OE MOORDENDE STRAAL
F i
11
i
Avonturen van f*IM on t*UK.
1
FEUILLETON.
.jmSI
K
Hi
s w
MÏ/f
Hoi
F.
Sè.
I
No
I
Ml
4-W
O
I
DIN!
S
-
zeide
kerel”,
In de seconde die nu volgde, had ik zoo
druk je tegen den muur.'
„SAPPE R”.
Zij kunnen met zijn twaalven geweest
17.
Zoo snel als hij kon rende hij
Wordt vervolgd.
J.
I
577. De agenten zochten voort enze
vonden heel wat. De rijksdaalders zaten in
alle hoekjes en gaatjes van de kamer. Als
de lange zijn drooglatjes tegen een voet
bankje stootte, rinkelde er zilver en als de
dikke onder de tafel keek zag hij zilver.
De beide agenten waren vreeselijk boos.
Had die ouwe duitendief hen zoo maar voor
de grap uit hun drukken dienst gehaald’3
van. i
alhie
Heel
b;
voor
scho<
de u
ming
gaat
neel
Luxe
door
D(
18 k
komi
gege
SI
in d(
men
taal
den
D(
Nijm
dan
was
op d
O|
zetel
de 1
verst
D<
Vos
gebr
merl
de t
voor
H;
bij
parti
H.
jaar
den
voor
en 1.
lid, -
verw
Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch door
Jhr. R. H. G. NAHUYS.
het slachtoffer geworden,
Drummond ijzig.
„Bij Jupiter! Hugh, dat was een
i]
„Misschien vinden zij dat je te veel weet; mond hadden hooren kraken, toen wij in de
hal waren blijven staan.
Ik keek naar Drummond; zijn hand voelde
naar de spagnolet van het venster. Zij knap
te even onder het oplichten, en weer dook
hij onhoorbaar weg. De trap kraakte ten
tweeden male, en nog eens, daarna meende
ik te hooren dat de menschen buiten de deur
stonden te fluisteren. Zoo luid dat het mij
bijna buiten mijn zinnen bracht, wierp
Drummond het luik open, en het gefluister
hield op.
„Houd je gereed er uit te springen, zoo-
dra ik het woord spreek,” mompelde Drum
mond, „en loop weg zoo hard ge kunt. Zij
zijn ongeveer met zijn twaalven.”
Hij was tot onder den rand van het kozijn
weggedoken, vlak naast hem kon ik de ge
daante van Toby Sinclair flauw onderschei
den. En toen begon het fluisteren opnieuw;
mannen traden de kamer binnen. Iemand
Kampioene 1929 A. de JongZondervan,
Quick Huizum. 1.30 M.; 2. J. Nauta, Tijnje
te Tijnje, 1.25 M.; 3. E. Donath, Quick Hui
zum, 1.25 M.
Speerwerpen Dames. Kampioene
1929 J. Mulder, Sparta Dronrijp, 28.83 M.
2. E. Buis, Brinio Leeuwarden, 22.32 M.
3. S. Schoonhoven, 20.83 M.
Günther’s schitterende overwinning.
Wat velen gehoopt hebben, doch ook velen
toch nauwelijks durfden gelooven, is een
feit geworden: De Nederlandsche skiffeur-
kampioen, Bertus Günther van de Amster-
damsche Roei- en Zeilvereeniging De Am
stel, heeft te Henley in Engeland de Dia
mond Sculls gewonnen.
De beteekenis van deze overwinning kan
en dat goedje spatte op zijn gezicht, je
kunt het litteeken zien”.
Het was zoo. Midden op de rechterwang
zat een helrood vlekje, en het was zicht
baar, hoe zich daarop opengebarsten blaas
jes gevormd hadden, En dezelfde vreemde,
zoetachtige lucht hing zwaar in de kamer.
Aan iedere hand droeg de man een witten
handschoen van dezelfde soort^als die, wel-
1
den, en dat was waarschijnlijk de
HET EEUWFEEST DER GRENADIERS EN JAGERS.
Op de brug voor het Kurhaus te Scheveningen werd een groote militaire taptoe
gehouden, waarvoor enorme belangstelling bestond. De geheele boulevard
stond zwart van de menschen.
