MERIEL. i r E - i Avonturen van PUK en PUK. FEUILLETON I Oil li ft» N c V g p g I jij?” verbeterde zij, 7. D 3 „Ik ben blij, dat we weg zijn!” was mijn «ogenblik althans zag hij er strijdlustig uit, j meisje. te vallen, bromde een vloek. g Ir hij beurtelings Vanfrey en het meisje aan zag. GEMEENTELIJKE ARBEIDSBEURS. Paleis v. Justitie, Marktstraat, Telefoon no. 231. Kostelooze bemiddeling voor Werkgevers Werkzoekenden. 459. Hoera! riepen de vier konijnenkin deren tegelijk, maar angstig waarschuwend keek vrouw Haas hen aan. Stel je voor, dat die vreeselijke mensch het hoorde! Wees maar niet bang, lachte Widewik. Ik breng jullie waar je wezen wilt. Tegen mij is geen mensch opgewassen. En hij raakte ze beurt om beurt even met zijn tooverstaf aan en ze werden weer klein, klein, heel klein weer net zoo klein als ze waren in Widewiks huisje. Een kool was nu gewoon een reuzen- plant bij hen vergeleken. doeling had uitgedrukt; en Meriel slaakte een zucht, ik meende eerst van i pen?” „Misschien!” d v b d 3 b v e n V 1 li Werkzoekenden. Mannen: 1 bankwerker, 2 betonwer kers, 1 broodbakker, 1 chauffeur, 1 glas in loodzetter, 33 grondwerkers, 1 kantoorbed.- reiziger, 1 kapitein, 1 kellner, 1 kofferma- ker, 12 landarbeiders, 1 letterzetter, 1 ma chinist, 1 metaaldraaier, 3 metaalslijpers, 21 metselaars, 1 meubelmaker, 23 opperlie den, 1 opperman straatmaker, 21 schilders, 1 scheepstimmerman, 1 steendrukker, 1 sto ker, 5 straatmakers, 9 stucadoors, 5 schip persknechten, 21 timmerlieden, 3 tuinlieden, 1 touwslager, 2 varensgezellen, 1 voerman, 1 winkelbediende, 1 ijzerwerker, 1 zilver smid, 1 zuivelarbeider, 79 zonder bepaalde vakkennis. Vrouwen: 1 winkelbediende. IJSVERMAAK. Zaterdag werd nog volop van het ijs geprofiteerd en ook de residentie had haar banen voor het publiek opengesteld. Minister Lambooy had zijn departement van defensie in den steek gelaten om op de Haagsche ijsclub zijn schaatsen te probeeren. dag noteerden luiden: le klas A: De Vries terdam), teekenaars (Dordrecht). Vrouwen personeel voor huiselijke diensten. hij. „Wie is dat?” Hij beduidde Vanfrey, met een beweging van zijn schouder in diens richting, zonder op mij te letten. Vanfrey keek vragend het meisje aan en vroeg op zijn beurt: „Mag ik vragen wie dat is?” Zij monsterde de twee en lachte, T Kwam mij voor, dat zij T aardig vond, dat wij, na haar waarschuwing, aldus in T nauw waren gebracht, en het hinderde mij, dezen leelij- ken karaktertrek bij haar op te merken. „Antwoord, Meriel, wie is dat?” vroeg de kerel weer op ruwen toon. ,,’k Weet het niet,” zei ze, met een be daardheid, die ik wel begreep dat olie in het vuur gooide. „We hebben Ajax bewon derd; deze heer zegt...” ,,’t Kan me geen drommel schelen wat hij zegt; ’k wil weten wie hij is. Wie ben je?” vroeg hij op barschen toon, naar Vanfrey toetredend; „een schooier?” Ik zag, niet zonder angst, dat Vanfrey hoe langer hoe vriendelijker werd, want ik her innerde mij van onzen schooltijd, dat deze leek hij een gevaarlijke tegenpartij. Op dat bedaardheid ruzie voorspelde. „En de klei— en „houdt je er ook van?” „Neen, in ’t geheel niet,” antwoordde ik. „Ik dring mij nooit in iemands gunst op door te beweren in alles hun smaak te dee- len. Paarden zijn gevaarlijke dieren!” voeg de ik er bij, waarop zij hartelijk lachte. „Ik ben dol op paarden!” verzekerde ze gulhartig. Ajax is een prachtdier; wil je ’m eens zien? Maar ik vergeet heelemaal, dat jelui hier niet langer