het differen
tiatiepunt wil omhoog voeren stuit immer op
de natuurlijke weerstand van een klasse, die
meent dat alleen hare kinderen recht hebben
op de leidende functies.'
V
Allerlei eigenbelang speelt dus, ook bij tal van
arbeiders, hier een rot en moeilijk is het een
objectieve beslissing te krijgen wat nu eigenlijk
het best is voor onze gemeenschap. Het is dus
een moeilijk stuk klassenstrijd een behoorlijk
gemeenschapsonderwijs te stichten, men moet
genoeg voor de gemeenschap voelen om er des
noods het belang der eigen kinderen bij achter
te stellen. En als men dat niet kan, komt men
met de kleine bezwaren als bv.: duurt de op
leiding niet te lang? Maar onze maatschappij is
zooveel samengestelder geworden, dat de kin
deren ook wel een langere jeugd dienen te
hebben; men ziet immers ook in de natuur, dat
hoe samengestelder het wezen is, hoe langer
ook de jeugd is. Daarom moet zoowel de zes
jarige lagere schoolopleiding verlengd evenals
de universitaire studie dat wordt.
Nu kennen we in de opleiding twee vormen:
le. die van ontwikkelen zooals een plant zich
van binnen uit ontwikkelt, Se mensch schept
alleen daarvoor de meest gunstige voorwaar
den;
2e. die van voimen, kneden, waarbij een
kracht van buiten op het kind inwerkt.
Leefden we in een natuurstaat dan plaatsten
we eenvoudig het kind in het leven en lieten het
zich ontwikkelen. Maar paedagogen als Mon
tessori vergeten dat we leven in een kunstma
tige maatschappij, die ook kunstmatige opvoe
ding noodig maakt, dus: vormen.
Op de bewaarschool en voor het grootste
deel ook op de lagere school is het onderwijs
nog vooral ontwikkelen, alleen enkele dingen
moeten daar door het oudere op het jongere
geslacht overgebracht, als schrijven, rekenen
enz., daarvoor is dan vorming noodig. Dit alles
verandert als men een beroep voor het kind op
het oog heeft, dan wordt er niet meer ontwik
keld maar gevormd, wordt het kind gedwongen
in een bepaalde richting. Het onderscheid tus
schen het L. O. en de beroepsschool is dus een
verschil in accent.
De groote fout van elke opvoeder nu is dat
hij te veel verwacht van het vormen, te weinig
vertrouwen heeft in het zich ontwikkelen, men
wil te vroeg te vê’el ingrijpen, Te veel doen, veel
wordt er ontijdig gedaan, allerlei dingen moes
ten feitelijk uitgesteld tot het kind er meer ge
schikt voor is. Wat met leerlingen die op wat
rijper leeftijd op de H. B. S. komen waar
van spr. de methode nog zoo kwaad niet vindt
te bereiken is, geeft reden tot verbazing;
doordat de leerlingen wat ouder waren kon op
de rijkskweekschool te Haarlem in vier jaas\een
volledig H. B. S.-programma worden afgewerkt.
Spr. weet dat het moeilijk is de tendenz naar
het snel willen doen te remmen. Maar als men
12-jarigen, nog wel met een toelatingsexamen,
aanneemt op de H. B. S., moet dat een soort
bedriegerij worden van degenen, die het examen
afnemen omdat de leerlingen eenvoudig nog
niet de capaciteiten hebben waaruit hun aanleg
kan blijken. Het differentiatiepunt behoort te
liggen bij het veertiende jaar, alle bezwaren
daartegen verwerpt spr., omdat men geen er
varing heeft van wat te bereiken is met oudere
dan 12-jarige leerlingen.
Ideaal is dus de eenheidsschool met het diffe
rentiatiepunt op 14 jaar; dit is hier nu maat
schappelijk niet door te voeren, voor de naaste
toekomst eischen we dus de 7-jarige grond
school met een overgang op 13-jarigen leef- 1 stemde leerlingen
tijd, wat al een opschuiving in de goede richting
naar het 14e levensjaar is. In Duitschland was
de toestand, dat men op het tiende jaar naar
de Middelbare school ging, historisch gegroeid;
daar is de opschuiving naar het 14e dus nog
moeilijker. Maar daar heeft men nu na het
7e of 8e leerjaar van de Volksschool nog een
Aufbauschule, welke de kinderen evengoed klaar
maakt voor de universiteit en hoogere beroepen.