Er werd gezeild onder het reglement van
den N. N. W. B.
niet hoog genoeg geschat worden. Het is de
grootste triumf welke binnen het bereik van
een roeier ligt. Daarbij is de strijd van jaar
tot jaar zwaarder geworden, omdat èn door
de verbeterde techniek èn ook wel door de
perfectionneering van het materiaal, maar
bovenal door de grootere concurrentie het
zooveel moeilijker is thans den begeerden
prijs te veroveren. De Nederlander Ooms
won in 1897 resp. van V. Nickalls, Mc. Hen
ry en Boyd, telkens met grooten voorsprong;
de Nederlander Eyken overwon achtereen
volgens Salier, Gollan en Beresford Jr. in
1920 en Günther’s weg naar de overwinning
ging via Hart, Lee, Tiverton en Wright.
Vergelijkingen zijn buitengewoon moeilijk,
doch aan een verklaring van een man als
Nickalls, dat het nu zooveel moeilijker is te
winnen, moet wel bijzondere waarde toe
gekend worden. Scullers als Hart en Lee
hebben trouwens een bijzondere reputatie in
Engeland en de wijze waarop zij geëlimi
neerd werden toont aan dat er een klasse
verschil was tusschen hen en onzen landge
noot. En Wright is een sculler van de aller
eerste klasse; de beteekenis van Günther’s
overwinning wordt te grooter, nu deze in
laatste instantie behaald werd op den groo
ten Wright. Sedert het amateurisme van
Pearce en van Meyers, de matadoren van ’t
Olympisch tournooi, aanvechtbaar gewor
den is, is het niet denkbaar dat er ’n andere
sculler op de wereld is die Günther deze
overwinning afhandig had kunnen maken,
nu gebleken is dat Wright daartoe niet in
staat is.
578. Meneer, zei de dikke, terwijl hij den
vrek doordringend aankeek, u hebt
hoogst onverantwoordelijk gehandeld. U
hebt een ander van diefstal beschuldigd.
Dat is geen gekheid. U hebt voor den com
missaris een valsche verklaring afgelegd.
Dat is heelemaal geen gekheid, om de drom
mel niet. Ik zie mij genoodzaakt u in te reke
nen meneer, dadelijksubietop staan-
den voet. Gelieve mij maar te volgen, zonder
praatjes sivoeplè.
„En tenzij ik mij sterk vergis,” fluisterde stiet een ruwen vloek uit, toen hij tegen een
hij, „zijn zij juist aangekomen. Blijf dicht bij stoel liep, en in dat oogenblik sprak Drum-
kranig mij, Stockton; aan deze dingen ben je nog mond het woord uit: „Spring”.
schot”, merkte Toby op. „Je trof het spuitje i vreemd. Toby, blijf jij bij het venster, en j L. 2-2. JL -- -
pn Hat ornpdio cr>n+fo i„ druk je tegen den muur.” 1 goed als hem gehoorzaamd, want mijn been
Een half hoorbaar „goed” klonk uit de lag reeds over het kozijn. En toen hoorde ik
duisternis en ik voelde hoe ik ergens heen- hoe hij in de kamer als ’n wanhopige vocht,
geleid werd. Eén maal trok de leidende hand Hij dekte onzen terugtocht, iets wat geen
mij naar rechts, en ik voelde dat wij op het man kon dulden.
kantje af een stoel gemist hadden. Toen 7"
voelde ik een muur tegen mijn rug, en een zijn; ik weet, dat er drie op mij aanvielen.
gen onbetaalbaar, oude vriend van mijn
jeugd. Het spijt mij, Mac” de detective
verslond hem met woedende blikken
„doch mijn wijze van spreken heb ik over
genomen van een heerschap, met wien ik
vroeger in den avond heb staan kouten.”
„Ik heb u in „De Drie Koeien” niet her
kend, kapitein Drummond,” zeide McIver
onheilspellend.
„Ik u evenmin,” gaf Drummond toe. „An
ders zouden wij samen een spatje gedron
ken hebben.”
„Doch ik acht mij verplicht u te zeggen
dat gij de hand in een zaak van den hoog-
sten ernst gestoken hebt. Van het gedrag
van mijnheer Stockton zal ik hem later re
kenschap vragen.” Weer keek hij mij met
verdachte blikken aan. „Op het oogenblik
evenwel verlang ik niets anders te weten
dan hoe deze man stierf.”
Drummond knikte en werd ernstig.