moeten blijven; je hadt al een uur geleden weg hoeten zijn.” „Uit vrees voor mr. Horley?” vroeg Van frey lachend. „Ja.” „Laat me eerst Ajax bewonderen, en mis schien mr. Horley op den koop toe.” Zij glimlachte weer, maar ’t kwam mij voor, dat zij Vanfrey voor den gek hield. „Als je wilt; maar weet wèl wat je doet.” „Zeker.” ,,’k Wed,” zei ik brommig, „dat het paard zoo vroeg in den morgen liever met rust wordt gelaten.” Alles wat ik zei werkte op haar lachspie ren, en vroolijk trippelde zij voor ons uit naar den stal, die op eenigen afstand van de schuur stond. Terwijl Vanfrey het paard bewonderde, dat mij toescheen een ondeu gend wild dier Te zijn, dat de ooren in den nek wierp en zenuwachtig stampte, zag ik dat het meisje opeens verrast opkeek en dat die eigenaardige lach weer om haar mond speelde. „Ben jij daar, Horley!” riep ze uit. „Goeie morgen!” Ómziende zagen wij aan den ingang den man staan die haar gegroet had. Hij was nog jong ongeveer van denzelfden leef tijd als Vanfrey en leek op een herber gier en hotelhouder. Er was iets fatterigs in zijn kleeding, vooral in het gekleurde vest en den glanzenden hoed. Hij zou een knappe man geweest zijn, als zijn zwarte wenk- waarvoor je zoo vriendelijk gezorgd hebt”. Zij knikte en scheen door deze woorden iets beter gestemd. „Jelui waren zeker erg moe”, vervolgde zij vriendelijk, „natuurlijk, daarom zijn jelui niet eerder wakker geworden; het is bijna half acht. Ik ga een uurtje op Ajax rijden, eer de anderen beneden komen; T is zulk mooi weer”. Er lag iets aantrekkelijks in haar onge kunstelde vriendelijkheid. „Ik benijd je”, zei Vanfrey; alsof hij haar afkeurenden blik bij het binnenkomen niet eens had opgemerkt. „Ik wou dat ik mee' kon gaan paardrijden.” „Doe je ’t graag?” Zij keek hem vragend aan. „Ik doe niets liever.” „Vraag liever of ik de duivel ben;” het Wat heb je uitgevoerd?” vroeg T meisje lachende gelaat van Meriel bracht hem tot ,,Wou je geestigheden verkoo- en 458. Wij zijn allemaal veel te groot, zuchtte Pim. Die vervelende mensch zal ons vast en zeker zien. O, o, o, huilde Puk en Gladys huilde maar igauw met haar mee. Te groot, veel te groot zijn we, bromde John. Ach, was ons vriendje Widewik toch maar hier, zuchtte Pim! En opeens daar stond Widewik voor hen! Hij groette vroolijk. Hier ben ik, hier ben ik! riep hij luid. „Zij heette Meriel,” zei Vanfrey. „Haar doopnaam, ja, als zoo’n jonge bar baar ooit gedoopt is; haar van is zeker we doch ik geloof eigenlijk, dat het van spijt was, want zij zei op uittartenden toon: ,,’t Was gelukkig voor jou dat Horley geroepen werd. Je hebt gehoord, wat hij zei; ik zou je raden je niet weer dicht bij het huis te wagen; maar je zult wel oppassen „Wil ik op hem wachten?” vroeg Vanfrey lachend. „Hij zal niet gauw terug komen; ik weet, dat hij met mijn oom en met mr. Trakes iets bijzonders te verhandelen heeft. Hij is daar voor naar Merriton geweest; ik zou maar liever heengaan”. „Dat vind ik ook,” beaamde ik gul. „Kun je ons den weg naar Cold Ridge Hoeve wij zen?” „Ga je daar heen? Naar miss Elisabeth? T Is hier geen vijf minuten vandaan; ik zal je op weg helpen.” Zij ging ons voor en ik volgde met vlugge schreden; een paar minuten later, bij een pad over de hei gekomen, nam zij afscheid 460. Nu waren ze veilig. Zoo klein als ze nu waren, zou niemand hen kunnen zien. De mensch kon kijken waar hij wouSnel liepen ze voort over de akkers en weiden en eindelijk kwamen ze aan huis. Ze