a Fa. H. WESTERHÖF H Aansluiting L. 0. en M. 0. BISCUITS Dit No. bestaat uit 4 Bladen- 44e Jaargang Zaterdag 9S April 1938 Eerste blad No. 61 5 llfltlnl Druil iir liaiiKi huk. KIEZE BRINK Co., Inn Tableau 156. UitgaveKIEZEBR1NK Co. HELDER’s CONaO WAFELEN per ons 16 ct. TmeMn JIJT1DAGS n VRIJDAIM A V SMOK Uitgaven 83 31 OKI 3o. de aansluiting kan ook in dat geval alleen de Sneeker commissie niet. Doch wel erkent zij, j vvhö nun zien, wat er groote sorteering steeds versch en croquant Spr.komt nu tot het algemeen gedeelte, bij de behandeling waarvan hij uitgaat van het axioma dat men het onderwijs beschouwt als een ge meenschapsbelang, bij de behartiging waarvan men bereid zal moeten zijn de belangen van eigen kinderen niet op den voorgrond te schui ven, doch de eerste rang te laten aan het be lang der gemeenschap. Wanneer men dat in het oog houdt, moet het onderwijs zoo georgani seerd zijn dat: elk kind de kans krijgt op die plaats in de maatschappij te komen waarbij de gemeenschap het meest van dat kind profiteert en dit het grootst mogelijke geluk kan smaken, dus in ’t kort: de juiste man op de juiste plaats. Zoo’n onderwijsstelsel is een ideaal, alle po gingen tot verbetering van het huidige stelsel lo. bij de bestaande wettelijke toestand is er geen aansluiting tusschen L. O. en M. O.; 2o. wordt de door den heer Th. gewenschte aan- Wij bevelen U thans aan voor 1921: 18 en 2. Op het Gymnasium kwa men in 1926 van de 17 leerlingen der eerste Debat. In debat trad ’t eerst de heer dr. H o n d i u s. Spr. begint met te verklaren dat het hem verheugt den heer Th., wiens denkbeelden hij uit zijn geschriften kent, persoonlijk gehoord te hebben. Er zijn veel mooie gedachten in des in 3 jaar. 6o. dit kan met een gedifferentieerde grond school; 7o. hiertegen bestaan noch theoretisch noch practisch overwegende bezwaren; 8o. op deze wijze wordt aan alle kinderen gegeven wat hun toekomt. Tweede debater was de heer dr. Ooster- h u i s, die niet gelooft, dat de puberteit zooda nige wisseling in mentaliteit kan brengen, dat een goede leerling plotseling een slechte wordt. De rapporten kunnen z. i. een goede grondslag bieden voor de beoordeeling of het kind na het vierde leerjaar naar de brugklassen kan. Dat het percentage begaafde kinderen uit de groe pen der goed en minder goed gesitueerden on gelijk is, is biologisch verklaarbaar. Immers in den loop der tijden zijn de meer verstandelijk begaafden juist door hun begaafdheid in de hoo- gere klassen der bevolking terecht gekomen en op grond der erfelijkheidswetten mag men daar om verwachten dat het percentage begaafde kinderen in die klassen hooger zal zijn.' De heer T h ij s s e n antwoordt dat de laatste debater al een heel stekelig vraagstuk te beide bracht nl. het percentage intellect in de hoogere klassen aanwezig. Dit vraagstuk is nog maar in een begin van onderzoek, doch er zijn nog geen steekhoudende argumenten gevonden die voedsel geven aan debaters stelling. De loop van de geschiedenis is echter in strijd met die theorie; immers elke bovendrijvende stand ver liest na een tijd het vermogen tot heerschen als er geen versch bloed uit andere lagen aan wordt ioegevoegd, zoodat de erfelijkheid niet schijnt te waarborgen de inlellectueele meerderheid der hoogere klassen; tot nog toe is die overheer- sching meer het gevolg van haar financieel over wicht. Trouwens volgens’ de onderzoekingen schijnen de capaciteiten van den vader al heel weinig op het kind over te erven, meer zijn de eigenschappen van de moeder van beteekenis. Lichtzinnig acht spr. het gesprokene over de verandering bij de puberteit, allerlei functies van de hersens zijn op 10-jarigen leeftijd zelfs nog niet begonnen, zoodat men na 4 jaar lagere school onmogelijk op rapporten een profetie over het kind kan geven. Wat dr. Hondius betreft, spr. heeft veel af te dingen op de autoriteit der paedagogen welke hij citeerde. Die zijn conservatief. Kerschen- steiner