„Dat is billijk, McIver. Wij waren in de
aangrenzende kamer wij alle drie
Lieve hemel! Wat zou er van het rattenge
zicht geworden zijn? Een klein kereltje, weet
ge, dat ze in die kamer opgehangen heb
ben
„Wat!” bulderde McIver, en weg was hij,
de gang in. Wij volgden vlak achter hem,
doch om als verstomd bij de deur te blijven
staan. Het licht brandde nog; het touw lag
nog op het vloerkleed, doch van den man
dien wij van de zoldering afgesneden had
den, was geen spoor te ontdekken. Hij was
spoorloos verdwenen.
„Wel verdraaid,” bromde Drummond.
„Daar is een hanengevecht niets bij. Ik zou
het voor geen duizend pond hebben willen
missen. Pas op! Kom niet te dicht bij die
plek op den grond. Dat is iets van het sap.”
Hij keek de kamer in het rond en stak
vervolgens een sigaret op.
kamer plotseling opflikkerden, deinsde ik
achteruit.
„Kom binnen, man, kom binnen”, zeide
Drummond. „Blijf nooit op die manier op
een gang staan. Ha!”
Ik hoorde hem zijn adem inhouden, toen
zijn zaklantaarn hetgeen daar op den grond
lag bescheen. Het was de man dien wij
dien morgen bij Hatchett gezien hadden,
de man, die in „De Drie Koeien” vlak ach
ter hem gestaan had, en hij leefde niet meer.
Dezelfde akelige verwringing, en stijfheid
was zichtbaar: de oorzaak van zijn dood
liet aan duidelijkheid niet te wenschen over.
„Raak hem niet aan, wat ik je bidden
mag”, riep ik uit, toen Drummond zich
bukte. „Het is dezelfde doodsoorzaak als
wij gisterenavond bijwoonden”.
„En het scheelde een haar of jij waart
Drummond kalm. „De geheele zaak was een had geen geluid vernomen, en staaltjes van
valstrik, zooals ik reeds dacht. Ze schijnen zijn zeldzaam fijn gehoor had ik nog niet
het met alle geweld op je gemunt te hebben,bijgewoond. Voor mij leek in het huis een
Stockton”. doodsche stilte te heerschen; het eenige
„Maar waarom?” vroeg F
„Wat heb ik er mede te maken?”
Hij haalde zijn schouders op.
lichtstralen aan het andere einde van de dat Gaunt je ’t een en ander "verteld'heeft.”
„Doch waarom hebben zij dat armzalige
kereltje in de andere kamer dan opgehan
gen?” vroeg Toby.
„Vraag dat aan een ander,” antwoordde
Drummond. „Misschien hebben zij ontdekt
dat wij hem ontdekt hebben, en hingen zij
hem op tot straf voor verraad; misschien
hebben zij ons in onze pogingen hem weer
bij te brengen, eenigen tijd hier willen hou
den. En nu is de vraag: wie hing hem op?
De inzittenden van den auto die ons volgde,
kunnen het niet geweest zijn, want wij wa
len eerder hier dan zij, en hij hing reeds
vóór Toby hier kwam. Dat bewijst dus dat
hier reeds menschen waren, en de inzitten
den van dien auto moeten nog komen.”
Eensklaps doofde hij zijn lantaarn, en
voelde ik zijn hand waarschuwend op mijn
arm.
Te Rotterdam is Zaterdag in de Delfshavensche Schie de 3 K.M. zwemwedstrijd
(nationaal) gehouden om de „Miss Blanche Beker”. Mej. M. Braun
(O. D. Z.) winster afd. dames.
aTZki trÏAïT» 4»-
Zeilwedstrijd Oostergoo.
De uitslag van de wedstrijden Zaterdag
en Zondag gehouden is als volgt:
Zaterdag. Groepwedstrijd Groningen-
Friesland in de 7.10 M. klasse 1: De
Friezen.
Zondag: klasse 1. Kiel- en midden-
zwaardjachten, lengte tot en met 7.10 M.:
Ie S. J. Wiersma met „Stormvogel” te
Leeuwarden, 2e W. Geveke met „Meeuw”
te Leeuwarden, 3e H. Ibelings met Corinja
te Groningen, 4e A. van Gooi met „Corrie”
te Hommerts.
In deze klasse is een wisselprijs (zilveren
beker) aangeboden door den heer J. D.
Dresselhuys Jr. te Leeuwarden. Deze prijs
moet driemaal gewonnen worden om eigen
dom van den winnaar te worden. In 1928
was de heer W. B. v. d. Meer te Leeuwarden
met „Li” de gelukkige.