dachten er niet eens aan, dat ze niet de gewone konijnen waren, tot Widewik zei: Moeten jullie nu eerst niet weer grooter gemaakt w’orden? Nee, nee, riepen ze alle vier, vader en moeder moeten ons zóó zien als we nu zijn. Toen sloeg Widewik met zijn staf op de deur. 457. Laten we maar verder gaan, anders komen we nooit thuis, stelde vrouw Haas na een oogenblik voor. Maar laten we heel voorzichtig zijn, kinderen, want het is jacht tijd voor de menschen en dat is voor ons de verschrikkelijkste tijd van ’t heele jaar. Toen gingen ze met hun vijven weer op weg. Vooral voor vrouw Haas, die zooveel groo ter was dan de konijntjes, was de tocht ge vaarlijk. Ze maakte zich zoo klein mogelijk. Gevraagd personeel. 1 behanger (Enschede), 1 carrosseriebou wer (Heerlen), 1 drukker (Dordrecht), electriciens (Tilburg), graveurs (Bre^a, Deventer), 1 horlogemaker (’s Gravenha- ge), kappers (Enschede), kleermakers Geopend: alle werkdagen van 10^—12 en van 2-4 uur. Maandags, Dinsdags en Vrijdags bovendien van 58 uur ’s avonds. Zaterdags I van 10—12 uur. Prins Leopold en Prinses Astrid van België zijn in Indië gearriveerd en hebben aldaar een aanvang gemaakt met hun studiereis. oogenblik althans zag hij er strijdlustig uit, „Ja, ik ben een schooier; en wie ben jij? want zijn gezicht was rood van het harde De tuinman?” rijden en hij sperde de neusgaten, terwijl I „C- - hij beurtelings Vanfrey en het meisje aan- -..Tl dat Vanfrey, hem beet nam met zijn over- Na zijn korte begroeting sprak hij geen dreven kalmte. woord meer, maar bleef aan de deur staan. eindelijk, om de gedwongen stilte te verbre-bezinning, ken. ,,’k Heb gereden als de duivel!” snauwde „De tuinman? Ik Hij was niet gevat genoeg om te begrijpen geven, kunnen wij ons echter best indenken, temeer daar nu Vrijdag de leden ondanks het ijs wel aanwezig zullen zijn, om aan het dammen de voorkeur te geven. Het is, nl. weer zoover dat een treffen zal plaats heb ben met Leeuwarden. 27 spelers van beide clubs komen dan tegen elkaar uit, om te strijden voor de Zilveren lauwerkrans die voor deze match is uitgeloofd. Deze krans wordt eigendom van die club welke haar 3 maal achter elkaar of 5 maal in T geheel weet te winnen. De eerste maal heeft Leeu warden er beslag op weten te leggen. Zal het thans onze club worden? Wij weten het niet. Wanneer echter alle spelers hun beste beentje voor zetten, dan heeft ze o. i. wel eenige kans, daar de bezetting der borden iets sterker lijkt als vorig seizoen, terwijl Leeuwarden eenige beste krachten mist. Wij zullen afwachten, doch hopen volgende week een gunstig verslag te kunnen plaat sen. Leden Sneeker Damclub, houd je taai. (Terneuzen), loodgieters (Helder), machi- De uitslagen der competitie die wij Vrij- nisten (Amersfoort), smeden (Helder, Rot- won van Blok, door een eenvoudige, doch een weinig verrassende damslag. Ie klas B: De Boer won van U. de Wit, op gelukkige wijze, daar l.g. in T eindspel gewonnen staande, dat zeer zwak behandelde, en de winst, in elk geval de remise hem nog ont ging. H. Doevendans strijdende tegen z’n naamgenoot Tj. Doevendans, zag z’n partner door een 5 om 3 afruil met dam, na eenige zetten de 2 puntjes in de wacht sleepen, waarmee hij o.i. de kans op groeps- kampioen verspeelde. In de 2e klas won Landstra van Th Doe vendans, B. de Jong van H. Reiker, Hui zinga van v. d. Wal, terwijl H. Hoekstra verloor tegen Jonkmans. 