is allerminst de specialist der eenheids- school, zijn schepping in München is totaal mis lukt. Een Duitsch volksschoolonderwijzer is de groote propagandist voor de eenheidsschool. In Polen is de toestand nog niet bezonken, het volksonderwijs, dat wij al 100 jaar hebben, moet er nog uit den grond gestampt. De Poolsche. stemmen die dr. Hondius citeerde, zijn die van conservatieven, die het oude willen behouden in het belang der bezittende klasse. Spr. wil na tuurlijk geen knap kind, zoo’n wonderkind, het slachtoffer van een stelsel maken, maar voor zoo een moeten individueele maatregelen ge nomen. In een enkele’ jaren geleden gehouden vergadering van organisaties van onderwijzers en leeraren, ook de Alg. Ver. van Leeraren bij het M. O. was er tegenwoordig, verklaarde de laatste zich tegen een aparte opleiding voor het M. O. Over 6 of 7 jaren opleiding was er geen eenstemmigheid, er was een meerderheid voor 6 doordat spr.’s organisatie toen voor 6, nu voor 7 is. Het verzet in Duitschland tegen de 7-jarige grondschool komt van de filologen, die de oude standenschool willen. Maar de menschen van de Middelbare Aufbauschule achten de 7-jarige voorbereiding schitterend. Wat de cijfers der voor 6-jarige opleiding geschikten hier in Sneek betreft, op grond van heeren Th.’s denkbeelden en hij bewondert den helderen vorm en het idealisme van zijn betoog. Daar spr. dit idealisme voorloopig nog niet ver werkelijkt ziet, moet hij zich' stellen op het standpunt der tegenwoordige praktijk. Hij meent bovendien dat de uniforme 7-jarige grondschool niet aan sprekers ideaal beantwoorden zal. Gaarne wil hij daar wat dieper op in gaan. De school brengt kinderen bijeen met zeer verschillende ontwikkeling en zeer verschillende 7-jarige grondschool regel, dan komt deze is onjuist deze groepen te lang bijeen te houden. Het zijn geen communiceerende vaten. Het on derwijs past zich aan aan de grootste groep, moet dat doen; de kleinste komt te kort. Er is nivelleering naar omlaag. Zoo is het niet te verwonderen, dat hier 2 groepen belanghebben den in het geweer komen: de ouders, die voor bereidend onderwijs voor hun kinderen wen- schen en wanneer de openbare school dat niet geeft particuliere scholen stichten, het M. O., dat prijs stelt op goed voorbereide leerlingen. Spr. gaat op de bezwaren van het M. O. nader in en citeert een artikel uit het Weekblad”, waarin de redactie tegen de 7-jarige grondschool stelling neemt. Ook in het buitenland neemt het M. O. stelling. Hierover vindt men uitvoerige gegevens in het Bulletin International der inter nationale leerarenorganisatie, dat zelfs een aparte rubriek wijdt aan de Ecole Unique. Uit het laatste Bulletin citeert spr. protesten uit Polen, waar de 7-jarige grondschool in vele plaatsen is ingevoerd; hier ook klaagt het M. O. over: verlaging van het niveau en overlading van de Lycea, waarop de jeugd verplicht is in te halen, wat ze verloren heeft, terwijl ze in de lagere school haar tijd verkwistte. Dit alles voorkomt men door een gedifferen tieerde eenheidsschool, waarbij men na 4 jaar een scheiding maakt. Deze scheiding is theore tisch te verdedigen. Spr. beroept zich hiervoor op een gioot aantal Duitsche paedagogen; van 17 officieele vertegenwoordigers der paedago- giek aan Duitsche universiteiten verklaarde de meerderheid zich voor vroege differentiatie. Spr. citeert Rein en speciaal Kerschensteiner,/die te München het schoolwezen organised de met een scheiding na 4 jaar. Diezelfde scheiding bestond ook vroeger te Sneek, toen de U. L. O. 2 klassen meer telde en heeft nooit tot bezwaren of pro testen aanleiding gegeven; zij bestaat in ver schillende plaatsen in ons land en wordt in de paedagogische pers van verschillende zijden aanbevolen. Zij brengt groote voordeelen mee. In de eerste plaats krijgen de voor M. O. be- een geleidelijke, degelijke voorbereiding voor M. O. De leerstof dezer klassen zal in onderling overleg tusschen L. O. en