Klasse 2. Regenboogjachten. Ie D. Op
penhuizen met „Windekind”, 2e M. Hen
driks met „Swalker”, beiden te Sneek.
Een zilveren beker, aangeboden door het
bestuur van de Leeuwarder Watersport-
Tentoonstelling 1929, is in deze klasse de
wisselprijs, welke 2 maal gewonnen moet
worden.
Klasse 3a. Vrijbuiters (Race-klasse). Ie
J. Kuipers te Sneek; 2e L. J. Veen met Fram
te Hilversum.
De heer Veen was in 1928 winnaar van
den wisselbeker aangeboden door den heer
P. Bokma te Leeuwarden. De beker moet
3 maal gewonnen worden.
Klasse 3b. Vrijbuiters (Toerklasse), In-
vitatie-klasse. Ie Ir. G. J. A. Nieveen met
„Snip” te Sneek; 2e E. W. de Jong met
„Betsy” te Akkrum; 3e L. van der Werf
met „Kievit” te Sneek; 4e H. J. Dijkstra met
„Wetterfügel” te Akkrum.
Klasse 4. Invitatie-klasse, leden van K. Z.
„Oostergoo”. Ie Joh. Vermeulen met „Jolly
Joker” te Leeuwarden; 2e R. W. Kijlstra met
„Corlei” te Leeuwarden.
Klasse 5. Tjotters, niet grooter dan 4.70
bij 1.70 M. Ie P. v. d. Meulen met „Wald-
düvel” te Veenwouden; 2e P. Huizenga met
„Swealtsje” te Akkrum; 3e D. Visser met
„Kabeljauw” te Leeuwarden; 4e K. Hoog-
hiemster met „Mian” te Akkrum.
Klasse 6. Schouwen, niet grooter dan
4.75 bij 1.42 M. Ie R. G. Zwolle met
„Swealtsje” te Langweer; 2e B. Grasso met
T,Wetterrot” te Akkrum; 3e L. Alkema met
„Wetterwulp” te Akkrum; 4e A. Oosterbaan
met „De Poel te Akkrum.
In deze klasse is door de gemeente Idaar-
deradeel een wisselbeker aangeboden, welke
3 maal gewonnen moet worden. In 1928
was winnaar de heer R. G. Zwolle.
Klasse 7. Visschersbooten. Ie A. van Hui
zen; 2e Pieter Sjoerdsma, beiden te Grouw.
Klasse 8. B.M. klasse. Ie H. Molenaar
met „Nova” te Sneek; 2e J. R. de Jong met
„Swealtsje” te Sijbrandaburen; 3e W Rie-
mersma met „Thetis” te Irnsum. 4e L. v.
d. Weij en J. Olij met „Violet” te Sneek.
Klasse 9. Schouwen, niet grooter dan 5
bij 1.38 M„ zonder boeisels, getuigd met
sprietzeil, maximum leeftijd bemanning 16
jaar. Ie H. van Slooten met „Speedy” te
Harlingen; 2e Pier de Groot met „Swealts-
het met alle geweld op je gemunt te hebben, bijgewoond. Voor mij leek in het huis
ik verstoord. i hoorbare geluid was het bonzen van mijn
n” eigen hart. En toen kraakte dezelfde trede,
I die wij bij het naar boven gaan van Drum-
flauw schijnsel door het luik bewees mij, i Terwijl wij in het duister vochten, werden
dat het venster vlak bij was. Het was ge- 1 -:i.
ken wij den vorigen avond gevonden had- I sloten en ik onderscheidde flauw de om-
den, en dat was waarschijnlijk de witte trekken van het hoofd van Drummond, toen
schijf geweest, die ik achter het spuitje hij door de reet gluurde.