3e klas. Hoogstra—Visser 2—0; Jorrit- sma—Hielkema 2—0; Oswald—Batstra 0-—2; v. d. Zee—Wip 0—2; L. Nauta— Oswald 02 en BatstraHoogstra 20. ,,’k Heb wel eens iemand om minder af geranseld. „En ik heb om minder dan dat een man vermoord.” Ik weet niet of Vanfrey’s bekentenis hee lemaal juist was. Hij had in vreemde landen gereisd en zijn leven menigmaal moeten ver dedigen, maar ’k ben bijna zeker dat hi nooit bloed vergoten heeft om een driftig gesproken woord; hoe T ook zij, zijn bewe ring klonk waar, en zijn tegenpartij, ver bluft, deed ’n stap terug; ’t bleek echter dat deze beweging slechts een begin was van wat volgen zou en Vanfrey zag het ook, want, alhoewel hij tegen den muur bleef leunen, was hij toch op zijn hoede. T Meisje was dat ook en scheen pleizier in het geval te hebben. Ik was de eenige, die als toeschouwer bedacht wat het einde van een worsteling zou zijn in dat kleine l bestek, en of T wellicht veiliger zou wezen om mij achter de hoeven van het vurige paard te wagen, dan te blijven waar ik was. van ons. Opeens klonk op eenigen afstand een „Ik ben blij, dat we weg zijn!” was mijn flauw geroep: „Horley! Horley!” teerste woord tegen Vanfrey, die teleur- „Oom Roger roept je,” waarschuwde het gesteld scheen, omdat het niet op een vecht- meisje. partij was uitgedraaid: „Ik heb een hekel Horley, die op het punt stond Vanfrey aan aan dat ruwe volk; de tijd van amazonen te vallen, bromde een vloek. „Mr. Trethe-jen kampvechters is voorbij.” way! ik moet gaan! Zorg dat die kerel weg- J gaat, Meriel, of ik breek hem zijn ribben; als ik hem weer tegen het lijf loop, dan....” Hij liep heen zonder den volzin te vol-Tretheway; voor mijn part hoop ik dat eindigen, die al duidelijk genoeg zijn be-haar nooit weer zullen zien!” riei siaakie Wordt vervolgd. verlichting, Ik was op Vanfrey’s aandringen tegen wil en dank begonnen te eten. „Ik wou dat onze gastvrouw nog eens verscheen”, begon hij weer; „zij moet een dappere meid wezen, om twee schooiers zoo goed te behandelen als zij ons deed”. „Ik ben nog nooit voor een schooier uit gescholden”, bromde ik; „zij heeft haar best gedaan, maar haar ontvangst had wat meer verfijnd kunnen zijn”. „Kan je haar niet vergeven dat ze je klein noemde?” „Ze dacht toch ook niet dat jij tegen Horley opgewassen zou zijn”. „Dat ben ik misschien ook niet; maar ’k wou dat zij kwam”. Zijn wenseh werd een paar minuten later vervuld, want terwijl wij nog met ons ont bijt bezig waren, werd de klink van de deur opgelicht en stond zij aan de ingang. Zij had zeker niet gedacht ons daar nog te vinden want zij fronste de wenkbrauwen. „Goeden morgen!” zei Vanfrey naar haar toe gaande. Haar uiterlijk, alhoewel niet verfijnd, was toch mooi; haar frissche, gezonde kleur stond goed bij het donkere haar, waarop zij nu een eenvoudigen ronden hoed droeg; zooals zij daar voor ons stond, gekleed om te gaan rijden, met rijlaarzen aan, leek zij op een jeugdige Artemis. „Ik dacht dat jullie weg zouden zijn”, zei ze eenigszins knorrig. „Is T al zoo laat?” vroeg Vanfrey; „wij' hebben juist het lekkere ontbijt genuttigd, brauwen niet bijna saamgegroeid waren en zijn massieve onderkaak niet een groote mate van koppigheid en domheid had uit gedrukt. Hij was buitengewoon groot en breed, zeker een half hoofd langer dan Van frey. Zooals hij daar aan den ingang van de deur stond, met de rijzweep in de hand, te W F Uk?,». i i TV’ Dl !SSJ» 11 n 1 Vi r ju* j s - T W >z Rj*

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1929 | | pagina 4