M. O. kunnen vastgesteld. Dit kan niet wan neer het onderwijs met alle kinderen te maken heeft, wel, wanneer de voor M. O. bestemde kinderen in aparte klassen bijeen zijn. Een toe latingsexamen, dat spr. een slecht criterium vindt, zal voor deze leerlingen niet noodig zijn; voor hen zal men, althans voor het Gymnasium, Ook in Oostenrijk heeft men het mogelijk ge- .waar het examen niet verplicht is, met een ver maakt dat de volkskinderen niet meer door een schoolkeuze afgesloten worden van die functies. Hier zou het inschakelen van een nieuwe school te omslachtig zijn, en kan men de lagere school direct een 7-jarige grondslag geven, vanwaar dan de differentiatie kan beginnen. De Haagsche commissie beveelt voor Den Haag het vormen van 3 opleidingsklassen aan. Laat men zich echter geen illusies maken. De ouders zullen zich, als hun kinderen daarin niet geplaatst worden, niet bij dit vonnis neerleggen. Er zou maar een manier zijn ze daartoe te dwin- 3IEUWE S5EEKER COURANT nnex SHEERER COURAHT an WYMBRITSERADEEL je op een verkeerde school gekomen.” Dat stel sel mag nooit terugkeeren. Zou het geen aanbeveling verdienen hier maar eens af te wachten, nu hier de ouders de 7-jarige opleiding niet zoo verschrikkelijk blijken te vinden en waar deze opleiding nog wel de kortste kan blijken te zijn, door het doubleeren van klassen bij vlugger opleiding? Temeer waar hier het differentiatiepunt nu verschoven is in de richting van het ideaal, dat onverbiddelijk zal zegevieren? dienen dus in de richting geleid van dat ideaal, dat bekend staat als de eenheidsschool. Dat is niet de school die alles gelijk wil maken. Het is het idee der Einheitsschule, door de moderne Duitsche paedagogen verdedigd tegenover het Duitsche stelsel van voor den oorlog, waarbij het kind op 10-jarigen leeftijd al de keus moest doen tusschen Realschule en Gymnasium, dus tusschen de wiskundige richting en die der klas sieke talen. Men zocht eén organisatie, welke die keus eenige jaren verschoof en zocht haar in een soort lyceum, een middelbare school met tweejarige onderbouw, waarna de keus der richting kon worden gemaakt. Later is dit idee, waarbij ieder kind in zoo’n school een eenheids- opleiding vond, verbreed voor de geheele onder- wijs-organisatie, waarin ieder kind een tot het eind doorloopende goed aaneengesloten een- heidsopleiding vindt, van de bewaarschool tot het opleidingsinstituut voor de vakstudie. Een eenheidsschool dus welke de grootste verschei denheid van mogelijkheid biedt. Het verschil met vroegere stelsels is dat daarbij de kinderen van een volk in twee groepen werden gesplitst, de ééne, groote, die direct op de school kwam, welke in de handenarbeid e. d. uitmondde, de andere die op een school kwam, welke via an dere scholen uitmondde in de hoogere beroepen. Die stelsels hadden we voor den oorlog overal, in Duitschland moest men met 10 jaar naar de Middelbare school, welke onmisbaar was voor het bereiken der hoogere beroepen; onder die Middelbare school stond een voorschool, die al leen voor die Middelbare opleidde en de Volks school, waaruit de handenarbeiders voortkwa men en de onderwijzers, nadat deze op een vak school verder waren bekwaamd. In Frankrijk, waar men nu ook propaganda maakt voor de école unique, was de scheiding zoo mogelijk nog scherper. Men had er het Lycée en de Volksschool, de laatste uitsluitend voor de handarbeiders en de onderwijzers-voor- opleiding bestemd. Zoo splitste men daar de natie feitelijk in twee volken, die elkaar echter in de loopgraven hebben gevonden, waaruit nu de propaganda voor het mooie ideaal van de Eenheidsschool is. ontstaan. Getrouw aan onze lieflijke volksaard hadden wij dat oude stelsel geperfectionneerd, een school met Fransch leidde hier op voor de hoo gere beroepen en de school zonder Fransch voor de ambachten, alleen 1 school voor een intel lectueel vak stond op deze lagere school, die voor de onderwijzers! Het kenmerkende van een