meende gezien te hebben. i Wat was de oorzaak geweest van dit
„Het spel is dus aan den gang”, zeide plotselinge handelen, vroeg ik mij af? Ik
Over de wedstrijd deelde dr. Marres, die
Günther oefende, nog mede dat bij de voor
oefeningen gebleken was dat Günther de
halve baan kon afleggen in 3.53, terwijl het
record op de heele baan op Kelly’s naam
stond met 8.10. Deze mooie tijd van Gün
ther werd geheim gehouden omdat wel ver
moed werd dat de Canadees Wright Gün
ther zou onderschatten. Wright’s taktiek is
in het eind snel te spurten en daarin is nie
mand hem de baas, zoodat Günther in het
eerste deel van de race moest trachten een
paar lengten voor te komen. Dat gelukte
hem dan ook, op de eerste helft-van de baan
was hij 2 lengten voor en zoo blijft het tot
de laatste kwartmijl Dan vertelt dr. Mar
res: Iedereen weet, nu gaat ’t komen. En
jawel, voor we er goed en wel op bedacht
zijn, zien wij Wright met een ongelooflijke
snelheid op Günther inloopen. In een oor-
verdoovend gejuich zoowel voor Gunther
als voor Wright, gaan beide scullers de
laatste 100 M. in. Günther ligt nog een
kleine lengte voor. Wright slaat veel hooger
dan Günther. Günther blijft zijn vorm goed
houden, klemt de tanden óp elkaar en geeft
alles. Het moet het kan niet, dat hij nu
nog op de laatste 25 meter gaat geslagen
worden. Beide scullers zien bleek, beiden
met verwrongen gezichten. Het is nu een
quaestie van energie, van willen tot het
uiterste. Beiden willen niet verliezen! En
steeds wordt de voorsprong van Günther
kleiner en kleiner en gereduceerd tot enkele
meters. Nog is de vlag aan de finish nidt
gevallen, nog roeien ze, nog loopt Wright
in. Nu weten wij niet meer wie voor is. Zou
hij geslagen zijn op de laatste paar meter?
Beiden laten loopen, beiden zakken in
elkaar niemand weet wie het eerst de
eindstreep gepasseerd is.
En ik roep naar de finish: „Wie heeft ge
wonnen?”
„No. 2” is het antwoord, „met drie voet”.
Ik behoef u niet te beschrijven, wat er aan
vij< Hollander! omging - ik
te Grouw. zo“het °°k "'et ^"nen
Wnght huilde als een kind.
N. Rt. Ct.
Motorwedstrijden T. T. races.
De internationale motorwedstrijden op ’t
Drentsche circuit gehouden hebben de En-
gelschen in alle klassen gewonnen. De En-
gelsche Motosacoche-rijder Hendley was
zeer onfortuinlijk toen hij vlak voor het
eindpunt strandde, omdat zijn motor, nadat
deze met benzine was gevuld, niet wilde
aanslaan. Hij raakte daardoor zoo ont
stemd, dat hij zijn machine in de sloot
gooide!
zoo snel ais nij kon rende hij naar
de gang, op de hielen gevolgd door Toby
en mij. De deur van de aangrenzende kamer
was op slot, doch bood slechts aan één
schot van Drummond weerstand. En toen
trachtten wij de eerste oogenblikken de
duisternis met onze oogen te doorboren
ten minste ik. De beide anderen niet; im
mers, al doende, leert men. Ik hoorde hen
volstrekt niet; ik wist zelfs niet dat zij van
mijn zijde geweken waren, en toen twee
kantje af een stoel gemist hadden. Toen
stoelen omgegooid, en steeds dacht ik aan
de vloeistof op den grond en aan het aan
gezicht van den dooden man en aan hetgeen
er gebeuren zou, indien wij daarmede in
aanraking kwamen. En als het antwoord
op deze gedachten klonk de stem van Drum
mond:
„Een der uwen ligt hier machteloos,” zei
hij. „In deze kamer ligt een man die stierf,
gij weet hoe. Tenzij mijn beide andere
vrienden dadelijk vrij van hier mogen gaan,
druk ik de hand van den man die ik vast
houd tegen de wang van den doode. En dat
beteekent den dood voor hem.”
„Wie heeft daar gesproken?” klonk een
andere stem uit de duisternis.
„Lieve help!” De verrassing van Drum
mond kende geen grenzen. „Zijt gij dat,
McIver?”
„Draai het licht op,” beval de andere
stem boos.
En daar stond mijn gezette, krachtig ge
bouwde vriend uit „De Drie Koeien”.
„Wat beteekent die dwaasheid?” raasde
hij. Hij keek eerst woedend naar Drummond
en vervolgens naar mij. „Waarom vertoont
gij u in dit maskeradepak, mijnheer Stock
ton?” ging hij achterdochtig voort. En toen
vielen zijn oogen op den doode. „Hoe is
dat gebeurd?”
Doch met wijd uitgespreide beenen zat
Drummond in een stoel onbedaarlijk te
lachen.
„Die is goed,” lachte hij. „Om niet te zeg-
r0
o
'o
1
i
L .1
I
Oh i
l