dergelijke organisatie in standenscholen is dat voor de kinderen uit een bepaalde groep de hoo gere functies in de maatschappij worden gere serveerd en de kinderen uit de andere groep daarvan worden afgesneden. De ouders zijn niet vrij in de keuze der school, omdat hun finan- cieele positie daarover beslist, leder voelt nu wel het anti-maatschappelijke van dit stelsel, dat is vervangen door het maatschappelijk stel sel van de eenheidsschool, dank zij de gewel dige machtsgroei van een klasse, welker kinde ren de slachtoffers werden van het vroegere stelsel. Ja, het geldt hier een stuk klassenstrijd, het ideaal der eenheidsschool zal verwezenlijkt worden, omdat de arbeidersklasse dat wil, met de noodwendigheid van een natuurgebeurtenis zal de eenheidsschool er komen. Die eenheidsschool wordt hier in Sneek ech-- ter niet aangevallen, alle voorstellen baseeren zich daarop. Doch als men de eenheidsschool accepteert, is een tweede vraag: op welk punt moeten de kinderen nu verschillende kanten uit, waar moet het differentiatiepunt liggen? Dat punt is in den regel beslissend voor de beroeps keus, in ieder geval voor de keuze in beroeps richting: handenarbeid of hoofdarbeid. Het spreekt dat men dan pas tot differentiatie kan overgaan als men over den aanleg van het kind de noodige gegevens heeft verzameld, op grond waarvan men dan iets voor de toekomst van het betrokken kind moet durven voorspel len. Hier moet inderdaad een voorspelling ge daan en wie dat in het oog houdt vindt het be lachelijk als men een keus wil doen voor een kind van 10 jaar, ook nog van 12 jaar. In het veertiende levensjaar, de puberteitsleeftijd, tre den zulke lichamelijke veranderingen met als ge volg geestelijke op, dat men met Rousseau mag spreken van „een tweede geboorte Voor het hoogere hersenwerk heeft het tienjarig kind de daarvoor geschikte hersencellen niet, op 12 jaar komt daarvan een gedeelte, op 14 jaar wordt een ander gedeelte der hersenen daar voor geschikt gemaakt. Men moet dus om de aanleg te kunnen beoordeelen wachten tot de stoffelijke veranderingen zijn ingetreden, die de geestelijke veroorzaken, dus minstens tot het 13e of 14e jaar. Biologisch gesproken zou men eigenlijk het differentiatiepunt nog later moeten kiezen, maar een keus voor die genoemde jaren is eenvoudig lichtzinnig, ze klopt niet met de natuurlijke scheidingslijn. De natuurlijke een heidsschool zou dus alle kinderen tot het 14e jaar moeten omvatten, waarna tot differentiatie kan worden overgegaan. Spr. citeert enkele mo derne paedagogen die deze meening zijn toege daan. De bezwaren zijn dat een groot deel der bur gers in het belang hunner eigen kinderen niets voor deze verschuiving voelt, omdat, hoe minder de differentiatie naar de natuur mogelijk wordt, hoe meer die naar de sociale positie der ouders beslist, dus de portemonnaie. Naarmate een klasse er in slaagt het differentiatiepunt lager klaring kunnen volstaan. Ten slotte maken deze opleidingsklassen het mogelijk, dat goede leer lingen in 6 jaar het M. O. bereiken. Teveel ver geet men hoe 'n langen weg de leerlingen nog moeten afleggen voor zij het eind hunner studie bereiken. Iedere verlenging van leertijd treft hier allereerst de minder kapitaalkrachtigen. Spr. betoogt dat er te Sneek wel degelijk genoeg leerlingen voor deze klassen zijn zullen, ook dat goede opleiding in 6 jaar mogelijk is. In 1919 kwamen 23 leerlingen uit de 6e klas naar de H. B. S.; daarvan werden van 1 naar II 5 afge- gen, nl. door het schoolgeld te verhoogen, maar i wezen; voor 1920 bedragen deze cijfers: 12 en 3, dan beslist al weer de portemonnaie. In Deven ter had men van de 12 scholend tot opleidings scholen gemaakt, de ouders kozen de veilige klasse 8 van het L. O., 9 van het U. L. O.; weg en zonden hun kinderen natuurlijk daar heen; nu heeft men er al zes opleidingsscholen; als het zoo doorgaat worden straks alle 12 het! Spr. voorspelt dat het Haagsche stelsel mis lukken zal door te veel liefhebberij! Als men 1 hier wil slagen, moet men de keus aan de ouders, niet aan de meesters overlaten, men krijgt dan alle kinderen! Op het onvermogen de ouders te dwingen moet het stelsel misluk ken. Aan het eind van de lagere school dient over de differentiatie beslist en dan hebben de kinderen der goed gesitueerden door privaat lessen, de verzorging thuis en de prikkeling van het milieu nog veel voor. Door deze regeling zal men tot een volkskind, dat uiterst geschikt is voor het M. O., niet meer behoeven te zeg- 1 Woensdag werd in de Harmonie de door de afd. Sneek van den Bond van Nederl. Onder wijzers belegde vergadering gehouden, waar de heer Th. J. Thijssen sprak over de aanslui ting tusschen L. O. en M. O. Nadat de voorzitter, de heer J. Spoelstra, een woord van welkom had gesproken tot de aanwezigen, in het bijzonder tot wethouder Pot- ma en de aanwezige raadsleden (de inspecteur van het L. .O, de burgemeester en wethouder Blok hadden bericht van verhindering gezonden) k-'eg de heer Thijssen het woord, wiens hoofddoel zal zijn de kwestie der aansluiting in het algemeen te bespreken. Toch wil spr. iets zeggen van zijn visie op het Sneeker geval. Hem lijkt het hier niet noodzakelijk in korten tijd maatregelen betreffende de vooropleiding te nemen. Er is geen noodtoestand hier, de wijze waarop de kinderen hier voor het M. O. worden uitgezocht is wel zoo voldoende, dat hier rustig kan worden afgewacht dat het vraagstuk lande lijk is opgelost, het stadium waarin deze zaak verkeert dwingt toch tot die oplossing. De kin deren gaan hier voor ze naar de H. B. S. gaan eerst 1 jaar naar de U. L. O., en als ze dan bij het M. O. komen blijken er na het eerste jaar, in de laatste jaren 100 100 85 en 100 naar de 2e klasse te kunnen worden bevor derd. Dat beteekent, dat deze kinderen geschikt waren voor het volgen van het M. O. Uit het geweldige cijfermateriaal door dr. Révesz be werkt, blijkt, dat kinderen die de eerste klas van het M. O. niet doubleeren, de meeste kans hebben ook het einddiploma te verwerven. De methode, hier bij het uitzoeken der kinde ren toegepast, lijkt tamelijk voldoende, nu er in de eerste klas niet veel van hen blijven zitten, al vindt spr. de regeling ook niet ideaal, omdat ze het L. O. belemmert. Maar de voorbereidings tijd is zeven jaar, en men zou een zes-jarige kunnen wenschen, doch deze kwestie behoort tot het vraagstuk dat landelijk moet opgelost. Hier wil men het oplossen door de kinderen, die voor het M. O. bestemd zijn, na 4 leerjaren apart te groepeeren en in een 5e en 6e leerjaar een aparte opleiding geven. Een denkbeeld, dat op grond der ervaring elders en gezien het bekende Haagsche rapport betreffende de aansluiting, dat drie jaar studie vergde, practisch in Sneek niet zal kunnen worden verwezenlijkt. Ook de Haagsche commissie wil de begaafde kinderen, die met een 6-jarige opleiding toe kunnen, in de 5e en 6e klas in aparte opleidingsscholen bijeen brengen, voor heel Den Haag worden 3 klassen elk van 25 van dergelijke begaafde kinderen verwacht. Brengt men die verhouding op Sneek over, dan komt men hier tot 3 of 4 leerlingen, waarvoor het toch onmogelijk is aparte klassen in te richten. Deze wonderkinde ren van Sneek zijn dan beter te helpen door per soonlijke individueele maatregelen en ieder plichtsgetrouw schoolmeester zal het zich zijn natuurlijke taak rekenen een dergelijk begaafd kind zoo snel mogelijk vooruit te helpen. Trouwens, met prof. Gunning acht spr. het niet zoo’n ramp ais een kind een jaar ouder dan noodig is bij het M. O. komt, „er is,” zegt prof. G. terecht, „in de verstandelijke opleiding meer gevaar voor een te vroeg dan een te laat”. Welke leeftijd behooren de kinderen te 'hebben om de beste waarborg te bieden voor een goede H. B. S.-carrière? De Haagsche commissie concludeert uit hare becijferingen dat voor een normale overgang naar het M. O. een leeftijd tusschen 12'/2 en ruim 13 jaar de beste is, die levert het grootste percentage van hen die succes op de H. B. S. hebben, d. w. z. dat als men met 5'/2 jaar op school komt een 7-jarige lagere school-opleiding het meest doeltreffend is. Trouwens dat bewijst ook dat in Den Haag de leerlingen uit klasse 6 A (een 7e leerjaar) beter figuur sloegen op de H. B. S. dan uit klasse 6. Al deze feiten leveren een voldoende verdediging voor de tot nog toe hier geldende 7-jarige opleiding. Een argument voor een zes-jarige zou kunnen leve ren eventueele concurrentie door de bijzondere scholen op dit gebied. Maar voor dat motief moet men niet uit den weg gaan. Ook als men na 4 jaar de leerlingen voor de opleidingsklas door de onderwijzers liet aanwij- zen, zouden tal van ouders niet berusten in zoo’n vonnis; ze zouden door dril hun kinderen allicht toch voor die klasse willen doen klaar maken en als het bijzonder onderwijs oneerlijk wil concurreeren, zou dat kunnen garandeeren, dat bij dit onderwijs alle kinderen zoo knap wor den gemaakt, dat ze alle in de opleidingsklas komen. De ervaring heeft geleerd dat ten slotte de school, welke het onderwijs zuiver baseert op de belangen van het kind, het op den duur wint. kinderen te verdeelen zijn in 2 numeriek zeer j verschillende groepen: j J Abonnementper jaar f 2.50 fr. p.p post f 3.60. Advertentieên9 ct p. regel. Inge zonden mededeelingen hooger bij Abonnement belangrijke kortins Advertentiên worden tevens gratis ge plaatst in uc SNEEKER COURA?>il lijk zullen zijn. wijzers en M. O. is plaatselijk en landelijk altijd Resumeerend komt spr. tot volgende stellin- mogelijk, daarvoor behoeven de brugklassen er gen: „Het spijt me, maar zes jaar geleden ben i gen: i niet te komen. de kleine groep, die verder zal studeeren. Het reiding, voor de goeden in 2, voor de anderen -J n 1 V» .1 n n I. I rl J 1 O n n van de eerste groep werden 2 afgewezen, van de laatste 4. Daaruit blijkt voldoende dat oplei ding in 6 jaar tot resultaat leidt. Spr. heeft nooit willen beweren, dat deze opleiding voor alle ‘leerlingen mogelijk is; doch het aantal is groot genoeg om het inrichten van speciale klassen te wettigen. Elders worden deze klassen door 25 der totale schoolbevolking bezocht; hier komen de hoofden tot een getal van 25 leer lingen. Daar slechts zij zullen worden toegelaten, die (bevorderd zijn met de aanteekening „ge- het feit dat de Haagsche commissie voor Den schikt voor de brugklasse”, heeft men niet voor j Haag er 75 verwacht, mag men er hier volgens te grooten toeloop te vreezen; evenmin, dat deze wetenschappelijke redeneering 3 verwachten, i klassen slechts voor bepaalde groepen toeganke- die het zullen lappen. Overleg tusschen onder- factoren voor verdere ontwikkeling. De voor- sluiting evenmin zonder, meer tot stand; naamste zijn: intelligentie, milieu, karakter, vlijt, zin voor orde, plichtsbesef, volharding. Sommige tot stand komen bij een geheel andere organi- paedagogen hechten de grootste waarde aan het 1 satie van het M. O.; milieu en bepleiten op grond daarvan milieu- j 4o. er zijn geen teekenen die er op wijzen dat scholen; dit standpunt werd vorig jaar hier l een dergelijke andere organisatie van het M. O. verdedigd door prof. Eerdmans. Daarop staat j in de naaste toekomst te wachten is; de Sneeker commissie niet. Doch wel erkent zij, j In het nieuwe ontwerp worden de eischen dat op grond van bovengenoemde factoren de voor toelating niet noemenswaard verlaagd. n -:''1- j 5o. voorloopig zal men dus den bestaanden de verreweg grootste toestand behouden. In dat geval is de aanslui- groep, voor wie de L. S. eindonderwijs zal zijn, ting alleen te verkrijgen door speciale voorbe- te houden, slaagt zij er in de bevoorrechte po sitie harer kinderen ten opzichte der hoogere functies in de maatschappij te behouden. Wij krijgen dan in on-maatschappelijk groote mate de invloed der portemonnaie bij de beroepskeus, de best gesitueerde reserveert voor zijne kin deren de beste posities, de arbeidersklasse wordt bekort in hare rechten. Wie het differen tiatiepunt wil omhoog voeren stuit immer op de natuurlijke weerstand van een klasse, die meent dat alleen hare kinderen recht hebben op de leidende functies.' V Allerlei eigenbelang speelt dus, ook bij tal van arbeiders, hier een rot en moeilijk is het een objectieve beslissing te krijgen wat nu eigenlijk het best is voor onze gemeenschap. Het is dus een moeilijk stuk klassenstrijd een behoorlijk gemeenschapsonderwijs te stichten, men moet genoeg voor de gemeenschap voelen om er des noods het belang der eigen kinderen bij achter te stellen. En als men dat niet kan, komt men met de kleine bezwaren als bv.: duurt de op leiding niet te lang? Maar onze maatschappij is zooveel samengestelder geworden, dat de kin deren ook wel een langere jeugd dienen te hebben; men ziet immers ook in de natuur, dat hoe samengestelder het wezen is, hoe langer ook de jeugd is. Daarom moet zoowel de zes jarige lagere schoolopleiding verlengd evenals de universitaire studie dat wordt. Nu kennen we in de opleiding twee vormen: le. die van ontwikkelen zooals een plant zich van binnen uit ontwikkelt, Se mensch schept alleen daarvoor de meest gunstige voorwaar den; 2e. die van voimen, kneden, waarbij een kracht van buiten op het kind inwerkt. Leefden we in een natuurstaat dan plaatsten we eenvoudig het kind in het leven en lieten het zich ontwikkelen. Maar paedagogen als Mon tessori vergeten dat we leven in een kunstma tige maatschappij, die ook kunstmatige opvoe ding noodig maakt, dus: vormen. Op de bewaarschool en voor het grootste deel ook op de lagere school is het onderwijs nog vooral ontwikkelen, alleen enkele dingen moeten daar door het oudere op het jongere geslacht overgebracht, als schrijven, rekenen enz., daarvoor is dan vorming noodig. Dit alles verandert als men een beroep voor het kind op het oog heeft, dan wordt er niet meer ontwik keld maar gevormd, wordt het kind gedwongen in een bepaalde richting. Het onderscheid tus schen het L. O. en de beroepsschool is dus een verschil in accent. De groote fout van elke opvoeder nu is dat hij te veel verwacht van het vormen, te weinig vertrouwen heeft in het zich ontwikkelen, men wil te vroeg te vê’el ingrijpen, Te veel doen, veel wordt er ontijdig gedaan, allerlei dingen moes ten feitelijk uitgesteld tot het kind er meer ge schikt voor is. Wat met leerlingen die op wat rijper leeftijd op de H. B. S. komen waar van spr. de methode nog zoo kwaad niet vindt te bereiken is, geeft reden tot verbazing; doordat de leerlingen wat ouder waren kon op de rijkskweekschool te Haarlem in vier jaas\een volledig H. B. S.-programma worden afgewerkt. Spr. weet dat het moeilijk is de tendenz naar het snel willen doen te remmen. Maar als men 12-jarigen, nog wel met een toelatingsexamen, aanneemt op de H. B. S., moet dat een soort bedriegerij worden van degenen, die het examen afnemen omdat de leerlingen eenvoudig nog niet de capaciteiten hebben waaruit hun aanleg kan blijken. Het differentiatiepunt behoort te liggen bij het veertiende jaar, alle bezwaren daartegen verwerpt spr., omdat men geen er varing heeft van wat te bereiken is met oudere dan 12-jarige leerlingen. Ideaal is dus de eenheidsschool met het diffe rentiatiepunt op 14 jaar; dit is hier nu maat schappelijk niet door te voeren, voor de naaste toekomst eischen we dus de 7-jarige grond school met een overgang op 13-jarigen leef- 1 stemde leerlingen tijd, wat al een opschuiving in de goede richting naar het 14e levensjaar is. In Duitschland was de toestand, dat men op het tiende jaar naar de Middelbare school ging, historisch gegroeid; daar is de opschuiving naar het 14e dus nog moeilijker. Maar daar heeft men nu na het 7e of 8e leerjaar van de Volksschool nog een Aufbauschule, welke de kinderen evengoed klaar maakt voor de universiteit en hoogere beroepen.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1928 | | pagina 1